Uw auto heeft een systeem met twee of
drie zones. Wanneer het systeem in de
mono modus staat, worden alle
temperatuurzones gekoppeld aan de zone
aan bestuurderszijde. Wanneer u de mono
modus uitschakelt, kunt u met het twee
zone systeem verschillende temperaturen
instellen voor de bestuurder en passagier.
Bij auto's met een systeem met drie zones,
kunt u een derde temperatuur voor de
achterpassagiers instellen.
Het systeem regelt automatisch de
temperatuur, de hoeveelheid en verdeling
van de lucht en past deze aan afhankelijk
van de rij- en weersomstandigheden. Door
op de AUTO toets te drukken, wordt de
auto modus ingeschakeld.
N.B.: Vermijd het wijzigen van de
instellingen wanneer het in de auto extreem
warm of koud is. Het systeem wordt
automatisch op de actuele omstandigheden
afgestemd. Voor een correcte werking van
het systeem moeten de midden- en
zijroosters volledig geopend zijn.
N.B.: Als het systeem bij lage
buitenluchttemperaturen in de auto modus
staat, wordt de lucht zolang de motor koud
is naar de voorruit en de zijruiten geleid.
N.B.: Voor informatie over de automatische
klimaatregeling in auto's met een
gecombineerd navigatie- en
klimaatregelingssysteem, verwijzen wij naar
de aparte handleiding.
Temperatuur instellen
U kunt de temperatuur tussen 16 ºC en 28
ºC met stappen van 0,5 ºC instellen. In de
stand LO (lager dan 16 ºC) schakelt het
systeem over op continu koelen, in de
stand HI (hoger dan 28 °C) op continu
verwarmen en de temperatuur wordt niet
constant gehouden.
124
Klimaatregeling