U kunt de temperatuur tussen 16ºC
en 28ºC met stappen van of 0,5ºC
instellen. In de stand LO (lager dan
16 ºC) schakelt het systeem
permanent de koeling in, in HI (hoger
dan 28 ºC) permanent de
verwarming en wordt geen stabiele
temperatuur ingesteld.
Mono modus
In de mono modus zijn de
temperatuurinstellingen voor de
bestuurder en de passagier aan
elkaar gekoppeld. Wanneer u de
temperatuur met de draaiknop aan
bestuurderszijde verandert, wordt
dezelfde instelling voor de
passagierszijde doorgevoerd. In de
mono modus verschijnt MONO op
het display.
Mono modus uitschakelen
Selecteer met de draaiknop aan
passagierszijde een temperatuur
voor de passagierszijde. De mono
modus wordt uitgeschakeld en
MONO verdwijnt van het display. De
temperatuur voor de
bestuurderszijde blijft ongewijzigd. U
kunt nu de temperaturen voor de
bestuurderszijde en de
passagierszijde onafhankelijk van
elkaar instellen. De
temperatuurinstellingen voor beide
zijden worden op het display
weergegeven. U kunt een
temperatuurverschil van maximaal 4
ºC instellen.
N.B.:
Wanneer het
temperatuurverschil groter is dan 4
°C, wordt de temperatuur aan de
andere zijde bijgesteld zodat het
verschil 4 °C blijft.
N.B.:
Wanneer u voor een van de
zijden HI of LO kiest, worden beide
zijden in de stand HI of LO gezet.
Mono modus weer
inschakelen
Om de mono modus weer in te
schakelen drukt u op de MONO
toets. MONO verschijnt op het display
en de temperatuur aan
passagierszijde wordt aangepast aan
de temperatuur aan
bestuurderszijde.
125
Klimaatregeling