Uw wagen heeft een systeem met twee
of drie zones. Wanneer het systeem in de
mono modus staat, worden alle
temperatuurzones gekoppeld aan de
zone aan bestuurderszijde. Wanneer u
de mono modus uitschakelt, kunt u met
het twee zone systeem verschillende
temperaturen instellen voor de bestuurder
en passagier. Bij wagens met een
systeem met drie zones, kunt u een
derde temperatuur voor de
achterpassagiers instellen.
Het systeem regelt automatisch de
temperatuur, de hoeveelheid en verdeling
van de lucht en past deze aan afhankelijk
van de rij- en weersomstandigheden.
Door op de AUTO toets te drukken,
wordt de auto modus ingeschakeld.
N.B.:
Vermijd het wijzigen van de
instellingen wanneer het in de auto
extreem warm of koud is. Het systeem
wordt automatisch op de actuele
omstandigheden afgestemd. Voor een
correcte werking van het systeem
moeten de midden- en zijroosters volledig
geopend zijn.
N.B.:
Als het systeem bij lage
buitenluchttemperaturen in de auto
modus staat, wordt de lucht zolang de
motor koud is naar de voorruit en de
zijruiten geleid.
N.B.:
Voor informatie over de
automatische klimaatregeling in wagens
met een gecombineerd navigatie- en
klimaatregelingssysteem, verwijzen wij
naar de aparte handleiding.
Temperatuur instellen
U kunt de temperatuur tussen 16 ºC en
28 ºC met stappen van 0,5 ºC instellen.
In de stand LO (lager dan 16 ºC) schakelt
het systeem over op continu koelen, in
de stand HI (hoger dan 28 °C) op continu
verwarmen en de temperatuur wordt niet
constant gehouden.
Mono modus
In de mono modus zijn de
temperatuurinstellingen voor de
bestuurder en de passagier aan elkaar
gekoppeld. Wanneer u de temperatuur
met de draaiknop aan de bestuurderszijde
verandert, wordt dezelfde temperatuur
voor de passagierszijde overgenomen.
Op het display verschijnt MONO.
Mono modus uitschakelen
Selecteer met de draaiknop aan
passagierszijde een temperatuur voor de
passagierszijde. De mono modus wordt
uitgeschakeld en MONO verdwijnt van
het display. De temperatuur voor de
bestuurderszijde blijft ongewijzigd. U kunt
nu de temperaturen voor de
bestuurderszijde en de passagierszijde
onafhankelijk van elkaar instellen. De
temperaturen verschijnen op het display.
U kunt een verschil van maximaal 4 ºC
instellen.
N.B.:
Wanneer het verschil groter is dan
4°C, wordt de temperatuur aan de andere
zijde bijgesteld zodat het verschil 4°C blijft.
N.B.:
Wanneer u voor één van de zijden
de stand HI of LO selecteert, wordt voor
beide zijden de stand HI of LO
geselecteerd.
Mono modus weer inschakelen
112
Klimaatregeling