ALGEMENE INFORMATIE
OVER RADIOFREQUENTIES
LET OP
De radiofrequentie van de
afstandsbediening kan ook worden
gebruikt door andere zenders met
een klein bereik (bijvoorbeeld
zendamateurs, medische apparatuur,
draadloze hoofdtelefoons,
afstandsbedieningen en alarmsystemen).
Wanneer de frequenties worden
gestoord, kunt u geen gebruik meer
maken van uw afstandsbediening. De
portieren kunt u met de sleutel
vergrendelen en ontgrendelen.
N.B.:
U kunt de portieren ontgrendelen
wanneer u de toetsen op de
afstandsbediening per ongeluk indrukt.
Het bereik tussen uw afstandsbediening
en uw auto is afhankelijk van de
omgeving.
PROGRAMMEREN VAN DE
AFSTANDSBEDIENING
U kunt maximaal acht
afstandsbedieningen voor uw auto
programmeren (inclusief die met uw auto
werd meegeleverd).
Een nieuwe afstandsbediening
programmeren
1. Steek de sleutel in het contactslot.
2.
Draai de sleutel van stand 0 naar II en
vervolgens terug naar 0. Doe dit vier
keer snel achter elkaar (ongeveer één
keer per seconde).
3. Verwijder de sleutel uit het contactslot
en druk op een willekeurige toets op
de afstandsbediening.
4. Steek de sleutel weer in het
contactslot, draai de sleutel naar stand
II en draai de sleutel vervolgens naar
0. Verwijder de sleutel en test de
afstandsbediening om te bevestigen
dat de programmering met succes is
uitgevoerd.
Ontgrendelfunctie opnieuw
programmeren
N.B.:
Wanneer u de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening indrukt, worden alle
portieren ontgrendeld of wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld. Door
opnieuw op de ontgrendeltoets te
drukken worden alle portieren
ontgrendeld.
Houd de vergrendel- en vergrendeltoets
op de afstandsbediening minimaal vier
seconden tegelijkertijd ingedrukt bij
uitgeschakeld contact. De
richtingaanwijzers knipperen tweemaal
om de wijziging te bevestigen.
Herhaal de procedure om de
oorspronkelijke ontgrendelfunctie in te
schakelen.
34
Sleutels en afstandsbediening