Uitvoeringen met een benzinemotor
LET OP
Sluit de kabel niet aan op de
minpool (–) van de ontladen accu.
Zorg ervoor dat de hulpstartkabels
niet met draaiende onderdelen van
de motor in aanraking kunnen komen.
1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide wagens af
en schakel alle stroomverbruikers uit.
3. Verbind de plus (+) pool van auto A
met de plus (+) pool van auto B (kabel
C).
4. Verbind de min (-) pool van auto B met
het motorblok of een motorsteun van
auto A (kabel D), zover mogelijk van
de accu vandaan.
Uitvoeringen met een dieselmotor
LET OP
Sluit de kabel niet aan op de
minpool (–) van de ontladen accu.
Zorg ervoor dat de hulpstartkabels
niet met draaiende onderdelen van
de motor in aanraking kunnen komen.
1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide wagens af
en schakel alle stroomverbruikers uit.
3. Verbind de plus (+) pool van auto A
met de plus (+) pool van auto B (kabel
C).
4. Verbind de min (-) pool van auto B met
de turbocompressor van auto A (kabel
D).
Motor starten
1. Start de motor van auto B en laat deze
met een matig hoog toerental draaien.
2. Start de motor van auto A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
minuten draaien alvorens de kabels los
te koppelen.
LET OP
Schakel de koplampen tijdens het
loskoppelen van de hulpstartkabels
niet in. Door de spanningspiek kunnen
de gloeilampen doorbranden.
Koppel de kabels in omgekeerde volgorde
los.
123
Accu van de auto