Gebruik van het systeem
Het systeem geeft een gele indicator weer
die is aangebracht in de buitenspiegels.
N.B.: Nadat het contact is aangezet
branden beide indicatoren kort ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is.
N.B.: Bij auto's met automatische
transmissie is het systeem alleen actief in
stand S, D en N.
Het systeem is alleen actief vanaf
rijsnelheden van 10 km/u. Het systeem
wordt tijdelijke gedeactiveerd wanneer de
achteruitrijversnelling wordt gekozen.
Systeemregistratie en -
waarschuwingen
Het systeem activeert de waarschuwing
voor auto's die de blinde hoek binnenrijden
vanaf de achterzijde of de zijkant. Voor
auto's die worden ingehaald of auto's die
de blinde hoek vanaf de voorzijde
binnenrijden wordt de waarschuwing
alleen geactiveerd wanneer de auto een
korte periode in de blinde hoek blijft rijden.
N.B.: Voor auto's die snel door de blinde
hoek rijden (meestal minder dan 2
seconden) wordt de waarschuwing niet
geactiveerd.
Het systeem bestaat uit twee
radarsensoren die zijn aangebracht achter
de achterwielen (weggewerkt achter de
bumpers).
LET OP
Breng geen voorwerpen zoals
bumperstickers aan in dit gebied.
Reparaties aan deze gebieden met
behulp van carrosserievulmiddel
hebben een nadelige invloed op de
prestaties van het systeem.
Situaties waarin het naderingsalarm
niet werkt
Het kan voorkomen dat auto's die de
blinde hoek binnenrijden en uitrijden niet
worden geregistreerd.
73
Ruiten en spiegels