De parkeerhulp wordt automatisch
geactiveerd wanneer u bij aangezet
contact de achteruit inschakelt.
U hoort een onderbroken signaal wanneer
de afstand tussen de achterbumper en
een obstakel 180 cm bedraagt of 60 cm
aan de zijkanten. Wanneer de afstand
kleiner wordt, volgen de signalen elkaar
sneller op. Bij een afstand van minder dan
30 cm klinkt een ononderbroken signaal.
N.B.:
Wanneer u drie seconden lang een
hoge pieptoon hoort, duidt dit op een
storing. Het systeem schakelt bij storingen
automatisch uit. Laat deze storing zo
spoedig mogelijk controleren.
GEBRUIK MAKEN VAN DE
PARKEERHULP - AUTO'S
MET PARKEERHULP VOOR
EN ACHTER
N.B.:
Houd de sensoren vrij van vuil, ijs
en sneeuw. Reinig de sensoren niet met
scherpe voorwerpen.
Parkeerhulp in- en
uitschakelen
N.B.:
De parkeerhulp schakelt
automatisch uit wanneer u de motor start
of wanneer de rijsnelheid hoger is dan 16
km/h (10 mph).
N.B.:
Bij uitvoeringen met een
trekhaakmodule die niet door ons is
goedgekeurd, kunnen obstakels niet
correct worden gedetecteerd.
N.B.:
Bij wagens met een afneembare
trekhaakkoppeling worden de sensoren
automatisch uitgeschakeld wanneer een
van de aanhangerlampen (of verlichting)
wordt aangesloten op de 13 pins
stekkerdoos via een door ons
goedgekeurde trekhaakmodule. Bij
wagens zonder een door Ford
goedgekeurde trekhaakmodule, moet u
de parkeerhulp met behulp van de
schakelaar uitschakelen.
N.B.:
De sensoren aan de voor- en
achterzijde worden altijd samen in- of
uitgeschakeld.
N.B.:
Bij uitvoeringen met een
automatische transmissie werkt de
parkeerhulp niet in stand P.
De parkeerhulp is standaard
uitgeschakeld. Druk de schakelaar op het
instrumentenpaneel in of schakel de
achteruit in om de parkeerhulp in te
schakelen.
Wanneer de parkeerhulp is ingeschakeld,
brandt het lampje in de schakelaar.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
functie uit te schakelen.
Manoeuvreren met de
parkeerhulp