Druk een vergrendeltoets eenmaal in.
N.B.:
De passieve sleutel moet zich
binnen het detectiegebied van dat portier
bevinden.
Een lang lichtsignaal van de
richtingaanwijzers geeft aan dat alle
portieren en het kofferdeksel/de
achterklep zijn ontgrendeld en dat de
alarminstallatie is uitgeschakeld.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen
Indien de ontgrendelfunctie opnieuw is
geprogrammeerd zodat alleen het
bestuurdersportier en het kofferdeksel/de
achterklep worden ontgrendeld ( Zie
Programmeren van de
afstandsbediening (bladzijde 31). ), let
dan op het volgende:
Als het bestuurdersportier als eerste
wordt geopend blijven de andere
portieren vergrendeld. Alle andere
portieren kunnen vanuit het interieur
worden ontgrendeld door de
ontgrendeltoets op het
instrumentenpaneel in te drukken. Voor
locatie: Zie Kort overzicht (bladzijde
10). De portieren kunnen afzonderlijk
worden ontgrendeld door vanuit het
interieur de portierkruk van het
betreffende portier uit te trekken.
Als het passagiersportier als eerste wordt
geopend, worden alle portieren en het
kofferdeksel/de achterklep ontgrendeld.
Uitgeschakelde sleutels
In de auto achtergebleven sleutels
worden uitgeschakeld bij het
vergrendelen van de auto.
Een uitgeschakelde sleutel kan niet meer
worden gebruikt voor het aanzetten van
het contact of het starten van de motor.
Om deze passieve sleutels opnieuw te
kunnen gebruiken moeten ze opnieuw
worden geactiveerd.
Ontgrendel de auto met behulp van een
passieve sleutel of de afstandsbediening
om al uw passieve sleutel te activeren.
Bij het aanzetten van het contact of
wanneer de motor met een geldige
sleutel wordt gestart worden alle passieve
sleutels worden geactiveerd.
Portieren met de sleutelbaard
vergrendelen enontgrendelen