LEVEL (weerstandniveau)
Weergeeft weerstand in 32 niveaus in de RPM-afhankelijke training. Aanvullend zullen ook de pro elen van programma‘s weergegeven
worden.
5.2.1 Opmerkingen over de individuele functies
A) Einde van uw training of een pauze
De computer zal een einde van uw training of een pauze herkennen bij 15 RPM/min of minder. Eventueel zullen de gemiddelde waardes
voor RPM, snelheid, watt en hartslag weergegeven worden. Op de display zal een teken voor gemiddelde waardes verschijnen. Daarna
zal TRIP weergegeven worden en de waardes voor afstand, tijd en kcal. De data kan gedurende 4 minuten bekeken worden. Na 4 minuten
zal de computer in standby mode overgaan. U kunt de werking van de computer hervatten door elke willekeurige toets in te drukken.
B) Hartslagmeting
Hartslagmeting met een borstband: De computer is voorzien van een chip, die draadloze hartslagmeting mogelijk maakt in combinatie
met een borstband (5.0 - 5.5 kHz).
Hartslagmeting met contactsensoren: Sluit de hartslagkabel aan in de hartslagmeting stekker (hartslag input) aan de achterzijde
van de computer. Plaats beide handen op de contactsensoren, die zich op de hendels bevinden. Indien u een hand van de
contactsensoren afhaalt, zal het langer kunnen duren om de correcte watt waarde te meten. Hou beide handen op de contactsensoren.
Voor een hartslag-gecontroleerde training kunt u het beste een borstband gebruiken, verkrijgbaar bij uw Finnlo dealer.
WAARSCHUWING: Systemen voor hartslagmeting kunnen onjuiste waardes weergeven. Overmatig trainen kan uw lichaam schaden of de
dood als gevolg hebben. Stop direct met uw training indien u zich zwak of licht in uw hoofd voelt!
C) Aanbrengen van de borstband
13
BELANGRIJK: Zodra u hartslagmeting met de borstband gebruikt, krijgt deze meting voorrang over andere wijzes van hartslagmeting.
Met andere woorden: de weergegeven waardes zullen in dat geval altijd gemeten worden met de borstband.
1 2
3
4
Verbind de zender met het
textiel.
Pas de lengte van het textiel
aan, zodat de borstband
strak is bevestigd. De
borstband dient net onder
de borstspieren geplaatst te
worden.
De twee electroden dienen
bevochtigd te worden.
Controleer een juiste en
comfortabele plaatsing van
de borstband.