KLIMAATREGELING
(KOELING)
Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur is de auto met
airconditioning uitgerust.
Ga als volgt te werk:
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak (helemaal
naar links gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C in vierde
snelheid, wijzer op 4 -.
3) Schuif B: op v
4) Draaiknop luchtverdeling D:
wijzer op
¥; controleer of alle
luchtroosters open zijn.
5) Airconditioning: druk op de
knop C.
Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur, wat vooral nuttig is
als de auto in de zon heeft gestaan,
moeten de portierruiten 2 of 3
minuten geheel geopend worden,
zodat de lucht ververst wordt met
lucht van buitenaf.
Voor een zwakkere koeling: zet de
schuif van de luchtrecirculatie op
¶
,
verhoog de temperatuur en verlaag
de ventilatorsnelheid.
VERWARMING
Schakel voor de verwarming en
ventilatie niet de airconditioning in.
Gebruik hiervoor het normale
verwarmings- en ventilatiesysteem
(zie vorige hoofdstuk).
SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
De airconditioning is zeer nuttig om
het ontwasemen te versnellen,
aangezien de lucht wordt
ontvochtigd.
Zet hiervoor de bedieningsknoppen
op ontwasemen en schakel de
airconditioning in door de knop C in
te drukken.
Voorruit en zijruiten
1) Airconditioning: druk op
de knop C.
2) Draaiknop luchttemperatuur:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid) op koude dagen
of in blauwe vlak (helemaal naar
links gedraaid) op hete dagen.
3) Draaiknop ventilator: wijzer op
maximumsnelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling: wijzer
op -.
5) Luchtrecirculatie uitgeschakeld,
schuif op ¶ .
69