23
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0C0286m
F0C0408m
ALARM UITSCHAKELEN
Druk op de knop
Ë van de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk
van de uitvoering, van de CID.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van bepaalde markten):
❒ de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
❒ u hoort twee korte akoestische signalen (“BIEP’s”);
❒ de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als u de portieren centraal ontgrendelt met de metalen
baard van de sleutel of, afhankelijk van de uitvoering, van de CID, dan
schakelt het alarm niet uit.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
In de plafondverlichting voor bevinden zich de volumetrische sensoren.
Voor de juiste werking van de volumetrische sensoren moeten de
portieren, de zijruiten en het opendak met lamelruiten (Skywindow)
(indien aanwezig) geheel gesloten zijn.
Beveiliging uitschakelen
Indien nodig, als het alarm moet worden ingeschakeld als er personen of
dieren aan boord van de auto zijn, moet de volumetrische beveiliging
worden uitgeschakeld door knop (A) op de plafondverlichting voor in te
drukken.
De uitschakeling is ook nodig wanneer met de afstandsbediening de
hulpverwarming wordt ingeschakeld.
De beveiliging blijft uitgeschakeld totdat de portieren centraal worden
ontgrendeld.