166
VEILIGHEID
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
STARTEN
EN RIJDEN
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage ver-
snelling voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling, het ver-
bruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe.
Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een
gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het is
beter geleidelijk op te trekken en geen maximale toe-
rentallen te gebruiken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15
tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in
de stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofver-
bruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-
wegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen), is
het raadzaam de motor uit te zetten.