160
VEILIGHEID
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
STARTEN
EN RIJDEN
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de handrem aan;
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instru-
mentenpaneel gaan de lampjes
m
en
Y
bran-
den;
❒ wacht tot de lampjes
Y
en
m
gedoofd zijn; hoe
warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijk
nadat het lampje
m
gedoofd is. Als u te lang
wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet
u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u
opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;
als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het
dan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de
Fiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in
stand MAR staan als de motor is uitgezet.
Als het lampje
m
gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langduri-
ger startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u
de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.