257
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGS-
KNOPPEN
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
VAN DE AUTO
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de twee
weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning
moet bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van
de banden:
(A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
(B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.
(C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het
land waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
❒
Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels.
Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.
❒
Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten
of slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt u dan tot de
Fiat-dealer.
F0I0177m