169
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem zeer nauw-
keurig de voorschriften van het
“Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk
aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedu-
rende langere tijd ontbreken van vloei-
stof in een systeem zorgen ervoor dat
de slangen uitdrogen en scheuren, waar-
door het betreffende systeem kan gaan
lekken. Daarom is zorgvuldige controle
noodzakelijk.
❒
banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen geven
aan dat de band verouderd is. Banden
die langer dan zes jaar onder een auto
gemonteerd zijn, moeten dan ook
door een specialist worden gecontro-
leerd. Dit geldt in het bijzonder voor
het reservewiel;
❒
monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒
bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd wor-
den;
❒
om een gelijke slijtage van de banden
op de vooras en de achteras te ver-
krijgen, is het raadzaam de banden om
de 10.000 / 15.000 km van as te ver-
wisselen. Hierbij moeten de banden
aan dezelfde zijde van de auto gemon-
teerd blijven, zodat een omkering van
de draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE
Door een te lage banden-
spanning wordt de band te
heet, waardoor er onherstelbare
inwendige schade aan de band kan
ontstaan.
ATTENTIE
Verwissel de banden niet
kruiselings, waarbij de ban-
den van de rechterzijde aan de lin-
kerzijde en omgekeerd worden
gemonteerd.
ATTENTIE
Voer bij lichtmetalen velgen
geen spuitwerkzaamheden
uit die een temperatuur vereisen
boven 150°C. De mechanische
eigenschappen van de wielen kun-
nen hierdoor in gevaar worden
gebracht.
ATTENTIE