152
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de con-
tactsleutel uit het slot te verwijde-
ren. Als de contactsleutel uit het
contactslot wordt genomen, scha-
kelt automatisch het stuurslot in
waardoor het onmogelijk wordt de
auto te besturen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is aan-
geslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische
kabels en rijd zo gelijkmatig moge-
lijk. Controleer tijdens het slepen of
de sleepkabel geen carrosseriedelen
kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wettelij-
ke voorschriften. Dit geldt zowel
voor het slepen zelf als voor het
gedrag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
fig. 51
F0G0217m
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 51
Ga als volgt te werk:
❒
verwijder de dop A;
❒
neem het sleepoog B uit de zitting in
de gereedschaphouder;
❒
draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.