103
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒
schakel een versnelling in (de 1
e
als de
weg omhoog loopt, de achteruit als
de weg omlaag loopt) en zet de voor-
wielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand
MAR staan omdat hierdoor de accu
ontlaadt en neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de
auto. Neem de sleutels altijd uit het con-
tactslot als u de auto verlaat en neem de
sleutels mee.
HANDREM fig. 1
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u
de hendel omhoog trekken zodat de
auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de
auto geblokkeerd te zijn als de handrem
vier of vijf tanden is aangetrokken. Op
sterke hellingen en bij een beladen auto
moet de handrem negen of tien tanden
worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is,
laat dan de Fiat-dealer de handrem
afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MAR staat, gaat
op het instrumentenpaneel het waar-
schuwingslampje
x
branden.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motor
na een zware rit even “op adem” te
laten komen. Zet de motor niet onmid-
dellijk uit, maar laat hem even stationair
draaien. Hierdoor kan de temperatuur
in de motorruimte dalen.
fig. 1
F0G0037m
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof
en is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.