51
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De verlichting kan op twee manieren
worden uitgeschakeld:
❒
als alle portieren worden gesloten,
wordt de brandduurregeling van drie
minuten uitgeschakeld en gaat de ver-
lichting 10 seconden branden. De
werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de contact-
sleutel in stand MAR wordt gedraaid;
❒
als de portieren worden vergrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het slot van het bestuurders-
portier), dooft de verlichting.
Bij de uitvoeringen Emotion en Dynamic
wordt de interieurverlichting geleidelijk
in- en uitgeschakeld; de interieurverlich-
ting dooft automatisch na 15 minuten na
het uitzetten van de motor.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
fig. 54
De verlichting (indien aanwezig) schakelt
automatisch in of uit als u de achterklep
opent of sluit.
Brandduurregeling van de
interieurverlichting (middelste
stand van het lampenglas)
Er zijn drie brandduurregelingen:
❒
iedere keer als een portier wordt
geopend, gaat de verlichting drie
minuten branden;
❒
als de contactsleutel uit het contact-
slot wordt genomen binnen twee
minuten na het uitzetten van de
motor, gaat de verlichting ongeveer
10 seconden branden;
❒
als de portieren worden ontgrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het slot van het bestuurders-
portier), gaat de verlichting ongeveer
10 seconden branden.
fig. 54
F0G0230m
fig. 53
F0G0032m