32
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Verstellen van de rugleuning
fig. 33
Draai aan de knop B.
Zittingverstelling
(indien aanwezig) fig. 34
Verplaats met de hendel D het achterste
deel van de zitting omhoog of omlaag
voor een betere en comfortabelere zit-
positie.
ZITPLAATSEN
ZITPLAATSEN VOOR
fig. 32
F0G0029m
fig. 33
F0G0030m
fig. 34
F0G0031m
Verstellen in lengterichting fig. 32
Trek de hendel A omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen
zijn en de handen op de stuurwielrand
steunen.
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Laat de hendel los en con-
troleer of de stoel goed
geblokkeerd is door deze naar voren
en naar achteren te schuiven. Als de
stoel niet goed geblokkeerd is, kan
deze onverwachts verschuiven, waar-
door u de controle over de auto kunt
verliezen.
ATTENTIE