35
WEGWIJS IN UW AUTO
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
Als de motoroliedruk onder de nor-
male waarde zakt. Als u de contact-
sleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart.
Als de motor stationair draait, kan
het voorkomen dat het lampje iets
later dooft. Als de motor zwaar belast
is, kan het lampje gaan knipperen als
de motor stationair draait. Het moet
doven zodra u iets gas geeft.
v
Als het lampje gaat
branden tijdens het
rijden, moet de motor
worden uitgezet en dient u zich
tot de Fiat-dealer te wenden.
ASR
(TRACTIEREGELING)
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden.
Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden samen met
het lampje op de knop voor uitscha-
keling van het ASR-systeem als het
systeem is uitgeschakeld.
Het lampje knippert als het systeem
inschakelt, om de bestuurder te waar-
schuwen dat het systeem zich aanpast
aan de grip op het wegdek.
Als het lampje bij ingeschakeld
systeem gaat branden, betekent dit dat
het ASR-systeem defect is. Wendt u
in dat geval zo snel mogelijk tot de
Fiat-dealer.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Als de airbag aan passagierszijde met
de sleutelschakelaar is uitgeschakeld.
F
Als u de contactsleutel
in stand MAR draait, gaat
het lampje (met de scha-
kelaar voor uitschakeling van
airbag voor aan passagierszijde in
stand ON) ongeveer 4 seconden
branden en vervolgens 4 secon-
den knipperen. Hierna moet het
lampje doven. Als het lampje niet
gaat branden of blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden,
stop dan onmiddellijk en wendt u
tot de Fiat-dealer.
V