24
WEGWIJS IN UW AUTO
Hieronder zijn de richtlijnen
voor een veilig vervoer van
kinderen aangegeven, waaraan u
zich dient te houden:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op één van de zitplaatsen achter om-
dat deze plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden.
2) Vervoer kinderen nooit op de
stoel van de passagier voor als deze
is uitgerust met een airbag.
3) Als de airbag aan passagierszijde
buiten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of het
betreffende gele lampje
F
op het in-
strumentenpaneel brandt.
4) Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de
auto. Monteer geen gebruikte kinder-
zitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
5) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken.
6) Ieder veiligheidssysteem is be-
doeld voor slechts één kind: vervoer
nooit twee kinderen in één systeem.
7) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
8) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt.
9) Vervoer kinderen nooit in uw ar-
men, ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te houden.
10) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.