55
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de vol-
gende functies eventueel handmatig wor-
den ingeschakeld:
❒
MONO, om de ingestelde tempera-
tuur en de luchtverdeling aan be-
stuurders- en passagierszijde voor/
achter gelijk te stellen;
❒
ïluchtrecirculatie, om de recircu-
latie altijd in- of uitgeschakeld te hou-
den;
❒
-, voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten voor, de ach-
terruit en de buitenspiegels;
❒
(, voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperaturen, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem zal automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-
stellingen. Als tijdens de volledige auto-
matische werking FULL AUTO de
luchtverdeling en/of de luchtopbrengst ge-
wijzigd worden en/of de inschakeling van
de compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het opschrift FULL. Op deze
manier worden de met de hand gekozen
functies niet langer automatisch geregeld
maar moeten met de hand worden be-
diend, totdat u opnieuw de knop AUTO
indrukt. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig zijn in-
geschakeld, dan blijft de regeling van de
luchttemperatuur automatisch plaatsvin-
den, behalve als de compressor is uitge-
schakeld: als de compressor is uitgescha-
keld, dan kan er geen lucht in het interi-
eur worden gevoerd waarvan de tempe-
ratuur lager is dan de buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur P-G
Als u de knoppen naar rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de lucht-
temperatuur respectievelijk in het ge-
deelte linksvoor (draaiknop P) en rechts-
voor (draaiknop G) van het interieur.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen.
De ingestelde temperaturen worden op
het display weergegeven dicht bij de knop-
pen.
Als u knop I (MONO) indrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurders- en passa-
gierszijde voor automatisch gelijkgesteld,
waarna u de temperatuur in de twee zo-
nes met de draaiknop P aan bestuurders-
zijde kunt regelen.
De gescheiden regeling van de tempera-
tuur en de luchtverdeling wordt automa-
tisch weer hervat, als u de draaiknoppen
draait of nogmaals op de knop (MONO)
drukt als het lampje op de knop brandt.