15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ALARM UITSCHAKELEN fig. 12
Druk op de knop
Ë
van de sleutel met af-
standsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒
de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
❒
u hoort twee korte akoestische sig-
nalen (“BIEP’s”);
❒
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als een afzonderlijk portier
met de metalen noodsleutel wordt ver-
grendeld, schakelt het alarm niet in.
U kunt het alarm uitschakelen door de
start-/contactsleutel in stand ON te draai-
en.
fig. 13
F0L0171m
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
In de plafondverlichting voor bevinden zich
de volumetrische sensoren. Voor de juis-
te werking van de volumetrische sensoren
moeten de portieren, de zijruiten en het
opendak (indien aanwezig) gesloten zijn.
Beveiliging uitschakelen
Indien nodig moet, als het alarm moet wor-
den ingeschakeld als er personen of dieren
aan boord van de auto zijn, de volumetri-
sche beveiliging worden uitgeschakeld
door de knop A-fig. 13 op de plafond-
verlichting voor in te drukken.
De uitschakeling is ook nodig wanneer
met de afstandsbediening de hulpverwar-
ming wordt ingeschakeld.
fig. 14
F0L0172m
KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signa-
leert daardoor het geheel of gedeeltelijk
optillen van de auto (bijv. bij het verwij-
deren van een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de au-
to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.
Veranderingen in de hellingshoek worden
niet gesignaleerd als de snelheid lager is
dan 0,5°/min. (bijvoorbeeld: als een band
langzaam leegloopt).
Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-
to met ingeschakeld diefstalalarm) moet u
de knop B-fig. 14 op de plafondverlich-
ting voor indrukken. De beveiliging blijft
uitgeschakeld totdat de portieren centraal
worden ontgrendeld.