637803
48
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/266
Next page
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld.
Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.
Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
NEDERLANDS
INSTRUCTIEBOEK
FIAT
BRAVO
os Bravo Ins 433x148_os Bravo Ins 433x148 25-11-10 15:08 Pagina 1
603.81.708 NL
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Bravo.
Wij hebben dit boek samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.
Dit instructieboek bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat volledig te benutten.
Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboek alle uitvoeringen van de Fiat Bravo beschreven worden,
dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,
de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 1
ABSOLUUT LEZEN!
K
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan de
Europese specificatie EN 228.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het
gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelings-
pedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel
los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai de contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes
Y (of het symbool
op het display) en
m
doven; draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer de auto dus niet op gras
of boven droge bladeren, dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed
zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 2
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan
ontladen), wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk, dat kan controleren of de elektrische installatie van de auto
geschikt is voor het extra stroomverbruik.
CODE card (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bewaar deze op een veilige plaats. Gebruik de code-card voor het eventueel aanvragen van duplicaatsleutels.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto
gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEK...
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van
uw auto. Let vooral op de symbolen
"
(veiligheid van inzittenden)
#
(bescherming van het milieu) ! (conditie van
de auto).
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 3
4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DASHBOARD ..................................................................... 5
INSTRUMENTENPANEEL ............................................... 6
SYMBOLEN .......................................................................... 8
FIAT CODE .......................................................................... 8
DE SLEUTELS ....................................................................... 10
DIEFSTALALARM ............................................................... 16
START-/CONTACTSLOT ............................................... 19
INSTRUMENTEN ............................................................... 20
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ................................... 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ........ 23
FUNCTIES DISPLAY ........................................................... 29
TRIP COMPUTER ............................................................... 36
ZITPLAATSEN ..................................................................... 38
HOOFDSTEUNEN ............................................................ 40
STUURWIEL ........................................................................ 41
SPIEGELS ............................................................................... 41
VERWARMING/KLIMAATREGELING........................... 43
VERWARMING EN VENTILATIE .................................. 45
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ..................... 47
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET
GESCHEIDEN REGELING ............................................... 50
BUITENVERLICHTING ..................................................... 56
RUITEN REINIGEN ............................................................ 58
CRUISE-CONTROL .......................................................... 61
PLAFONDVERLICHTING ................................................ 63
BEDIENINGSKNOPPEN .................................................. 65
INTERIEURUITRUSTING ................................................. 67
OPEN DAK .......................................................................... 72
PORTIEREN ......................................................................... 75
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ................................... 77
BAGAGERUIMTE ............................................................... 79
MOTORKAP ........................................................................ 83
IMPERIAAL/SKIDRAGER .................................................. 84
KOPLAMPEN ....................................................................... 85
ABS - SYSTEEM ................................................................... 86
ESP - SYSTEEM .................................................................... 88
START&STOP - SYSTEEM ................................................ 91
EOBD - SYSTEEM ............................................................... 96
AUTORADIO ...................................................................... 97
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN .................................................
98
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”...................................................................... 99
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM
T.P.M.S. .................................................................................. 102
PARKEERSENSOREN ........................................................ 105
TANKEN ............................................................................... 108
BESCHERMING VAN HET MILIEU ............................... 110
D
D
A
A
S
S
H
H
B
B
O
O
A
A
R
R
D
D
E
E
N
N
B
B
E
E
D
D
I
I
E
E
N
N
I
I
N
N
G
G
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 4
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstel- en regelbaar luchtrooster - 3. Bedieningshendel buitenverlichting
4. Instrumentenpaneel - 5. Bedieningshendel ruitenwissers/achterruitwisser/trip computer - 6. Verstel- en regelbare luchtroos-
ters - 7. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten - 8. Frontairbag passagierszijde - 9 Dashboardkastje - 10. Schakelaarpaneel
bediening mistlampen voor/mistachterlicht en toegang tot en instelling van menu - 11. Bedieningsknoppen voor autoradio -
12. Bedieningsknoppen voor verwarming/ventilatie/airconditioning - 13. Schakelaarpaneel in-/uitschakelen elektrische stuur-
bekrachtiging/ASR-systeem (indien aanwezig)/parkeersensoren voor (indien aanwezig) - 14. Start-/contactslot - 15. Knie-airbag
bestuurderszijde (indien aanwezig) - 16. Frontairbag bestuurderszijde - 17. Hendel stuurwielvergrendeling - 18. Toegangsklepje
zekeringenkast - 19. Hendel voor motorkapontgrendeling
5
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0Q0639m
fig. 1
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 5
6
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTENPANEEL
Uitvoeringen met
multifunctioneel display
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Multifunctioneel display.
m
c Lampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft de
toerenteller een schaal tot 6000
toeren/min.
Sport-uitvoeringen met
multifunctioneel display
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Multifunctioneel display.
m
c Lampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft de
toerenteller een schaal tot 6000
toeren/min.
F0Q0604m
F0Q0605m
fig. 3
fig. 2
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 6
7
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Uitvoeringen met instelbaar
multifunctioneel display
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Instelbaar multifunctioneel display.
m
c Lampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft de
toerenteller een schaal tot 6000
toeren/min.
F0Q0612m
fig. 4
F0Q0613m
fig. 5
Sport-uitvoeringen met instelbaar
multifunctioneel display
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Instelbaar multifunctioneel display.
m
c Lampjes alleen aanwezig op
dieseluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft de
toerenteller een schaal tot 6000
toeren/min.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 7
8
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-
delen van uw auto zijn specifieke, ge-
kleurde plaatjes aangebracht met daar-
op symbolen die uw aandacht vragen en
die voorzorgsmaatregelen aangeven die
u in acht moet nemen als u met het be-
treffende onderdeel te maken krijgt.
Onder de motorkap bevindt zich een
plaatje fig. 6 met een overzicht van de
symbolen.
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegen
diefstal is de auto uitgerust met een elek-
tronische startblokkering. Het systeem
schakelt automatisch in als de contact-
sleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronische
component gemonteerd die bij het star-
ten van de motor een signaal ontvangt via
een speciale antenne die in het start-/con-
tactslot is ingebouwd. Het signaal wordt
bij het starten omgezet in een gecodeerd
signaal en vervolgens aan de regeleenheid
van de Fiat CODE gezonden, die, als de
code wordt herkend, het starten van de
motor mogelijk maakt.
fig. 6
F0Q0640m
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 8
9
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleu-
tel in stand MAR draait, dan stuurt het
Fiat CODE-systeem een code naar de re-
geleenheid van de motor die, als de code
wordt herkend, de blokkering van de
functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als de
regeleenheid van het systeem de door de
sleutel verzonden code heeft herkend.
Door de contactsleutel op STOP te
draaien, schakelt het Fiat CODE-systeem
de functies van de regeleenheid van het
motormanagementsysteem uit.
Als bij het starten de code niet wordt
herkend, gaat op het instrumentenpaneel
het waarschuwingslampje
Y (of het sym-
bool op het display) branden.
Draai in dat geval de sleutel in stand
STOP en vervolgens in stand MAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals de motor te starten met een
van de andere geleverde sleutels. Als de
motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen
code, die in de regeleenheid van het sys-
teem moet worden opgeslagen. Voor het
opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden. Hierbij moeten alle in
uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kentekenbe-
wijs worden meegenomen. Als tijdens het
opslaan van een nieuwe sleutelcode de
reeds opgeslagen sleutelcodes niet op-
nieuw worden ingevoerd, worden ze uit
het geheugen gewist, zodat eventueel ver-
loren of gestolen sleutels niet meer ge-
bruikt kunnen worden voor het starten
van de motor.
Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd
worden.
Brandend lampje Y
(of het symbool op het display)
tijdens het rijden
Als het lampje
Y (of het symbool op
het display) gaat branden, betekent dit
dat het systeem zichzelf controleert
(bijv. bij een vermindering van de
spanning).
Als het lampje
Y (of het symbool op
het display) blijft branden, moet u zich
tot het Fiat Servicenetwerk wenden.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 9
10
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DE SLEUTELS
CODE CARD
(indien aanwezig)
Samen met de sleutels hebt u een
CODE-card fig. 7 ontvangen, die bij aan-
vraag van duplicaatsleutels aan het Fiat
Servicenetwerk moet worden overlegd.
BELANGRIJK Om schade aan de elek-
tronische schakelingen in de sleutels te
voorkomen, mogen de sleutels niet
aan directe zonnestraling worden bloot-
gesteld.
MECHANISCHE SLEUTEL
(indien aanwezig)
De sleutel is uitgerust met een metalen
baard A-fig. 8 en dient voor:
het start-/contactslot
de portiersloten
het ver-/ontgrendelen van het tank-
klepje (bij uitvoeringen met tankdop
met slot)
het safe lock-systeem (alleen uitscha-
kelen - indien aanwezig)
Als de auto wordt verkocht,
moet de sleutel en de CODE-
card overhandigd worden
aan de nieuwe eigenaar.
fig. 7
F0Q0001m
fig. 8
F0Q0034m
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 10
11
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
De sleutel is uitgerust met een metalen
baard A-fig. 9 en dient voor:
het start-/contactslot
de portiersloten
het ver-/ontgrendelen van het tank-
klepje
het safe lock-systeem (alleen uitscha-
kelen - indien aanwezig)
Als u op de knop B drukt, wordt de
metalen baard in-/uitgeklapt.
fig. 9
F0Q0255m
Knop
Ë
dient voor het op afstand
ontgrendelen van de portieren en de
achterklep.
Knop
Á
dient voor het op afstand
vergrendelen van de portieren en de
achterklep.
Knop
R dient voor het op afstand ont-
grendelen van de achterklep. Knop B
dient voor het uitklappen van de metalen
baard A.
Als onbedoeld het vergren-
delknopje
Á
vanuit het inte-
rieur wordt ingedrukt en u de
auto verlaat, worden uitslui-
tend de gebruikte portieren ontgren-
deld; de achterklep blijft vergrendeld.
Voor het herstellen van de centrale
portiervergrendeling moet u de ver-/
ontgrendelknopjes
Á
/
Ë
opnieuw in-
drukken.
Druk de knop B-fig. 9 alleen
in als de sleutel ver genoeg
verwijderd is van het lichaam (spe-
ciaal de ogen) en van voorwerpen
die snel beschadigen (bijvoorbeeld
kledingstukken). Laat de sleutel
nooit onbeheerd achter. Hiermee
voorkomt u dat iemand (dit geldt in
het bijzonder voor kinderen) per on-
geluk op de knop drukt.
ATTENTIE
Portieren en achterklep
ontgrendelen
Druk kort op de knop
Ë
: voor het op af-
stand ontgrendelen van de portieren en
de achterklep. Gelijktijdig wordt het dief-
stalalarm (indien aanwezig) uitgeschakeld,
de plafondverlichting tijdelijk ingeschakeld
en knipperen de richtingaanwijzers twee
keer (bepaalde uitvoeringen/markten).
Druk langer dan 2 seconden op de knop
Ë
: voor het openen van de ruiten.
Als de brandstofnoodschakelaar in wer-
king treedt, worden de portieren auto-
matisch ontgrendeld.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 11
12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Portieren en achterklep
vergrendelen
Druk kort op de knop
Á
: voor het op
afstand vergrendelen van de portieren en
de achterklep. Gelijktijdig wordt het dief-
stalalarm (indien aanwezig) ingeschakeld,
de plafondverlichting uitgeschakeld en
knipperen de richtingaanwijzers één keer.
Druk langer dan 2 seconden op de knop
Á
: voor het sluiten van de ruiten. Als u
de knop twee keer kort indrukt, schakelt
het safe lock-systeem in (zie de
paragraaf “Safe lock-systeem”) (indien
aanwezig).
Als een of meer portieren niet goed ge-
sloten zijn, wordt de vergrendeling niet
uitgevoerd. Dit wordt aangegeven door
het snel knipperen van het lampje A-fig.
10 op het centrale schakelaarpaneel en
door de richtingaanwijzers. De portieren
worden vergrendeld als de achterklep ge-
opend is.
Achterklep op afstand
ontgrendelen
Druk de knop
R in om op afstand de
achterklep te ontgrendelen (openen); dit
kan ook bij ingeschakeld diefstalalarm (in-
dien aanwezig).
Als de achterklep wordt geopend, knip-
peren de richtingaanwijzers twee keer; bij
het sluiten knipperen de richtingaanwij-
zers één keer (alleen bij ingeschakeld dief-
stalalarm).
Als bij auto’s met diefstalalarm de ach-
terklep wordt geopend, dan worden de
volumetrische beveiliging en de achter-
klepsensor uitgeschakeld.
Als de achterklep weer wordt vergren-
deld, dan wordt de beveiliging hersteld.
fig. 10
F0Q0742m
Signaleringen lampje op het
centrale schakelaarpaneel
Als de portieren worden vergrendeld,
gaat het bewakingslampje A-fig. 10 on-
geveer 3 seconden branden en daarna
knipperen (bewakingsfunctie).
Als bij het vergrendelen van de portieren
een of meer portieren of de achterklep
niet goed gesloten zijn, dan gaan het lamp-
je en de richtingaanwijzers snel knipperen.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 12
13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BATTERIJ VAN SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN fig. 11
Ga voor het vervangen van de batterij als
volgt te werk:
druk op de knop A en klap de meta-
len baard B uit;
draai de schroef C in stand
:
m.b.v.
een kleine schroevendraaier;
trek de batterijhouder D naar buiten
en vervang de batterij E; let daarbij
goed op de polariteit;
plaats de batterijhouder D in de sleu-
tel en draai de schroef C in stand
;
.
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
BESTELLEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u in de loop der
tijd een nieuwe afstandsbediening nodig
hebt, kunt u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden. Neem dan de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kenteken-
bewijs mee.
fig. 11
F0Q0256m
Lege batterijen zijn schade-
lijk voor het milieu. Ze moe-
ten in daarvoor bestemde
containers worden gedepo-
neerd of kunnen ingeleverd worden bij
het Fiat Servicenetwerk. Dit zal ver-
volgens zorgdragen voor de afvoer.
FRONTJE VAN
AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN fig. 12
Volg voor het vervangen van het frontje
van de afstandsbediening de in de fig. 12
afgebeelde procedure.
fig. 12
F0Q0257m
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 13
14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SAFE LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-
king van:
binnenhandgrepen;
ver-/ontgrendelknop fig. 13 van de
portieren op het centrale schakelaar-
paneel;
hierdoor kunnen de portieren niet van
binnenuit worden geopend bij een in-
braakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan
van een ruit).
Het safe lock-systeem biedt dus de bes-
te bescherming tegen inbraakpogingen.
Daarom raden wij u aan om iedere keer
als u de auto verlaat, het systeem in te
schakelen.
fig. 13
F0Q0641m
Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portieren
automatisch in als de knop
Á
op de sleu-
tel met afstandsbediening twee keer
wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knippe-
ren de richtingaanwijzers 3 keer en knip-
pert het lampje op de knop voor por-
tiervergrendeling op het dashboard (zie
de tabel op de volgende pagina).
Het systeem schakelt niet in als een of
meerdere portieren niet goed gesloten
zijn: zo wordt voorkomen dat een per-
soon via het geopende portier het inte-
rieur van de auto kan betreden en, als het
portier vervolgens wordt gesloten, de au-
to niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch op alle portieren uit:
als de portieren worden ontgrendeld;
als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.
Als het safe lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de
portieren op geen enkele wijze van
binnenuit worden geopend. Contro-
leer daarom, voordat u de auto ver-
laat, of er geen personen meer aan
boord zijn.
ATTENTIE
Als de batterij van de sleu-
tel met afstandsbediening
leeg is, kan het systeem alleen wor-
den ingeschakeld door de metalen
baard van de sleutel in het slot van
een portier te steken en te draaien,
zoals hiervoor is beschreven: in deze
situatie blijft de functie wel bij de
achterportieren ingeschakeld.
ATTENTIE
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 14
15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Ontgrendelen
portieren
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde)
of rechtsom
(passagierszijde)
(indien aanwezig)
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde)
of rechtsom
Knop
Ë
kort
indrukken
2 x knipperen
Doven
bewakingslampje
Vergrendelen
portieren
Sleutel
linksom draaien
(bestuurderszijde)
of rechtsom
(passagierszijde)
(indien aanwezig)
Sleutel
rechtsom draaien
(bestuurderszijde)
of linksom
Knop
Á
kort
indrukken
1 x knipperen
3 seconden
continu branden
en vervolgens
knipperen
bewakingslampje
Openen ruiten
Knop
Ë
langer
dan 2 seconden
indrukken
2 x knipperen
Doven
bewakings-lampje
Sluiten ruiten
Knop
Á
langer
dan 2 seconden
indrukken
1 x knipperen
Knipperen
bewakingslampje
Safe lock
(indien
aanwezig)
Knop
Á
2 keer
indrukken
3 x knipperen
Twee x knipperen
en vervolgens
knipperen
bewakingslampje
Openen
achterklep
Knop R
indrukken
2 x knipperen
Knipperen
bewakingslampje
Type
sleutel
Mechanische
sleutel
(indien
aanwezig)
Sleutel met
afstandsbe-
diening
Knipperen
richting-
aanwijzers
(alleen met
sleutel met
afstandsbe-
diening)
Lampje op
dashboard
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 15
16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm vormt een aanvulling op
de hiervoor beschreven functies van de
afstandsbediening en wordt bediend door
een ontvanger die zich nabij de zekerin-
genkast onder het dashboard bevindt.
WANNEER GAAT HET
ALARM AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende
gevallen geactiveerd:
als een van de portieren, de motorkap
of de achterklep ongeoorloofd wordt
geopend (omtrekbeveiliging);
bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR draaien);
als de kabels van de accu worden on-
derbroken;
als er bewegende voorwerpen in het
interieur aanwezig zijn (volumetrische
beveiliging);
bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene geac-
tiveerd en gaan de richtingaanwijzers
knipperen (ongeveer 26 seconden). De
wijze waarop het systeem werkt en het
aantal cycli kunnen per land verschillen.
Er is echter een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zicht-
bare signalen. Na een alarmsignalering
schakelt het systeem over naar de nor-
male bewakingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kan-
telsensor kunnen met de betreffende be-
dieningsknop op de plafondverlichting
voor worden uitgeschakeld (zie de para-
graaf “Volumetrische bewaking/kantel-
beveiliging”).
BELANGRIJK De startblokkering wordt
uitgevoerd door de Fiat CODE en wordt
automatisch ingeschakeld als de contact-
sleutel uit het start-/contactslot wordt ge-
nomen.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 16
17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep
en motorkap, en met de contactsleutel in
stand STOP of uitgenomen, de sleutel
met afstandsbediening in de richting van
de auto. Druk op de knop
Á
en laat de
knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal („BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaalde
markten) en de portieren worden ver-
grendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose: als
het systeem een storing vindt, dan klinkt
nogmaals een akoestisch signaal en ver-
schijnt op het display een bericht (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit
door de knop
Ë
in te drukken, contro-
leer of de portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn en schakel
het alarm opnieuw in met de knop
Á
.
Als de portieren en de motorkap niet
goed gesloten zijn, worden ze niet door
het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motor-
kap en achterklep het akoestisch signaal
wordt herhaald, dan is er een storing ge-
signaleerd in de werking van het systeem.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Service-
netwerk.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal
worden vergrendeld, schakelt het alarm
niet in.
BELANGRIJK Bij aflevering van de nieu-
we auto voldoet het diefstalalarm aan de
wettelijke normen van het land van ge-
bruik.
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
Ë
van de sleutel met af-
standsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
u hoort twee korte akoestische signa-
len („BIEP’s”);
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal
worden ontgrendeld, schakelt het alarm
niet uit.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 17
18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VOLUMETRISCHE BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de be-
veiliging moeten de ruiten en het even-
tuele open dak geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrische be-
veiliging buiten werking stellen (als er bij-
voorbeeld dieren in de auto achterblij-
ven) door op de knop A-fig. 15 op het
plafondlampje voor te drukken, voordat
het alarm wordt ingeschakeld.
Als de functie wordt uitgeschakeld, knip-
pert het lampje op de knop enkele se-
conden. Het buiten werking stellen van
de volumetrische beveiliging/ kantelsen-
sor moet telkens worden herhaald als
het instrumentenpaneel uitgeschakeld is
geweest.
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je
Y (of het symbool op het display) op
het instrumentenpaneel en het tegelijk
verschijnen van een bericht op het display
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt
stellen (bijv. als de auto langere tijd niet
wordt gebruikt), dan hoeft u slechts de
auto af te sluiten door de metalen baard
van de sleutel met afstandsbediening in
het portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutel met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het systeem buiten werking
stellen door de contactsleutel in het con-
tactslot te steken en deze in stand MAR
te draaien.
fig. 15
F0Q0752m
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 18
19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden ge-
draaid fig. 16:
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar
en stuur geblokkeerd. Enkele elektri-
sche installaties werken (bijv. auto-
radio, centrale portiervergrendeling,
diefstalalarm).
MAR: contact aan. Alle elektrische in-
stallaties werken.
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP en nog-
maals starten.
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en draai
het stuur totdat het vergrendelt.
fig. 16
F0Q0642m
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de
werking van het slot laten controle-
ren bij het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig ge-
bruik van de bedieningsknoppen te
voorkomen. Vergeet niet de hand-
rem aan te trekken. Schakel de eer-
ste versnelling in als de auto op een
helling omhoog staat en de achter-
uit bij een helling omlaag (gezien
vanuit de rijrichting). Laat kinderen
nooit alleen achter in de auto.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of
de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de prestaties
van het systeem, de garantie en de
veiligheid in gevaar worden gebracht
en voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de eer-
ste stuuruitslag blokkeert het stuur
automatisch. Dit geldt in alle geval-
len, ook als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MAR draait.
ATTENTIE Onder bepaalde omstandig-
heden (bijv. als de wielen uitgestuurd
staan) kan de kracht die nodig is om het
stuurwiel te draaien hoog zijn.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 19
20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 17
Geeft de snelheid van de auto aan.
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL
(Lichtsensor)
(Sport-uitvoeringen met
instelbaar multifunctioneel display)
De Sport-uitvoeringen met instelbaar
multifunctioneel display beschikken over
een lichtsensor (in de snelheidsmeter)
voor het omgevingslicht om de licht-
sterkte van het instrumentenpaneel te
regelen.
Deze sensor werkt als volgt:
in de “dag”-stand kan de lichtsterkte
van het display op 8 niveaus worden in-
gesteld, de wijzerplaten worden niet
verlicht, de wijzers zijn 100 % verlicht
en kunnen niet worden gedimd;
in de “nacht”-stand is de lichtsterkte
van het display, de wijzerplaten en de
wijzers instelbaar op 8 niveaus. Bo-
vendien wordt ook de lichtintensiteit
van het display van de gescheiden kli-
maatregeling en de autoradio geregeld.
TOERENTELLER fig. 18
De toerenteller geeft het toerental per
minuut van de motor aan.
Bij dieseluitvoeringen heeft de toerentel-
ler een schaal tot 6000 toeren/min.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijde-
lijk de toevoer van brandstof als de mo-
tor met te hoge toerentallen draait, waar-
door het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerental-
stijging aangeven. Dit is een normaal ver-
schijnsel dat kan optreden als bijvoor-
beeld de airconditioning of de elektro-
ventilateur wordt ingeschakeld. In deze
gevallen dient een geringe toerentalstij-
ging voor het behoud van de lading van
de accu.
fig. 18
F0Q0607m
fig. 17
F0Q0606m
De lichtsterkte is ook afhankelijk van de
instelling in het Setup-menu van het in-
stelbare multifunctionele display (zie
“Verlichting” in de paragraaf “Instelbaar
multifunctionele display”).
Het is echter mogelijk dat de lichtsterk-
te van de meters op het instrumenten-
paneel tijdens het rijden wijzigt (van in-
geschakeld naar gedoofd) onder omstan-
digheden waarbij het “daglicht” in het in-
terieur wijzigt naar “nacht” (bijvoorbeeld
in een tunnel).
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 20
21
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als de wijzer van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter in het
rode gebied komt, zet dan on-
middellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
fig. 19
F0Q0608m
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan
ongeveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in
het bereik staan, afhankelijk van de ge-
bruiksomstandigheden van de auto.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Als het waarschuwingslampje B-fig. 19
gaat branden (en er verschijnt een bericht
op het display), dan is de koelvloeistof-
temperatuur te hoog; zet in dat geval
de motor uit en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Het waarschuwingslampje A-fig. 19 geeft
aan dat er nog ongeveer 8 tot 10 liter
brandstof aanwezig is.
E - brandstoftank leeg.
F - brandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken” in dit hoofdstuk).
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank
om beschadiging van de katalysator te
voorkomen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de
indicatie E staat en het waarschuwings-
lampje A knippert, dan is er een storing
in het systeem. Wendt u in dit geval tot
het Fiat Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 21
22
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een multifunc-
tioneel display dat tijdens de rit nuttige
informatie levert aan de bestuurder op
basis van de instelling voor de gewenste
gegevens.
BEGINSCHERM fig. 20
(uitvoeringen zonder Start&Stop)
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Datum
B Eventuele inschakeling elektrische
stuurbekrachtiging Dualdrive
C Informatie over Sport-functie (indien
aanwezig)
D Tijd
E Kilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller)
F Melding kans op gladheid
G Buitentemperatuur
H Afstand tot volgende servicebeurt
I Stand koplampverstelling (alleen als het
dimlicht is ingeschakeld)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 21
Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MODE Kort indrukken voor toegang tot
het menu en/of naar het volgende scherm
te gaan of de keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug te
keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de keuzemogelijk-
heden naar beneden te doorlopen of
de weergegeven waarde te verlagen.
fig. 20
F0Q3245i
fig. 21
F0Q0643m
BEGINSCHERM fig. 20a
(uitvoeringen met Start&Stop)
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Datum
B Gear Shift Indicator (schakeladvies)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
C Weergave Start&Stop-functie (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
D Tijd
E Kilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller)
F Buitentemperatuur
G Stand koplampverstelling (alleen als het
dimlicht is ingeschakeld)
H Eventuele inschakeling elektrische
stuurbekrachtiging Dualdrive
fig. 20a
F0Q3240i
001-022 BRAVO NL 14-12-10 08:40 Pagina 22
23
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Opmerking Bij de knoppen
en
hangt de werking van het volgende af:
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
Opmerking Bij het openen van een
voorportier wordt het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de ki-
lometer-/mijltotaalteller weergegeven.
SETUP-MENU fig. 22
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen
en
worden gekozen, waarna u keuzemo-
gelijkheden kunt selecteren of instellingen
(setup) kunt uitvoeren. Bij enkele onder-
delen (Tijd en Meeteenheid instellen) is
er een submenu.
Het setup-menu kan worden geactiveerd
door de knop MODE kort in te drukken.
Door de knop
of
steeds in te druk-
ken, kunt u de lijst van het setup-menu
doorlopen. De werking is afhankelijk van
het geselecteerde menupunt.
Als de auto is uitgerust met het Radio-/
navigatiesysteem, kunt u op het display
van het instrumentenpaneel uitsluitend de
volgende functies regelen/instellen: “Ver-
lichting”, “Beep Snelheid”, “Schemersen-
sor” (indien aanwezig), “Buzz. gordels” en
“Bag passagier”. De andere functies wor-
den weergegeven op het display van het
Radio-/navigatiesysteem, waarmee deze
functies ook kunnen worden geregeld/in-
gesteld.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u in het hoofdmenu de instelling se-
lecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe in-
stelling worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt in het hoofdmenu.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
met submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,
wordt het eerste menupunt van het sub-
menu weergegeven;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kunt u alle menu-
punten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u het weergegeven menupunt van
het submenu selecteren en verschijnt het
betreffende setup-menu;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe in-
stelling van dit menupunt in het submenu
worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt in het submenu.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 23
24
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Dag
Jaar
Maand
English
Portugês
Español
Français
Deutsch
Italiano
BUZZ GORDELS
SCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
VOLUME
WAARSCHUWINGEN
VOLUME TOETSEN
SERVICE
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de
knop MODE drukken. Druk op de knop
of
om in het menu te
navigeren. Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsredenen al-
leen een beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snel-
heid”. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Bij
uitvoeringen die zijn uitgerust met het Radio-/navigatiesysteem wor-
den veel functies op het display van het navigatiesysteem weergegeven.
MODE
-knop kort
indrukken
Voorbeeld:
fig. 22
BAG PASSAGIER
F0Q3253g
GEGEVENS TRIP B
BEEP SNELHEID
VERLICHTING
MENU
VERLATEN
Nederlands
MODE
-knop kort
indrukken
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 24
25
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een instelbaar
multifunctioneel display dat tijdens de rit
nuttige informatie levert aan de bestuur-
der op basis van de instelling voor de ge-
wenste gegevens.
BEGINSCHERM fig. 23
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Tijd
B Datum
C Informatie over Sport-functie
(indien aanwezig)
D Kilometerteller
(weergave kilometer-/ mijltotaalteller)
E Weergave status van de auto (bijv. ge-
opende portieren of kans op gladheid
enz.)/Weergave Start&Stop-functie
(voor bepaalde uitvoeringen/ mark-
ten)/ Gear Shift Indicator (schakelad-
vies) (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
F Stand koplampverstelling
(alleen als het dimlicht is ingeschakeld)
G Buitentemperatuur
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, wordt op het beginscherm van het
display de datum fig. 23 of de turbodruk
fig. 24 weergegeven, afhankelijk van de
instelling in het menuonderdeel “Eerste
pagina” (“Datum” of “Info motor”).
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 25
Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MODE Kort indrukken voor toegang tot
het menu en/of naar het volgende scherm
te gaan of de keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug te
keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de keuzemogelijk-
heden naar beneden te doorlopen of
de weergegeven waarde te verlagen.
fig. 25
F0Q0643m
fig. 23
F0Q3241g
fig. 24
F0Q0041m
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 25
26
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Opmerking Bij de knoppen
en
hangt de werking van het volgende af:
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
Opmerking Bij het openen van een
voorportier wordt het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de ki-
lometer-/mijltotaalteller weergegeven.
fig. 26
F0Q3242g
GEAR SHIFT INDICATOR
Het „GSI”-systeem (Gear Shift Indicator)
geeft een schakeladvies aan de bestuur-
der m.b.v. een indicatie op het instru-
mentenpaneel (fig. 26).
De GSI adviseert de bestuurder naar een
andere versnelling te schakelen om
brandstof te besparen.
Als op het display de icoon SHIFT UP (
Q
SHIFT) verschijnt, dan adviseert de GSI
om naar een hogere versnelling op te
schakelen, terwijl als op het display wordt
weergeven SHIFT DOWN (
Z
SHIFT),
dan adviseert de GSI om terug te scha-
kelen naar een lagere versnelling.
Opmerking De weergave op het in-
strumentenpaneel blijft branden totdat de
bestuurder schakelt of totdat de rijom-
standigheden zodanig wijzigen dat scha-
kelen voor een optimaal verbruik niet
meer nodig is.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 26
27
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SETUP-MENU fig. 26a
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen
en
worden gekozen, waarna u keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen
(setup) kunt uitvoeren. Bij enkele onder-
delen (Tijd en Meeteenheid instellen) is
er een submenu.
Het setup-menu kan worden geactiveerd
door de knop MODE kort in te druk-
ken.
Door de knop
of
steeds in te druk-
ken, kunt u de lijst van het setup-menu
doorlopen. De werking is afhankelijk van
het geselecteerde menupunt.
Als de auto is uitgerust met het Radio-/
navigatiesysteem, kunt u op het display
van het instrumentenpaneel uitsluitend de
volgende functies regelen/instellen: “Ver-
lichting”, “Beep Snelheid”, “Schemersen-
sor” (indien aanwezig), “Buzz. gordels” en
“Bag passagier”. De andere functies wor-
den weergegeven op het display van het
Radio-/navigatiesysteem, waarmee deze
functies ook kunnen worden geregeld/
ingesteld.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u in het hoofdmenu de instelling se-
lecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe in-
stelling worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt in het hoofdmenu.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu
met submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,
wordt het eerste menupunt van het sub-
menu weergegeven;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kunt u alle menu-
punten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u het weergegeven menupunt van
het submenu selecteren en verschijnt het
betreffende setup-menu;
– met de knop
of
(door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe in-
stelling van dit menupunt in het submenu
worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt in het submenu.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 27
28
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Voorbeeld:
Dag
Jaar
Maand
English
Portugês
Español
Français
Deutsch
Italiano
BUZZ GORDELS
BEEP SNELHEID
SCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
VOLUME WAARSCHUWINGEN
VOLUME TOETSEN
MODE
-knop kort
indrukken
MODE
-knop kort
indrukken
fig. 26a
SERVICE
F0Q3280g
GEGEVENS TRIP B
VERLICHTING
MENU VERLATEN
BAG PASSAGIER
Nederlands
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de
knop MODE drukken. Druk op de knop
of
om in het menu te
navigeren. Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsredenen al-
leen een beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snel-
heid”. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Bij uit-
voeringen die zijn uitgerust met het Radio-/navigatiesysteem worden veel
functies op het display van het navigatiesysteem weergegeven.
EERSTE PAGINA
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 28
29
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Beep Snelheid (Snelheidslimiet)
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden inge-
steld. Als deze limiet wordt overschre-
den, wordt de bestuurder gewaarschuwd
(zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Ga voor het instellen van de snelheidsli-
miet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display verschijnt het opschrift (Beep
Snelh.);
– druk op de knop
of
om de snel-
heidslimiet in te schakelen (On) of uit te
schakelen (Off);
– als de functie al was ingeschakeld (On),
kan met de knop
of
de gewenste
snelheidslimiet worden ingesteld en wor-
den bevestigd door het indrukken van de
knop MODE;
Opmerking De waarde kan worden in-
gesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen
20 en 125 mph, afhankelijk van de inge-
stelde meeteenheid (zie de paragraaf
“Meeteenheid instellen” (Meeteenheid)
hierna). Elke keer als u de knop
/
in-
drukt, wordt de waarde 5 eenheden ver-
hoogd of verlaagd. Als u de knop
/
ingedrukt houdt, lopen de cijfers auto-
matisch snel door of terug.
Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt
u de exacte waarde in door de knop tel-
kens in te drukken en los te laten.
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling wilt
annuleren:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert (On);
– druk op de knop
; op het display knip-
pert (Off);
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Verlichting
(Lichtsterkte interieur regelen)
(alleen bij ingeschakelde
buitenverlichting)
Met deze functie kan - bij ingeschakelde
buitenverlichting - de lichtsterkte (op 8
niveaus) van het instrumentenpaneel, de
bediening van de autoradio en van de au-
tomatische klimaatregeling (indien aan-
wezig) worden geregeld.
Ga voor het regelen van de lichtsterkte
als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert het eerder ingestelde ni-
veau;
– druk op knop
of
om de licht-
sterkte in te stellen;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
FUNCTIES DISPLAY
(zie Multifunctioneel display of Instelbaar multifunctioneel display)
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 29
30
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Schemersensor
(Gevoeligheid schemersensor
automatisch inschakelende
koplampen instellen)
(indien aanwezig)
Met deze functie kunnen de koplampen
automatisch in- en uitschakelen afhanke-
lijk van de sterkte van het buitenlicht.
Met deze functie kan de gevoeligheid van
de schemersensor worden ingesteld op
3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau,
niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 =
maximum niveau); hoe hoger de gevoe-
ligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is
om de verlichting in te schakelen (bijv.
met een instelling op niveau 3 zullen bij
zonsondergang de koplampen eerder in-
schakelen dan bij niveau 1 en 2).
Ga voor de gewenste instelling als volgt
te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert het eerder ingestelde
niveau;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Gegevens trip B (Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Tripcomputer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert On of Off, afhankelijk van
de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Tijd instellen (Klok instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld m.b.v. twee submenu’s: “Tijd”
en “Formaat”.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display verschijnen de twee submenu’s
“Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop
of
om tussen de
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MODE;
– als het submenu “Tijd” is gekozen: druk
kort op de knop MODE; op het display
knipperen de “uren”;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op het
display knipperen de “minuten”;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 30
31
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Opmerking Elke keer als u de knop
of
indrukt, wordt de waarde een een-
heid verhoogd of verlaagd. Als u de knop
ingedrukt houdt, lopen de cijfers auto-
matisch snel door of terug. Als u dicht bij
de juiste waarde bent, stelt u de exacte
waarde in door de knop telkens in te
drukken en los te laten.
– als het submenu “Formaat” is gekozen:
druk kort op de knop MODE; op het
display knippert de tijdsaanduiding;
– druk op de knop
of
voor weer-
gave van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MODE om terug te ke-
ren naar het scherm van het submenu of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MODE om terug te keren naar het be-
ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk
van waar u zich in het menu bevindt.
Datum instellen
(Datum instellen)
Met deze functie kan de datum worden
ingesteld (dag - maand - jaar).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert het “jaar”;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert de “maand”;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert de “dag”;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren.
Opmerking Elke keer als u de knop
of
indrukt, wordt de waarde een een-
heid verhoogd of verlaagd. Als u de knop
ingedrukt houdt, lopen de cijfers auto-
matisch snel door of terug. Als u dicht bij
de juiste waarde bent, stelt u de exacte
waarde in door de knop telkens in te
drukken en los te laten.
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Eerste pagina
(weergave van informatie op het
beginscherm van het display)
Met deze functie kunt u kiezen welke in-
formatie op het beginscherm van het dis-
play moet worden weergegeven. U kunt
kiezen voor weergave van de datum of
voor weergave van de turbodruk.
Ga voor het kiezen van een van de twee
opties als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display verschijnt “Eerste pagina”;
– druk nogmaals kort op de knop
MODE; op het display verschijnen de op-
ties “Datum” en “Info motor”;
– druk op de knop
of
om de weer-
gave te selecteren die u op het begin-
scherm van het display wilt hebben;
– druk kort op de knop MODE om de
keuze op te slaan en terug te keren naar
het menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het be-
ginscherm zonder op te slaan.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, wordt op het instelbare multi-
functionele display, na de startcontrole,
de informatie weergegeven die door mid-
del van de functie “Eerste pagina” in het
menu is ingesteld.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 31
32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Zie radio
(Herhaling informatie
audiosysteem)
Met deze functie kan op het display de in-
formatie over de autoradio worden
weergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van
het geselecteerde radiostation, automa-
tisch zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van het
muziekstuk;
– CD-wisselaar: CD-nummer en nummer
muziekstuk.
Ga voor het inschakelen (On) of uit-
schakelen (Off) van de informatie van het
audiosysteem op het display als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Autoclose
(Centrale portiervergrendeling bij
rijdende auto)
Als deze functie is ingeschakeld (On),
worden de portieren automatisch ver-
grendeld als de auto sneller rijdt dan 20
km/h.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze
functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het scherm van het sub-
menu of houd de knop even ingedrukt
om terug te keren naar het scherm van
het hoofdmenu zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op de knop
MODE om terug te keren naar het be-
ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk
van waar u zich in het menu bevindt.
Meeteenheid
(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de meeteenhe-
den worden ingesteld in drie submenu’s:
“Afstand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste
meeteenheid als volgt te werk:
– druk de knop MODE kort in, op het
display worden drie submenu’s weerge-
geven;
– druk op de knop
of
om tussen de
drie submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het sub-
menu dat u wilt wijzigen, kort op de
knop MODE;
– als het submenu “Afstand” is gekozen:
– druk kort op de knop MODE; op het
display wordt “km” of “mijl” weergege-
ven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– als het submenu “Verbruik” is gekozen:
druk kort op de knop MODE; op het
display wordt “km/l”, “l/100km” of
“mpg” weergegeven, afhankelijk van de
instelling;
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 32
33
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“km”, kan de meeteenheid verbruik wor-
den ingesteld op “km/l’’ of “l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld
op “mijl”, geeft het display de hoeveelheid
verbruikte brandstof aan in “mpg”.
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– als het submenu “Temperatuur” is ge-
kozen: druk kort op de knop MODE; op
het display wordt “°C” of “°F” weerge-
geven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MODE om terug te ke-
ren naar het scherm van het submenu of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MODE om terug te keren naar het be-
ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk
van waar u zich in het menu bevindt.
Taal (Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen:
Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Por-
tugees en Nederlands.
Ga om de gewenste taal in te stellen als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert de eerder ingestelde
“taal”;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Volume waarschuwingen
(Instelling volume geluidssignaal
storingen/waarschuwingen)
Het volume van het akoestische signaal
(buzzer) dat klinkt voor het melden van
een storing of waarschuwing, kan inge-
steld worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert het “niveau” van het in-
gestelde volume;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 33
34
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Volume toetsen
(Volumeregeling knopbediening)
Het akoestische signaal dat klinkt bij
het indrukken van de knoppen MODE,
en
kan worden ingesteld op 8
niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert het “niveau” van het in-
gestelde volume;
– druk op de knop
of
om de in-
stelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Buzz. Gordels
(Herinschakeling buzzer voor
melding SBR-systeem)
De functie wordt alleen weergegeven als
het SBR-systeem door het Fiat Service-
netwerk is uitgeschakeld (zie de para-
graaf “SBR-systeem” in het hoofdstuk
“Veiligheid”).
Service
(Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergege-
ven hoeveel kilometers nog resteren
voordat een servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-
zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert de afstand in km of mijl,
afhankelijk van de instelling (zie de para-
graaf “Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm.
Opmerking Het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema” voorziet elke
30.000 km (of iedere 18.000 mijl) in een
servicebeurt; deze weergave verschijnt
automatisch als de sleutel in stand MAR
staat, vanaf 2.000 km (of gelijke waarde
in mijl). De weergave wordt elke 200 km
(of gelijke waarde in mijl) opnieuw weer-
gegeven. Onder de 200 km wordt de
weergave met kleinere intervallen weer-
gegeven. De weergave in km of mijl is af-
hankelijk van de ingestelde meeteenheid.
Als u dicht bij de volgende servicebeurt
bent en u de contactsleutel in stand MAR
draait, verschijnt op het display het op-
schrift “Service” gevolgd door het aantal
kilometers/mijlen dat resteert tot de vol-
gende servicebeurt. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk voor het uitvoeren van
de werkzaamheden van het “Onder-
houdsschema” en voor het op nul zet-
ten van deze weergave (reset).
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 34
35
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Bag passagier Inschakeling/
Uitschakeling van de frontairbag
aan passagierszijde en de
zij-airbag voor de bescherming
van borstkas/bekken (sidebag)
Met deze functie kan de passagiersairbag
worden in-/uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop MODE en druk, na
het verschijnen op het display van het be-
richt (Bag pass: Off) (voor uitschakelen)
of het bericht (Bag pass: On) (voor in-
schakelen) door op de knop
of
te
drukken, nogmaals op de knop MODE;
– op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
– selecteer door het indrukken van de
knop
of
(Ja) (voor bevestiging van
de inschakeling/uitschakeling) of (Nee)
(om te annuleren);
– druk kort op de knop MODE; er ver-
schijnt een bevestiging van de gekozen in-
stelling en er wordt teruggekeerd naar
het menuscherm of, wanneer de knop
even ingedrukt wordt gehouden, naar het
beginscherm zonder op te slaan.
MODEMODE
MODE
F0Q3250g
F0Q3248g
F0Q3249g
MODE
F0Q3281g
F0Q3282g
F0Q3283g
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 35
36
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Bochtverlichting
(in-/uitschakeling
“Cornering lights”)
(indien aanwezig)
Met deze functie kan de werking van de
“Cornering lights” worden in- of uitge-
schakeld (zie de beschrijving in de para-
graaf “Buitenverlichting”).
Ga als volgt te werk om de lichten in/uit
(ON/OFF) te schakelen:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
of
om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op
te slaan.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen
uit het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MODE om te-
rug te keren naar het beginscherm zon-
der op te slaan.
Als u de knop
indrukt, wordt terug-
gekeerd naar het eerste menupunt (Beep
Snelheid).
TRIP COMPUTER
Algemeen
Met de “Trip computer” kan, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, op het dis-
play informatie worden weergegeven over
de werking van de auto. Deze functie be-
staat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-
hankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto.
Beide functies kunnen op nul worden ge-
zet (reset - begin van de nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.
“Trip B” geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
Opmerking De functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul
worden gezet.
Weergegeven gegevens
Autonomie
Geeft de afstand aan die nog gereden kan
worden met de brandstof in de brand-
stoftank. Op het display verschijnt de in-
dicatie „- - - -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende
motor stilstaat.
BELANGRIJK De actieradius kan door
verschillende factoren worden beïnvloed:
rijstijl (zie de paragraaf “Rijstijl” in het
hoofdstuk “Starten en rijden”), type
traject (snelwegen, stad, bergen enz.),
gebruiksomstandigheden van de auto
(vervoerde lading, bandenspanning enz.).
Houd hier bij het plannen van een reis
rekening mee.
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 36
37
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft af-
gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-
verbruik aan vanaf het begin van een
nieuwe rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto stil-
staat met draaiende motor wordt “----”
op het display weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de
auto aan op basis van de tijd die verstre-
ken is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het
begin van een nieuwe rit.
Bedieningsknop TRIP fig. 26b
Met de knop TRIP, op de rechter hen-
del, krijgt u, als de contactsleutel in stand
MAR staat, toegang tot de hiervoor be-
schreven gegevens en kunnen de ge-
gevens op nul worden gezet om een
nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens;
– even ingedrukt houden voor het op nul
zetten (reset) en het beginnen van een
nieuwe rit.
Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.
het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegde
afstand” de waarde 9999,9 km bereikt of
wanneer de “reistijd” de waarde 99.59
(99 uur en 59 minuten) bereikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld
is geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul
zet terwijl het scherm van “Trip A” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul
zet terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip B” op nul gezet.
Procedure voor het begin van een rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,
met de sleutel in stand MAR, langer dan
2 seconden op de knop TRIP drukken.
Trip verlaten
De functie TRIP wordt automatisch ver-
laten, nadat alle grootheden zijn weer-
gegeven of als de knop MODE langer
dan 1 seconde is ingedrukt.
fig. 26b
F0Q0647m
023-037 BRAVO NL 14-12-10 09:08 Pagina 37
38
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 27
F0Q0654m
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage bij een normaal
gebruik van de auto. Hevig
en/of langdurig wrijven met kleding-
accessoires zoals metalen gespen, sier-
knopen en klittenbandsluitingen, moet
echter absoluut worden vermeden om-
dat hierdoor grote druk ontstaat op
een bepaalde plek op de bekleding,
waardoor deze plek kan slijten en de
bekleding beschadigd wordt.
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd
is door te proberen de stoel
naar voren en naar achteren te schui-
ven. Als de stoel niet is geblokkeerd,
kan de stoel plotseling verschuiven,
waardoor u de controle over de auto
zou kunnen verliezen.
ZITPLAATSEN
VOORSTOELEN MET
HANDBEDIENDE
VERSTELLING fig. 27
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel A (aan de binnenzijde van
de stoel) omhoog en schuif de stoel naar
voren of naar achteren: als u rijdt, moe-
ten de armen licht gebogen zijn en de
handen op de stuurwielrand steunen.
Hoogteverstelling
Beweeg hefboom B omhoog of omlaag
totdat de gewenste hoogte is bereikt.
BELANGRIJK De verstelling is alleen
mogelijk als u op de stoel zit.
Verstellen van de rugleuning
Draai de knop C.
Lendensteun verstellen
(indien aanwezig)
Draai de knop D om het steunvlak van
de rugleuning aan te passen.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 38
39
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VOORSTOELEN MET
ELEKTRISCHE VERSTELLING
(indien aanwezig) fig. 28
De stoelen kunnen versteld worden als
de contactsleutel in stand MAR staat of
gedurende 1 minuut nadat de contact-
sleutel in stand STOP is gezet of de
sleutel is uitgenomen.
Na het openen van een voorportier, kunt
u de stoel aan de zijde van het portier ge-
durende ongeveer 3 minuten verstellen,
of totdat het portier gesloten wordt.
De bedieningsknoppen voor de
stoelinstelling zijn:
Multifunctionele knop A:
hoogte stoel instellen;
in lengterichting verplaatsen van de
stoel.
Multifunctionele knop B:
verstellen van de rugleuning;
verstellen van de lendensteun.
fig. 28
F0Q0601m
Stoelverwarming
(indien aanwezig) fig. 29
Druk met de sleutel in stand MAR op de
knoppen
C om de functie in of uit te
schakelen.
Bij inschakeling gaat het lampje op de
knop branden.
fig. 29
F0Q0013m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 39
40
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Deze zijn in hoogte verstelbaar en ver-
grendelen automatisch in de gewenste
stand.
omhoog verplaatsen: trek de hoofd-
steun omhoog totdat deze hoorbaar
vergrendelt.
omlaag verplaatsen: druk op de knop
A-fig. 30 en duw de hoofdsteun om-
laag.
Op enkele uitvoeringen zijn de hoofd-
steunen voor uitgerust met het “Anti-
Whiplash” systeem. Dit systeem vermin-
dert de afstand tussen het hoofd en de
hoofdsteun bij een aanrijding van achte-
ren, waardoor klachten die ontstaan door
de zogenaamde “zweepslag” beperkt
worden.
Bij “Anti-Whiplash” hoofdsteunen voor
kunt u de verplaatsing van de hoofdsteun
controleren door druk uit te oefenen op
de rugleuning met het lichaam of de hand.
Dit is normaal en duidt niet op een sto-
ring in het systeem.
ACHTER
De auto is uitgerust met twee hoofd-
steunen voor de zijzitplaatsen achter en,
afhankelijk van de uitvoering, ook met een
derde hoofdsteun voor de middelste zit-
plaats.
Uittrekken: trek de hoofdsteun volledig
omhoog („gebruiksstand”) totdat hij
hoorbaar vergrendelt.
Druk om de hoofdsteun in de zitting te
plaatsen op de knop A-fig. 31 en laat de
hoofdsteun in de zitting op de rugleuning
zakken.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter
gebruikt worden, moeten de hoofdsteu-
nen altijd volledig zijn uitgetrokken.
fig. 30
F0Q0655m
De hoofdsteunen moeten zo
worden ingesteld dat ze het
hoofd ondersteunen en niet de nek.
Alleen in deze positie bieden de steu-
nen bescherming.
ATTENTIE
Voor een optimale bescher-
ming moet de rugleuning zo
zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat
uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij
de hoofdsteun bevindt.
ATTENTIE
fig. 31
F0Q0656m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 40
41
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STUURWIEL
Dit kan zowel axiaal als verticaal versteld
worden.
Ontgrendel de hendel A-fig. 32 door de
hendel naar het stuur te trekken; plaats
vervolgens het stuur in de gewenste stand
en vergrendel het stuur door de hendel
A geheel naar voren te drukken.
fig. 32
F0Q0657m
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIE
Het stuur mag alleen wor-
den versteld als de auto stil-
staat.
ATTENTIE
fig. 33
F0Q0659m
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
De binnenspiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme, waardoor de
spiegel bij een krachtig contact met een
inzittende losschiet.
Met het hendeltje A-fig. 33 kan de
spiegel in twee standen worden gezet:
normale of anti-verblindingsstand.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 41
42
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENSPIEGELS
Spiegel handmatig inklappen
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)
kunnen de buitenspiegels worden inge-
klapt door ze van stand A-fig. 34 in stand
B te zetten.
fig. 34
F0Q00658m
Tijdens het rijden moeten de
spiegels altijd in stand A-fig.
34 staan.
De spiegel aan bestuurders-
zijde is bol, waardoor de af-
standswaarneming enigszins
wordt beïnvloed.
Elektrische verstelling
De elektrische verstelling van de buiten-
spiegels is alleen mogelijk als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
Ga als volgt te werk:
met de schakelaar A-fig. 35 kiest u
welke spiegel u wilt verstellen
(links of rechts);
druk voor het verstellen van de
spiegel de joystick B in een van de
vier richtingen.
fig. 35
F0Q0623m
Spiegels elektrisch inklappen
(indien aanwezig)
Het elektrisch inklappen van de buiten-
spiegels is alleen mogelijk als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
Ga als volgt te werk:
plaats de schakelaar A-fig. 36 in de
neutrale stand
(geen enkele spiegel geselecteerd);
klap de spiegel in door aan de zijkant
op de joystick B-fig. 36 te drukken;
om de spiegels weer in de rijstand te
zetten, moet u opnieuw op de joystick
B drukken.
fig. 36
F0Q0425m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 42
43
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
KLIMAATREGELING
1. Vast luchtrooster boven voor ontwaseming of ontdooiing van de voorruit - 2. Regelbaar luchtrooster in het midden - 3. Vaste
luchtroosters voor ontwaseming of ontdooiing van de zijruiten - 4. Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkanten -
5. Onderste luchtroosters - 6. Verstel- en regelbaar luchtrooster achter - 7. Vaste luchtroosters voor beenruimte achter.
fig. 37
F0Q0668m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 43
44
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
UITSTROOMOPENINGEN
EN VERSTELBARE
LUCHTROOSTERS AAN
DE ZIJKANTEN fig. 38-39
A - Vast luchtrooster voor de zijruiten.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
C - Regelschuif voor het richten van de
luchtstroom.
LUCHTROOSTERS IN HET
MIDDEN fig. 40
A - Regelschuif voor het richten van de
luchtstroom.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
LUCHTROOSTER ACHTER
fig. 41 (indien aanwezig)
A - Regelschuif voor het richten van de
luchtstroom.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
Op enkele uitvoeringen bevindt zich op
de plaats van het luchtrooster achter, een
opbergvak.
fig. 39
F0Q0625m
fig. 40
F0Q0627m
fig. 41
F0Q0750m
fig. 38
F0Q0626m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 44
45
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VERWARMING
EN VENTILATIE
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 42
A: draaiknop voor regeling van de lucht-
temperatuur
(menging van warme/ koude lucht)
B: drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
C: draaiknop voor inschakelen aanjager
D: drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
E: draaiknop voor de luchtverdeling.
VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
draai de knop A in het rode vlak;
zet de knop C op de gewenste snelheid;
draai de knop E in stand:
voor verwarming van de been-
ruimte en ontwaseming van de
voorruit
μ
voor verwarming van de been-
ruimte, waarbij de luchtstroom op
het gelaat koel blijft („bilevel”-
stand)
w
voor gespreide verwarming naar
de beenruimte van de zitplaatsen
voor en achter
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VOORRUIT
EN ZIJRUITEN VOOR
Ga als volgt te werk:
draai de knop A geheel naar rechts;
draai de knop C in stand
-
;
draai de knop E in stand
-
;
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid
zijn, kan een stand gekozen worden
waarbij het zicht en het comfort optimaal
blijven.
F0Q0609m
fig. 42
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 45
46
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij
regen en/of bij grote verschillen in inte-
rieur- en buitentemperatuur, raden wij
u de volgende procedure aan om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen:
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd);
draai de knop A in het rode vlak;
draai de knop C in stand 2;
draai de knop E in stand
-
of stand
als de ruiten niet beslagen zijn.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
Druk op de knop
( om deze functie in
te schakelen: het lampje ( op de knop
gaat branden als deze functie wordt in-
geschakeld.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minu-
ten automatisch wordt uitgeschakeld.
U kunt de verwarming eerder uitscha-
kelen door nogmaals de knop
( in te
drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of an-
dere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de ach-
terruitverwarming te voorkomen.
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het
interieur als volgt te werk:
open de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant geheel;
draai de knop A in het blauwe vlak;
zet de knop C op de gewenste snel-
heid;
draai de knop E in stand
¥
;
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Druk op de knop
T
: het lampje op de
knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld. Het verdient aanbeveling
om de recirculatiefunctie in te schakelen
in de file of in tunnels. Hiermee wordt
voorkomen dat vervuilde lucht het inte-
rieur bereikt. Het is niet raadzaam dit sys-
teem langdurig te laten werken, omdat
anders, vooral als u met meerdere per-
sonen in de auto zit, de kans aanzienlijk
toeneemt dat de ruiten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van
het systeem („verwarming” of “koeling”),
de gewenste omstandigheden sneller be-
reikt worden. Het is echter niet raadzaam
deze functie in te schakelen op regen-
achtige of koude dagen, omdat dan de rui-
ten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller
kunnen beslaan.
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer
en bij een lage temperatuur van de koel-
vloeistof in de motor.
De hulpverwarming wordt automatisch
ingeschakeld als u de motor start, de
draaiknop A in het rode gebied draait en
de aanjager ten minste op de eerste snel-
heid inschakelt (draaiknop C).
De hulpverwarming schakelt automa-
tisch uit als de ingestelde temperatuur is
bereikt.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvol-
doende is opgeladen.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 46
47
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AIRCONDITIONING,
HANDBEDIEND
(indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 43
A: draaiknop voor regeling van de lucht-
temperatuur
(menging van warme/koude lucht)
B: drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
C: draaiknop voor inschakelen aanjager
D: drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor
E: drukknop voor in-/uitschakelen lucht-
recirculatie
F: draaiknop voor de luchtverdeling.
VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
draai de knop A in het rode vlak;
draai de knop C op de gewenste
snelheid;
draai de knop F in stand:
voor verwarming van de been-
ruimte en ontwaseming van de
voorruit
μ
voor verwarming van de beenruim-
te, waarbij de luchtstroom op het
gelaat koel blijft („bilevel”- stand)
w
voor gespreide verwarming naar de
beenruimte van de zitplaatsen voor
en achter
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
F0Q0610m
fig. 43
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 47
48
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VOORRUIT EN
ZIJRUITEN VOOR
Ga als volgt te werk:
druk op de knop
;
draai de knop A geheel naar rechts;
draai de knop C in stand
-
;
draai de knop F in stand
-
;
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid
zijn, kan een stand gekozen worden
waarbij het zicht en het comfort optimaal
blijven.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij
regen en/of bij grote verschillen in inte-
rieur- en buitentemperatuur, raden wij
u de volgende procedure aan om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen:
druk op de knop
;
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd);
draai de knop A in het rode vlak;
draai de knop C in stand 2;
draai de knop F in stand
-
of stand
als de ruiten niet beslagen zijn.
De airconditioning is zeer bruikbaar om
het beslaan van de ruiten te voorkomen:
het is daarom voldoende om de bedie-
ningsknoppen op ontwasemen te zetten
zoals hiervoor beschreven is en de air-
conditioning in te schakelen door de knop
in te drukken.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
Druk op de knop
(
om deze functie in
te schakelen: het lampje
(
op de knop
gaat branden als deze functie wordt in-
geschakeld.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minu-
ten automatisch wordt uitgeschakeld.
U kunt de verwarming eerder uitscha-
kelen door nogmaals de knop
(
in te
drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of an-
dere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de ach-
terruitverwarming te voorkomen.
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het in-
terieur als volgt te werk:
open de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant geheel;
draai de knop A in het blauwe vlak;
zet de knop C op de gewenste snel-
heid;
draai de knop F in stand
¥
;
schakel de luchtrecirculatie uit
(lampje op de knop
T
gedoofd).
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 48
49
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Druk op de knop
T
: het lampje op de
knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
Het verdient aanbeveling om de recircu-
latiefunctie in te schakelen in de file of in
tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat
vervuilde lucht het interieur bereikt. Het
is niet raadzaam dit systeem langdurig te
laten werken, omdat anders, vooral als
u met meerdere personen in de auto zit,
de kans aanzienlijk toeneemt dat de rui-
ten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van
het systeem („verwarming” of “koeling”),
de gewenste omstandigheden sneller be-
reikt worden. Het is echter niet raadzaam
deze functie in te schakelen op regen-
achtige of koude dagen, omdat dan de rui-
ten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller
kunnen beslaan, vooral als de aircondi-
tioning niet is ingeschakeld.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga als volgt te werk:
draai de knop A in het blauwe vlak;
zet de knop C op de gewenste
snelheid;
draai de knop F in stand
¥
;
druk op de knoppen
en
T
(lampjes op de knoppen branden).
Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
schakel de knop
T
uit
(lampje op de knop gedoofd);
draai de knop A naar rechts voor
verhoging van de temperatuur;
draai de knop C naar links voor
verlaging van de aanjagersnelheid.
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer
en bij een lage temperatuur van de koel-
vloeistof in de motor.
De hulpverwarming wordt automatisch
ingeschakeld als u de motor start, de
draaiknop A in het rode gebied draait en
de aanjager ten minste op de eerste snel-
heid inschakelt (draaiknop C).
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
1 keer per maand gedurende 10 minuten
in. Laat voor het zomerseizoen de wer-
king van de airconditioning door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 49
50
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0Q0611m
fig. 44
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN
REGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De auto is uitgerust met een aircondi-
tioning met gescheiden luchttempera-
tuurregeling voor bestuurders- en passa-
gierszijde.
Dit systeem is uitgerust met AQS (Air
Quality System) dat automatisch de lucht-
recirculatie inschakelt als vervuilde bui-
tenlucht wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld
in een file en in tunnels).
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44
A: drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan bestuurderszijde
B: drukknop voor instelling luchtverde-
ling;
C: display met informatie over klimaat-
regeling
D: verhogen/verlagen aanjagersnelheid
E: drukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tem-
peraturen) en draaiknop voor rege-
len temperatuur aan passagierszijde
F: drukknop voor in- en uitschakelen
airconditioning
G: drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
H: drukknop voor inschakelen functie
MAX-DEF (snelle ontdooiing/ ont-
waseming voorruit en zijruiten voor)
I: interieurtemperatuursensor
L: drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie en AQS-functie
M: drukknop voor in-/uitschakeling
aircocompressor
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 50
51
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AIRCONDITIONING
INSCHAKELEN
Het systeem kan op verschillende ma-
nieren worden ingeschakeld, maar aan-
geraden wordt eerst de gewenste tem-
peraturen op het display in te stellen en
daarna de knop AUTO in te drukken.
Met de airconditioning kan de tempera-
tuur voor de bestuurder en de passagier
apart worden ingesteld. Het maximale
temperatuurverschil is 7°C.
De aircocompressor schakelt alleen in bij
draaiende motor en als de buitentempe-
ratuur hoger is dan 4°C.
Tijdens de automatische werking is het
altijd mogelijk de ingestelde temperaturen
te veranderen en handmatig een van de
volgende handelingen uit te voeren:
regelen aanjagersnelheid;
instellen luchtverdeling;
in- en uitschakelen luchtrecirculatie en
AQS-functie;
inschakelen aircocompressor.
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de re-
circulatiefunctie niet te gebruiken,
omdat hierdoor de ruiten sneller kun-
nen beslaan.
ATTENTIE
AUTOMATISCHE WERKING
VAN DE AIRCONDITIONING
(functie AUTO)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het
systeem automatisch:
de hoeveelheid naar het interieur
toegevoerde lucht;
de luchtverdeling in het interieur;
waarbij alle voorafgaande handmatige
instellingen worden opgeheven.
Tijdens de automatische werking van de
airconditioning verschijnt op het display
de mededeling FULL AUTO.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 51
52
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Druk op de knop
p
voor het verhogen/
verlagen van de aanjagersnelheid.
Er kunnen 12 snelheden worden gekozen
die worden weergegeven door de staaf-
jes op het display:
maximum aanjagersnelheid =
alle staafjes verlicht
minimum aanjagersnelheid =
één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld
(geen enkel verlicht staafje), maar alleen
als u de aircocompressor hebt uitge-
schakeld met de knop
.
Om de automatische regeling van de aan-
jagersnelheid weer in te schakelen, na een
handmatige instelling, moet u de knop
AUTO indrukken.
SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE
VOORRUIT EN ZIJRUITEN
(functie MAX-DEF)
Druk op de knop
-
voor de automati-
sche inschakeling (tijdgeschakeld) van
alle functies die noodzakelijk zijn voor het
snel ontdooien/ontwasemen van de voor-
ruit en de zijruiten voor.
De instellingen zijn:
inschakeling aircocompressor
(bij buitentemperatuur boven 4°C);
uitschakeling van de luchtrecirculatie,
indien deze was ingeschakeld,
(lampje op de knop
T
gedoofd);
inschakeling achterruitverwarming
(lampje op de knop
-
brandt) en
spiegelverwarming;
inschakeling van de maximale lucht-
temperatuur;
regeling van de luchtopbrengst.
ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
Druk op de knop
( om deze functie in
te schakelen: het lampje op de knop gaat
branden als deze functie wordt ingescha-
keld.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minu-
ten automatisch wordt uitgeschakeld.
U kunt de verwarming eerder uitschake-
len door nogmaals de knop
( in te
drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de ach-
terruitverwarming te voorkomen.
BELANGRIJK Druk op de knop
T
voor luchttoevoer van buiten (in dat ge-
val is het lampje op de knop gedoofd).
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 52
53
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AQS-functie
(Air Quality System) inschakelen
Met de AQS-functie (opschrift AQS op
het display) wordt de recirculatie auto-
matisch ingeschakeld als vervuilde lucht
wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld bij
files en in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde AQS-
functie wordt ongeveer 15 minuten na
het inschakelen van de recirculatie voor
het verversen van de lucht in het interi-
eur, ongeveer 1 minuut buitenlucht in het
interieur gevoerd, ongeacht de vervui-
lingsgraad van de buitenlucht.
INSCHAKELEN
LUCHTRECIRCULATIE EN
AQS-FUNCTIE
(Air Quality System)
Druk op de knop
T
.
Er zijn drie mogelijkheden voor de lucht-
recirculatie:
automatische werking; op het display
verschijnt het opschrift AQS en het
lampje op de knop
T
is gedoofd;
handmatig uitgeschakeld (recirculatie
altijd uitgeschakeld met luchttoevoer
van buiten); het lampje op de knop
T
is gedoofd;
handmatig ingeschakeld (recirculatie al-
tijd ingeschakeld); het lampje op de
knop
T
brandt.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de
airconditioning automatisch de lucht-
recirculatie in (lampje op de knop
T
brandt). Als u de knop
T
indrukt,
kunt u de luchtrecirculatie uitschakelen
(lampje op de knop is gedoofd) en om-
gekeerd.
Als de knop OFF is ingedrukt (lampje op
de knop brandt), kan de AQS-functie
(Air Quality System) niet worden inge-
schakeld.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen, afhankelijk van de werking van
het systeem („verwarming” of “koeling”),
de gewenste omstandigheden sneller be-
reikt worden. Het is echter niet raadzaam
deze functie in te schakelen op regen-
achtige of koude dagen, omdat dan de rui-
ten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller
kunnen beslaan, vooral als de aircondi-
tioning niet is ingeschakeld. Het verdient
aanbeveling om de luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels. Hiermee
wordt voorkomen dat vervuilde lucht het
interieur bereikt. Het is niet raadzaam dit
systeem langdurig te laten werken, om-
dat anders, vooral als u met meerdere
personen in de auto zit, de kans aanzien-
lijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 53
54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SYNCHRONISATIE VAN
INGESTELDE TEMPERATUREN
(functie MONO)
Als u de knop MONO indrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurders- en passa-
gierszijde automatisch gelijkgesteld.
Draai aan de knop AUTO of MONO
voor het verhogen/verlagen van de tem-
peratuur aan beide zijden.
Als u de knop MONO opnieuw indrukt,
wordt de functie uitgeschakeld.
AIRCOCOMPRESSOR
IN-/UITSCHAKELEN
Als u op de knop
drukt, wordt de
aircocompressor ingeschakeld.
Inschakelen compressor
lampje op de knop
brandt;
weergave van het symbool
op het
display.
Uitschakelen compressor
lampje op de knop
is gedoofd;
doven van het symbool
op het
display;
uitschakeling luchtrecirculatie;
uitschakeling AQS-functie.
Bij uitgeschakelde aircocompressor kan
de luchttemperatuur in het interieur niet
lager worden dan de buitentemperatuur;
in deze situatie knippert het symbool ò
op het display.
De uitschakeling van de aircocompressor
blijft in het geheugen opgeslagen, ook na
het afzetten van de motor. U kunt de air-
cocompressor weer inschakelen door
nogmaals de knop
of AUTO in te druk-
ken: in dat laatste geval worden de an-
dere handmatig geselecteerde instellingen
opgeheven.
LUCHTVERDELING INSTELLEN
Als u een of meer knoppen
Q/E/Z
indrukt, dan kunt u handmatig een van de
7 mogelijke verdelingen van de lucht naar
het interieur kiezen:
Q Luchtstroom naar de luchtroos-
ters van de voorruit en de zijrui-
ten voor voor ontdooiing/ontwa-
seming van de ruiten.
Z Luchtstroom naar de luchtroos-
ters van de beenruimte voor en
achter. Deze luchtverdeling zorgt
voor een snelle verwarming van
het interieur.
Q
Z
E
Lucht uit de luchtroosters voor
en achter, de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard, het luchtrooster ach-
ter en de luchtroosters voor ont-
waseming/ontdooiing van de voor-
ruit en zijruiten voor.
E Luchtstroom naar de luchtroos-
ters in het midden en aan de zij-
kant van het dashboard (lichaam
passagier).
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 54
55
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Q Lucht uit de luchtroosters in de
Z
beenruimte en de luchtroosters
voor ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en zijruiten voor.
Deze luchtverdeling zorgt voor
een goede verwarming van het
interieur en voorkomt het even-
tuele beslaan van de ruiten.
Z
E Lucht uit de luchtroosters in de
beenruimte (warmere lucht), de
luchtroosters in het midden en
aan de zijkant van het dashboard
en het luchtrooster achter
(koelere lucht).
E
Q
Lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard, het luchtrooster ach-
ter en de luchtroosters voor het
ontdooien/ontwasemen van de
voorruit en de zijruiten voor. De-
ze luchtverdeling zorgt voor een
goede ventilatie van het interieur
en voorkomt het eventuele be-
slaan van de ruiten.
BELANGRIJK Voor de werking van de
airconditioning moet minstens één knop
van de luchtverdeling
Q/E/Z worden
ingedrukt. Hierna kunnen de knoppen van
de luchtverdeling
Q/E/Z
niet meer
worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK Druk op de knop OFF om
het systeem weer in te schakelen: alle
functies die waren opgeslagen voor het
uitzetten van de motor, worden hervat.
Voor het hervatten van de automatische
werking van de luchtverdeling na een
handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer
en bij een lage temperatuur van de koel-
vloeistof in de motor.
Onder bovengenoemde klimatologische
omstandigheden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en de aanjager ten minste
op de 1e snelheid staat (één staafje ver-
licht).
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is bereikt.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
AIRCONDITIONING
UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF.
Op het display verschijnen de volgende
gegevens:
opschrift OFF;
weergave buitentemperatuur;
weergave ingeschakelde luchtrecircu-
latie (lampje op de knop
T
brandt).
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 55
56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 45 bedient u de
buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand MAR staat.
VERLICHTING
UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat lampje
3 branden.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat lampje
3 branden.
GROOTLICHT
Druk de hendel in de richting van het
dashboard (vergrendelde stand), als de
draaiknop reeds in stand
2 staat.
Op het instrumentenpaneel gaat lampje
1 branden.
Als vervolgens de hendel naar het stuur-
wiel wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht en wordt het dimlicht weer in-
geschakeld.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of
met uitgenomen sleutel, de draaiknop van
de linker hendel eerst in stand O en ver-
volgens in stand 6 of 2.
Op het instrumentenpaneel gaat lampje
3 branden. Met de richtingaanwijzer-
hendel kunt u kiezen aan welke zijde de
verlichting moet worden ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gege-
ven door de hendel naar het stuurwiel te
trekken (onvergrendelde stand), onge-
acht de stand van de draaiknop.
Op het instrumentenpaneel gaat lampje
1 branden.
fig. 45
F0Q0649m
fig. 46
F0Q0650m
RICHTINGAANWIJZERS
fig. 46
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer
omlaag (stand 2): inschakeling
linker richtingaanwijzer
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje Î of ¥ knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen automa-
tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Functie “lane change”
(wisselen van rijstrook)
Als u bij wisseling van rijstrook kort rich-
ting wilt aangeven, moet u de linker hen-
del korter dan een halve seconde in de
onvergrendelde stand zetten. De rich-
tingaanwijzer aan de gekozen zijde knip-
pert 5 keer en dooft daarna automatisch.
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 56
57
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SCHEMERSENSOR (automatisch
inschakelende koplampen) fig. 48
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschil-
len in sterkte van het omgevingslicht waar
te nemen op basis van de ingestelde ge-
voeligheid: hoe hoger de gevoeligheid,
hoe minder buitenlicht er nodig is om de
verlichting in te schakelen. De gevoelig-
heid van de sensor kan worden ingesteld
via het “Setup-menu” van het instrumen-
tenpaneel.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand
2
A
: op deze
manier gaan, afhankelijk van de sterkte
van het buitenlicht, de buitenverlichting
en de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld,
kan alleen het grootlichtsignaal worden
gegeven.
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor
uitschakeling wordt gegeven, wordt het
dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na
ongeveer 10 seconden, de buitenver-
lichting.
De schemersensor is niet in staat om
mist te signaleren. Daarom moet bij mist
de verlichting handmatig worden inge-
schakeld.
fig. 48
F0Q0652m
“Cornering lights”
Bij ingeschakeld dimlicht en bij een snel-
heid lager dan 40 km/h, wordt bij een gro-
te stuuruitslag of bij inschakeling van de
richtingaanwijzers, een lamp (ingebouwd
in de mistlamp) aan de binnenzijde van de
bocht ingeschakeld om het zichtveld
‘s nachts te vergroten.
“FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM fig. 47
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOP te draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de mo-
tor naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de
verlichting 30 seconden langer branden,
tot een maximum van 210 seconden;
hierna schakelt de verlichting automa-
tisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat
ook het controlelampje
3 op het in-
strumentenpaneel branden en verschijnt
er een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
fig. 47
F0Q0651m
038-057 BRAVO NL 14-12-10 09:33 Pagina 57
58
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RUITEN REINIGEN
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER fig. 49
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MAR staat.
De rechter hendel kan in vijf verschillen-
de standen worden gezet:
A: ruitenwissers uitgeschakeld.
B: wissen met interval.
Draai als de hendel in stand B staat, de
draaiknop F in een van de vier interval-
standen:
,
= zeer lang interval
= lang interval.
■■ = gemiddeld interval.
■■■ = kort interval.
C: langzaam continu wissen;
D: snel continu wissen;
E: tijdelijk snel wissen
(onvergrendelde stand).
In stand E werken de ruitenwissers, zo-
lang u de hendel met de hand in deze stand
houdt. Als u de hendel loslaat, springt
deze direct weer in stand A en schakelen
de ruitenwissers automatisch uit.
fig. 49
F0Q0645m
Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaar
worden belast, de beveiliging in, die er
voor zorgt dat de ruitenwissers enkele
seconden worden uitgeschakeld. Als
hierna de werking niet wordt hervat,
wendt u dan tot het Fiat Servicenet-
werk.
BELANGRIJK Als u bij ingeschakelde rui-
tenwissers de achteruit inschakelt, gaat
automatisch ook de achterruitwisser
werken.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 58
59
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
„Intelligente wis-/wasregeling”
fig. 50
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel aangetrokken houdt, dan
worden in een beweging de ruitenwis-
sers/-sproeiers ingeschakeld; de ruiten-
wissers schakelen automatisch in als u de
hendel voor bediening van de ruiten-
sproeiers langer dan een halve seconde
aangetrokken houdt.
De ruitenwissers blijven nog enkele sla-
gen werken, nadat u de hendel loslaat; na
enige seconden volgt nog een „reini-
gingsslag”.
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand naar
beneden.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-
ving van de sensor schoon.
Als u de draaiknop F-fig. 49 draait, dan
wordt de gevoeligheid van de regensen-
sor verhoogd, waardoor de overgang van
stilstaande ruitenwissers (geen slagen) bij
een droge ruit, naar de eerste snelheid
(langzaam continu wissen) sneller plaats-
vindt.
Als de gevoeligheid van de regensensor
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers
1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, werkt het
normale reinigingsprogramma. Daarna
hervat de regensensor zijn normale auto-
matische werking.
REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor A-fig. 51 bevindt zich
achter de binnenspiegel en staat in con-
tact met de voorruit. De sensor zorgt er-
voor dat de frequentie van de slagen van
de ruitenwissers, tijdens het wissen met
interval, automatisch wordt aangepast aan
de hoeveelheid regen op de ruit.
De sensor heeft een regelbereik dat op-
lopend varieert van uitgeschakelde rui-
tenwissers (geen slagen) als de ruit droog
is, tot ruitenwissers die ingeschakeld wor-
den op de eerste continue snelheid (lang-
zaam continu wissen) bij hevige regen.
fig. 50
F0Q0646m
fig. 51
F0Q0014m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 59
ACHTERRUITWISSER/
SPROEIER fig. 52
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MAR staat. De werking
stopt als de hendel wordt losgelaten. Als u
de draaiknop van stand
O in stand
'
zet,
dan werkt de achterruitwisser als volgt:
in intervalstand als de ruitenwissers
voor niet zijn ingeschakeld;
synchroon (met de helft van de fre-
quentie van de ruitenwissers voor) als
de ruitenwissers voor zijn ingeschakeld;
continu als de achteruit is ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor
de achteruit inschakelt, gaat automatisch
ook de achterruitwisser continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt
(onvergrendelde stand), schakelt de ach-
terruitsproeier in. Als u de hendel langer
dan een halve seconde naar het dashboard
geduwd houdt, schakelt ook de achter-
ruitwisser in. Als u de hendel loslaat, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma inge-
schakeld, zoals bij de ruitenwissers voor.
fig. 52
F0Q0653m
De „verzonken” koplampsproeiers zijn in
de voorbumper van de auto gemonteerd
en treden in werking als u, bij ingescha-
keld dimlicht en/of grootlicht, de ruiten-
sproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of
de koplampsproeiers schoon en in goede
staat zijn.
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de achterruit te ver-
wijderen. In die omstandig-
heden grijpt, als de ruitenwissers te
zwaar worden belast, de beveiliging in,
die ervoor zorgt dat de ruitenwisser
enkele seconden worden uitgescha-
keld. Als hierna de werking niet wordt
hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
KOPLAMPSPROEIERS
(indien aanwezig) fig. 53
fig. 53
F0Q0018m
60
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Schakel de regensensor niet in
als de auto in een wastunnel
wordt gereinigd.
Controleer als er ijs op de
voorruit zit, of de regensensor
is uitgeschakeld.
Voor het reinigen van de
voorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uit-
geschakeld.
ATTENTIE
Uitschakelen
Draai de contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleu-
tel in stand MAR), schakelt de regen-
sensor niet weer in, ook niet als de hen-
del in stand B-fig. 49 is blijven staan.
Voor het inschakelen van de regensensor
moet de hendel in stand A of C worden
gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijze op-
nieuw wordt ingeschakeld, wordt ten
minste 1 wisslag uitgevoerd, ook bij een
droge ruit.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 60
61
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A-fig. 54 in stand
ON.
Het systeem kan alleen worden inge-
schakeld in de 4
e
versnelling of hoger. Op
afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-
control de snelheid iets oplopen ten op-
zichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem wordt ingeschakeld, gaat
het lampje Ü op het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een bericht op
het display (zie het hoofdstuk „Lampjes
en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
zet de draaiknop A-fig. 54 in stand
ON en trap het gaspedaal in totdat de
auto met de gewenste snelheid rijdt;
zet de draaiknop B ten minste drie
seconden op (+) en laat de knop los:
de snelheid van de auto is opgeslagen en
het gaspedaal kan worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid simpel verhoogd worden
door het intrappen van het gaspedaal: als
u daarna het gaspedaal loslaat, wordt te-
ruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.
fig. 54
F0Q0648m
CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(indien aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waar-
door de auto (bij een snelheid boven
30 km/h) op lange, rechte en droge tra-
jecten en bij weinig verandering in de rij-
omstandigheden (bijv. snelwegen), met
een constante en vooraf ingestelde snel-
heid blijft rijden zonder het gaspedaal te
hoeven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen
voordelen in druk verkeer. Gebruik dit
systeem niet in de stad.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 61
62
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Bij een storing of een afwij-
kende werking van de cruise-
control, moet de draaiknop A-fig. 54
in stand OFF worden gezet. Laat het
systeem, na controle van de zekering,
door het Fiat Servicenetwerk con-
troleren.
ATTENTIE
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bij-
voorbeeld het intrappen van het rem- of
koppelingspedaal, kan de opgeslagen snel-
heid op de volgende manier worden op-
geroepen:
geef geleidelijk gas, totdat de snelheid
ongeveer gelijk is aan de opgeslagen
snelheid;
schakel de versnelling in die ingescha-
keld was op het moment van het op-
slaan van de snelheid
(4
e
, 5
e
of 6
e
versnelling);
druk op de knop C-fig. 54.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
trap het gaspedaal in en sla vervolgens
de nieuwe snelheid op;
of
zet de draaiknop B-fig. 54 in stand (+).
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid,
wordt de snelheid iets verhoogd (onge-
veer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid
wordt gehouden, verandert de snelheid
traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
schakel het systeem uit en sla vervol-
gens de nieuwe snelheid op;
of
houd de draaiknop B-fig. 54 in stand
(–), totdat de nieuwe snelheid is be-
reikt die automatisch zal worden op-
geslagen.
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid,
wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer
1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt
gehouden, verandert de snelheid trap-
loos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet de draaiknop A-fig. 54 in stand OFF
of de start-/contactsleutel in stand
STOP. Het systeem schakelt in de vol-
gende gevallen automatisch uit:
als het rem- of koppelingspedaal wordt
ingetrapt;
als het ASR- of ESP-systeem
(indien aanwezig) in werking treedt.
als met handbediening een andere ver-
snelling wordt ingeschakeld bij uitvoe-
ringen met Dualogic versnellingsbak
(indien aanwezig);
als u de versnellingspook van de
Dualogic versnellingsbak (indien aan-
wezig) per ongeluk in stand N of R zet.
Als de cruise-control tijdens
het rijden is ingeschakeld,
zet dan nooit de versnellingspook in
de vrijstand of bij uitvoeringen met
Dualogic versnellingsbak, de pook in
stand N of R.
ATTENTIE
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 62
63
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES fig. 55
Met schakelaar A kunnen de plafond-
lampjes worden in- en uitgeschakeld.
Met schakelaar A in het midden worden
de lampjes C en D in-/uitgeschakeld bij
het openen/sluiten van de voorportieren.
Met schakelaar A naar links geschoven,
blijven de lampjes C en D altijd uitge-
schakeld. Met schakelaar A naar rechts
geschoven, blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting
gaat geleidelijk.
Met schakelaar B bedient u de spotjes; bij
uitgeschakelde plafondverlichting wordt
met de schakelaar:
in linker stand, het spotje C ingescha-
keld;
in rechter stand, het spotje D inge-
schakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of beide schakelaars in de
middelste stand staan. Op deze manier
zullen de lampjes van de plafondverlich-
ting doven bij het sluiten van de portie-
ren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de rechter stand is
blijven staan, schakelt de verlichting
15 minuten na het uitzetten van de mo-
tor automatisch uit.
Brandduurregeling van de
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het
donker te vergemakkelijken, zijn er 2
brandduurregelingen.
Brandduurregeling bij het instappen
De plafondlampjes gaan op de volgende
manier branden:
ongeveer 10 seconden tijdens het ont-
grendelen van de voorportieren;
ongeveer 3 minuten bij het openen van
een portier;
ongeveer 10 seconden bij het ver-
grendelen van de portieren.
De werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de contactsleutel
in stand MAR wordt gedraaid.
fig. 55
F0Q0669m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 63
64
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 56
F0Q0670m
Brandduurregeling bij het uitstappen
Als de contactsleutel uit het start-/con-
tactslot wordt verwijderd, gaan de pla-
fondlampjes op de volgende manier bran-
den:
ongeveer 10 seconden binnen 2 minu-
ten na het uitzetten van de motor;
ongeveer 3 minuten bij het openen van
een portier;
ongeveer 10 seconden bij het sluiten
van een portier.
als de brandstofnoodschakelaar in wer-
king treedt; de verlichting blijft onge-
veer 15 minuten branden en schakelt
daarna automatisch uit.
Als de portieren worden vergrendeld,
schakelt de verlichting onmiddellijk uit
(tenzij de brandstofnoodschakelaar is in-
geschakeld).
fig. 57
F0Q0740m
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER
Uitvoeringen zonder open dak
fig. 56
Op deze uitvoeringen zijn twee plafond-
lampjes achter aanwezig.
Om de verlichting in of uit te schakelen,
moet u op het door de pijl aangegeven
punt (+-teken op het lampenglas van het
plafondlampje) drukken.
De plafondlampjes achter gaan ook bran-
den als de plafondverlichting voor wordt
ingeschakeld.
Uitvoeringen met open dak fig. 57
Op deze uitvoeringen is slechts één
plafondlampje achter aanwezig.
Om de verlichting in of uit te schakelen,
moet u op het door de pijl aangegeven
punt (+-teken op het lampenglas van het
plafondlampje) drukken.
De plafondverlichting achter gaat ook
branden als de plafondverlichting voor
wordt ingeschakeld.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 64
65
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MISTACHTERLICHTEN
Druk voor inschakeling op de knop
C-fig. 59. Deze werken alleen als het
dimlicht of de mistlampen voor zijn in-
geschakeld. Druk voor uitschakeling nog-
maals op de knop.
fig. 58
F0Q0637m
fig. 59
F0Q0636m
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPER-LICHTEN
Druk op de schakelaar A-fig. 58, onge-
acht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden
de lampjes
Î
en
¥
op het instrumen-
tenpaneel. Druk voor uitschakeling nog-
maals op de knop A.
Het gebruik van de waarschuwingsknip-
perlichten is afhankelijk van de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
Noodstop
Bij een noodstop schakelen automatisch
de waarschuwingsknipperlichten in en
gaan gelijktijdig de lampjes
Î
en
¥
op het
instrumentenpaneel branden.
De functie schakelt automatisch uit als de
remvertraging niet meer het karakter van
een noodstop heeft.
Deze functie voldoet aan de huidige wet-
telijke voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig)
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting
op de knop B-fig. 59. Druk voor uit-
schakeling nogmaals op de knop.
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
fig. 60 (als alternatief voor de
brandstofnoodschakeling, voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De schakelaar bevindt zich aan de on-
derzijde naast de stijl van het passagiers-
portier en schakelt in bij een ongeval
waardoor:
de toevoer van brandstof wordt ge-
stopt en de motor afslaat;
de portieren automatisch ontgren-
delen;
de interieurverlichting ongeveer 15
minuten gaat branden.
Als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld, brandt het lampje
è
of het sym-
bool
°
op het instrumentenpaneel en ver-
schijnt er een bericht op het display (zie
het hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
fig. 60
F0Q0638m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 65
66
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Om de juiste werking van de auto te her-
stellen, moeten de volgende handelingen
worden uitgevoerd:
draai de contactsleutel in stand MAR;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
draai de contactsleutel in stand STOP.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, scha-
kel dan het systeem niet opnieuw in,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, druk
dan op de knop A om de brandstoftoe-
voer weer te herstellen en de verlichting
weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleutel in
stand STOP om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem lekt,
druk dan de schakelaar niet weer te-
rug, zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
(als alternatief voor de
brandstofnoodschakelaar, voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze schakelt in bij een ongeval waar-
door:
de toevoer van brandstof wordt ge-
stopt en de motor afslaat;
de portieren automatisch ontgrendelen;
de interieurverlichting wordt inge-
schakeld.
Als het systeem is ingeschakeld, verschijnt
er een melding op het display.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na het ongeval de contactsleutel in
stand STOP om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 66
67
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Zorg dat er geen vloeistof ge-
morst wordt: het vak is voor-
zien van een opening in de
bodem waardoor eventueel
gemorste vloeistof kan worden afge-
voerd.
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN VOOR MET
OPBERGVAK
(indien aanwezig)
Deze bevindt zich tussen de voorstoelen.
De armsteun is voorzien van een inwen-
dig opbergvak en een koel/warmhoudvak
(indien aanwezig) (zie de volgende para-
grafen).
De armsteun is in lengterichting verstel-
baar door het deksel A-fig. 61 te ver-
plaatsen.
Opbergvak
Het deksel A-fig. 61 van het opbergvak
kan uitsluitend worden geopend als de
armsteun volledig omlaag gekanteld en
vergrendeld is. Het opbergvak B-fig. 62
is bereikbaar nadat het deksel A is op-
getild.
BELANGRIJK Het vak dient om van te-
voren gekoelde of warme drankjes op
temperatuur te houden.
fig. 61
F0Q0631m
fig. 62
F0Q0632m
fig. 63
F0Q0634m
fig. 64
F0Q0633m
Koel/warmhoudvak
Druk op de knop A-fig. 63 en plaats de
armsteun B omhoog: het koel/warm-
houdvak fig. 64 is nu bereikbaar.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 67
68
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 66
F0Q0635m
fig. 65
F0Q0010m
Rijd niet met een geopend
dashboardkastje: bij een on-
geval zou de passagier zich kunnen
verwonden.
ATTENTIE
ARMSTEUN ACHTER
(indien aanwezig)
Klap de armsteun A-fig. 65 voor gebruik
omlaag, zoals aangegeven in de figuur.
In de armsteun zijn twee beker/blikjes-
houders B geplaatst. Om de houders te
gebruiken, moet de lip C in de richting
van de pijl worden getrokken.
In de armsteun bevindt zich een opberg-
vak dat bereikbaar is na het openen van
de klep.
OPBERGVAKKEN
Dashboardkastje passagierszijde
Trek om het kastje te openen aan de
handgreep A-fig. 66, zoals door de pijl
wordt aangegeven.
Bij het openen van het kastje gaat aan
de binnenkant een lampje branden. Dit
lampje blijft ongeveer 15 minuten inge-
schakeld als de contactsleutel in stand
STOP staat.
Als binnen deze 15 minuten een portier
of de achterklep wordt geopend, dan
start de tijdregeling opnieuw.
fig. 67
F0Q0012m
Opbergvak onder stoel
(indien aanwezig)
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich onder
de passagiersstoel een opbergvak: gebruik
dit vak niet om er voorwerpen in op te
bergen die zwaarder zijn dan 1,5 kg.
Trek aan de handgreep A-fig. 67 om het
opbergvak te openen.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 68
69
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 68/a
F0Q0629m
AANSTEKER (indien aanwezig)
Deze bevindt zich in de tunnelconsole.
Druk voor het inschakelen van de aan-
steker de knop A-fig. 68/a in, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat.
Na enige seconden springt de knop in de
beginstand en is de aansteker klaar voor
gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aan-
steker na het indrukken ook uitschakelt.
BELANGRIJK De aansteker wordt erg
heet. Gebruik de aansteker voorzichtig
en voorkom dat hij gebruikt wordt door
kinderen: risico op brand en/of brand-
wonden.
ASBAK (indien aanwezig)
De asbak bestaat uit een uitneembaar
kunststof houder fig. 69 met een veer-
opening. De asbak kan in de beker/
blikjeshouders geplaatst worden op de
tunnelconsole.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak: papiertjes en dergelijke kun-
nen door peuken in brand raken.
fig. 69
F0Q0630m
fig. 68
F0Q0016m
STEKKERDOOS (12V)
Deze bevindt zich op de tunnelconsole
en werkt alleen als de contactsleutel in
stand MAR staat. Als de auto is uitgerust
met de rokerskit, dan is de stekkerdoos
vervangen door een aansteker
(zie de volgende paragraaf).
Op enkele uitvoeringen is ook een stek-
kerdoos A-fig. 68 in de bagageruimte
aanwezig.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 69
70
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEKERHOUDERS fig. 70
Op de tunnelconsole bevinden zich twee
houders waarin bekers of blikjes geplaatst
kunnen worden.
fig. 70
F0Q0671m
fig. 72
F0Q0673m
OPBERGVAKKEN
Deze bevinden zich naast de aansteker
fig. 71, naast de handrem fig. 72 en in
de voor- en achterportieren fig. 73 en
fig. 74.
fig. 71
F0Q0672m
fig. 73
F0Q0674m
fig. 74
F0Q0676m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 70
71
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Op de zonneklep aan passagierszijde
bevinden zich ook de symbolen en
informatie over het juiste gebruik van
kinderzitjes als de passagiersstoel is
uitgerust met een airbag. Zie voor meer
informatie de paragraaf „Frontairbag
aan passagierszijde” in het hoofdstuk
„Veiligheid”.
fig. 75
F0Q0675m
Open het klepje A om het spiegeltje te
gebruiken.
De verlichting blijft ongeveer 15 minuten
branden als de contactsleutel in stand
STOP staat: als binnen deze 15 minuten
een portier of de achterklep wordt geo-
pend, gaat de tijdsperiode opnieuw in.
ZONNEKLEPPEN fig. 75
Bestuurderszijde
Op enkele uitvoeringen is de zonneklep
voorzien van een spiegeltje.
Passagierszijde
De zonneklep is voorzien van een spie-
geltje (op enkele uitvoeringen verlicht
door een plafondlampje).
De zonnekleppen aan bestuurders- en
passagierszijde kunnen voor de voorruit
en de zijruit worden gedraaid.
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich op de
achterzijde van de zonneklep aan passa-
gierszijde een spiegeltje dat verlicht wordt
door een plafondlampje, waardoor het
spiegeltje ook bij weinig licht gebruikt kan
worden.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 71
72
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OPEN DAK
(indien aanwezig)
Het grote open dak bestaat uit twee ruit-
panelen, een vast paneel en een beweeg-
baar paneel, met twee handbediende zon-
neschermen (voor en achter).
De zonneschermen kunnen worden ge-
bruikt in de standen „geheel gesloten” of
„geheel geopend” (ze hebben geen vaste
tussenliggende standen).
Zonneschermen openen: pak de hand-
greep A-fig. 76 vast, maak de handgreep
vrij en beweeg hem in de richting van de
pijlen totdat de stand „geheel geopend”
is bereikt.
Ga voor het sluiten in omgekeerde volg-
orde te werk. Het open dak kan uitslui-
tend bediend worden als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Met de bedie-
ningsknoppen A en B fig. 77 op het pa-
neel nabij het plafondlampje voor, kunt
u het dak openen/sluiten.
fig. 76
F0Q0737m
Sluiten
Als het dak in geheel geopende stand
staat en u drukt langer dan een halve se-
conde op de knop A-fig. 77, dan wordt
het voorste ruitpaneel automatisch in
een tussenliggende stand gezet (stand
„Comfort”).
Als u nogmaals een halve seconde op de
knop drukt, dan komt het dak automa-
tisch in „kantelstand”. Als u nogmaals op
de sluitknop drukt, wordt het dak geheel
gesloten.
Openen
Als u de knop B-fig. 77 indrukt en inge-
drukt houdt, opent het voorste ruitpa-
neel in „kantelstand”; druk nogmaals lan-
ger dan een halve seconde op de knop
B om de ruit in een tussenliggende stand
te zetten (stand „Comfort”).
Druk nogmaals langer dan een halve se-
conde op de knop om het dak geheel te
openen; het ruitpaneel kan in een tus-
senliggende stand worden gezet door op-
nieuw op de knop te drukken.
fig. 77
F0Q0678m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 72
73
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Open het dak niet bij sneeuw
of ijs: het kan dan beschadigd
worden.
Als er een imperiaal gemon-
teerd is, is het raadzaam het
open dak alleen in „kantel-
stand” te gebruiken.
Verwijder altijd de contact-
sleutel uit het contactslot
als u de auto verlaat, om te voorko-
men dat het open dak per ongeluk in
beweging wordt gebracht en zo ge-
vaar kan opleveren voor de achter-
gebleven inzittenden: onzorgvuldige
bediening van het open dak kan ge-
vaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens de bediening van het open dak
altijd of de passagiers niet verwond
kunnen worden door de beweging
van het open dak zelf of door in be-
weging gebrachte voorwerpen.
ATTENTIE
ANTI-LETSELFUNCTIE
Het open dak is voorzien van een anti-
letselfunctie die een eventueel obstakel
kan waarnemen als de ruit sluit. In dat ge-
val stopt het systeem de ruitbeweging en
wordt de ruitbeweging onmiddellijk om-
gekeerd.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 73
74
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu losgekoppeld is geweest of als
een zekering is doorgebrand, moet de
werking van het open dak opnieuw inge-
steld worden.
Ga als volgt te werk:
druk de knop A-fig. 77 in totdat het
dak geheel gesloten is. Laat de knop
los;
druk op de knop A en houd de knop
ingedrukt gedurende ten minste 10
seconden en/of totdat het ruitpaneel
een stap naar voren maakt. Laat nu de
knop los;
druk binnen 5 seconden na de voor-
gaande handeling op de knop A en
houd de knop ingedrukt: het ruitpaneel
wordt geheel geopend en daarna
gesloten. Laat de knop pas los na deze
cyclus.
NOODBEDIENING
Als het open dak niet elektrisch bediend
kan worden, dan kan het handmatig wor-
den bediend; ga hiervoor als volgt te
werk:
verwijder de beschermdop A-fig. 78
aan de achterzijde van de binnenbe-
kleding;
neem de zeskantige sleutel uit de hou-
der met de boorddocumentatie of uit
de bagageruimte (uitvoeringen met
Fix&Go automatic);
steek de sleutel in de zitting B en draai
de sleutel:
– rechtsom om het dak te openen;
– linksom om het dak te sluiten.
fig. 78
F0Q0738m
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 74
75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PORTIEREN
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Van buitenaf
Sluit de portieren, steek de sleutel in het
slot van een van de voorportieren, en
draai de sleutel.
Van binnenuit
Sluit de portieren en druk op het knopje
voor ver-/ontgrendeling van de portieren
fig. 79. Dit knopje bevindt zich op het
dashboard.
Als er een storing is in het elektrische sys-
teem, is het altijd mogelijk de portieren
met de hand te vergrendelen.
BELANGRIJK De achterportieren kunnen
niet van binnenuit worden geopend als
het kinderveiligheidsslot is ingeschakeld.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT
fig. 80
Hierdoor kunnen de achterportieren niet
van binnenuit geopend worden.
Het systeem kan alleen bij een geopend
portier worden ingeschakeld:
stand 1 - systeem ingeschakeld
(portier vergrendeld);
stand 2 - systeem uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het
elektrisch ontgrendelen van de portieren.
fig. 79
F0Q0641m
fig. 80
F0Q0677m
Schakel dit systeem altijd in
als u kinderen vervoert.
Controleer nadat u het vei-
ligheidsslot bij beide achter-
portieren hebt ingeschakeld, of het
slot daadwerkelijk is ingeschakeld
door aan de handgreep aan de bin-
nenzijde van de portieren te trekken.
ATTENTIE
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 75
76
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld
is geweest of als een zekering is doorge-
brand, moet het ont-/vergrendelmecha-
nisme van de portieren geïnitialiseerd
worden. Ga hiervoor als volgt te werk:
sluit alle portieren;
druk op de knop
Á
op de sleutel of
op de ver-/ontgrendelknop
voor de portieren op het dashboard;
druk op de knop
Ë
op de sleutel of
op de ver-/ontgrendelknop
voor de portieren op het dashboard.
Bedien het kinderveilig-
heidsslot niet als de nood-
portiervergrendeling achter al is in-
geschakeld. Als beide systemen zijn
ingeschakeld: om het portier weer te
kunnen openen, moet eerst met de
handgreep in de auto de noodpor-
tiervergrendeling achter worden uit-
geschakeld en vervolgens het portier
met de handgreep aan de buiten-
zijde worden geopend.
ATTENTIE
NOODPORTIERVERGRENDELING
ACHTER
fig. 81
De achterportieren zijn voorzien van
een systeem waarmee ze kunnen wor-
den vergrendeld als er geen stroom
aanwezig is.
Ga in dit geval als volgt te werk:
steek de metalen baard van de con-
tactsleutel in de zitting A;
draai de sleutel rechtsom en verwij-
der hem daarna uit de zitting A.
fig. 81
F0Q0679m
Ga als volgt te werk om de knopjes van
de sloten weer in dezelfde stand te zet-
ten (alleen als de acculading hersteld is):
druk op de knop
Ë
van de sleutel;
druk op de ver-/ontgrendelknop
van de portieren op het dash-
board;
open het voorportier door de sleutel
in het slot te steken en te draaien;
trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
BELANGRIJK Als u bij ingeschakeld kin-
derveiligheidsslot de binnenhandgreep
van een achterportier bedient, lukt het
niet om het portier te openen en komt
slechts het knopje van de sloten omhoog;
het portier kan worden geopend door
aan de buitenhandgreep te trekken. Bij
een noodvergrendeling wordt de ont-/
vergrendelknop niet buiten werking
gesteld.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 76
77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
De ruitbediening is voorzien van een
anti-letselfunctie die een eventueel ob-
stakel kan registreren als de ruit sluit. In
dat geval onderbreekt het systeem de
ruitbeweging en wordt de ruitbeweging
onmiddellijk omgekeerd.
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie
binnen 1 minuut 5 keer inschakelt, dan
voert het systeem automatisch de
„recovery” uit (zelfbescherming).
Hierbij gaat de ruit telkens een klein
stukje omhoog totdat de ruit geheel
gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste
werking van het systeem als volgt te
werk:
open de ruiten;
of
draai de contactsleutel in stand
STOP en vervolgens in MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de
ruit weer normaal.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOP staat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer
2 minuten worden bediend. Het sys-
teem wordt echter onmiddellijk uitge-
schakeld als een van de portieren wordt
geopend.
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen en is ge-
richt op de bescherming van de in-
zittenden wanneer deze ledematen
door de geopende ruit steken.
ATTENTIE
BEDIENINGSKNOPPEN
Bestuurdersportier fig. 82
Op het portierpaneel aan bestuurders-
zijde zijn de bedieningsknoppen gemon-
teerd waarmee u, als de contactsleutel in
stand MAR staat, de zijruiten bedient:
A: openen/sluiten zijruit linksvoor;
„automatisch continue” werking tij-
dens het openen/sluiten van de ruit;
B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;
„automatisch continue” werking tij-
dens het openen/sluiten van de ruit;
C: in-/uitschakeling bedieningsknoppen
voor de ruiten achter;
D: openen/sluiten zijruit linksachter
(indien aanwezig); „automatisch con-
tinue” werking tijdens het openen/
sluiten van de ruit;
E: openen/sluiten zijruit rechtsachter
(indien aanwezig); „automatisch con-
tinue” werking tijdens het openen/
sluiten van de ruit.
fig. 82
F0Q0622m
BELANGRIJK Als bij enkele uitvoeringen
de knop
Á
op de sleutel met afstandsbe-
diening langer dan 2 seconden wordt in-
gedrukt, worden de ruiten geopend; als
de knop
Ë
langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt, worden de ruiten gesloten.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 77
78
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Onzorgvuldig gebruik van
de elektrische ruitbediening
kan gevaarlijk zijn. Controleer voor
en tijdens het bedienen van de ruit
altijd of de passagiers niet kunnen
worden verwond door de bewegen-
de ruiten, hetzij direct door contact
met de ruit, hetzij door voorwerpen
die door de ruit worden meegesleept
of geraakt. Verwijder altijd de sleu-
tel uit het contactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
ATTENTIE
HANDMATIGE
RUITBEDIENING ACHTER
(indien aanwezig)
Open of sluit de ruit met de betreffende
slinger.
Initialisatie van de ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of als
een zekering is doorgebrand, moet de
werking van het systeem opnieuw inge-
steld worden.
Initialisatieprocedure:
sluit de ruit die geïnitialiseerd moet
worden geheel (handmatig);
houd na het bereiken van de geheel ge-
sloten stand de knop nog ten minste
1 seconde ingedrukt.
fig. 83
F0Q0743m
Passagiersportier
voor/achterportieren
Op het portierpaneel aan passagiers-
zijde voor en, op enkele uitvoeringen op
de achterportieren, zijn bedieningsknop-
pen A-fig. 83 gemonteerd waarmee u de
betreffende ruit kunt bedienen.
Druk op de knop A of B om de gewenste
ruit te openen/sluiten. Druk kort op een
van de knoppen voor het „stapsgewijs”
openen/sluiten van de ruit; als de knop
langer wordt ingedrukt, wordt de „auto-
matisch continue” werking ingeschakeld
zowel tijdens het openen als het sluiten.
De ruit stopt in de gewenste stand als u
nogmaals op de knop A of B drukt.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 78
79
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Openen met sleutel
met afstandsbediening
Druk op de knop R, ook als het dief-
stalalarm (indien aanwezig) is ingescha-
keld. Als de achterklep wordt geopend,
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer; bij het sluiten knipperen de rich-
tingaanwijzers één keer (alleen bij inge-
schakeld diefstalalarm). Als bij auto’s met
diefstalalarm de achterklep wordt geo-
pend, gebeurt het volgende:
uitschakeling van de volumetrische
beveiliging;
uitschakeling van de kantelsensor;
uitschakeling van de achterklepsensor.
Als de achterklep weer wordt vergren-
deld, worden alle functies weer hersteld.
fig. 84
F0Q0680m
SLUITEN
U sluit de achterklep door deze te laten
zakken en ter hoogte van het slot te druk-
ken, totdat u de vergrendeling hoort.
Naderhand aangebrachte
voorwerpen op de hoeden-
plank of de achterklep (luid-
sprekers, spoiler enz.) kunnen,
behalve wanneer de auto hierop is
voorbereid, de juiste werking van de
gasveren verhinderen.
BAGAGERUIMTE
OPENEN
Als de achterklep is ontgrendeld, kan de-
ze vanaf de buitenzijde worden geopend
door op het elektrische embleem te
drukken fig. 84.
De achterklep kan bovendien altijd wor-
den geopend als de portieren van de au-
to ontgrendeld zijn.
Gebruik voor het openen van de achter-
klep de sleutel met afstandsbediening.
Als de achterklep niet goed gesloten is,
brandt het waarschuwingslampje ´ of het
symbool R op het instrumentenpaneel
en verschijnt er een bericht op het dis-
play (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”).
Als u de achterklep opent, gaat de baga-
geruimteverlichting branden: de verlich-
ting gaat automatisch uit als u de achter-
klep sluit.
De verlichting blijft bovendien ongeveer
15 minuten branden nadat de contact-
sleutel in stand STOP is gedraaid: als bin-
nen deze 15 minuten een portier of de
achterklep wordt geopend, dan start de
tijdregeling opnieuw.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 79
80
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Het is mogelijk de bagageruimte te ver-
groten door de deelbare achterbank ge-
deeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer te
klappen.
Gedeeltelijk vergroten
(1/3 of 2/3) fig. 86-87
Als u de rechterzijde van de bagage-
ruimte vergroot, kunt u twee passagiers
op het linker gedeelte van de achterbank
vervoeren. Als u de linkerzijde van de
bagageruimte vergroot, kunt u een
passagier op het rechter gedeelte van de
achterbank vervoeren.
Ga als volgt te werk:
laat de hoofdsteunen van de achter-
bank geheel zakken;
plaats de veiligheidsgordel opzij en con-
troleer of de gordel niet gespannen is
of gedraaid zit;
klap de gewenste zitting naar voren
fig. 88 bij het door de pijl aangegeven
punt;
trek de borghendel van de rugleuning
A-fig. 89 omhoog en kantel de rug-
leuning naar voren. Als de borghendel
omhoog staat, is er een „rode band” B
zichtbaar.
fig. 86
F0Q0681m
fig. 87
F0Q0682m
fig. 88
F0Q0684m
fig. 89
F0Q0683m
Bij het gebruik van de baga-
geruimte mag het maximum
laadvermogen nooit worden over-
schreden (zie het hoofdstuk „Tech-
nische gegevens”). Controleer bo-
vendien of de bagageruimte goed ge-
laden is, om te voorkomen dat een
voorwerp bij bruusk remmen naar
voren schiet en letsel veroorzaakt.
ATTENTIE
Rijd niet met voorwerpen
op de hoedenplank: bij een
ongeval of bruusk remmen kunnen
ze de passagiers verwonden.
ATTENTIE
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 80
81
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Maximale vergroting
Als de achterbank wordt neergeklapt, is
de bagageruimte maximaal vergroot.
Ga als volgt te werk:
laat de hoofdsteunen van de achter-
bank geheel zakken;
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of de gordels niet gespan-
nen zijn of gedraaid zitten;
klap de zittingen naar voren zoals hier-
voor beschreven;
maak voor het verwijderen van de
hoedenplank (achterste deel) fig. 90
de uiteinden A-fig. 91 los van de twee
trekkoorden, door de ogen uit de pen-
nen te verwijderen en ze in de richting
van de pijl te duwen;
klap na het omklappen van de zitting
de rugleuningen van de zitplaatsen ach-
ter naar voren, zoals hiervoor is be-
schreven, zodat een vlakke laadvloer
ontstaat.
ACHTERBANK
TERUGPLAATSEN
Plaats de veiligheidsgordels opzij en con-
troleer of de gordels niet gespannen zijn
of gedraaid zitten. Plaats de rugleuningen
omhoog en druk de leuningen naar ach-
teren, totdat beide borgmechanismen
hoorbaar inklikken. Controleer of de
„rode band” B-fig. 92 aan de zijkant van
de hendels A niet meer zichtbaar is.
fig. 91
F0Q0687m
fig. 90
F0Q0686m
fig. 92
F0Q0683m
Als de „rode band” B zichtbaar is, dan is
de rugleuning niet goed vergrendeld.
Plaats vervolgens de zittingen in horizon-
tale positie en houd daarbij de sluiting van
de middelste zitplaats omhoog.
Controleer of de rugleuning
aan beide zijden goed ver-
grendeld is („rode band” B-fig. 92
niet zichtbaar) om te voorkomen dat
in geval van bruusk remmen, de rug-
leuning naar voren klapt en de pas-
sagiers verwondt.
ATTENTIE
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 81
82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BAGAGE VASTZETTEN
In de bagageruimte bevinden zich twee
bevestigingspunten fig. 93 waaraan rie-
men of spanbanden kunnen worden be-
vestigd, waarmee de bagage goed kan
worden vastgezet, en twee bevestigings-
punten op de achtertraverse fig. 94.
BELANGRIJK Bevestig geen lading met
een gewicht boven 100 kg aan een enkel
bevestigingspunt.
Niet goed vastgezette ba-
gage kan bij een ongeluk de
passagiers ernstig verwonden.
ATTENTIE
Als u in een gebied rijdt
waar brandstof moeilijk ver-
krijgbaar is en u daarom reserve-
brandstof in een jerrycan wilt ver-
voeren, dan dient u zich aan de gel-
dende wetgeving te houden. Gebruik
alleen een goedgekeurde jerrycan en
bevestig deze op de juiste wijze. Toch
zal bij een ongeval de kans op brand
groter zijn.
ATTENTIE
fig. 93
F0Q0685m
fig. 94
F0Q0688m
fig. 95
F0Q0002m
CARGO BOX
De cargobox bestaat uit een voorge-
vormd element fig. 95 voor het opber-
gen van voorwerpen in de bagageruimte,
waardoor een vlakke laadvloer ontstaat.
058-082 BRAVO NL 14-12-10 09:55 Pagina 82
83
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek de hendel A-fig. 96 in de richting
van de pijl;
trek aan het hendeltje B-fig. 97 en til
de motorkap omhoog;
til de motorkap op en trek gelijktijdig
de steunstang C-fig. 98 uit de klem;
steek vervolgens het uiteinde van de
stang in de zitting D op de motorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit aan-
staan voordat u de motorkap optilt.
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met een hand
omhoog, trek met de andere hand de
stang C-fig. 98 uit de zitting D en
plaats de steunstang terug in de klem;
laat de motorkap tot op ongeveer
20 cm van de motorruimte zakken, laat
de motorkap vallen en controleer of
de motorkap goed is gesloten door de
motorkap op te tillen. De motorkap
mag niet alleen door de beveiliging ver-
grendeld zijn. Druk in dit laatste geval
de motorkap niet dicht, maar til hem
opnieuw op en herhaal de handeling.
Als de motorkap niet goed gesloten is,
brandt het waarschuwingslampje ´ of
het symbool S op het instrumen-
tenpaneel en verschijnt er een bericht
op het display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
fig. 96
F0Q0689m
fig. 97
F0Q0690m
fig. 98
F0Q0748m
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 83
84
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
IMPERIAAL/SKIDRAGER
De bevestigingspunten bevinden zich op
de in fig. 99 aangegeven plaatsen en zijn
uitsluitend bereikbaar bij geopende por-
tieren.
In het Fiat Lineaccessori-programma is
een imperiaal/skidrager opgenomen die
speciaal voor deze auto is ontwikkeld.
fig. 99
A
F0Q0785m
Controleer na enkele kilo-
meters opnieuw of de be-
vestigingsbouten nog goed vastzitten.
ATTENTIE
Houdt u zorgvuldig aan de
wettelijke bepalingen be-
treffende de maximale afme-
tingen.
Verdeel de lading gelijk-
matig en houd tijdens de rit
rekening met een verhoogde zij-
windgevoeligheid.
ATTENTIE
Overschrijd nooit het maxi-
mum draagvermogen (zie het
hoofdstuk “Technische Gege-
vens”).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Con-
troleer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed vergrendeld is, stop dan on-
middellijk en sluit de motorkap op
de juiste wijze.
ATTENTIE
Voer deze handeling alleen
uit als de auto stilstaat.
ATTENTIE
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de
motorkap onverwachts dichtvallen.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 84
85
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belang-
rijk voor het comfort en de veiligheid van
uzelf en de overige weggebruikers. Voor
optimaal zicht en zichtbaarheid moeten
de koplampen op de juiste wijze zijn af-
gesteld. Wendt u voor controle of af-
stelling tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij het inschakelen van de
gasontladingslampen (xenon) (indien aan-
wezig) is het normaal dat de koplamp-
bundel ongeveer 2 seconden een verti-
cale beweging maakt. Deze tijd is nodig
voor het stabiliseren van de correcte
koplampafstelling.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de
contactsleutel in stand MAR staat en de
dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto
is beladen en achterover helt, schijnt de
lichtbundel meer omhoog. De stand van
de koplampen moet nu worden gecor-
rigeerd.
Koplampverstelling
Druk op de knoppen A en B-fig. 100 op
het centrale schakelaarpaneel; als de auto
is uitgerust met gasontladingslampen (xe-
non), dan wordt de koplampafstelling
elektronisch geregeld en zijn de knoppen
A en B niet aanwezig.
Als u op de knop A drukt, wordt de licht-
bundel een stand verhoogd. Als u op de
knop B drukt, wordt de lichtbundel een
stand verlaagd.
Display C op het instrumentenpaneel
toont de stand gedurende de koplamp-
afstelling.
Correcte standen op basis
van de beladingsgraad
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximale lading
in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling
van de koplampen telkens als het gewicht
van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN
Wendt u voor controle of afstelling tot
het Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik
in het land waarin de auto is verkocht.
In die landen waarin aan de andere zijde
van de weg wordt gereden, moet om het
tegemoetkomende verkeer niet te ver-
blinden, de vorm van de lichtbundel wor-
den gewijzigd door het aanbrengen van
een speciaal daarvoor ontwikkelde sticker.
Deze sticker is opgenomen in het Fiat
Lineaccessori-programma en verkrijgbaar
bij het Fiat Servicenetwerk.
fig. 100
F0Q0644m
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 85
86
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rem-
pedaal juist goed ingetrapt; op deze
manier hebt u de kortste remweg in
relatie tot de conditie van het weg-
dek.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen on-
nodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
ABS-SYSTEEM
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het rem-
men de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaal-
druk, en verhindert daarmee het door-
slippen van een of meerdere wielen. Hier-
door blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij
noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking Force Distribution),
die de remdruk verdeelt tussen de voor-
en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale wer-
king van het remsysteem is een inrijpe-
riode nodig van ongeveer 500 km: tijdens
deze periode moet bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen worden voorko-
men.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de
bestuurder dit aan een trilling in het rem-
pedaal, die gepaard gaat met enig geluid:
dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw
snelheid aan te passen aan de beschik-
bare grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 86
87
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>
op het instrumenten-
paneel en verschijnt er een bericht op het
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”). In dat geval blijft het rem-
systeem normaal werken, maar zonder
de mogelijkheden van het ABS. Rijd voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>
en
x
op het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een be-
richt op het display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen
de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werk-
plaats van het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje x op het in-
strumentenpaneel gaat branden (er
verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display - indien aan-
wezig), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Als er vloeistof lekt uit het hydrauli-
sche systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem
als het ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis
van de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk.
De Brake Assist wordt bij uitvoeringen
die zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld
bij een storing in het ESP (het lampje
á
brandt en er verschijnt een bericht op het
display).
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 87
88
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nut-
tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-
systeem beschikt de auto ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor
tijdens terugschakelen) (indien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het systeem in werking treedt, gaat
het lampje
á
op het instrumentenpaneel
knipperen, om de bestuurder er op te
wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip
dreigt te verliezen.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem
helpt bij het wegrijden op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
op een stijgende helling: de auto stil-
staat op een helling van meer dan 5%
met draaiende motor, ingetrapt rem-
en koppelingspedaal en versnellingsbak
in vrij of als een andere versnelling dan
de achteruit is ingeschakeld.
op een dalende helling: de auto stilstaat
op een helling van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is
ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke
motorkoppel is bereikt om weg te rijden
(of maximaal 2 seconden), zodat u meer
tijd heeft om uw rechter voet van het
rempedaal naar het gaspedaal te ver-
plaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-
den, schakelt het systeem automatisch uit
en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch
geluid horen. Dit geluid betekent dat
de auto ieder moment in beweging kan
komen.
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen.
De rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan het wegdek, het zicht en het ver-
keer. De verantwoordelijkheid voor
de verkeersveiligheid ligt altijd en
overal bij de bestuurder van de auto.
ATTENTIE
INSCHAKELING
VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en kan niet
worden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje
á
op het instrumentenpaneel
continu branden (op enkele uitvoeringen
verschijnt ook een bericht op het display)
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”). Wendt u in dat geval zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 88
89
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als eventueel met het
noodreservewiel wordt ge-
reden, dan blijft het ESP ingescha-
keld. Blijf er echter rekening mee
houden dat het noodreservewiel klei-
ner is dan de normale band en dat
daarom de grip lager is dan bij de an-
dere banden van de auto.
ATTENTIE
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampje
á
op het instrumentenpaneel branden
en verschijnt er een bericht op het dis-
play (zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de au-
to zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste ver-
snelling in te schakelen.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en
type zijn. De banden moeten in per-
fecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
ASR-SYSTEEM
(Antislip Regulation)
Het ASR-systeem is geïntegreerd in het
ESP-systeem. Het ASR-systeem contro-
leert de trekkracht van de auto en grijpt
automatisch in als een of beide aange-
dreven wielen dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het door-
slippen, worden er twee verschillende
regelsystemen geactiveerd:
als beide aangedreven wielen door-
slippen, vermindert de ASR het mo-
torvermogen;
als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem er-
voor dat het wiel automatisch wordt
afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de wiel-
belasting of door te felle acceleratie;
te hoog vermogen naar de wielen, ook
in samenhang met de condities van het
wegdek;
acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning).
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
De in-/uitschakeling van het systeem
wordt aangegeven door het verschijnen
van een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en on-
verantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 89
90
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als met het reservewiel
wordt gereden, dan wordt
het ASR-systeem uitgeschakeld, gaat
het lampje
á
constant branden en
verschijnt op het display een bericht
(zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten”).
ATTENTIE
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan
het nuttig zijn om het ASR-systeem uit te
schakelen: onder deze omstandigheden
levert het doorslaan van de aangedreven
wielen bij het wegrijden juist meer trek-
kracht op.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ASR-systeem wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
gaat het lampje
á
op het instrumenten-
paneel continu branden. Bovendien ver-
schijnt een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
fig. 101
F0Q0694m
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en
type zijn. De banden moeten in per-
fecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
Tijdens het rijden kan het systeem wor-
den uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld door de knop ASR OFF
fig. 101 in te drukken. Deze knop bevindt
zich op het dashboard naast het stuurwiel.
Telkens als de contactsleutel in stand
MAR wordt gedraaid, gaat het lampje in
de knop ASR OFF enkele seconden bran-
den om aan te geven dat het systeem een
diagnose uitvoert. Het brandende lampje
duidt dan niet op een storing.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje op de knop branden en ver-
schijnt er een bericht op het display (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de
ASR, verhoogt bij bruusk terugschake-
len het motorkoppel, zodat overmatige
vertraging van de aangedreven wielen
wordt voorkomen. Dit heeft vooral voor-
delen op een wegdek met weinig grip,
waarop de stabiliteit van de auto snel ver-
loren kan gaan.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 90
91
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Start&Stop-systeem zet automatisch
de motor uit als de auto stilstaat en start
de motor zodra de bestuurder weer wil
gaan rijden.
Zo wordt de doelmatigheid van de auto
vergroot door een vermindering van het
brandstofverbruik, de uitstoot van scha-
delijke uitlaatgassen en de akoestische ver-
vuiling.
Het systeem schakelt in, iedere keer als
de motor wordt gestart.
fig. 102
F0Q3243g
fig. 103
F0Q0771m
WERKING
Uitschakelmethode van de motor
Als de auto stilstaat, wordt de motor uit-
gezet als de versnellingspook in de vrij-
stand staat en het koppelingspedaal is los-
gelaten.
Opmerking De motor wordt uitsluitend
automatisch uitgezet nadat sneller is ge-
reden dan circa 10 km/h om het herhaal-
delijk uitzetten van de motor te voorko-
men wanneer stapvoets wordt gereden.
Het uitzetten van de motor wordt beves-
tigd door het verschijnen van symbool
U
fig. 102 op het display.
Startmethode van de motor
De motor start, zodra het koppelings-
pedaal wordt ingetrapt.
HET SYSTEEM HANDMATIG
IN-/UITSCHAKELEN
Druk voor het handmatig in-/uitschakelen
van het systeem op de knop
T
fig. 103
op het dashboard, naast het stuurwiel.
Inschakeling Start&Stop-systeem
Een storing in het Start&Stop-systeem
wordt aangegeven door een melding (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) + een
symbool op het display. In deze situatie is
het lampje A-fig. 103 boven knop T ge-
doofd.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 91
92
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT
UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan
wordt, vanwege comforteisen, ter be-
perking van de uitstoot en om veiligheids-
redenen, de motor niet uitgezet onder de
volgende omstandigheden:
nog koude motor;
bijzonder lage buitentemperaturen;
onvoldoende opgeladen accu;
ingeschakelde achterruitverwarming;
tijdens regeneratie van het roetfilter
(DPF) (alleen dieseluitvoeringen);
geopend bestuurdersportier;
niet omgelegde veiligheidsgordel be-
stuurder;
ingeschakelde achteruit
(bijv. bij inparkeren);
bij uitvoeringen met automatische kli-
maatregeling met gescheiden regeling
(voor bepaalde uitvoeringen/markten),
zolang nog niet een comfortabele tem-
peratuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is inge-
schakeld;
in de eerste gebruiksperiode als het sys-
teem zichzelf instelt.
In deze gevallen verschijnt een melding en
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
knippert symbool
U
op het display.
Uitschakeling Start&Stop-
systeem
Uitvoeringen met multifunctioneel dis-
play: de uitschakeling van het Start&
Stop-systeem wordt aangegeven door
een melding op het display.
Uitvoeringen met instelbaar multifunc-
tioneel display: de uitschakeling van het
Start&Stop-systeem wordt aangegeven
door de weergave van symbool
T
+
een melding op het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het
lampje A-fig. 103.
Als u het interieur in de
auto wilt blijven koelen,
dan moet u het Start&Stop-systeem
uitschakelen, zodat de airconditio-
ning continu kan blijven werken.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 92
93
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OMSTANDIGHEDEN VOOR
HET HERSTARTEN VAN DE
MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de
uitstoot en om veiligheidsredenen kan de
motor weer automatisch worden gestart,
zonder ingrijpen van de bestuurder, onder
de volgende omstandigheden:
onvoldoende opgeladen accu;
ruitenwisser ingeschakeld op maximale
snelheid;
beperkte onderdruk in het remsysteem
(bijvoorbeeld na herhaaldelijk intrappen
van het rempedaal);
auto in beweging (bijvoorbeeld wan-
neer bergafwaarts wordt gereden);
wanneer de motor langer dan circa 3
minuten is uitgezet door het Start&
Stop-systeem;
bij uitvoeringen met automatische kli-
maatregeling met gescheiden regeling
(voor bepaalde uitvoeringen/markten),
om een comfortabele temperatuur te
bereiken in het interieur of door in-
schakeling van de MAX-DEF-functie.
Met een ingeschakelde versnelling kan de
motor alleen automatisch worden gestart
als het koppelingspedaal geheel wordt in-
getrapt. Het starten wordt aan de be-
stuurder getoond door het verschijnen
van een melding en, voor bepaalde uit-
voeringen/markten, het knipperen van
symbool
U
op het display.
Opmerkingen
Als het koppelingspedaal niet wordt in-
getrapt is, 3 minuten na het uitzetten van
de motor, een herstart van de motor al-
leen mogelijk m.b.v. de contactsleutel.
Als de motor ongewenst is afgeslagen, bij-
voorbeeld wanneer het koppelingspedaal
te snel is losgelaten bij een ingeschakel-
de versnelling, en het Start&Stop-systeem
is ingeschakeld, dan kan de motor gestart
worden door het koppelingspedaal hele-
maal in te trappen of door de versnel-
lingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&
Stop-systeem en de bestuurder maakt de
eigen veiligheidsgordel los en opent het
bestuurders- of passagiersportier, dan kan
de motor daarna alleen worden gestart
m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie
geattendeerd door een geluidssignaal en
door het knipperen van symbool
U
op
het display
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een
melding).
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 93
94
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
“ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de mo-
tor de bestuurder 3 minuten geen enkele
actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-
systeem de motor definitief uit om brand-
stof te besparen. In dit geval kan de mo-
tor alleen gestart worden m.b.v. de con-
tactsleutel.
Opmerking Het is in alle gevallen mo-
gelijk de motor draaiend te houden door
het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-
systeem uit.
De storing wordt aan de bestuurder ge-
toond door het knipperen van lampje
U
op het display van het instrumentenpaneel
en voor bepaalde uitvoeringen/markten,
het verschijnen van een melding op het
display.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Service-
netwerk.
AUTO LANGERE TIJD NIET
IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt ge-
bruikt, dan moet er in het bijzonder op
worden gelet dat de elektrische voeding
van de accu wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 104
(door bediening van knop B) worden los-
gekoppeld van de accuconditiesensor C,
die op de minpool D van de accu is ge-
monteerd.
Deze sensor mag nooit worden los-
gekoppeld van de accu, behalve als de accu
wordt vervangen.
fig. 104
F0Q0758m
Wendt u voor het vervan-
gen van de accu altijd tot
het Fiat Servicenetwerk. Vervang de
accu door een accu van hetzelfde
type (HEAVY DUTY) en met de-
zelfde specificaties.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 94
95
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 105
F0Q0759m
fig. 106
F0Q0761m
Controleer voordat u de
motorkap opent of de mo-
tor is uitgeschakeld en de contact-
sleutel in stand STOP staat. Houdt u
aan hetgeen beschreven staat op de
sticker op de fronttraverse (fig. 106).
Het is raadzaam de contactsleutel uit
te nemen als er in de auto nog inzit-
tenden zijn. Als de auto wordt ver-
laten, moet de contactsleutel altijd
worden uitgenomen of in stand
STOP worden gedraaid. Tijdens het
tanken moet de motor uitgezet zijn
en de sleutel in stand STOP staan.
ATTENTIE
NOODSTART
Als een noodstart wordt uitgevoerd met
een hulpaccu mag de minkabel () vanaf
de hulpaccu nooit met de minpool
A-fig. 105 van de accu van de auto wor-
den verbonden, maar moet de minkabel
op een massapunt op de motor of de ver-
snellingsbak worden aangesloten.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 95
96
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Dit diagnosesysteem geeft door middel
van het brandende lampje
U
op het in-
strumentenpaneel (op het display ver-
schijnt ook een bericht) de beschadiging
van de betreffende componenten aan of
eventuele storingen in het systeem (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
OPMERKING De auto beschikt over een
diagnosestekker die, als deze verbonden
is met speciale apparatuur, het mogelijk
maakt, de door de regeleenheid opgesla-
gen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van
de motor, te lezen. Deze controle kan
ook worden uitgevoerd door de ver-
keerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk
voor een complete controle van het sys-
teem, tests uitvoeren op een testbank en,
zo nodig, een proefrit maken. Deze
proefrit kan eventueel een langere afstand
omvatten.
EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European On Board
Diagnosis) is een diagnosesysteem in de
regeleenheid van het motormanage-
mentsysteem, dat storingen in de elek-
tronische systemen kan signaleren die de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen kun-
nen vergroten.
Het doel is:
de werking van het systeem controle-
ren;
signaleren wanneer door een storing
de emissies boven de wettelijk vastge-
stelde drempelwaarde uitkomen;
signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 96
97
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboek is geleverd.
fig. 107
F0Q0691m
Autoradio inbouwen
De autoradio moet worden ingebouwd
op de plek van het opbergvak in het mid-
den A-fig. 107. De voedingskabels liggen
achter dit opbergvak.
Verwijder het vak door op de aangege-
ven punten bij de borgingen te drukken.
Laat de aansluiting op de
inbouwvoorbereiding in de
auto uitsluitend door het Fiat
Servicenetwerk uitvoeren. Zo bent u
verzekerd van het beste resultaat en
wordt voorkomen dat de rijveiligheid
in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 97
98
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen
die na aankoop van de auto en binnen de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto
worden gewijzigd, kan het kenteken-
bewijs worden ingenomen door de be-
voegde instanties en eventueel de garan-
tie komen te vervallen bij defecten die
veroorzaakt zijn door de bovengenoem-
de modificatie of op defecten die direct
of indirect daarvan het gevolg zijn.
Fiat Group Automobilies S.p.A. is op geen
enkele wijze aansprakelijk voor schade
die het gevolg is van de installatie van
accessoires die niet door Fiat Group
Automobilies S.p.A. zijn geleverd of aan-
bevolen en/of die niet conform de gele-
verde instructies zijn geïnstalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR EN
MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte
antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelij-
ke apparaten in de auto (zonder buiten-
antenne) kan niet alleen schadelijk zijn
voor de gezondheid van de inzittenden,
maar kan ook storingen in de elektrische
systemen van de auto veroorzaken. Hier-
door wordt de veiligheid in gevaar ge-
bracht.
Bovendien wordt de zend- en ont-
vangstkwaliteit aanzienlijk beperkt door
de isolerende eigenschappen van de car-
rosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het
officiële -keurmerk, strikt aan de
instructies die door de fabrikant van de
mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
Fiat Group Automobilies S.p.A. autori-
seert de montage van zendontvangst-
apparatuur op voorwaarde dat de mon-
tagewerkzaamheden op de juiste wijze bij
een gespecialiseerd bedrijf worden uit-
gevoerd, waarbij de aanwijzingen van de
fabrikant in acht moeten worden geno-
men.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 98
99
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
De auto is uitgerust met de elektrische
stuurbekrachtiging “Dualdrive”. De elek-
trische stuurbekrachtiging werkt alleen
als de contactsleutel in stand MAR staat
en de motor draait. Met het systeem kan
de bestuurder de hulpkracht voor het
verdraaien van het stuur aanpassen aan
de rij-omstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, kan de volledige werking
van de stuurbekrachtiging na 1-2 secon-
den worden bereikt.
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN (functie CITY)
(indien aanwezig)
Druk voor het in-/uitschakelen van de
functie op de knop A-fig. 108 op het
dashboard, naast het stuurwiel. Als deze
functie wordt ingeschakeld, verschijnt het
opschrift CITY op het display van het in-
strumentenpaneel (op enkele uitvoerin-
gen gaat het CITY-lampje branden).
Met ingeschakelde CITY-functie draait
het stuur heel licht, waardoor makkelij-
ker kan worden geparkeerd: deze instel-
ling van de stuurbekrachtiging is dus zeer
geschikt voor het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem wor-
den aangegeven door het branden van het
lampje
g
en het verschijnen van een be-
richt op het display (op enkele uitvoerin-
gen verschijnt een symbool op het dis-
play) (zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten”).
Bij een storing in het systeem blijft de
auto mechanisch bestuurbaar.
fig. 108
F0Q0693m
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 99
100
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als u de SPORT-knop in-
drukt, wordt de functie na ongeveer
5 seconden ingeschakeld.
BELANGRIJK Als u tijdens het accelere-
ren de SPORT-functie gebruikt, kunt u sto-
ten in het stuurwiel voelen, die kenmer-
kend zijn voor een sportieve instelling.
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht
kan toenemen bij langdurige parkeer-
manoeuvres; dit is een normaal ver-
schijnsel om oververhitting van de motor
voor de stuurbekrachtiging te voor-
komen, in deze situatie zijn er geen re-
paraties vereist. Als u de auto een vol-
gende keer weer gebruikt, zal de stuur-
bekrachtiging weer normaal werken.
FUNCTIE SPORT
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een keuze-
systeem voor twee soorten rijstijlen: nor-
maal en sportief.
Als u op de SPORT-knop fig. 109 drukt,
wordt de sport-functie ingeschakeld.
Hierdoor reageert de motor sneller op
gaspedaalbewegingen en is meer kracht
nodig voor het draaien van het stuur voor
een optimaal stuurgevoel.
Als u op de SPORT-knop drukt, wordt
ook de overboost-functie ingeschakeld
(overdruk turbocompressor).
fig. 109
F0Q0499m
Via deze functie verhoogt de regeleen-
heid van de motor de maximum turbo-
druk tijdelijk in relatie tot de stand van
het gaspedaal, waardoor een hoger mo-
torkoppel geleverd wordt dan onder nor-
male omstandigheden.
Deze functie is zeer nuttig als tijdelijk
maximale prestaties vereist zijn
(bijv. tijdens het inhalen).
Als de functie is ingeschakeld, dan wordt
op het display van het instrumenten-
paneel de letter S verlicht. Druk nogmaals
op de knop om deze functie uit te scha-
kelen en de instelling voor normaal rijden
te herstellen.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 100
101
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden
uit te voeren, waarvoor wijzigingen
in de stuurinrichting of de stuurko-
lom vereist zijn (bijv. bij montage van
een diefstalbeveiliging). Hierdoor
kunnen de prestaties van het sys-
teem, de garantie en de veiligheid in
gevaar worden gebracht en voldoet
de auto niet meer aan de typegoed-
keuring.
ATTENTIE
Zet altijd de motor uit en
verwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voordat
er onderhoudswerkzaamheden wor-
den uitgevoerd, vooral als de auto
met de wielen los van de grond staat.
Als dit niet mogelijk is (als de sleutel
in stand MAR moet staan of de mo-
tor moet draaien), moet de hoofd-
zekering van de elektrische stuurbe-
krachtiging worden verwijderd.
ATTENTIE
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen: het is beter geleide-
lijk op te trekken om het verbruik te
beperken.
Als u de SPORT-functie gebruikt, neemt
het verbruik iets toe ten opzichte van de
aangegeven waarden.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 101
102
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM T.P.M.S.
(Tyre Pressure Monitoring System)
(indien aanwezig)
Het T.P.M.S. is niet in staat om te waar-
schuwen voor een plotselinge verminde-
ring van de bandenspanning (bijvoorbeeld
bij een klapband). Breng in dit geval de
auto tot stilstand door voorzichtig te
remmen en zonder heftige stuurbewe-
gingen uit te voeren.
Sterke straling op een radiofrequentie
kan het T.P.M.S.-systeem ontregelen. Dit
wordt aan de bestuurder aangegeven
door het brandende lampje
n
of het
symbool op het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een bericht op het
display. Deze melding verdwijnt auto-
matisch zodra de storing het systeem
niet meer ontregelt.
Ook als de auto is uitgerust
met het T.P.M.S.-systeem
moet de bestuurder regelmatig de
spanning van de banden en die van
het reservewiel (zie de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Onder-
houd en zorg”) controleren.
ATTENTIE
De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor de bandenspanning
T.P.M.S. (Tyre Pressure Monitoring Sys-
tem) dat de bestuurder van de auto in-
formeert over de bandenspanning m.b.v.
twee waarschuwingsberichten “Contro-
leer Bandenspanning” en “Te lage ban-
denspanning”. Zie voor meer informatie
over de twee waarschuwingen het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”. Dit systeem
bestaat uit een sensor die op radiogolven
werkt, in de velg van elk wiel. Deze sen-
sor stuurt informatie over de spanning
van iedere band naar de regeleenheid.
BELANGRIJKE TIPS
Storingsmeldingen worden niet opgesla-
gen en worden dus niet aangegeven als
de motor wordt uitgezet en vervolgens
weer wordt gestart. Als de storingen blij-
ven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het in-
strumentenpaneel als de auto een korte
tijd rijdt.
De spanning van de banden moet bij
koude banden gecontroleerd worden;
als om wat voor reden dan ook de span-
ning bij warme banden gecontroleerd
wordt, verminder dan de spanning niet,
ook als deze boven de voorgeschreven
waarde ligt, maar controleer de spanning
opnieuw bij koude banden (zie de para-
graaf “Wielen” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”).
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 102
103
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het T.P.M.S. vereist het gebruik van
speciale apparatuur. Raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk over de accessoires die
geschikt zijn voor het systeem (wielen,
wieldeksels enz.) Het gebruik van andere
accessoires kan de normale werking van
het systeem verhinderen. Vanwege de
speciale eigenschappen van de ventielen
mag er voor de reparatie van banden al-
leen afdichtvloeistof gebruikt worden die
goedgekeurd is door Fiat; het gebruik van
andere vloeistoffen kan de juiste werking
van het systeem verhinderen.
Als de auto is uitgerust met het T.P.M.S.
moet bij het demonteren van een band,
ook het rubber van het ventiel en de be-
vestigingsmoer van de sensor vervangen
worden. Wendt u hiervoor tot het Fiat
Servicenetwerk.
Als na het gebruik van de reparatieset
Fix&Go Automatic en na het herstel van
de oorspronkelijke situatie, op het in-
strumentenpaneel de melding van de lek-
ke band blijft weergegeven, wendt u dan
tot het Fiat Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhan-
kelijk van de buitentemperatuur. Het
T.P.M.S. kan tijdelijk een te lage banden-
spanning signaleren. Controleer in dat
geval de bandenspanning bij koude ban-
den en herstel, indien nodig, de juiste
spanning.
Als de auto is uitgerust met het T.P.M.S.
moeten bij het monteren/demonteren
van de banden en/of de velgen speciale
voorzorgsmaatregelen in acht worden ge-
nomen. Om te voorkomen dat de sen-
soren beschadigen of verkeerd gemon-
teerd worden, mogen de banden en/of de
velgen uitsluitend door gespecialiseerd
personeel vervangen worden. Wendt u
tot het Fiat Servicenetwerk.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 103
104
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NEE
NEE
JA
JA
JA
JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Werkzaamheden Aanwezigheid sensor Storingsmelding Taak van het
Fiat Servicenetwerk
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door
wielen met winterbanden
Wielen vervangen door
wielen met winterbanden
Wielen vervangen
door andere met afwijkende
afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboek en die zijn gekozen uit het Fiat Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk
Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 104
105
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
De parkeersensoren leveren aan de be-
stuurder informatie over de afstand tot
een obstakel dat wordt genaderd tijdens
het achteruitrijden (uitvoeringen met
4 sensoren achter) of het achteruit- en
vooruitrijden (uitvoeringen met 4 sen-
soren achter en 4 sensoren voor).
Dit parkeerhulpsysteem signaleert ob-
stakels die zich buiten het gezichtsveld
van de bestuurder bevinden.
De informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot een obstakel wordt aan
de bestuurder doorgegeven door middel
van een akoestisch signaal, waarvan de
frequentie afhankelijk is van de afstand tot
het obstakel (als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt, neemt de frequen-
tie van het akoestische signaal toe).
SENSOREN
Het systeem maakt gebruik van 4 sen-
soren in de voorbumper (indien aanwe-
zig) fig. 110 en 4 sensoren in de achter-
bumper fig. 111 om de afstand tot het
obstakel te meten.
Uitvoering met 4 sensoren
Bij de uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter schakelt het systeem automatisch in
als de achteruit wordt ingeschakeld.
Uitvoering met 8 sensoren
Bij de uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter en 4 sensoren voor schakelt het sys-
teem automatisch in als de achteruit
wordt ingeschakeld of op de knop t
fig. 112 wordt gedrukt.
Als u de achteruit uitschakelt, blijven de
sensoren voor en achter actief mits
de snelheid lager blijft dan 15 km/h, om
de parkeermanoeuvre volledig te kunnen
uitvoeren.
fig. 110
F0Q0745m
fig. 111
F0Q0603m
fig. 112
F0Q0035m
Het systeem kan ook worden ingescha-
keld door te drukken op de knop t
fig. 112 op het middelste schakelaarpa-
neel: als het systeem is ingeschakeld,
brandt er een lampje op de knop.
Telkens als de contactsleutel in stand
MAR wordt gedraaid, gaat het lampje in
de knop t kort knipperen om aan te
geven dat het systeem een diagnose uit-
voert. Het brandende lampje duidt dan
niet op een storing.
De sensoren schakelen uit als u nogmaals
op de knop t fig. 112 drukt of als de
snelheid boven 15 km/h komt: als het sys-
teem is uitgeschakeld, is het lampje op de
knop gedoofd.
Bij ingeschakelde sensoren worden,
zodra een obstakel wordt waargenomen,
geluidssignalen uitgezonden door de zoe-
mers voor of achter. De frequentie daar-
van neemt toe als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 105
106
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
De informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot het obstakel wordt aan
de bestuurder doorgegeven door middel
van geluidssignalen die afkomstig zijn uit
de in het interieur geïnstalleerde zoemers:
bij uitvoeringen met 4 sensoren achter
is er een zoemer bij het dashboard ge-
plaatst. Deze zoemer waarschuwt als
er obstakels aan de achterzijde van de
auto worden waargenomen;
bij uitvoeringen met 8 sensoren (4 voor
en 4 achter) is er een zoemer voor ge-
plaatst, die waarschuwt als er obstakels
aan de voorzijde van de auto worden
waargenomen en een zoemer achter,
die waarschuwt als er obstakels aan de
achterzijde van de auto worden waar-
genomen. Hierdoor krijgt de bestuur-
der ruimtelijke informatie waar de ob-
stakels zich ongeveer bevinden
(voor/achter).
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
klinkt er automatisch een onderbroken
geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
klinkt ononderbroken als de afstand
tot het obstakel minder is dan onge-
veer 30 cm en stopt onmiddellijk als de
afstand tot het obstakel groter wordt;
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees voor-
zichtig bij het reinigen van de sensoren
om krassen of beschadigingen te voor-
komen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten wor-
den gereinigd met schoon water,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de sen-
soren kort worden gereinigd. Houd
hierbij de straalpijp op meer dan 10
cm afstand.
Wendt u uitsluitend tot het
Fiat Servicenetwerk voor het
opnieuw spuiten van de bum-
pers of het eventuele bijwer-
ken van de lak in de buurt van de sen-
soren. Als het bijwerken van de lak niet
op de juiste manier wordt uitgevoerd,
kan de werking van de parkeersen-
soren in gevaar worden gebracht.
blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze
situatie zich voordoet bij de sensoren
aan de zijkant, het signaal na 3 secon-
den onderbroken wordt, om bijvoor-
beeld signalen te voorkomen als u langs
een muur rijdt.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en ande-
re gevaarlijke handelingen ligt altijd
en overal bij de bestuurder. Contro-
leer als u de auto parkeert of zich
geen personen (in het bijzonder kin-
deren) of dieren in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren
moeten als een hulpmiddel voor de
bestuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel
gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook
als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Het signaal klinkt ononderbroken als de
afstand tot het obstakel minder is dan 30
cm. Afhankelijk van de plaats van het ob-
stakel (voor of achter) worden de ge-
luidssignalen afgegeven door de be-
treffende zoemer (voor of achter). Het
obstakel dat zich het dichtst bij de auto
bevindt, wordt in ieder geval gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt.
De weergave van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten
afstand gelijk blijft. Als deze situatie op-
treedt bij de zij-sensoren, dan wordt het
signaal na 3 seconden onderbroken (om
te voorkomen dat het geluid weergege-
ven blijft worden als langs een muur
wordt gereden).
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 106
107
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersen-
soren worden bij het inschakelen van de
achteruit aangegeven door het branden
van het lampje
è
op het instrumenten-
paneel of het symbool t (op het display
verschijnt ook een bericht) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer
goed op obstakels die zich boven of on-
der de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- of
achterkant van de auto bevinden, worden
onder bepaalde omstandigheden niet
door het systeem gesignaleerd en kunnen
dus de auto beschadigen of zelf bescha-
digd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden ver-
meld die een goede werking van het par-
keersysteem kunnen beïnvloeden:
Een verminderde gevoeligheid van de
sensoren en een vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen veroorzaakt worden door de
aanwezigheid op de sensoren van: ijs,
sneeuw, modder, meerdere laklagen.
De sensoren signaleren een niet be-
staand object („echo-storing”); dit
wordt veroorzaakt door mechanische
storingen, bijvoorbeeld: wassen van de
auto, regen (met veel wind) en hagel.
De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door ultraso-
ne systemen (bijv. luchtdrukremmen
van vrachtwagens of pneumatische
hamers) die zich in de nabijheid be-
vinden.
De prestaties van het parkeerhulpsys-
teem kunnen ook beïnvloed worden
door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto
wordt gewijzigd (door slijtage van
schokdempers, wielophanging) of
door de banden te verwisselen, de au-
to te zwaar te beladen of door spe-
ciale aanpassingen waardoor de auto
verlaagd wordt.
Obstakels aan de bovenzijde van de
auto kunnen niet gesignaleerd worden
omdat het systeem obstakels signa-
leert die de auto aan de onderzijde
kunnen raken.
MEETBEREIK VAN DE
SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor
(uitvoeringen met 8 sensoren) en achter
de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en
de zijkant aan de voor- en achterzijde van
de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waarge-
nomen vanaf een afstand van minder dan
0,9 meter (voor) en 1,30 meter (achter).
Obstakels aan de zijkant worden waar-
genomen vanaf een afstand van minder
dan 0,6 meter.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt auto-
matisch uitgeschakeld als de stekker van
de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos
van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstekker
loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak perma-
nent gemonteerd wilt houden als er geen
aanhanger wordt getrokken, kan de trek-
haak als obstakel worden waargenomen
door de sensoren in het midden; wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk om het
systeem aan te laten passen.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 107
108
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tank bij auto’s met diesel-
motor uitsluitend diesel-
brandstof voor motorvoertui-
gen die voldoet aan de Euro-
pese specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen
en het vervallen van de garantie tot
gevolg hebben. Mocht u onverhoopt
een ander type brandstof tanken, dan
mag de motor niet worden gestart en
moet de brandstoftank worden afge-
tapt. Ook als de motor slechts kort
heeft gedraaid, moet naast de brand-
stoftank, ook alle brandstof uit het ge-
hele brandstofcircuit worden afgetapt.
DIESELMOTOREN
Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-
baarheid van de dieselbrandstof vermin-
deren door de vorming van paraffine,
waardoor het brandstofsysteem niet
meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt
er, afhankelijk van het seizoen, diesel-
brandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage
temperaturen (bergachtige/koude gebie-
den) is ontwikkeld.
Als dieselbrandstof wordt getankt die niet
toereikend is voor de gebruikstempera-
tuur, raden wij aan de dieselbrandstof te
mengen met het vorstbeveiligingsmiddel
TUTELA DIESEL ART in de verhouding
die in de gebruiksaanwijzing van het mid-
del is aangegeven. Doe eerst het middel
in de tank en voeg daarna de diesel-
brandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stil-
staat in bergachtige/koude gebieden, is
het raadzaam dieselbrandstof te tanken
die ter plaatse beschikbaar is. In dat ge-
val is het bovendien raadzaam een hoe-
veelheid brandstof in de tank te houden
die groter is dan 50% van de nuttige in-
houd.
TANKEN
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine.
Om vergissingen te voorkomen is de dia-
meter van de vulpijp van de tank kleiner,
zodat het vulpistool voor loodhoudende
benzine er niet in past.
Het octaangetal van de benzine moet ten
minste 95 RON zijn.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysa-
tor laat schadelijke stoffen in het uitlaat-
gas achter, waardoor het milieu wordt
vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit,
niet in noodgevallen en ook niet een klein
beetje, loodhoudende benzine. U zou de
katalysator onherstelbaar beschadigen.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld
wordt, moet u twee keer bijvullen nadat
het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen
in het brandstofsysteem te voorkomen.
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 108
109
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
TANKDOP fig. 113
Openen
1) Open klepje A door het naar buiten te
trekken, houd de dop B vast, steek de
contactsleutel in het slot en draai de sleu-
tel linksom.
2) Draai de dop linksom en verwijder de-
ze. De tankdop is voorzien van een koord
C dat aan het tankklepje vastzit, om ver-
lies van de dop te voorkomen. Haak de
dop tijdens het tanken aan het klepje, zo-
als in de figuur is afgebeeld.
Sluiten
1) Plaats de dop (compleet met de sleu-
tel) en draai de dop rechtsom, totdat u
een of meer klikken hoort.
2) Draai de sleutel rechtsom en verwij-
der de sleutel; sluit vervolgens het klepje.
BELANGRIJK Omdat de tank hermetisch
is afgesloten, kan een kleine overdruk
worden waargenomen. Het is daarom
normaal als u bij het losdraaien van de
tankdop een sissend geluid hoort.
fig. 113
F0Q0695m
Kom niet dicht bij de vul-
opening met open vuur of
een brandende sigaret: brandgevaar.
Houd uw hoofd ook niet dicht bij de
vulopening om te voorkomen dat u
schadelijke dampen inademt.
ATTENTIE
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 109
BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor ben-
zinemotoren zijn:
driewegkatalysator (katalysator);
lambdasondes;
benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met een of meer losge-
koppelde bougies draaien.
De emissiereductiesystemen voor die-
selmotoren zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
lambdasonde;
roetfilter (DPF) (indien aanwezig en in
plaats van de lambdasonde).
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereiken de
katalysator en het roetfilter (DPF)
hoge temperaturen. Parkeer daarom
niet boven brandbare materialen
(gras, droge bladeren, dennennaal-
den enz.): brandgevaar.
ATTENTIE
Verstopt roetfilter
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje h op het instrumen-
tenpaneel en verschijnt er een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
(indien aanwezig)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is
een mechanisch filter in het uitlaatsys-
teem dat de partikels in het uitlaatgas van
dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)
vangt bijna de totale hoeveelheid roet-
deeltjes op om te voldoen aan de huidige/
toekomstige wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een
aantal gegevens met betrekking tot het
gebruik (gebruiksduur, type traject, be-
reikte temperatuur enz.) en berekent de
hoeveelheid verzameld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt,
moet het periodiek worden geregene-
reerd (schoongemaakt) door de roet-
deeltjes te verbranden. De regeneratie-
procedure wordt geregeld door de regel-
eenheid van de motor op basis van de hoe-
veelheid opgevangen roetdeeltjes en de
bedrijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende
worden waargenomen: een beperkte toe-
rentalverhoging, inschakeling van de elek-
troventilateur, een beperkte toename van
de rook uit de uitlaat en een hogere tem-
peratuur bij de uitlaat. Dit zijn geen sto-
ringen en deze situatie heeft geen invloed
op het milieu of het gedrag van de auto.
DASHBOARD
EN BEDIENING
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOOD-
GEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
VEILIGHEID
110
083-110 BRAVO NL 14-12-10 11:30 Pagina 110
111
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS..................................................... 112
S.B.R.-SYSTEEM .................................................................... 113
GORDELSPANNERS .......................................................... 114
KINDEREN VEILIG VERVOEREN................................... 117
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
ISOFIX-KINDERZITJE ....................................................... 122
FRONTAIRBAGS................................................................. 124
ZIJ-AIRBAGS (Sidebag - Headbag) .................................. 126
V
V
E
E
I
I
L
L
I
I
G
G
H
H
E
E
I
I
D
D
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 111
112
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is
vergrendeld, dan is de “rode band” B-
fig. 3 naast de hendels A niet meer zicht-
baar. Als de “rode band” zichtbaar is, is
de rugleuning niet goed vergrendeld.
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassa-
giers die geen gordel dragen tijdens een
ernstig ongeval, niet alleen zelf aan gevaar
worden blootgesteld maar ook gevaar
opleveren voor de inzittenden voor.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels
op de juiste wijze terug als de achterbank
weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor ge-
bruik zijn.
De veiligheidsgordels achter moeten
worden omgelegd zoals is aangegeven in
het afgebeelde schema fig. 2.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast
door de gesp A-fig. 1 in de sluiting B te
drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel
de rolautomaat blokkeert, laat dan de
gordel een stukje teruglopen en trek de
gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de
knop C. Begeleid de gordel tijdens het te-
ruglopen, zodat wordt voorkomen dat de
gordelband draait.
Via de oprolautomaat wordt de lengte
van de gordel automatisch aangepast aan
het postuur van de drager en wordt toch
voldoende bewegingsvrijheid geboden.
Als de auto op een steile helling staat, kan
de rolautomaat blokkeren; dit is een nor-
maal verschijnsel. Bovendien blokkeert
de oprolautomaat als u de gordel snel
uittrekt. Hij blokkeert ook bij hard rem-
men, botsingen en bij hoge snelheden in
bochten.
De achterbank is voorzien van drie-
puntsveiligheidsgordels met rolautomaat
voor de zijzitplaatsen en de middelste
zitplaats.
Druk tijdens het rijden niet
op de knop C-fig. 1.
ATTENTIE
fig. 1
F0Q0696m
fig. 2
F0Q0267m
fig. 3
F0Q0683m
Controleer of de rugleuning
aan beide zijden goed ver-
grendeld is („rode band” B-fig. 3 niet
zichtbaar) om te voorkomen dat in
geval van bruusk remmen, de rug-
leuning naar voren klapt en de pas-
sagiers verwondt.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 112
113
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
HOOGTEVERSTELLING VAN
DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR (indien aanwezig)
De geleidebeugel kan in 4 standen wor-
den gezet.
Druk om de hoogte in te stellen op de
knop A-fig. 4 en schuif de beugel B om-
hoog of omlaag.
De hoogte van de gordel moet altijd wor-
den aangepast aan het postuur van de in-
zittende: zo wordt de kans op letsel bij
een ongeval verkleind.
De gordel is goed afgesteld als hij over de
schouder halverwege tussen nek en uit-
einde van de schouder ligt.
fig. 4
F0Q0697m
De veiligheidsgordels mogen
alleen worden versteld als
de auto stilstaat.
ATTENTIE
Controleer na het afstellen
altijd of de beugel vergren-
deld is in een van de vaste standen.
Laat hiervoor de knop A-fig. 4 los en
trek de gordel omlaag, zodat het be-
vestigingspunt blokkeert, als dit nog
niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE
SBR-SYSTEEM
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit een
akoestisch waarschuwingssysteem dat, sa-
men met het knipperende lampje
<
op
het instrumentenpaneel, de bestuurder
en - bij bepaalde uitvoeringen - de pas-
sagier voor waarschuwt als de veilig-
heidsgordel niet is omgelegd.
Het akoestische signaal kan permanent
door het Fiat Servicenetwerk worden uit-
geschakeld.
Op uitvoeringen met een multifunctio-
neel display kan het SBR-systeem uitslui-
tend weer worden geactiveerd door het
Fiat Servicenetwerk.
Op uitvoeringen met instelbaar multi-
functioneel display kan het SBR-systeem
ook weer worden geactiveerd via het
setup-menu.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 113
114
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de veiligheidsgordels voor en achter
(indien aanwezig) voorzien van gordel-
spanners. Dit systeem trekt bij een hef-
tige frontale en zijdelingse botsing de gor-
del enige centimeters aan. Op deze wijze
worden de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de voor-
waartse beweging beperkt. Het blokke-
ren van de veiligheidsgordel geeft aan dat
de gordelspanner in werking is geweest;
de gordel wordt niet meer opgerold, ook
niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanner moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er een beetje rook ontsnappen. De-
ze rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden
bij een ongeval te vergroten, zijn de op-
rolautomaten van de gordels voor en ach-
ter (indien aanwezig) voorzien van trek-
krachtbegrenzers die tijdens een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst en
schouders beperken.
De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt, moet u
zich tot het Fiat Servicenetwerk wen-
den om ze te laten vervangen. De
geldigheid van het systeem staat ver-
meld op een plaatje dat zich in het
onderste dashboardkastje bevindt:
laat voor het verstrijken van deze
termijn het systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE
Werkzaamheden waarbij sto-
ten, sterke trillingen of ver-
hitting (maximaal 100°C ge-
durende ten hoogste 6 uur)
optreden, kunnen de gordelspanners
beschadigen of activeren: bij die om-
standigheden horen niet trillingen die
voortgebracht worden door een slecht
wegdek of door contacten met kleine
obstakels zoals trottoirbanden. Wendt
u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
De gordelspanner behoeft geen enkel on-
derhoud of smering. Elke verandering van
de oorspronkelijke staat zal de doelma-
tigheid verminderen. Als de gordelspan-
ner door extreme natuurlijke omstan-
digheden (bijv. overstromingen, vloed-
golven) met water en modder in contact
is geweest, dan moet de spanner worden
vervangen.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 114
115
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts
ter bescherming van een enkel persoon:
gebruik de gordel niet voor een kind dat
bij een volwassene op schoot zit, waar-
bij de gordel beiden zou moeten be-
schermen fig. 7 Plaats bovendien geen
enkel voorwerp tussen de gordel en het
lichaam van een inzittende.
fig. 5
F0Q0015m
fig. 6
F0Q0038m
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken. Draag al-
tijd veiligheidsgordels zowel voor als
achter in de auto! Rijden zonder vei-
ligheidsgordels vergroot het risico op
ernstig letsel of dodelijke afloop bij
een ongeval.
ATTENTIE
fig. 7
F0Q0039m
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te houden
aan de wettelijke voorschriften met be-
trekking tot het verplichte gebruik van de
veiligheidsgordels (en de inzittenden er
op attent te maken). Leg de veiligheids-
gordel altijd om voordat u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gor-
del dragen: ook voor hen (zowel voor de
aanstaande moeder als het kind) is de
kans op letsel bij een ernstig ongeval klei-
ner als ze een gordel dragen. Uiteraard
moeten zwangere vrouwen het onderste
deel van de gordel meer naar beneden
omleggen, zodat de gordel over het bek-
ken en onder de buik langs loopt (zoals
in fig. 5 is aangegeven).
BELANGRIJK De gordelband mag nooit
gedraaid zijn. Het diagonale gordelge-
deelte moet via het midden van de schou-
der schuin over de borst liggen. Het ho-
rizontale gordelgedeelte moet over het
bekken (zoals aangegeven in fig. 6) en
niet over de buik liggen. Gebruik geen
voorwerpen (wasknijpers, klemmen enz.)
die een goed aansluiten van de gordel op
het lichaam verhinderen.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 115
Het is streng verboden on-
derdelen van de veiligheids-
gordels of gordelspanners te demon-
teren of open te maken. Werkzaam-
heden aan de veiligheidsgordels en
gordelspanners moeten worden uit-
gevoerd door gekwalificeerd perso-
neel. Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE
Als de gordel aan een zware
belasting wordt blootgesteld
(bijvoorbeeld tijdens een ongeval),
dan moet de gordel samen met de
verankeringen, bevestigingspunten
en de gordelspanners worden ver-
vangen. Ook als de schade niet zicht-
baar is, dan kan de gordel toch ver-
zwakt zijn.
ATTENTIE
116
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
HOE U DE
VEILIGHEIDSGORDELS IN
OPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-
heidsgordels moeten de volgende aan-
wijzingen zorgvuldig worden opgevolgd:
zorg dat de gordel goed uitgetrokken
en niet gedraaid is; controleer ook of
de oprolautomaat zonder haperingen
werkt;
vervang de gordels na een ongeval, ook
al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.
Vervang de gordels ook als de gordel-
spanners in werking zijn geweest;
u kunt de gordels met de hand wassen
met water en een neutrale zeep. Spoel
ze uit en laat ze in de schaduw drogen.
Gebruik geen bijtende, blekende of
kleurende middelen. Vermijd het ge-
bruik van alle chemische producten die
het weefsel van de gordel kunnen aan-
tasten;
voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprol-
automaten is alleen gegarandeerd, als
ze niet nat zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van slij-
tage of beschadigingen.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 116
117
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
ZEER GEVAARLIJK Als het
absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel
voor te vervoeren, in een kin-
derzitje dat achterstevoren is
geplaatst, moeten de airbags aan
passagierszijde worden uitgeschakeld
(frontairbag en zij-airbag voor de be-
scherming van borstkas/bekken (side-
bag), indien aanwezig) in het setup-
menu. Controleer direct of de air-
bags daadwerkelijk zijn uitgescha-
keld: het waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel moet conti-
nu branden. Bovendien moet de stoel
zo ver mogelijk naar achteren zijn ge-
schoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
ATTENTIE
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een on-
geval moeten alle inzittenden zittend rei-
zen en beschermd worden door goed-
gekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van
de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet
volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten
kleine kinderen door andere systemen
beschermd worden dan door de veilig-
heidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de
optimale bescherming van kleine kinde-
ren zijn opgenomen in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderver-
deeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot 10 kg
Groep 0+ gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht 9-18 kg
Groep 2 gewicht 15-25 kg
Groep 3 gewicht 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn er
in de handel systemen verkrijgbaar die ge-
schikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk,
dat absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met vol-
wassenen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn
kinderzitjes opgenomen voor elke ge-
wichtsgroep. Wij raden u deze kinderzit-
jes aan omdat ze speciaal ontworpen en
ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het
ongeluk. Wij raden u aan kinderen
altijd in een kinderzitje op de zit-
plaatsen achter te vervoeren, omdat
die plaatsen bij een ongeval de mees-
te bescherming bieden.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 117
118
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
GROEP 0 en 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, waardoor het achterhoofd
wordt gesteund en bij plotseling remmen
de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden
gehouden door de veiligheidsgordel van
de auto, zoals in fig. 8 is aangegeven, en
het kind moet op zijn beurt worden be-
schermd door de gordels van het wiegje
zelf.
fig. 8
F0Q0429m
fig. 9
F0Q0430m
De afbeeldingen dienen al-
leen ter illustratie van de
bevestiging. Houdt u voor de mon-
tage van het kinderzitje aan de in-
structies. De fabrikant is verplicht
deze instructies bij te leveren. Er zijn
ook kinderzitjes met Isofix-beugels
die stevig aan de stoel kunnen wor-
den bevestigd, zonder gebruik te ma-
ken van de veiligheidsgordels van de
auto.
ATTENTIE
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18
kg moeten worden vervoerd in kinder-
zitjes met een kussen die naar voren zijn
gekeerd fig. 9.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 118
119
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg kunnen direct door de veilig-
heidsgordels van de auto worden be-
schermd fig. 10. Kinderen moeten zo in
de kinderzitjes worden geplaatst, dat het
diagonale gordelgedeelte schuin over de
borst en niet langs de nek ligt. Het hori-
zontale gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik van het kind
liggen.
GROEP 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er verhogingen die
het correcte gebruik van de veiligheids-
gordel mogelijk maken.
In fig. 11 wordt een voorbeeld gegeven
van de juiste positie van het kind op de
achterbank.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kun-
nen, net als volwassenen, de veiligheids-
gordels omleggen.
fig. 10
F0Q0431m
fig. 11
F0Q0432m
De afbeeldingen dienen al-
leen ter illustratie van de be-
vestiging. Houdt u voor de montage
van het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 119
120
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE UNIVERSELE KINDERZITJES
De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in
de auto. Zie de volgende tabel:
Legenda:
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
Groep Gewichtsgroepen Passagier Passagier Passagier achter
voor achter in het midden
Groep 0, 0+ gewicht tot 13 kg U U U
Groep 1 9-18 kg U U U
Groep 2 15-25 kg U U U
Groep 3 22-36 kg U U U
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 120
121
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven, waaraan u zich dient
te houden:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op
een van de zitplaatsen achter omdat
deze plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-
ten werking wordt gesteld, moet altijd
gecontroleerd worden of het lampje
op het instrumentenpaneel continu
brandt.
3) Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies bij
te leveren. Bewaar de instructies samen
met het instructieboek in de auto. Mon-
teer geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
4) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken;
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts een kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het
ongeluk. Wij raden u aan kinderen
altijd in een geschikt kinderzitje op
de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval
de meeste bescherming bieden.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 121
122
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
MONTAGEVOORBEREIDING
VOOR
ISOFIX-KINDERZITJE
De auto is voorbereid op de montage van
“Isofix Universeel”-kinderzitjes; een
nieuw gestandaardiseerd Europees sys-
teem voor het vervoeren van kinderen.
Er kan ook een mengvorm worden ge-
kozen, een traditioneel kinderzitje en een
Isofix-kinderzitje.
In fig. 12 is een voorbeeld gegeven van
het kinderzitje. Het Isofix Universeel-kin-
derzitje is er voor drie gewichtsgroepen:
1. Voor de andere groepen is er een spe-
cifiek Isofix-kinderzitje dat alleen kan
worden gebruikt als het speciaal voor de-
ze auto is ontworpen, getest en goedge-
keurd (zie de lijst met auto’s die bij het
kinderzitje geleverd wordt).
Vanwege het verschillende bevestigings-
systeem, moet het kinderzitje aan de
daarvoor bestemde onderste metalen
beugels A-fig. 13 worden bevestigd. De-
ze bevinden zich tussen de rugleuning en
zitting van de achterbank. Bevestig daar-
na de bovenste gordel (bij het kinderzitje
geleverd) aan de beugel B-fig. 14 aan de
achterzijde van de rugleuning bij het kin-
derzitje.
Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinder-
zitjes, alle zitjes gebruikt kunnen worden
die goedgekeurd zijn volgens de ECE
R44/03-richtlijn “Isofix Universeel”.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn
een Isofix Universeel “Duo Plus”- en een
“G 0/1”-kinderzitje beschikbaar. Zie voor
meer informatie over de montage en/of
het gebruik van het kinderzitje, de “Ge-
bruiksaanwijzing” die bij het kinderzitje
wordt geleverd.
fig. 13
F0Q0698m
fig. 12
F0Q0614m
fig. 14
F0Q0699m
Monteer het kinderzitje al-
leen als de auto stilstaat.
Het kinderzitje is op de juiste wijze
aan de beugels bevestigd als u het
hoort vergrendelen. Houdt u in ieder
geval aan de instructies voor de
montage, de demontage en de plaat-
sing. De fabrikant van het kinder-
zitje is verplicht deze instructies bij
te leveren.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 122
IUF geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting
bevestigd moeten worden en goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes, die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn voor dit type auto Het kinderzitje kan
gemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven.
(*) Het Isofix-kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel in de hoogste stand te zetten.
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK
VAN DE ISOFIX KINDERZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de
Isofix kinderzitjes op de zitplaatsen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Opstelling Klasse- Plaats Isofix
kinderzitje indeling Isofix zijkant achter
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep I vanaf 9 kg
tot 18 kg
123
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
In de rijrichting
In de rijrichting
In de rijrichting
E
E
D
C
D
C
B
B1
A
IL
IL
IL
IL (*)
IL
IL (*)
IUF
IUF
IUF
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 123
124
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 15
F0Q0624m
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags, aan
bestuurders- en passagierszijde, en een
knie-airbag aan bestuurderszijde (indien
aanwezig).
De frontairbags (bestuurder en passagier)
en de knie-airbag aan bestuurderszijde
(indien aanwezig) beschermen de inzit-
tenden voor bij middelzware en zware
frontale botsingen, door het opblazen van
een luchtkussen tussen de inzittende en
het stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij
andere soorten botsingen (zijdelings, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een frontale aanrijding zorgt de cen-
trale regeleenheid ervoor, indien nodig,
dat de kussens opblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het
lichaam van de inzittenden voor wordt
opgevangen en de kans op letsel wordt
beperkt. Direct daarna lopen de kussens
weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passagier)
en de knie-airbag aan bestuurderszijde
(indien aanwezig) zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een aan-
vulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veiligheids-
gordels wettelijk verplicht in Europa (en
in de meeste landen daarbuiten).
Bij een ongeval kan een inzittende die
geen veiligheidsgordel heeft omgelegd, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Hierdoor
wordt de inzittende minder door de air-
bag beschermd.
De frontairbags kunnen in de volgende
gevallen niet worden geactiveerd:
bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten (bijv.
als het voorspatbord tegen de vangrail
komt);
als de auto onder andere auto’s of
veiligheidsvoorzieningen schuift (bij-
voorbeeld onder vrachtwagens of de
vangrail);
omdat geen enkele aanvullende bescher-
ming wordt geboden op de veiligheids-
gordels. Als de airbags in deze gevallen
niet geactiveerd worden, betekent dit niet
dat het systeem niet goed functioneert.
Plaats geen stickers of an-
dere objecten op het stuur-
wiel, op het deksel van de airbag aan
passagierszijde of op de zijkant van
de hemelbekleding. Plaats geen voor-
werpen op het dashboard aan pas-
sagierszijde, omdat deze het correct
openen van de airbag aan passa-
gierszijde kunnen hinderen en de in-
zittenden ernstig kunnen verwonden.
ATTENTIE
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat
bij het in werking treden van de air-
bag, het kussen niet wordt gehinderd
door obstakels. Rijd niet met voor-
over gebogen lichaam, maar ga goed
rechtop zitten en steun tegen de rug-
leuning.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 124
125
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE fig. 16
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
De frontairbags aan bestuurders- en pas-
sagierszijde zijn ontworpen voor een op-
timale bescherming van de inzittenden
voor met omgelegde veiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vul-
len zij het grootste deel van de ruimte tus-
sen het stuurwiel en de bestuurder en het
dashboard en de voorpassagier.
fig. 16
F0Q0700m
ZEER GEVAARLIJK: Mon-
teer absoluut geen kinder-
zitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
airbag aan passagierszijde is
ingeschakeld. Als bij een ongeval de
airbag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de dood
tot gevolg hebben. Als er geen an-
dere mogelijkheid is, moet in ieder
geval de airbag aan passagierszijde
uitgeschakeld worden als het kinder-
zitje op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voor-
komen dat het kinderzitje eventueel
in aanraking komt met het dash-
board. Ook als het niet wettelijk ver-
plicht is, raden wij u aan, voor een
optimale bescherming van de vol-
wassenen, de airbag onmiddellijk
weer in te schakelen zodra er geen
kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE
KNIE-AIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 17
(indien aanwezig)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte
onder het stuurwiel is geplaatst. Deze
airbag beschermt de onderste ledematen
bij een frontale botsing.
fig. 17
A
U
TO
F0Q0702m
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 125
126
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG
AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
dan moeten de frontairbag en de sidebag
(indien aanwezig) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
op het dash-
board blijft continu branden totdat de air-
bag aan passagierszijde opnieuw wordt in-
geschakeld.
Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de
frontairbag en de sidebag (indien
aanwezig) aan passagierszijde, de
paragrafen “Multifunctioneel dis-
play” en “Instelbaar multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Dash-
board en bediening”.
ATTENTIE
ZIJ-AIRBAGS
(Sidebag - Headbag)
De auto is uitgerust met zij-airbags voor
(Side Bags voor) aan bestuurders- en aan
passagierszijde voor bescherming van
borst-bekken en headbags voor en ach-
ter (Window Bags).
De zij-airbags beschermen de inzittenden
bij middelzware en zware zijdelingse aan-
rijdingen, door het opblazen van een
luchtkussen tussen de inzittende en de in-
terieurdelen aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (frontale
aanrijdingen, botsingen van achter, over
de kop slaan enz.), betekent dit niet dat
het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt de
centrale regeleenheid de informatie van
een vertragingssensor, en zorgt ervoor,
indien nodig, dat het kussen opblaast. De
kussens blazen onmiddellijk op en vul-
len de ruimte tussen het portier van de
auto en het lichaam van de inzittenden
voor. Direct daarna lopen de kussens
weer leeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bo-
vendien is het dragen van veiligheidsgor-
dels wettelijk verplicht in Europa (en in
de meeste landen daarbuiten).
fig. 18
F0Q0701m
SIDEBAGS (indien aanwezig)
Deze bestaan uit twee verschillende, zich
snel opblazende kussens in de rugleuning
van de voorstoelen fig. 18. Ze hebben
tot doel de borstkas en het bekken van
de inzittenden te beschermen bij middel-
zware en zware zijdelingse aanrijdingen.
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 126
127
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
HEADBAGS
(indien aanwezig) fig. 19
De headbag is een “gordijn”-systeem, dat
zich aan de zijkant in de hemelbekleding
bevindt en dat is afgedekt met een af-
werklijst. De headbags bieden bescher-
ming aan het hoofd van de inzittenden
voor tijdens een zijdelingse botsing, dank-
zij het grote effectieve oppervlak van de
kussens.
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de
werking van de veiligheidsgordel vol-
doende is) worden de airbags niet geac-
tiveerd.
fig. 19
F0Q0703m
Daarom is het gebruik van de veilig-
heidsgordels absoluut noodzakelijk, want
de gordel houdt de inzittende bij een zij-
delingse botsing in de juiste positie en
voorkomt dat de inzittende uit de auto
wordt geslingerd bij zware botsingen.
De zij-airbags voor (indien aanwezig) zijn
geen vervanging voor de veiligheidsgor-
dels, maar een aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, wat per definitie wet-
telijk verplicht is in Europa en in de mees-
te landen daarbuiten.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
botsing optimaal door het systeem be-
schermd als hij/zij in de juiste positie in de
stoel zit. Hierdoor kan de headbag op de
juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of met stoom
worden gereinigd (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen
tijdens het opblazen te voorkomen.
ATTENTIE
Steek nooit het hoofd, de
armen of ellebogen uit het
raam.
ATTENTIE
Bedek de rugleuning van de
voorstoelen niet met hoezen
of kleden die niet zijn voorbereid op
het gebruik met sidebags.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 127
128
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
ALGEMENE OPMERKINGEN
1) De frontairbags en/of zij-airbags voor
(indien aanwezig) kunnen ook worden ge-
activeerd bij krachtige stoten aan de on-
derzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld
bij zware botsingen tegen drempels of
stoepranden of obstakels op het wegdek
of als de auto terecht komt in grote ga-
ten of verzakkingen in het wegdek.
2) Als de airbag in werking treedt, ont-
snapt een beetje rook. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brand; bo-
vendien kan het oppervlak van het op-
geblazen kussen en het interieur van de
auto bedekt zijn met een laagje poeder:
dit poeder kan de huid en de ogen irri-
teren. Als u hiermee in aanraking bent
gekomen, moet u zich met neutrale zeep
en water wassen.
3) Na een ongeval waarbij een of meer-
dere veiligheidssystemen zijn geactiveerd,
dient u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om de geactiveerde sys-
temen te laten vervangen en de werking
van het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en vervanging van de airbag moeten door
het Fiat Servicenetwerk worden uitge-
voerd.
Aan het einde van de lange levensduur
van uw auto, moet u contact opnemen
met het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem buiten werking te laten stellen, bo-
vendien moet bij verkoop van de auto
de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld
worden van het gebruik en de instruc-
ties, en moet hij het instructieboek ont-
vangen.
4) Het in werking treden van de gordel-
spanners, de frontairbags en de zij-airbags
voor wordt door de elektronische regel-
eenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet
in werking treedt, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
Als het lampje ¬ niet gaat
branden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijft
branden tijdens het rijden (op enke-
le uitvoeringen verschijnt ook een be-
richt op het display), dan is er mo-
gelijk een storing in de veiligheids-
systemen; in dat geval kunnen de air-
bags of gordelspanners niet geacti-
veerd worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE
De geldigheidsduur van de
pyrotechnische lading en
van het spiraalmechanisme zijn ver-
meld op het betreffende plaatje in
het onderste dashboardkastje. Laat
ze voor het verstrijken van deze ter-
mijn door het Fiat Servicenetwerk
vervangen.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 128
129
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking treedt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een po-
ging tot diefstal, bij bescha-
diging of als de auto bij een over-
stroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door het Fiat Service-
netwerk controleren.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR staat,
ook bij uitgezette motor de airbags
geactiveerd kunnen worden als de
auto wordt aangereden door een
andere auto. Daarom mogen, ook
als de auto stilstaat, absoluut geen
kinderen op de passagiersstoel voor
worden geplaatst. Als de contact-
sleutel echter in stand STOP staat,
wordt bij een ongeval geen enkel be-
veiligingssysteem (airbag of gordel-
spanners) geactiveerd; als een sys-
teem niet in werking treedt, bete-
kent dit niet dat het systeem niet
goed werkt.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje
(met ingeschakelde front-
airbag aan passagierszijde) enige se-
conden branden en vervolgens enige
seconden knipperen, om aan te ge-
ven dat de airbag aan passagierszij-
de bij een ongeval wordt geactiveerd.
Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE
De frontairbag treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden ge-
activeerd. Bij aanrijdingen die tussen
die twee drempelwaarden in liggen,
treden alleen de gordelspanners in
werking.
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheidsgor-
dels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd
bij frontale botsingen bij lage snel-
heid, bij zijdelingse aanrijdingen en
als de auto van achter wordt aan-
gereden of over de kop slaat, wor-
den in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de veiligheidsgordels
beschermd. De gordels moeten dus
altijd gedragen worden.
ATTENTIE
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 129
bewust onbedrukt gehouden pagina
111-130 BRAVO NL 14-12-10 12:02 Pagina 130
131
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN ........................................................... 132
PARKEREN ........................................................................... 135
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ..................... 136
BRANDSTOFBESPARING ............................................... 137
TREKKEN VAN AANHANGERS ................................... 139
WINTERBANDEN ............................................................. 141
SNEEUWKETTINGEN ...................................................... 141
AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................. 142
S
S
T
T
A
A
R
R
T
T
E
E
N
N
E
E
N
N
R
R
I
I
J
J
D
D
E
E
N
N
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 131
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische
startblokkering: zie bij startproblemen de
paragraaf “Fiat CODE-systeem” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt ver-
oorzaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem op de benzinemo-
tor van de auto, dat bijdraagt aan een ver-
mindering van de onderhoudswerkzaam-
heden.
Het starten van de motor is gegarandeerd
tot een minimum temperatuur van -18°C
(voor Italië en Midden-Europa) en -20°C
(voor Noord-Europa).
132
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje
Y (of het symbool
op het display) samen met het waar-
schuwingslampje U blijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOP te
draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft
branden, probeer het dan met de andere
geleverde sleutels.
Het verdient aanbeveling om
gedurende de eerste kilome-
ters niet de maximale pres-
taties van uw auto te eisen
(bijv. snel accelereren, langdurig rij-
den met hoge toerentallen, krachtig
remmen enz.).
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in een afgesloten
ruimte te laten draaien. De motor ver-
bruikt zuurstof en produceert kool-
monoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE
Laat de start-/contactsleutel
niet in stand MAR staan als de
motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie “Noodstart” in
het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan als de motor
is uitgezet.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 132
133
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel in stand MAR:
op het instrumentenpaneel gaan de
controlelampjes
m
en
Y (of het
symbool op het display) branden;
wacht tot het lampje
Y (of het sym-
bool op het display) en het lampje m
gedoofd zijn. Hoe warmer de motor,
hoe sneller de lampjes doven;
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV
direct nadat het lampje m gedoofd
is. Als u te lang wacht, zijn de voor-
gloeibougies weer afgekoeld. Laat
de sleutel los zodra de motor is aan-
geslagen.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-
tel niet in stand MAR staan als de mo-
tor stilstaat.
Als het lampje m geduren-
de 60 seconden gaat knippe-
ren na het starten of tijdens
een langdurige startpoging,
dan duidt dat op een storing in het
voorgloeisysteem. Als de motor aan-
slaat, kunt u de auto op de gewone
manier gebruiken, maar wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat Service-
netwerk.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag
het gaspedaal niet worden ingetrapt als
u de contactsleutel in stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het lampje
Y op het instrumentenpaneel
(of het symbool op het display) blijft bran-
den, raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer in
stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u
dan tot het Fiat Servicenetwerk.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 133
134
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motor
na een zware rit even “op adem” te laten
komen. Zet de motor niet onmiddellijk
uit, maar laat hem even stationair draai-
en. Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kata-
lysator terechtkomen, waardoor de-
ze onherstelbaar zal beschadigen.
Houd er rekening mee dat
de rem- en de stuurbe-
krachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bedie-
ning van het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE
Gasgeven voordat u de motor
uitzet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, voor-
al voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN (benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in;
verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u aan
te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint
te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje
Y op het instrumenten-
paneel (of het symbool op het display)
constant blijft branden, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 134
135
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
schakel een versnelling in (de 1e als de
weg omhoog loopt, de achteruit als de
weg omlaag loopt) en zet de voorwie-
len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen. Laat de contactsleutel nooit in
stand MAR staan omdat hierdoor de
accu ontlaadt en neem bovendien de
sleutel altijd uit het contactslot als u de
auto verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voor-
stoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de
auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de
auto geblokkeerd te zijn als de handrem
vier of vijf tanden is aangetrokken. Op
sterke hellingen en bij een beladen auto
moet de handrem negen of tien tanden
worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan het Fiat Servicenetwerk de handrem
afstellen.
Bij auto’s die zijn uitgerust met een arm-
steun voor, moet eerst deze armsteun
omhoog worden geplaatst zodat de hand-
rem ongehinderd bediend kan worden.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MAR staat, gaat
op het instrumentenpaneel het waar-
schuwingslampje x branden.
Handrem uitschakelen:
trek de hendel iets omhoog en druk op
de ontgrendelknop A-fig. 1;
houd de knop A ingedrukt en laat de
hendel zakken. Het lampje x op het
instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het be-
dienen van de handrem het rempedaal
worden ingetrapt.
fig. 1
F0Q0628m
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als
u de auto verlaat en neem de sleu-
tel mee.
ATTENTIE
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 135
136
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel in-
trappen en vervolgens de versnellings-
pook in de gewenste stand plaatsen (het
schakelschema staat op de knop van de
pook fig. 2, fig. 3 en fig. 4).
Voor het inschakelen van de 6e versnel-
ling (uitvoeringen 1.4
16V, 1.4 T-JET, 1.4
Turbo Multi Air, 1.6 Multijet, 1.9 Multij-
et 16V, 2.0 Multijet) moet de pook naar
rechts worden gedrukt om te voorko-
men dat per ongeluk de 4
e
versnelling
wordt ingeschakeld. Dit geldt ook voor
het schakelen van de 6
e
naar de 5
e
ver-
snelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een
geheel ingetrapt koppelingspedaal min-
stens 2 seconden, voordat u de achteruit
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen
dat de tandwielen beschadigen.
fig. 2
F0Q0734m
fig. 3
F0Q0602m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en zo de
slag van de pedalen beperken.
ATTENTIE
Laat uw hand tijdens het rij-
den niet op de pookknop rus-
ten omdat door de uitgeoe-
fende druk, ook als deze licht
is, de interne onderdelen van de ver-
snellingsbak na verloop van tijd kun-
nen slijten.
Om de achteruit R vanuit de vrijstand in te
schakelen, moet de schuifring A-fig. 2,
A-fig. 3 of A-fig. 4 onder de knop omhoog
worden getrokken en:
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren worden verplaatst (uitvoerin-
gen 1.4 16V, 1.6 Multijet, 1.9 Multijet
16V) (fig. 2) en 1.9 Multijet 8V (fig. 3);
of
de pook naar links en vervolgens naar
voren worden verplaatst (uitvoeringen
1.4 T-JET, 1.4 Turbo Multi Air, 2.0 Mul-
tijet) (fig. 4).
fig. 4
F0Q0783m
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 136
137
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen, zowel CO
2
als andere
schadelijke stoffen (stikstofoxiden, on-
verbrande koolwaterstoffen, fijn stof (PM)
enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen die
in het “Onderhoudsschema” staan ver-
meld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt
de weerstand groter en neemt het ver-
bruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet meer gebruikt. Ze verminderen
de aerodynamica van de auto, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitslui-
tend als u ze nodig hebt. De achterruit-
verwarming, de verstralers, de ruiten-
wissers en de aanjager van het ventilatie-/
verwarmingssysteem vragen veel stroom,
waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerody-
namica negatief beïnvloeden, waardoor
het brandstofverbruik zal toenemen.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 137
138
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental, waarbij
het maximum koppel wordt geleverd,
niet te overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale be-
drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van 15
tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet
warm draaien met stationair toerental en
ook niet met een verhoogd toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de mo-
tor veel langzamer op, terwijl het ver-
bruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg
te rijden en geen hoge toerentallen te ge-
bruiken: op deze manier warmt de mo-
tor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de mo-
tor afzet. Deze handeling heeft evenals
het overschakelen met tussengas, geen
enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaat-
gassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het in-
schakelen van een lage versnelling voor
een snelle acceleratie verhoogt het brand-
stofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een ho-
ge versnelling neemt het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toe. Boven-
dien slijt de motor hierdoor sneller.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 138
139
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Vo
or het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type en
een adequate elektrische installatie. De
montage van de trekhaak moet door ge-
specialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Ook moet documentatie worden overhan-
digd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan de
geldende verkeerswetgeving. Let er op dat het
maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan
wordt beperkt. Ook de remweg wordt lan-
ger en u hebt meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het af-
dalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen. Het gewicht van de aan-
hanger dat op de trekhaak rust, moet wor-
den afgetrokken van het laadvermogen van
de auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangergewicht
niet overschrijdt (aangegeven op de type-
goedkeuring), moet u er rekening mee hou-
den dat het maximum betrekking heeft op
het totale gewicht van de aanhangwagen of
caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden.
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aange-
houden. Deze richtlijnen worden eventu-
eel aangevuld door extra informatie van
de fabrikant van de trekhaak. De te in-
stalleren trekhaak moet voldoen aan de
huidige ECE-normen 94/20 en daarop vol-
gende wijzigingen. Voor iedere uitvoering
moet een trekhaak worden gebruikt die
geschikt is voor het maximale aanhanger-
gewicht van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
BELANGRIJK Eventuele extra verbruikers
naast de buitenverlichting (bijv. elektrisch
bediende rem, elektrische lier enz.) mo-
gen uitsluitend worden gebruikt bij draai-
ende motor.
Voor de elektrische aansluiting moet een
gestandaardiseerde stekkerverbinding
worden gebruikt die kan worden beves-
tigd op de daarvoor bestemde steun op
de trekhaak. Bovendien moet op de auto
een regeleenheid voor de buitenverlich-
ting van de aanhanger worden geïnstal-
leerd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-
den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-
zingen van de fabrikant van de auto en/of
van fabrikant van de trekhaak moeten
worden opgevolgd.
Het ABS waarmee de auto
is uitgerust, werkt niet op
het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifi-
caties aan het remsysteem
van de auto uit. Het remsysteem van
de aanhanger moet geheel onafhan-
kelijk van het hydraulisch remsys-
teem van de auto worden bediend.
ATTENTIE
Een eventueel elektrisch geregelde rem of
een ander systeem (lier enz.) moet recht-
streeks op de accu worden aangesloten
met een kabel met een diameter van mini-
maal 2,5 mm
2
.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem
of lier kan alleen gebruikt worden als de
motor draait.
Naast de voorgeschreven elektrische aan-
sluitingen, mogen slechts een eventuele
elektrisch geregelde rem en een 15W-
gloeilamp voor de binnenverlichting van
de aanhanger op de elektrische installatie
van de auto worden aangesloten. Gebruik
voor het aansluiten de regeleenheid van
de inbouwvoorbereiding en een kabel van-
af de accu met een diameter van ten min-
ste 2,5 mm
2
.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 139
140
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Montageschema fig. 5
De trekhaak moet op de punten aange-
geven met
Ø bevestigd worden met in
totaal 2 M8-bouten, 4 M10-bouten en 2
M12-bouten.
De trekhaak moet op de carrosserie ge-
monteerd worden zonder gaten in of ver-
vormingen van de achterbumper die zicht-
baar zijn bij gedemonteerde trekhaak.
Na de montage van de trekhaak moeten
de boutgaten worden afgedicht om te
voorkomen dat uitlaatgassen in het inte-
rieur kunnen dringen.
F0Q0011m
fig. 5
Hart trekkogel 94/20 CE
Bestaand gat
Bestaande bout
Bestaande bout
Bestaand gat
Bestaand gat
Volbeladen
ACHTERAS
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 140
141
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde
banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-
denspanning en het type winterbanden
exact aan de gegevens die staan vermeld
in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de
profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg
worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk
het gebruik van winterbanden tot die om-
standigheden waarvoor ze zijn goedge-
keurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan
dient u in het interieur van de auto een
voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de
maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden
(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden
niet om.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij
winterbanden met de indicatie “T”
geldt een maximum snelheid van
190 km/h; bij winterbanden met de
indicatie “H” geldt een maximum
snelheid van 210 km/h; echter de lo-
kaal geldende wettelijke snelheids-
beperkingen moeten altijd worden
gerespecteerd.
ATTENTIE
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het
land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters
rijden of de kettingen nog goed gespan-
nen zijn. Gebruik dunne sneeuwkettin-
gen:
– gebruik voor bandenmaat 195/65 R15˝
en 205/55 R16˝ uitsluitend dunne
sneeuwkettingen die maximaal 9 mm bo-
ven het profiel van de banden uitsteken.
– gebruik voor bandenmaat 225/45 R17˝
uitsluitend dunne sneeuwkettingen die
maximaal 7 mm boven het profiel van de
banden uitsteken.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel
kan geen sneeuwketting worden gemon-
teerd. Als u een lekke voorband hebt,
kunt u het noodreservewiel op de ach-
teras plaatsen en het achterwiel op de
vooras.
Zo hebt u op de vooras twee normale
wielen waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 141
Beperk de snelheid
als u sneeuwkettin-
gen gebruikt; rijd niet
harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obsta-
kels en rijd, om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stuk-
ken op sneeuwvrije wegen.
142
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de
auto enkele maanden niet wordt
gebruikt:
zet de auto in een overdekte, droge
en goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
zorg ervoor dat de handrem niet is
aangetrokken;
maak de minklem los van de accu-
pool (zie voor de uitvoeringen met
Start&Stop-systeem de informatie in
de paragraaf “Start&Stop-systeem” in
het hoofdstuk “Dashboard en bedie-
ning”);
maak de gespoten plaatdelen schoon
en behandel ze met een bescher-
mende was;
reinig en conserveer de glimmende
metalen delen met daarvoor
geschikte middelen;
smeer de wisserrubbers van de rui-
tenwissers en achterruitwisser in
met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
BELANGRIJK Op banden met banden-
maat 225/40 R18 92V kunnen geen
sneeuwkettingen worden gemonteerd.
Als u sneeuwkettingen monteert, kunnen
ze met de wielkuip in aanraking komen.
zet de ruiten een klein stukje open;
dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het
in en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen;
breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze regel-
matig;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een diefstalalarm, schakel dan het
alarm uit met de afstandsbediening.
131-142 BRAVO NL_131-142 BRAVO NL 23-12-10 08:25 Pagina 142
143
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ......................................... 144
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU .............................. 144
AANGETROKKEN HANDREM ..................................... 144
VERSLETEN REMBLOKKEN ........................................... 144
STORING AIRBAG ............................................................ 145
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE/
ZIJ-AIRBAGS UITGESCHAKELD .................................... 145
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS ............ 146
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ...................................................................... 146
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ........................................ 146
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............................ 146
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”................... 147
INSCHAKELING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ................. 147
START&STOP-SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN .......... 147
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ........... 148
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ........................ 148
NIET GOED GESLOTEN BAGAGERUIMTE .............. 148
NIET GOED GESLOTEN MOTORKAP ....................... 148
ALGEMENE STORINGSMELDING ............................... 149
VERSTOPT ROETFILTER ................................................. 149
BRANDSTOFRESERVE ..................................................... 150
STORING EOBD-/INSPUITSYSTEEM ........................... 150
STORING ESP ..................................................................... 151
STORING HILL HOLDER ................................................ 151
VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................................... 151
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ...................... 151
WATER IN BRANDSTOFFILTER .................................. 151
STORING ABS .................................................................... 152
STORING EBD .................................................................... 152
STORING FIAT CODE ..................................................... 152
STORING DIEFSTALALARM .......................................... 152
INBRAAKPOGING ............................................................ 152
STORING IN TPMS-SYSTEEM ........................................ 153
TE LAGE BANDENSPANNING .....................................
153
CONTROLE BANDENSPANNING .............................. 153
BANDENSPANNING NIET
AANGEPAST AAN SNELHEID ...................................... 153
DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................. 155
DEFECTE REMLICHTEN .................................................. 155
MISTACHTERLICHTEN ................................................... 155
MISTLAMPEN VOOR ........................................................ 155
RICHTINGAANWIJZER LINKS ..................................... 155
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................. 155
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN ........................ 156
FOLLOW ME HOME ........................................................ 156
GROOTLICHT .................................................................... 156
CRUISE-CONTROL .......................................................... 156
KANS OP GLADHEID ...................................................... 156
BEPERKTE ACTIERADIUS ............................................... 156
ASR-SYSTEEM....................................................................... 156
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ......................... 156
INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE .............................. 156
L
L
A
A
M
M
P
P
J
J
E
E
S
S
E
E
N
N
B
B
E
E
R
R
I
I
C
C
H
H
T
T
E
E
N
N
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:31 Pagina 143
144
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje en/of
het symbool op het display van het in-
strumentenpaneel, verschijnt er bij be-
paalde uitvoeringen ook een specifiek be-
richt en/of klinkt er een akoestisch sig-
naal. Deze meldingen zijn beknopt en
uit voorzorg en moeten als een aan-
vulling worden gezien en niet als alter-
natief voor de informatie in dit instruc-
tieboek. Wij raden u daarom aan dit in-
structieboek goed door te lezen. Houdt
u bij een storing altijd aan de aanwij-
zingen die in dit hoofdstuk beschre-
ven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die
op het display verschijnen, zijn onderver-
deeld in twee categorieën: ernstige sto-
ringen en minder ernstige storingen.
De ernstige storingen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De minder ernstige storingen worden
gedurende een kortere tijd “cyclisch”
herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide ca-
tegorieën onderbreken door op de knop
MODE te drukken. Het lampje (of het
symbool op het display) blijft branden tot-
dat de storing is verholpen.
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u ook
een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
TE LAAG REMVLOEI-
STOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder het
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
VERSLETEN
REMBLOKKEN
(geel)
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden als de remblokken
voor versleten zijn; laat deze in dat geval
zo snel mogelijk vervangen.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
BELANGRIJK Omdat de auto is uitgerust
met een slijtage-indicator op de rem-
blokken voor, moet u, als deze remblok-
ken worden vervangen, ook de rem-
blokken achter laten controleren.
x
Als het lampje x tijdens het
rijden gaat branden (op het
display verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE
d
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:31 Pagina 144
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE/
ZIJ-AIRBAGS
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje
gaat branden als de front-
airbag en sidebag (indien aanwezig) aan
passagierszijde worden uitgeschakeld. Als
u bij ingeschakelde airbags aan passa-
gierszijde de contactsleutel in stand
MAR draait, gaat het lampje
ongeveer
4 seconden branden en vervolgens 4
seconden knipperen. Hierna moet het
lampje doven.
145
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
AIRBAGSYSTEEM
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft
dit een storing in het airbagsysteem aan.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
¬
Als het lampje ¬ niet gaat
branden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijft
branden tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een bericht op het dis-
play), dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat ge-
val kunnen de airbags of gordel-
spanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk
om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE
Een defect lampje ¬ wordt
weergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde
langer
dan de normale 4 seconden knippert.
Daarnaast worden de airbags aan
passagierszijde (frontairbag en zij-
airbag - indien aanwezig) automa-
tisch uitgeschakeld. In dit geval kan
het lampje ¬ geen storingen in de
airbag-/gordelspannersystemen aan-
geven. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje
wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje ¬. Bovendien
worden de airbags aan passagierszij-
de (frontairbag en zij-airbag - indien
aanwezig) automatisch uitgescha-
keld. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:31 Pagina 145
146
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDEL
(rood)
Het lampje gaat continu branden als bij
stilstaande auto de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde niet goed is omgelegd.
Als de auto rijdt en de veiligheidsgordels
aan de bestuurderszijde en - bij bepaalde
uitvoeringen - aan de passagierszijde voor
zijn niet goed omgelegd, dan gaat het
lampje knipperen en klinkt tegelijkertijd
een akoestisch signaal (zoemer).
Het akoestische signaal (zoemer) van het
SBR-systeem (Seat Belt Reminder) kan
permanent worden uitgeschakeld door
het Fiat Servicenetwerk.
Het systeem kan weer worden ingescha-
keld via het Setup-menu.
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje (indien aanwezig)
branden. Het moet doven nadat de mo-
tor is gestart (als de motor stationair
draait, kan het voorkomen dat het lamp-
je iets later dooft). Als het lampje (of het
symbool op het display) blijft branden of
knipperen, wendt u dan onmiddellijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
Branden continu:
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
Knipperen:
OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE
(alleen Multijet-
uitvoeringen met
DPF - rood)
Als de contactsleutel op MAR wordt ge-
zet, gaat het lampje branden; direct na het
aanslaan van de motor moet het lampje
doven.
1. Te lage motoroliedruk
Het lampje brandt continu (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien) en
verschijnt er een bericht op het display wan-
neer het systeem detecteert dat de motor-
oliedruk te laag is.
<
w
v
Als het lampje v tijdens
het rijden gaat branden (op
enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display), zet dan
onmiddellijk de motor uit en wendt
u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen
met DPF)
Het lampje knippert en er verschijnt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien) een bericht op het display.
Afhankelijk van de uitvoering kan het
lampje op een van de volgende wijzen
knipperen:
– gedurende 1 minuut om de twee uur;
– tot de olie wordt ververst, waarbij het
lampje om de 3 minuten 5 seconden uit
blijft.
Na de eerste melding blijft het lampje na
iedere start knipperen op de eerder be-
schreven wijzen zolang de motorolie niet
is ververst. Er verschijnt een bijbehoren-
de melding op het display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien).
Als dit lampje gaat knipperen betekent dit
niet dat er sprake is van een defect aan
het voertuig, maar wordt de klant ge-
waarschuwd over het feit dat het normale
gebruik van het voertuig heeft geleid tot
de noodzaak van olieverversing.
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 146
147
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Kwaliteitsverlies van de motorolie wordt
versneld door:
– overwegend stadsgebruik van het voer-
tuig, waardoor de frequentie van het re-
generatieproces van het DPF toeneemt
– gebruik van het voertuig voor korte tra-
jecten, waardoor de motor de bedrijfs-
temperatuur niet kan bereiken
– herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces, aangegeven door het
branden van het DPF-lampje.
STORING
ELEKTRISCHE STUUR-
BEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje (of het symbool op het dis-
play) blijft branden, werkt de elektrische
stuurbekrachtiging niet meer en is meer
kracht nodig voor het draaien van het
stuur. Wendt u in dit geval tot het Fiat
Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
g
INSCHAKELING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
(groen lampje of symbool
op het display)
Het lampje (of het opschrift CITY op het
display) gaat branden als de elektrische
stuurbekrachtiging “Dualdrive” wordt in-
geschakeld door het indrukken van de be-
treffende bedieningsknop. Als opnieuw
op de knop wordt gedrukt, dooft het op-
schrift CITY.
CITY
Als het lampje gaat branden,
moet de oude motorolie zo
snel mogelijk, en ieder geval binnen
500 km nadat het lampje is gaan
branden, worden ververst. Als deze in-
formatie niet in acht wordt genomen,
kan dit ernstige schade aan de motor
en het vervallen van de garantie tot
gevolg hebben. Het knipperen van dit
lampje heeft niets te maken met de
hoeveelheid olie in de motor; wan-
neer het lampje gaat knipperen moet
u dus absoluut geen olie aan de mo-
tor toevoegen.
ATTENTIE
START&STOP-
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
STORING Start&Stop-SYSTEEM
Inschakeling Start&Stop-systeem
De inschakeling van het Start&Stop-systeem
wordt aangegeven door een melding op het
display. In dit geval dooft het lampje op de
knop
T
die zich op het schakelaarpaneel op
het dashboard bevindt.
Uitschakeling Start&Stop-systeem
– Uitvoeringen met multifunctioneel dis-
play: de uitschakeling van het Start&Stop-
systeem wordt aangegeven door een mel-
ding op het display.
– Uitvoeringen met instelbaar multifunc-
tioneel display: de uitschakeling van het
Start&Stop-systeem wordt aangegeven
door de weergave van symbool
T
+ een
melding op het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het
lampje op de knop
T
.
Storing Start&Stop-systeem
(uitvoeringen met instelbaar
multifunctioneel display)
Een storing in het Start&Stop-systeem
wordt aangegeven door een melding +
een symbool op het display. Wendt u in
dat geval tot het Fiat Servicenetwerk.
U
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 147
148
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TE HOGE KOELVLOEI-
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te
warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende maatregelen worden genomen:
bij normale rijomstandigheden:
stop de auto, zet de motor uit en con-
troleer of het niveau van de koelvloei-
stof in het reservoir niet onder het
MIN-merkteken staat. Als dit wel het
geval is, wacht dan enkele minuten zo-
dat de motor kan afkoelen, open ver-
volgens langzaam en voorzichtig de
dop, vul koelvloeistof bij en controleer
of de koelvloeistof tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het reservoir
staat. Controleer ook of er geen vloei-
stof weglekt. Als bij het starten van de
motor het lampje opnieuw gaat bran-
den, wendt u dan tot het Fiat Service-
netwerk.
Als de auto onder zware bedrijfs-
omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het trekken van een aan-
hanger bergopwaarts of met volbela-
den auto): verlaag de snelheid en
breng, als het lampje blijft branden, de
auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 mi-
nuten met draaiende motor en geef
iets gas voor een snellere circulatie van
de koelvloeistof. Zet vervolgens de
motor uit. Controleer het vloeistof-
niveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstan-
digheden is het raadzaam de motor en-
kele minuten te laten draaien met iets in-
getrapt gaspedaal voordat u de motor
uitzet.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
ç
NIET GOED
GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden als een of meer por-
tieren niet goed gesloten zijn.
Als de auto in beweging is met geopen-
de portieren, dan klinkt er een akoestisch
signaal.
´
NIET GOED
GESLOTEN
BAGAGERUIMTE
Het symbool (indien aanwezig) gaat op
het display branden als de bagageruimte
niet goed gesloten is.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
´ branden.
R
NIET GOED
GESLOTEN
MOTORKAP
Het symbool (indien aanwezig) gaat op
het display branden als de motorkap niet
goed gesloten is.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
´ branden.
S
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 148
149
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden als de brandstofnood-
schakelaar inschakelt. Op het display ver-
schijnt de bijbehorende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden bij een storing in de
motoroliedruksensor.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
(uitvoeringen met multifunctioneel
display)
Het lampje gaat branden als er een sto-
ring is in het Start&Stop-systeem. Op
enkele uitvoeringen verschijnt de bijbe-
horende melding op het display.
Storing schemersensor
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden bij een storing in de
schemersensor. Op het display verschijnt
de bijbehorende melding.
è
DPF (ROETFILTER)
WORDT GEREINIGD
(alleen Multijet-
uitvoeringen
met DPF- geel)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat
het lampje branden. Het moet echter na
enkele seconden doven. Het lampje
brandt continu om de klant te laten
weten dat het DPF-systeem de opge-
hoopte schadelijke stoffen (roet) middels
het regeneratieproces moet verwijderen.
Het lampje gaat niet bij elk DPF-regene-
ratieproces branden, maar alleen als de
rijvoorwaarden zodanig zijn dat dit aan de
klant gemeld moet worden. Om het
lampje uit te laten gaan moet het voertuig
tot aan het einde van het regeneratie-
proces in beweging blijven. Het proces
duurt gemiddeld 15 minuten.
De optimale condities voor beëindiging
van het proces worden bereikt door het
voertuig met een snelheid van 60 km/u te
laten rijden met een toerental boven
2000/min.
Als dit lampje gaat branden betekent dit
niet dat er sprake is van een defect aan
het voertuig en is het dus ook niet nodig
om de auto naar de garage te brengen.
Als het lampje gaat branden, wordt er te-
vens een melding op het display weerge-
geven (voor bepaalde uitvoeringen/mark-
ten, indien van toepassing).
h
Snelheidslimiet overschreden
(alleen voor Arabische landen)
Het lampje (geel) of het symbool op het
display (rood) gaat branden als de snel-
heid van 120 km/h wordt overschreden.
Storing regensensor
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden bij een storing in de
regensensor. Op het display verschijnt de
bijbehorende melding.
Storing parkeersensoren
(indien aanwezig)
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden bij een storing in de
parkeersensoren.
Storing bandenspanning-
controlesysteem (indien aanwezig)
Het lampje (of het symbool op het display)
gaat branden als er een storing is in het
controlesysteem voor de bandenspanning
TPMS (indien aanwezig). Als er een of
meer wielen zonder sensor gemonteerd
zijn, gaat het lampje op het instrumen-
tenpaneel branden totdat de oorspron-
kelijke situatie weer is hersteld. Op het
display verschijnt de bijbehorende melding.
Opmerking Als een van bovenstaande
storingen worden geconstateerd, wendt
u dan zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 149
150
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING EOBD-/
INSPUITSYSTEEM
(geel)
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR draait, dan
gaat het lampje branden. Het lampje moet
doven als de motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens het
rijden gaat branden, dan werkt het in-
spuitsysteem niet optimaal; als het lamp-
je constant brandt, dan duidt dit op een
storing in het ontstekings-/inspuitsysteem;
dit kan tot gevolg hebben dat de schade-
lijke uitlaatgasemissie toeneemt, de pres-
taties verminderen, de auto slechter gaat
rijden en het brandstofverbruik toe-
neemt.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de motor
te eisen of met hoge snelheid te rijden.
Als lang met een brandend waarschu-
wingslampje wordt doorgereden, kunnen
beschadigingen ontstaan. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt.
De storing wordt door het systeem in het
geheugen opgeslagen.
U
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje U gaat niet branden
of het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden (er verschijnt
ook een melding op het display),
wendt u dan zo snel mogelijk tot het
Fiat Servicenetwerk. De werking van
het lampje U kan met speciale ap-
paratuur door de verkeerspolitie ge-
controleerd worden. Houdt u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
Alleen voor benzinemotoren
Een knipperend lampje duidt op een mo-
gelijke beschadiging van de katalysator
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten zodat de motor
met lage toerentallen draait en het lamp-
je niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rijomstan-
digheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan knip-
peren van het lampje. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog 8 tot
10 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-
lampje knippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot het
Fiat Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
ç
De snelheid moet altijd
worden afgestemd op de ver-
keerssituatie en de weersomstandig-
heden en de toepasselijke verkeers-
regels. De motor kan worden afgezet
terwijl het DPF-lampje brandt, maar
herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces kunnen voortijdig
kwaliteitsverlies van de motorolie tot
gevolg hebben. Daarom verdient het
altijd aanbeveling te wachten tot het
lampje uit is gegaan voordat u de mo-
tor afzet, rekening houdend met het-
geen hierboven is beschreven. Het
verdient geen aanbeveling de DPF-
generatie te voltooien terwijl het
voertuig stilstaat.
ATTENTIE
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 150
STORING
HILL HOLDER
(geel)
Als het symbool * gaat bran-
den, dan is er een storing in
het Hill Holder-systeem.
Wendt u in dat geval zo snel
mogelijk tot het Fiat Service-
netwerk.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
á
branden.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
151
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ESP
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-
den blijft branden en het lampje op de
knop ASR gaat branden, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
Als het lampje knippert tijdens het rijden,
dan geeft dit aan dat het ESP in werking
is getreden.
á
á
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen)
(geel)
STORING
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen)
(geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies de
vooraf ingestelde temperatuur hebben
bereikt. Start de motor, zodra het lamp-
je gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentempe-
ratuur kan het lampje zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een sto-
ring is in de voorgloei-installatie. Wendt
u zo snel mogelijk tot het Fiat Service-
netwerk.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
m
*
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG
(Multijet-uitvoeringen)
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er water in
het dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsysteem
ernstig beschadigen en de
motor kan onregelmatig gaan
draaien. Als het lampje
c
gaat bran-
den (er verschijnt ook een melding op
het display), wendt u dan zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk om
de condens te laten aftappen. Als het
lampje direct na het tanken gaat bran-
den, bestaat de mogelijkheid dat er tij-
dens het tanken water in de brand-
stoftank is gekomen: zet in dat geval
onmiddellijk de motor uit en wendt u
tot het Fiat Servicenetwerk.
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 151
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd
de waarschuwingslampjes x en > gaan
branden, dan is er een storing in het EBD-
systeem of is het systeem niet beschik-
baar; in dat geval kunnen bij krachtig rem-
men de achterwielen vroegtijdig blokke-
ren waardoor de auto kan gaan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten con-
troleren. Op het display verschijnt de bij-
behorende melding.
>
152
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
FIAT CODE
(geel)
STORING
DIEFSTALALARM
(geel)
(indien aanwezig)
INBRAAKPOGING
(geel)
Storing Fiat CODE
Als u de contactsleutel in stand MAR zet,
dan gaat het lampje één keer knipperen
en dooft vervolgens.
Als het lampje (of het symbool op het dis-
play), met de contactsleutel in stand
MAR, constant gaat branden, dan duidt
dit op een mogelijke storing (zie “Fiat
CODE” in het hoofdstuk “Dashboard en
bediening”).
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
BELANGRIJK Als de lampjes U en
Y
(of het symbool op het display) tegelijk
branden, dan is er een storing in de Fiat
CODE.
Y
Als bij een draaiende motor het lampje
Y (of het symbool op het display) knip-
pert, dan wordt de auto niet beveiligd
door het systeem (zie de paragraaf “Fiat
CODE” in het hoofdstuk “Dashboard en
bediening”).
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
alle sleutels in het geheugen te laten op-
slaan.
Storing diefstalalarm
(indien aanwezig)
Als het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden, dan is er een storing
in het diefstalalarm. Wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
Inbraakpoging
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden als er een inbraakpo-
ging is geconstateerd. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
x
STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem
defect of niet beschikbaar is. In dat ge-
val blijft het remsysteem normaal wer-
ken, maar zonder de mogelijkheden van
het ABS.
Rijd voorzichtig verder en wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
>
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 152
153
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(geel-rood)
(indien aanwezig)
BANDENSPANNING
CONTROLEREN
(geel)
(indien aanwezig)
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(geel)
(indien aanwezig)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje (indien aanwezig)
branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
n
STORING
TPMS-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een
bericht en een symbool (geel) op het dis-
play als er een storing is in het controle-
systeem voor de bandenspanning TPMS:
wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sen-
sor gemonteerd zijn, verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display, tot-
dat de oorspronkelijke situatie weer is
hersteld.
n
Te lage bandenspanning
Het lampje (geel) of het symbool op het
display (rood) gaat branden als de span-
ning van een of meer banden onder een
bepaalde drempelwaarde komt.
Op deze manier waarschuwt het TPMS-
systeem de bestuurder op het mogelijk
leeglopen van de band(en) en dus op een
mogelijke lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of
meerdere zachte banden omdat de rij-
veiligheid van de auto in gevaar kan wor-
den gebracht. Stop de auto zonder
bruusk te remmen en vermijd heftige
stuurbewegingen. Vervang het wiel door
het noodreservewiel (indien aanwezig) of
repareer de band met de daarvoor be-
stemde reparatieset (zie de paragraaf
“Wiel verwisselen” in het hoofdstuk
“Noodgevallen) en wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 153
154
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Bandenspanning controleren
Het lampje (of het symbool op het display)
gaat branden om aan te geven dat de ban-
denspanning lager is dan de optimale waar-
de voor een lange levensduur van de band
en een optimaal brandstofverbruik en/of
om te waarschuwen voor een langzame
daling van de bandenspanning.
Als er twee of meer banden te zacht zijn,
dan wordt achtereenvolgens iedere band
apart aangegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel
mogelijk de juiste bandenspanning te her-
stellen (zie de paragraaf “Bandenspanning
in koude toestand” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Bandenspanning niet aangepast
aan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/h
wordt gereden, moet de bandenspanning
verhoogd worden overeenkomstig de
waarde die aangegeven is in de paragraaf
“Bandenspanning”.
Als het TPMS-systeem (indien aanwezig)
signaleert dat de spanning van een of
meer banden niet is aangepast aan de
snelheid van de auto, gaat het lampje
branden (op het display verschijnt ook
een melding) (zie de paragraaf “Te lage
bandenspanning” in dit hoofdstuk) en blijft
branden, totdat de snelheid van de auto
weer onder de drempelwaarde komt.
BELANGRIJK Verlaag in dat geval on-
middellijk de snelheid, omdat door te
warme banden de prestaties en de le-
vensduur van de banden in gevaar kunnen
worden gebracht en zelfs, in een beperkt
aantal gevallen, tot een klapband kunnen
leiden.
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door
middel van een bericht (indien van
toepassing).
Deze melding verdwijnt automatisch
zodra de storing het systeem niet
meer ontregelt.
ATTENTIE
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 154
DEFECTE
REMLICHTEN
(geel)
Het symbool op het display gaat branden
bij een storing in de remlichten.
De storing kan betreffen: doorbranden
van een of meer lampen, doorbranden
van de bijbehorende zekering of een on-
derbreking in de elektrische verbinding.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
W
branden.
155
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
(geel)
Het lampje (of het symbool op het dis-
play) gaat branden bij een storing in de
volgende verlichting:
buitenverlichting
remlichten of bijbehorende zekering
(zie hetgeen beschreven is voor het
symbool
T
).
mistachterlichten
richtingaanwijzers
kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
W
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de mist-
achterlichten worden ingeschakeld.
4
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de mist-
lampen voor worden ingeschakeld.
5
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de rech-
ter richtingaanwijzer, als de drukknop
voor de waarschuwingsknipperlichten
wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de linker
richtingaanwijzer, als de drukknop voor
de waarschuwingsknipperlichten wordt
ingedrukt.
F
D
T
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 155
156
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ASR-SYSTEEM
Het ASR-systeem kan worden uitgescha-
keld door het indrukken van de knop
ASR OFF. Op het display verschijnt een
melding die aangeeft dat het systeem is
uitgeschakeld; gelijktijdig gaat het lampje
op de knop branden.
Als opnieuw op de knop ASR OFF wordt
gedrukt, dooft het lampje op de knop en
verschijnt op het display een melding dat
aangeeft dat het systeem weer is inge-
schakeld.
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Op het display verschijnt een melding als
de in het setup-menu ingestelde snel-
heidslimiet wordt overschreden.
INSCHAKELING
SPORT-FUNCTIE
De letter S op het instrumentenpaneel
gaat branden als deze functie wordt in-
geschakeld door het indrukken van de
betreffende bedieningsknop. Als opnieuw
op de knop wordt gedrukt, dooft de
letter S.
SNELHEIDSREGELAAR
(CRUISE-CONTROL)
(groen)
(indien aanwezig)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel
brandt als de draaiknop van de cruise-
control in stand ON staat.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
Ü
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager wordt dan 3°C, dan knippert de
temperatuuraanduiding en verschijnt het
symbool
op het display om aan te ge-
ven dat er kans op gladheid bestaat.
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een melding om
de gebruiker te waarschuwen als de
actieradius van de auto kleiner wordt dan
50 km.
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht
wordt ingeschakeld.
1
BUITENVERLICHTING/
DIMLICHTEN (groen)
FOLLOW ME HOME
Buitenverlichting/dimlichten
Het lampje gaat branden als de buiten-
verlichting, de parkeerverlichting of het
dimlicht wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem
wordt gebruikt (zie “Follow me home”
in het hoofdstuk “Dashboard en bedie-
ning”).
Op het display verschijnt de bijbehoren-
de melding.
3
143-156 BRAVO NL 14-12-10 13:32 Pagina 156
157
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
MOTOR STARTEN ........................................................... 158
WIEL VERWISSELEN ......................................................... 159
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic .......................................................... 165
GLOEILAMP VERVANGEN ............................................. 169
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ...................................................................... 172
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ...................................................................... 177
ZEKERINGEN VERVANGEN .......................................... 180
ACCU OPLADEN .............................................................. 189
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ........................................ 190
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................. 191
N
N
O
O
O
O
D
D
G
G
E
E
V
V
A
A
L
L
L
L
E
E
N
N
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service-
en garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com raadplegen
voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerk.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 157
158
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als het lampje
Y
op het instrumen-
tenpaneel constant blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Fiat Service-
netwerk.
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de
lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk
fig. 1:
verbind de pluspolen (+ teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een
startkabel;
sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting
E
op de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
start de motor;
neem als de motor draait, de start-
kabels in de omgekeerde volgorde los.
Raadpleeg voor de uitvoeringen met
Start&Stop-systeem de paragraaf “Start&
Stop-systeem” in het hoofdstuk “Dash-
board en bediening” voordat de auto met
een hulpaccu wordt gestart.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een helling
af te laten rijden. Op die wijze kan er on-
verbrande brandstof in de katalysator te-
rechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
fig. 1
F0Q0765m
Gebruik voor een noodstart
beslist nooit een accusnel-
lader: de elektronische syste-
men kunnen beschadigen; in
het bijzonder de regeleenheden van de
ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen kun-
nen leiden tot vonken. De vloeistof
in de accu is giftig en corrosief. Ver-
mijd het contact met de huid en de
ogen. Kom ook niet dicht bij een ac-
cu met open vuur of een brandende
sigaret en veroorzaak geen vonken.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 158
159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
WIEL VERWISSELEN
De auto is uitgerust met de “Snelle ban-
denreparatieset Fix&Go”: zie de aanwij-
zingen in het volgende hoofdstuk.
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als alternatief voor de Fix&Go-set kan
(als optional) een noodreservewiel of een
reservewiel met normale afmetingen
worden geleverd. Voor het verwisselen
van dit type wiel en voor het juiste ge-
bruik van de krik moeten de onder-
staande voorzorgsmaatregelen in acht
worden genomen.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande
auto m.b.v.: de waarschuwingsknip-
perlichten, de gevarendriehoek enz.
Tijdens het verwisselen van een wiel
moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is en op een veilige
afstand van het verkeer wachten,
totdat het wiel verwisseld is. Blok-
keer de wielen met stenen of ande-
re voorwerpen als de auto schuin
op een helling of op een slecht weg-
dek staat.
ATTENTIE
Het noodreservewiel (indien
aanwezig) is specifiek voor
de auto; monteer het niet op ande-
re auto’s en monteer geen reserve-
wielen van andere auto’s. Het
noodreservewiel mag alleen in nood-
gevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort mo-
gelijk gebruikt worden en er mag niet
sneller dan 80 km/h mee worden ge-
reden. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop
de belangrijkste aanwijzingen en de
beperkingen staan vermeld met be-
trekking tot het gebruik van het
noodreservewiel. Deze sticker mag
absoluut niet worden verwijderd of
afgedekt. Op het noodreservewiel
mag nooit een wieldeksel worden ge-
monteerd. Op de sticker staan de
volgende aanwijzingen in vier talen
vermeld: attentie! alleen voor tijde-
lijk gebruik! max. 80 km/h! vervang
zo snel mogelijk door een normaal
wiel. Bedek deze aanwijzingen niet.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 159
160
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van een
wiel van de auto waarbij de krik ge-
leverd is of voor auto’s van hetzelfde
model. Gebruik de krik niet voor het
opkrikken van andere auto’s. En be-
slist nooit voor het uitvoeren van
werkzaamheden onder de auto. Als
de krik niet juist geplaatst wordt, kan
de opgekrikte auto van de krik val-
len. Op een sticker op de krik is het
maximum hefvermogen aangegeven;
de krik mag nooit voor een zwaar-
dere last worden gebruikt. Het
noodreservewiel is niet geschikt voor
de montage van sneeuwkettingen.
Als u een lekke voorband (aange-
dreven wiel) hebt en er moet met
sneeuwkettingen worden gereden,
dan moet u een wiel van de achteras
afhalen en daarvoor in de plaats het
noodreservewiel monteren. Zo hebt
u op de vooras twee normale wielen
waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
ATTENTIE
Door een verkeerde monta-
ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventiel
absoluut niet open. Plaats geen en-
kel stuk gereedschap tussen velg en
band. Controleer regelmatig de
spanning van de banden en van het
noodreservewiel en houdt u daarbij
aan de waarden die beschreven
staan in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
ATTENTIE
Bij een gemonteerd reserve-
wiel veranderen de rijeigen-
schappen van de auto. Vermijd met
vol gas optrekken, bruusk remmen en
hoge snelheden in de bochten. Het
noodreservewiel heeft een levens-
duur van ongeveer 3000 km. Na de-
ze afstand moet de band van het
noodreservewiel vervangen worden
door een nieuwe band van hetzelfde
type. Monteer nooit een normale
band op de velg van het noodreserve-
wiel. Laat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk repareren en monteren. Ge-
bruik nooit twee of meer noodre-
servewielen. Smeer voor montage de
schroefdraad van de wielbouten niet
met vet: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 160
161
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Het is nodig te weten dat:
de krik 1,76 kg weegt;
de krik geen afstelwerkzaamheden
vereist;
de krik niet kan worden gerepareerd:
bij een defect moet de krik door een
krik van hetzelfde type worden ver-
vangen;
buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel als
volgt te werk:
zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het wiel
kan worden verwisseld. Zet de auto
zo mogelijk op een vlakke en stevige
ondergrond;
fig. 2
1
1
F0Q0732m
fig. 3
F0Q0392m
fig. 4
F0Q0393m
neem bij uitvoeringen met de snelle
bandenreparatieset “Fix&Go” de
gereedschaphouder uit de bagage-
ruimte;
draai bij uitvoeringen met een
noodreservewiel de blokkeerschroef
E-fig. 3 los, neem de gereedschap-
houder F uit en zet de houder dicht
bij het te verwisselen wiel; pak daar-
na het noodreservewiel G;
verwijder het wieldeksel H-fig. 4
(uitvoeringen met stalen velgen) of
de naafdop (uitvoeringen met licht-
metalen velgen);
zet de motor uit en trek de handrem
aan; schakel de eerste versnelling of
de achteruit in; verwijder met de
handgreep A-fig. 2 de afdekplaat B;
draai de blokkeerschroef E-fig. 3 los;
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 161
162
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
draai de wielbouten helemaal los en
trek vervolgens het wiel los;
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden
bevatten, omdat hierdoor na ver-
loop van tijd de wielbouten kunnen
loslopen;
fig. 6
F0M0395m
waarschuw eventuele omstanders
dat de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid
van de auto bevinden en de auto
vooral niet aanraken totdat deze
weer geheel op de grond staat;
plaats de slinger R-fig. 6 in de krik
en krik de auto omhoog, totdat het
wiel enige centimeters los van de
grond is;
draai met de bijgeleverde sleutel L-
fig. 5 de wielbouten ongeveer een
slag los; schud bij uitvoeringen met
lichtmetalen velgen enige malen aan
de bovenkant van de carrosserie,
waardoor de velg los van de wielnaaf
kan komen;
draai de krik M-fig. 6 omhoog, zodat
de inkeping N aan de bovenzijde van
de krik op de juiste wijze om het
profiel P onder de carrosserie valt bij
punt Q (op ongeveer 72 cm van het
midden van de wielkuip voor of op
75 cm van het midden van de wiel-
kuip achter);
fig. 5
F0Q0394m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 162
163
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
monteer het reservewiel, waarbij de
gaten S-fig. 7 over de centreerpen-
nen T moeten vallen;
draai met de bijgeleverde sleutel de
vier wielbouten handvast aan;
draai de slinger R-fig. 6 van de krik
zodat de auto zakt, en verwijder
de krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten kruiselings vast, in de
volgorde die is aangegeven in fig. 8.
NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven procedure,
krik de auto op en demonteer het
noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het normale wiel
schoon zijn en geen onzuiverheden be-
vatten, omdat hierdoor na verloop van
tijd de wielbouten kunnen loslopen;
monteer het normale wiel, waarbij de
gaten S-fig. 7 over de centreerpennen
T moeten vallen;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten vast;
laat de auto zakken en verwijder de
krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten kruiselings vast, in de volg-
orde die in fig. 8 is aangegeven;
druk het wieldeksel voorzichtig vast en
zorg ervoor dat het ventiel uit de ope-
ning in het wieldeksel steekt;
druk op de rand van het wieldeksel,
te beginnen bij de delen die het dichtst
bij het ventiel zitten, totdat het wiel-
deksel geheel vast zit.
BELANGRIJK Door een verkeerde mon-
tage kan het wieldeksel tijdens het rijden
loslaten.
fig. 7
F0Q0396m
fig. 8
F0Q0397m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 163
164
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Ter afsluiting
plaats het noodreservewiel G-fig. 10
op de daarvoor bestemde plek in de
bagageruimte;
druk de half geopende krik stevig in
de houder F om rammelen tijdens het
rijden te voorkomen;
berg het gebruikte gereedschap op in
de gereedschaphouder;
plaats de gereedschaphouder in het re-
servewiel en draai de blokkeerschroef
E vast;
plaats de afdekplaat op de juiste wijze
terug in de bagageruimte.
fig. 10
F0Q0392m
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
Ga als volgt te werk:
draai de centreerpen A-fig. 9 in een
van de boutgaten in de wielnaaf;
plaats het wiel op de pen en draai met
de bijgeleverde sleutel de beschikbare
bouten vast; de bouten kunnen mak-
kelijker worden aangebracht met het
bijgeleverde verlengstuk B;
draai de centreerpen A los en draai de
laatste bout vast;
laat de auto zakken en verwijder de
krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten definitief vast in de volg-
orde die hiervoor is aangegeven voor
het noodreservewiel (zie fig. 8);
monteer de naafdop.
fig. 9
F0Q0217m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 164
165
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
SNELLE
BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic
De snelle reparatieset Fix & Go automa-
tic is in een daarvoor bestemde houder
in de bagageruimte geplaatst.
De reparatieset bevat fig. 11:
een spuitbus A met afdichtvloeistof,
die voorzien is van:
– een vulbuis B
– een sticker C met het opschrift
“max. 80 km/h”. Na het repareren
van het wiel moet deze sticker op
een voor de bestuurder goed zicht-
bare plaats worden aangebracht (op
het dashboard)
een informatiefolder (zie fig. 12), voor
een correct gebruik van de snelle re-
paratieset. Overhandig de informatie-
folder aan het personeel dat de met de
bandenreparatieset behandelde band
repareert.
een compressor D met manometer en
aansluitnippels, die in het vak zijn te
vinden
een paar werkhandschoenen dat in het
zijvak van de compressor is te vinden;
adapters voor het oppompen van
diverse voorwerpen.
fig. 11
F0Q0510m
fig. 12
F0Q0511m
Overhandig de informatie-
folder aan het personeel dat
de band repareert die behandeld is
met de bandenreparatieset.
ATTENTIE
Als u een lekke band krijgt,
kan de band gerepareerd wor-
den als de diameter van het
lek niet groter is dan 4 mm.
Het is niet mogelijk lekken
aan de zijkanten van de
band te repareren. Gebruik de repa-
ratieset niet als de band beschadigd
is geraakt door het rijden met een
lege band.
ATTENTIE
Bij schade aan de velg (zo-
danige vervorming van het
kanaal dat er lucht wegloopt) kan de
band niet gerepareerd worden. Ver-
wijder de eventueel in de band bin-
nengedrongen voorwerpen (schroe-
ven of spijkers) niet.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 165
166
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
OPPOMPEN VAN DE BAND
De spuitbus bevat ethyleen-
glycol. Bevat latex: kan een
allergische reactie veroorzaken.
Schadelijk bij inslikken. Irriterend
voor de ogen. Kan overgevoeligheid
veroorzaken bij inademing en con-
tact. Vermijd contact met ogen, huid
en kleding. Spoel bij contact onmid-
dellijk overvloedig met water. Ver-
mijd braken bij inslikken, spoel de
mond uit, drink veel water en raad-
pleeg onmiddellijk een arts. Houd
buiten het bereik van kinderen. Het
product mag niet gebruikt worden
door astmatische patiënten. Adem
de dampen niet in tijdens het vullen
en oppompen. Raadpleeg onmid-
dellijk een arts bij allergische reac-
ties. Bewaar de spuitbus in de daar-
voor bestemde ruimte, ver verwijderd
van warmtebronnen. De afdicht-
vloeistof heeft een houdbaarheids-
datum. Vervang de spuitbus voordat
de houdbaarheidsdatum van de af-
dichtvloeistof is verstreken.
ATTENTIE
fig. 13
F0Q0513m
Doe de handschoenen aan
die bij de snelle bandenre-
paratieset zijn geleverd.
ATTENTIE
Trek de handrem aan. Draai de
ventieldop van de band los, neem de
vulbuis A-fig. 13 uit en draai de ring B
op het ventiel van de band;
HET IS NOODZAKELIJK
TE WETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentempera-
turen tussen -20°C en +50°C werkt.
De compressor mag niet
langer dan 20 minuten ach-
ter elkaar worden ingeschakeld. Ge-
vaar voor oververhitting. De snelle
reparatieset is niet geschikt voor per-
manente reparatie; de gerepareerde
banden mogen daarom slechts tijde-
lijk worden gebruikt.
ATTENTIE
Spuitbussen en afdichtvloei-
stof zijn schadelijk voor het
milieu. Houdt u voor het af-
voeren van deze producten
aan de wettelijke normen.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 166
167
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
controleer of de schakelaar E-fig. 15
van de compressor in stand 0 (uitge-
schakeld) staat, start de motor, steek
de stekker D-fig. 14 in de contactdoos
voor de aansteker en schakel de com-
pressor in door schakelaar E-fig. 15 in
stand I (ingeschakeld) te zetten. Pomp
de band op tot de juiste bandenspan-
ning is bereikt (zie de paragraaf “Ban-
denspanning” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”). Controleer de ban-
denspanning op de manometer F-
fig. 15. Voor een nauwkeurige aflezing
moet de compressor worden uitge-
schakeld;
als u er niet in slaagt binnen 5 minu-
ten de bandenspanning op ten minste
1,5 bar te krijgen, koppel dan de com-
pressor los van het ventiel en de con-
tactdoos en verplaats vervolgens de
auto ongeveer 10 meter naar voren of
naar achteren, zodat de afdichtvloei-
stof in de band verdeeld wordt; pomp
de band vervolgens weer op;
als u er ook dan niet in slaagt om, bin-
nen 5 minuten na inschakeling van de
compressor, de spanning op ten min-
ste 1,8 bar te brengen, mag niet verder
worden gereden, omdat de band te erg
beschadigd is en de reparatieset de
vereiste wegligging niet kan garande-
ren; wendt u tot het Fiat Service-
netwerk;
als de band op de juiste spanning is ge-
bracht (zie de paragraaf “Bandenspan-
ning” in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”), vertrek dan onmiddellijk;
fig. 14
F0Q0515m
fig. 15
F0Q0516m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven dat
de band behandeld is met de snelle
bandenreparatieset. Rijd voorzichtig
vooral in bochten. Rijd niet harder
dan 80 km/h. Vermijd bruusk acce-
lereren en remmen.
ATTENTIE
stop na ongeveer 10 minuten en con-
troleer opnieuw de bandenspanning;
vergeet niet de handrem aan te
trekken;
fig. 15a
F0Q0017m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 167
168
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling los en ver-
bind de koppeling direct met het ventiel
van de band fig. 16; op deze manier
wordt de spuitbus niet met de compres-
sor verbonden en wordt de afdichtvloei-
stof niet in de band gespoten.
PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE
SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
maak de koppeling B-fig. 17 los;
draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
sluit de koppeling B aan op de spuit-
bus en plaats de doorzichtige vulbuis
A in het daarvoor bestemde vak.
fig. 16
F0Q0517m
fig. 17
F0Q0512m
als een spanning van ten minste 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de cor-
recte bandenspanning (met draaiende
motor en aangetrokken handrem) en
rijdt verder;
rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de band moet re-
pareren die behandeld is met de ban-
denreparatieset.
ATTENTIE
Als de bandenspanning on-
der 1,8 bar is gedaald, mag
niet verder worden gereden: de snel-
le reparatieset Fix & Go automatic
kan de vereiste wegligging niet ga-
randeren omdat de band te erg be-
schadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 168
169
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf “Zekeringen vervangen”
in dit hoofdstuk;
controleer voordat u een lamp
vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd;
vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal
de lichtopbrengst van de lamp terug-
lopen en kan ook de levensduur be-
perkt worden. Als u de bol per onge-
luk toch hebt aangeraakt, moet u de
bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd
en waarbij geen rekening wordt ge-
houden met de technische specifica-
ties van het systeem, kunnen storin-
gen in de werking en zelfs brand ver-
oorzaken.
ATTENTIE
Door de hoge voedings-
spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Bi-Xenon) uit-
sluitend vervangen worden door ge-
specialiseerd personeel: levensge-
vaar! Wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
ATTENTIE
BELANGRIJK Bij lage buitentemperatu-
ren of hoge luchtvochtigheid of na een he-
vige regenbui of na het wassen kunnen de
koplampunits of de achterlichtunits be-
slagen zijn en/of kunnen er in de units
condensdruppels ontstaan. Dit is een na-
tuurlijk verschijnsel als gevolg van het ver-
schil in temperatuur en vochtigheidsgraad
voor en achter het lampenglas. Het duidt
niet op een defect en heeft geen invloed
op de normale werking van de verlich-
tingsunits. De wasem verdwijnt snel van-
af het midden van de verlichtingsunit ge-
leidelijk naar de randen, als de verlichting
wordt ingeschakeld.
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 169
170
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
F0Q0391m
C Buislampen: verwijder de lamp
door hem uit de veercontacten los
te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de
lamp door de borgveer los te haken
uit de zitting.
F Gasontladingslampen
(Bi-Xenon).
fig. 18
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 18
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voor-
zien van een klemfitting. Verwijder de
lamp door de lamp uit de houder te
trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting:
verwijder de lamp uit de houder door
hem iets in te drukken en linksom te
draaien.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 170
171
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
E
D
F
A
E
B
A
B
B
B
A
B
A
C
C
C
A
C
H1
H1
D2R
W5W
H11
PY24W
WY5W
R10W
P5/21W
P5/21W
W2,3W
P21W
W5W
C10W
C10W
C5W
W5W
C5W
55 W
55 W
35 W
5 W
55 W
24 W
5 W
10 W
5W/21 W
5W/21 W
2,3 W
21 W
5 W
2x10 W
10 W
5 W
5 W
5 W
Lamp Figuur 18 Type Vermogen
Grootlicht
Longlife dimlichten
Dimlichten met gasontladingslampen (indien aanwezig)
Longlife buitenverlichting voor
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op flanken
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten/mistachterlichten
Achterlichten/remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijverlichting
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor
Plafondverlichting achter (indien aanwezig)
Verlichting dashboardkastje
Bagageruimteverlichting
Verlichting zonneklepspiegel (indien aanwezig)
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 171
172
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-
rende vermogen de paragraaf “Gloeilamp
vervangen”.
KOPLAMPUNITS
fig. 19
In de koplampunits zijn de gloeilampen
voor de buitenverlichting, het dimlicht,
het grootlicht en de richtingaanwijzer op-
genomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in
de lichtunit geplaatst:
A Buitenverlichting en grootlicht;
B Dimlicht;
C Richtingaanwijzers.
DIMLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
verwijder het beschermdeksel
B-fig. 19;
haak de borgveer van de lamp
A-fig. 20 los;
maak de stekker B los;
trek de lamp C uit de houder en
vervang hem;
monteer de nieuwe lamp; hierbij moet
de nok van het metalen deel vallen in
de uitsparing in de reflector; sluit de
stekker B weer aan en haak vervolgens
de borgveer A vast;
monteer het beschermdeksel
A-fig. 19 op de juiste wijze.
fig. 19
F0Q0704m
fig. 20
F0Q0705m
Met gasontladingslampen
(Bi-Xenon) (indien aanwezig)
Door de hoge voedings-
spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Bi-Xenon) uit-
sluitend vervangen worden door
gespecialiseerd personeel: levensge-
vaar! Wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 172
173
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BUITENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
verwijder het beschermdeksel
A-fig. 19;
draai de lamphouder A-fig. 21
linksom en verwijder hem;
verwijder en vervang de lamp B;
monteer de nieuwe lamp, plaats de
lamphouder A-fig. 21 en monteer
het beschermdeksel B-fig. 19 op de
juiste wijze.
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen:
verwijder het beschermdeksel
A-fig. 19;
haak de borgveer van de lamp
A-fig. 22 los;
trek de lamp C uit de houder en
vervang hem;
monteer de nieuwe lamp; hierbij moet
de nok van het metalen deel vallen in
de uitsparing in de reflector; sluit de
stekker B weer aan en haak vervolgens
de borgveer A vast;
monteer het beschermdeksel
B-fig. 19 op de juiste wijze.
fig. 21
F0Q0706m
fig. 22
F0Q0707m
fig. 23
F0Q0708m
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Gloeilamp vervangen:
draai het beschermdeksel C-fig. 19
linksom;
verwijder en vervang de lamp
B-fig. 23;
monteer het beschermdeksel A
op de juiste wijze.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 173
174
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ACHTERLICHTUNITS
In de achterlichtunits zijn de gloeilampen
voor de achterlichten, de richtingaanwij-
zers en de remlichten opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in
de lichtunit fig. 26 geplaatst:
B Achterlichten/remlichten (duplolamp);
C Richtingaanwijzers.
fig. 26
F0Q0714m
Op de flanken
Gloeilamp vervangen:
duw tegen het lampenglas A-fig. 24
zodat de interne borgveer B wordt in-
gedrukt en trek de unit naar buiten;
draai de lamphouder C linksom,
verwijder de geklemde lamp D en
vervang hem;
plaats de lamphouder C in het lampen-
glas door hem rechtsom te draaien;
monteer de unit en controleer of de
interne borgveer B goed vastzit (ge-
borgd).
MISTLAMPEN VOOR fig. 25
(indien aanwezig)
Wendt u voor het vervangen van een
defecte mistlamp tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 24
F0Q0709m
fig. 25
F0Q0710m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 174
175
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 27
F0Q0715m
Gloeilamp vervangen:
open de achterklep en draai de twee
bevestigingsschroeven A-fig. 27 van
de achterlichtunit los;
trek de unit met beide handen in de
richting van de pijl fig. 28;
fig. 30
F0Q0711m
maak de stekker los en verwijder het
beschermdeksel A-fig. 29 door de
drie borglippen in te drukken; vervang
vervolgens de defecte lamp.
ACHTERUITRIJLICHTEN fig. 30
Wendt u voor het vervangen van een
defect achteruitrijlicht tot het Fiat
Servicenetwerk.
MISTACHTERLICHTEN fig. 31
Wendt u voor het vervangen van een
defect mistachterlicht tot het Fiat
Servicenetwerk.
fig. 31
F0Q0712m
fig. 28
F0Q0739m
fig. 29
F0Q0713m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 175
176
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
KENTEKENPLAATVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
verwijder het lampenglas A-fig. 34 op
het door de pijlen aangegeven punt;
draai de lamphouder B-fig. 35
rechtsom;
verwijder en vervang de lamp C.
DERDE REMLICHT
Gloeilamp vervangen:
open de achterklep;
verwijder de kap A-fig. 32;
verwijder het lampenglas B-fig. 33
en maak de stekker los;
fig. 33
F0Q0751m
fig. 32
F0Q0716m
druk de lippen C-fig. 33 naar elkaar
en neem de lamphouder uit;
verwijder de geklemde lamp en
vervang hem.
monteer de kap A-fig. 32 en sluit
vervolgens de achterklep.
fig. 34
F0Q0718m
fig. 35
F0Q0719m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 176
177
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-
rende vermogen de paragraaf “Gloeilamp
vervangen”.
PLAFONDLAMPJE VOOR
Gloeilampen vervangen:
maak het plafondlampje A-fig. 36 op
de door de pijlen aangegeven punten
los;
open het beschermdeksel B-fig. 37;
maak de lampen C los uit de veercon-
tacten aan de zijkant en vervang ze;
controleer of de nieuwe lampen goed
vastzitten in de veercontacten;
sluit het beschermdeksel B-fig. 37 en
plaats het plafondlampje A-fig. 36 in
de zitting; controleer of het goed ge-
borgd is.
fig. 36
F0Q0720m
fig. 37
F0Q0721m
PLAFONDVERLICHTING
ACHTER
Uitvoeringen zonder open dak
Gloeilampen vervangen:
maak het plafondlampje A-fig. 38 op
het door de pijl aangegeven punt los;
maak de lamp B-fig. 39 los uit de veer-
contacten aan de zijkant en vervang
hem; controleer of de nieuwe lamp
goed vastzit in de veercontacten.
fig. 38
F0Q0723m
fig. 39
F0Q0722m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 177
178
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Uitvoeringen met open dak
Gloeilamp vervangen:
maak het plafondlampje A-fig. 40 op
het door de pijl aangegeven punt los;
maak de lamp B-fig. 41 los uit de veer-
contacten aan de zijkant en vervang
hem; controleer of de nieuwe lamp
goed vastzit in de veercontacten;
fig. 40
F0Q0741m
fig. 42
F0Q0724m
sluit de beschermkap B op de lichtunit;
monteer de lichtunit A door hem
eerst aan een zijde in de juiste stand te
plaatsen en vervolgens de andere zijde
aan te drukken, totdat de borging in-
klikt.
fig. 43
F0Q0725m
fig. 41
F0Q0722m
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
open de achterklep;
maak de lichtunit A-fig. 42 op het
door de pijl aangegeven punt los;
open de beschermkap B-fig. 43 en
vervang de geklemde lamp;
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 178
179
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERLICHTING
DASHBOARDKASTJE
Gloeilamp vervangen:
open het dashboardkastje en verwijder
de lichtunit A-fig. 44;
maak de lamp B los uit de veercon-
tacten aan de zijkant en vervang hem;
controleer of de nieuwe lamp goed
vastzit in de veercontacten.
VERLICHTING
ZONNEKLEPSPIEGEL
(indien aanwezig)
Gloeilamp vervangen:
open de kap A-fig. 45 van het
spiegeltje;
maak de lichtunit B bij de door de
pijlen aangegeven punten los;
fig. 44
F0Q0726m
fig. 45
F0Q0423m
fig. 46
F0Q0424m
maak de lamp C-fig. 46 los uit de veer-
contacten aan de zijkant en vervang
hem; controleer of de nieuwe lamp
goed vastzit in de veercontacten.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 179
180
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDI-FUSE,
MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt u
dan tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE
Als de zekering opnieuw
doorbrandt, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt door
zekeringen beveiligd: de zekering brandt
door bij een storing of bij oneigenlijk ge-
bruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,
controleer dan eerst of de zekering niet
is doorgebrand: de verbindingsstrip A-
fig. 47 mag niet onderbroken zijn. Is dit
wel het geval, dan moet u de zekering
vervangen door een exemplaar met de-
zelfde stroomsterkte (zelfde kleur).
B: zekering in goede staat
C: zekering met doorgebrande strip.
Gebruik het tangetje D voor het vervan-
gen van de zekeringen. Dit tangetje is
vastgehaakt in de zekeringenkast op het
dashboard.
Vervang een defecte zekering
nooit door ander materiaal.
fig. 47
F0Q0220m
Vervang een zekering nooit
door een zekering met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
ATTENTIE
Als een zekering van de vei-
ligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), de aandrijving
van de auto (motormanagementsys-
teem, regelsysteem van de versnel-
lingsbak) of de stuurinrichting door-
brandt, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE
Controleer, voordat u een
zekering vervangt, of de con-
tactsleutel uit het contactslot
is genomen en alle stroomge-
bruikers uit staan en/of zijn uitge-
schakeld.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 180
181
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
TOEGANG TOT DE
ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in drie
zekeringenkasten:
zekeringenkast op het dashboard;
zekeringenkast in motorruimte;
zekeringenkast in bagageruimte.
fig. 49
F0Q0778m
fig. 48
F0Q0727m
Zekeringenkast op dashboard
fig. 49
De zekeringen in de zekeringenkast op
het dashboard zijn bereikbaar nadat de
drie schroeven A-fig. 48 zijn losgedraaid
en de klep B is verwijderd.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 181
182
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Zekeringenkast in motorruimte
naast de accu fig. 51
(indien aanwezig)
Een tweede zekeringenkast bevindt zich
rechts in de motorruimte naast de accu.
Om deze te bereiken moet u de lippen
aan de zijkant losmaken en het deksel
A-fig. 50 verwijderen.
De nummers die op de binnenzijde van
het deksel zijn aangebracht, geven de
elektrische componenten aan die door de
betreffende zekering worden beveiligd.
Als de motorruimte moet
worden uitgespoten, zorg
dan dat de waterstraal niet
direct op de zekeringenkast
in de motorruimte wordt gericht.
fig. 51
F0Q0815m
fig. 50a
F0Q0498m
fig. 50
F0Q0816m
Zekeringenkast motorruimte
fig. 51a
(indien aanwezig)
Een tweede zekeringenkast bevindt zich
rechts in de motorruimte naast de accu.
Om deze te bereiken moet u de lippen aan
de zijkant losmaken en het deksel A-fig.
50a verwijderen. De nummers die op de
binnenzijde van het deksel zijn aangebracht,
geven de elektrische componenten aan die
door de betreffende zekering worden be-
veiligd.
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 182
183
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Zekeringenkast in bagageruimte fig. 52 (indien aanwezig)
De zekeringen in de zekeringenkast links in de bagageruimte zijn bereikbaar nadat
het klepje A-fig. 53 is geopend.
fig. 51a
F0Q0815m
fig. 52
F0Q0747m
fig. 53
F0Q0776m
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 183
184
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ZEKERINGENTABEL
VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts (halogeenlampen) F12 7,5 49
Dimlicht rechts (Bi-Xenonlampen) F12 15 49
Dimlicht links (halogeenlampen) F13 7,5 49
Dimlicht links (Bi-Xenonlampen) F13 15 49
Achteruitrijverlichting F35 5 49
Derde remlicht F37 7,5 49
Mistachterlicht (bestuurderszijde) F53 7,5 49
Grootlicht F14 15 51
Mistlamp voor/Cornering light links/rechts F30 15 51
Mistlamp voor/Cornering light rechts (indien aanwezig) F09 7,5 51a
Grootlicht rechts (indien aanwezig) F14 7,5 51a
Grootlicht links (indien aanwezig) F15 7,5 51a
Mistlamp voor/Cornering light links (indien aanwezig) F30 7,5 51a
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 184
185
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Aanjager klimaatregeling F08 40 51
Koplampsproeierpomp F09 30 51
Claxon F10 10 51/51a
Koplampverstelling (uitvoeringen met halogeenlampen) F13 7,5 49
Extra verwarming (PTC1) F15 30 51
Aircocompressor F19 7,5 51/51a
Elektropomp koplampsproeiers (indien aanwezig) F20 20 51a
Elektrische brandstofpomp in tank (indien aanwezig) F21 15 51a
Spoelen van relais op zekeringenkast motorruimte (CVM)/
Regeleenheid Body Computer (NBC) F31 5 49
Versterker subwoofer HI-FI-audiosysteem/Autoradio
en Radionavigatiesysteem
(Uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air met HI-FI-optional) F32 15 49
Ruitbediening linksachter F33 20 49
Ruitbediening rechtsachter F34 20 49
Rempedaalschakelaar (normaal gesloten NC-contact)/
Waterdetectiesensor in brandstoffilter/Luchtkwantummeter/
Koppelingspedaalschakelaar en druksensor op rembekrachtiger
(Uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air) F35 5 49
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 185
186
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Regeleenheid portiervergrendeling (CGP)
(ont-/vergrendelen portieren, safe lock, achterklepontgrendeling) F36 20 49
Rempedaalschakelaar (normaal geopend NA-contact)
Instrumentenpaneel (NQS)/Regeleenheden gasontladingslampen
op koplampen F37 7,5 49
Autoradio en Radionavigatiesysteem (behalve uitvoeringen
1.4 Turbo Multi Air met HI-FI-optional)/
Inbouwvoorbereiding autoradio/Blue&Me
TM
-systeem/
Sirene diefstalalarm (CSA)/Alarmsysteem in plafondlampje/
Motorkoelsysteem/Bandenspanningsregeleenheid (CPP)/
Diagnosestekker/Plafondverlichting achter F39 10 49
Achterruitverwarming F40 30 49
Verwarming elektrische buitenspiegels/Verwarming ruitensproeiers voor
F41 7,5 49
Ruitenwissers/Module voor tweeweg-pomp ruitensproeiers
voor/achter op stuurkolomschakelaar
F43 30 49
Stekkerdoos/Aansteker F44 15 49
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 186
187
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Motor elektrisch bedienbaar open dak F46 20 49
Ruitbediening bestuurderszijde F47 20 49
Ruitbediening passagierszijde F48 20 49
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten (verlichting)/Centraal
schakelaarpaneel rechterzijde (verlichting, ASR-schakelaar)
en linkerzijde/Bedieningsorganen op het stuurwiel (verlichting)/
Schakelaarpaneel op plafondverlichting voor (verlichting)/
Regeleenheid interieurbewaking(uitschakeling)/Elektrisch bedienbaar
open dak (regeleenheid, verlichting schakelaars)/Regensensor/
Schemersensor op binnenspiegel/Inschakeling verwarmingselementen
in voorstoelen F49 5 49
Klimaatregeling/Inbouwvoorbereiding autoradio/Cruise Control hendel/
Regeleenheid Blue&Me/Regeleenheid parkeersensoren (NSP)/
Luchtkwaliteitsensor (AQS)/Automatische airconditioning/
Elektrisch bedienbare buitenspiegels (verstellen, inklappen)/
Bandenspanningsregeleenheid (CPP)/Spanningsstabilisator
(Uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air) F51 5 49
Achterruitwisser F52 15 49
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 187
188
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Instrumentenpaneel (NQS) F53 7,5 49
Brandstofpomp F85 15 51
Spanningsstabilisator (Uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air) F87 5 51
Verstelling stoel rechtsvoor F1 30 53
Verstelling stoel linksvoor F2 30 53
Verwarming stoel linksvoor F3 10 53
Verwarming stoel rechtsvoor F6 10 53
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 188
189
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaam-
heden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) ge-
durende ca. 24 uur op te laden. Als u de
accu langer oplaadt, kan de accu worden
beschadigd.
UITVOERINGEN ZONDER
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de klem los van de minpool op
de accu;
sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
aan het einde van het opladen:
schakel eerst de acculader uit en
koppel dan de accu los;
sluit de klem weer aan op de minpool
van de accu.
fig. 54
F0Q0762m
UITVOERINGEN MET
START&STOP-SYSTEEM fig. 54
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
koppel de aansluiting A (door bediening
van knop B) los van de accuconditie-
sensor C, die op de minpool D van de
accu is gemonteerd;
verbind de pluskabel van de acculader
met de pluspool E van de accu en de
minkabel met de aansluiting op sensor
D zoals in de figuur is aangegeven;
schakel de acculader in. Schakel aan het
einde van het opladen de acculader uit;
sluit, na het loskoppelen van het laad-
apparaat, de stekker A weer aan op
sensor C zoals in de figuur is aange-
geven.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met
het diefstalalarm, schakel het alarm dan
uit met de afstandsbediening (zie de pa-
ragraaf “Diefstalalarm” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”).
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 189
fig. 55
F0Q0729m
190
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
OPKRIKKEN VAN
DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot een werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk; deze beschikt over
een garagekrik of hefbrug.
De auto mag uitsluitend aan de
zijkant worden opgekrikt door de hefarm
van de garagekrik of de hefbrug te plaat-
sen, zoals in fig. 55 is afgebeeld.
BELANGRIJK Als bij Sport-uitvoeringen
de auto aan de zijkant opgekrikt wordt
met een garagekrik, zorg dan dat de side-
skirts niet beschadigd worden.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is ge-
weest, moet door deskundig perso-
neel worden gecontroleerd of de cel-
len niet beschadigd zijn en of de bak
geen scheuren vertoont, waardoor
de giftige en corrosieve vloeistof kan
weglekken.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 190
191
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedschap-
houder onder de bekleding in de bagage-
ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
haak de dop los m.b.v. de lip
A-fig. 56-57;
pak het sleepoog B uit de houder;
draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
fig. 56
B
F0Q0730m
fig. 57
F0Q0731m
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en ver-
volgens in STOP zonder de contact-
sleutel uit het slot te verwijderen. Als
de contactsleutel uit het contactslot
wordt genomen, schakelt automa-
tisch het stuurslot in waardoor het on-
mogelijk wordt de auto te besturen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is aan-
geslagen, waardoor meer kracht no-
dig is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels en
rijd zo gelijkmatig mogelijk. Contro-
leer tijdens het slepen of de sleepka-
bel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van
een auto aan de wettelijke voor-
schriften. Dit geldt zowel voor het
slepen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 191
192
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Het sleepoog voor en achter
mag uitsluitend worden ge-
bruikt voor pechgevallen op
een vlakke weg. Slepen, waar-
bij gebruik moet worden gemaakt van
een sleepverbinding (sleepstang) die
aan de wettelijke eisen voldoet, is toe-
gestaan over korte afstanden om de
auto op een vlakke weg te verplaat-
sen als voorbereiding op transport
m.b.v. een afsleepauto of een auto-
ambulance. De sleepogen MOGEN
NIET worden gebruikt voor het slepen
van het voertuig buiten een vlakke weg
of als er obstakels aanwezig zijn en/of
voor het slepen met sleepkabels of an-
dere elastische materialen. Naast bo-
venstaande voorwaarden moeten de
twee voertuigen (het slepende en het
gesleepte) tijdens het slepen ook zo
veel mogelijk in een rechte lijn achter
elkaar blijven.
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraad draait.
Controleer voor het slepen of het
sleepoog volledig op de betreffende
schroefdraadpen is gedraaid.
ATTENTIE
157-192 BRAVO NL 23-12-10 08:32 Pagina 192
193
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ........................ 194
ONDERHOUDSSCHEMA ............................................... 195
PERIODIEKE CONTROLES ............................................ 199
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ............................. 199
NIVEAUS CONTROLEREN ............................................ 200
LUCHTFILTER/POLLENFILTER ...................................... 207
ACCU .................................................................................... 207
WIELEN EN BANDEN ..................................................... 209
RUBBER SLANGEN ........................................................... 210
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER .................... 210
CARROSSERIE ..................................................................... 212
INTERIEUR ........................................................................... 215
O
O
N
N
D
D
E
E
R
R
H
H
O
O
U
U
D
D
E
E
N
N
Z
Z
O
O
R
R
G
G
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 193
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren van deze servicebeurten kan
het vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.
De werkzaamheden van het Geprogram-
meerd Onderhoud kunnen door alle ves-
tigingen van het Fiat Servicenetwerk te-
gen vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het gepro-
grammeerd onderhoud, worden uitslui-
tend na toestemming van de klant uitge-
voerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door het Fiat
Servicenetwerk te laten verhelpen en
daarmee niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de bes-
te prestaties en een zo zuinig mogelijk
gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks
controle- en onderhoudsbeurten samen-
gesteld die iedere 30.000 km of iedere
35.000 km (uitvoeringen 1.6 Multijet en
2.0 Multijet) moeten worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer of 35.000
kilometer (uitvoeringen 1.6 Multijet en 2.0
Multijet) als daarna, tussen twee service-
beurten in, moet regelmatig wat aandacht
aan de auto worden geschonken. Con-
troleer bijvoorbeeld regelmatig de ban-
denspanning en de vloeistofniveaus en vul
deze laatste zo nodig bij.
194
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 194
195
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
UITVOERINGEN 1.4 16V - 1.4 T-JET - 1.4 Turbo Multi Air - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V
30 60 90 120 150 180
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren
en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen
op slijtage controleren
Remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren en werking van remblokslijtagesensor controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen, bussen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem,
remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Conditie van getande distributieriem visueel controleren
(benzine-uitvoeringen 1.9 Multijet 8V)
Spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen controleren
en eventueel afstellen (behalve uitvoeringen met automatische
riemspanner)
Klepspeling controleren en eventueel afstellen
(uitvoering 1.9 Multijet 8V)
Uitlaatgasemissie controleren (benzine-uitvoeringen)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
(uitvoeringen 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V)
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 195
196
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stationair
draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij kwaliteitsverlies, dat wordt aangegeven door middel van een bericht of een brandend
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel; ververs de motorolie en het oliefilter in ieder geval om de 2 jaar.
1
Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te voorkomen, is voor de uitvoeringen 1.4 T-JET - 1.4 Turbo
Multi Air het volgende van fundamenteel belang:
- gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor de T-JET - Multi Air motor is voorgeschreven
(zie hetgeen beschreven staat in de paragraaf „Motor”);
- houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat aangegeven;
- het is raadzaam u hiervoor tot het Fiat Servicenetwerk te wenden.
2
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moet de motorolie en het
oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.
3
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maanden worden vervangen.
30 60 90 120 150 180
●●●
●●●
●●●
●●●
●●●
●●●
●●●
●●●
●●●
x 1000 km
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (benzine-uitvoeringen) (*)
Getande distributieriem vervangen (uitvoering 1.9 Multijet 8V) (*)
Getande distributieriem vervangen (uitvoering 1.9 Multijet 16V) (*)
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)
1
Brandstoffilter vervangen
(uitvoeringen 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V)
Luchtfilterelement vervangen (benzine-uitvoeringen)
Brandstoffilterelement vervangen
(uitvoeringen 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V)
Motorolie en oliefilter vervangen (benzine-uitvoeringen)
(of om de 24 maanden)
2
Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen 1.9 Multijet 8V -
1.9 Multijet 16V zonder DPF) (of om de 24 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen
(uitvoeringen 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V met DPF) (**)
3
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 196
197
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
UITVOERINGEN 1.6 Multijet en 2.0 Multijet
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen
op slijtage controleren
Remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren en werking van remblokslijtagesensor controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber
delen (stofkappen, hoezen, bussen enz.), en rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem,
remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
35 70 105 140 175
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●●●
●●
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 197
198
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer,
langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij kwaliteitsverlies, dat wordt aangegeven door middel van een
bericht of een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel; ververs de motorolie en het oliefilter in ieder geval
om de 2 jaar.
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maanden worden
vervangen.
35 70 105 140 175
●●●
●●●
●●
●●
●●●
●●
●●●
x 1000 km
Emissie/roetuitstoot controleren
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen
(uitvoeringen zonder DPF) (of om de 24 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen met DPF) (**)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 198
199
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau van de motorkoelvloeistof;
niveau van de remvloeistof;
niveau van de ruitensproeier-
vloeistof;
conditie en spanning van de banden;
werking verlichting
(koplamp-/achterlichtunits, richting-
aanwijzers, waarschuwingsknipper-
lichten enz.);
werking ruitenwissers/-sproeiers
voor/achter en stand/slijtage wisser-
bladen voor/achter;
Iedere 3.000 km controleren en eventu-
eel bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van
PETRONAS LUBRICANTS omdat
die speciaal zijn afgestemd op de Fiat
modellen (zie de „Vullingstabel” in het
hoofdstuk „Technische gegevens”).
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
trekken van aanhangers of caravans;
rijden op stoffige wegen;
veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij een buitentemperatuur onder
nul;
veel langdurig stationair draaiende
motor of lange ritten bij lage snel-
heden (bijv. bij huis-aan-huis bezor-
ging) of als de auto lang stilstaat;
in de stad;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het
Onderhoudsschema staat aangegeven:
remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren.
vergrendelmechanismen van de
motorkap en achterklep op vervui-
ling controleren en mechanismen
smeren;
visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
lading en vloeistofniveau (elektrolyt)
accu controleren (uitsluitend door
deskundig personeel of het Fiat
Servicenetwerk laten uitvoeren –
zie ook de paragraaf „Accu” in dit
hoofdstuk);
conditie van aandrijfriemen voor
hulporganen visueel controleren;
pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 199
200
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
F0Q0817m
fig. 1 - uitvoering 1.4 16V
F0Q0766m
fig. 2 - uitvoering 1.4 T-JET
Let op. Tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als de
specificaties van de vloeistoffen ver-
schillen, kan de auto ernstig bescha-
digd worden.
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 200
201
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 3 - Uitvoering 1.6 Multijet
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
F0Q0767m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
F0Q0763m
fig. 2a -
Uitvoering
1.4 Turbo Multi Air
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 201
202
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5 - uitvoering 1.9 Multijet 16V (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
2
3
4
5
1
F0Q0618m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
fig. 4 - uitvoering 1.9 Multijet 8V (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
F0Q0615m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 202
203
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5a -
uitvoering
2.0 Multijet
F0Q0768m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof
5 Koelvloeistof
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 203
204
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 10 - uitvoering 1.9 Multijet 16V
A
B
F0Q0621m
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening B motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, tij-
dens de periodieke controle, boven het
MAX-niveau blijkt te staan, laat dan het
Fiat Servicenetwerk het juiste niveau her-
stellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor
enige seconden laten draaien, vervolgens
de motor uitzetten en na enige minuten
het olieniveau controleren.
fig. 9 - uitvoering 1.9 Multijet 8V
F0Q0620m
fig. 8 -
uitvoering
1.6 Multijet
2.0 Multijet
F0Q0757m
fig. 7 -
uitvoering
1.4 T-JET
F0Q0025m
fig. 6 - uitvoering 1.4 16V
F0Q0665m
MOTOROLIE fig.
6-7-7a-8-9-10
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor. Ver-
wijder de oliepeilstok A en maak de peil-
stok schoon. Plaats de peilstok geheel te-
rug, verwijder de peilstok en controleer of
het niveau tussen het MIN- en MAX-
merkteken op de peilstok staat. Het ver-
schil tussen het MIN- en MAX-merkteken
komt overeen met ongeveer 1 liter olie.
fig. 7a -
uitvoering
1.4 Turbo Multi Air
F0Q0764m
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 204
205
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de
olie en het vervangen van het olie-
filter door het Fiat Servicenetwerk te
laten uitvoeren.
KOELVLOEISTOF fig. 11-12
Het niveau van de koelvloeistof moet
gecontroleerd worden bij een koude
motor en mag niet onder het MIN-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van 50% gedemineraliseerd wa-
ter en PARAFLU
UP
van PETRONAS
LUBRICANTS langzaam via de vul-
opening A van het expansiereservoir te
gieten.
Een mengsel van PARAFLU
UP
en gede-
mineraliseerd water in een mengverhou-
ding van 50% beschermt tot een tempe-
ratuur van -35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UP
en 40% ge-
demineraliseerd water.
fig. 11 - uitvoering 1.4 16V
F0Q0617m
fig. 12
F0Q0619m
Het motorkoelsysteem is ge-
vuld met PARAFLU
UP
-koel-
vloeistof. Als eventueel moet
worden bijgevuld, gebruik dan
vloeistof met dezelfde specificaties als
waarmee het motorkoelsysteem is ge-
vuld. PARAFLU
UP
-koelvloeistof kan
niet worden gemengd met welk ander
type koelvloeistof dan ook. Als dit toch
gebeurt, mag de motor absoluut niet
worden gestart en moet u zich tot het
Fiat Servicenetwerk wenden.
Draai bij een warme motor
de dop van het expansie-
reservoir nooit los: gevaar voor ver-
branding. Het koelsysteem staat on-
der druk. Vervang de dop indien no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de wer-
king van het systeem in gevaar wor-
den gebracht.
ATTENTIE
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km. De motor van een nieuwe
auto moet nog worden ingereden. Dit be-
tekent dat het motorolieverbruik pas na
de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met
andere specificaties dan de olie waarmee
de motor is gevuld.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 205
206
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITEN-/KOPLAMP-
SPROEIERVLOEISTOF
fig. 13
Til de dop A op en vul het reservoir met
een mengsel van water en TUTELA
PROFESSIONAL SC 35 in de vol-
gende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 en 70% water in de zomer;
50% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 en 50% water in de winter.
fig. 13
F0Q0666m
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE
Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar.
In de motorruimte bevinden zich
warme onderdelen die bij contact de
vloeistof kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE
fig. 14
F0Q0664m
Bij temperaturen onder -20°C, TUTELA
PROFESSIONAL SC 35 onverdund
gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de
vloeistof in het reservoir.
Verwijder bij uitvoeringen met koplamp-
sproeiers het filter en de bijbehorende
peilstok. De peilstok geeft aan hoeveel
vloeistof er in het reservoir zit.
REMVLOEISTOF fig. 14
Draai de dop A los: controleer of het
remvloeistofniveau nog op het maximum
niveau staat. Het niveau mag nooit het
MAX-merkteken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan
raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel
„Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk „Technische gegevens”). Wees
bij het openen van de dop A bijzonder
voorzichtig zodat er geen vuil in het re-
servoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met een ingebouwde filterzeef
van maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-
scopisch (trekt water aan). Daarom ver-
dient het aanbeveling, als de auto over-
wegend wordt gebruikt in gebieden met
een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof
vaker te vervangen dan in het „Onder-
houdsschema” staat aangegeven.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 206
207
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, vervallen
de onderhoudsintervallen die in het „On-
derhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu
dient u zich strikt te houden aan de aan-
wijzingen van de fabrikant van de accu.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan
de accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE
Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektroni-
sche apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de
auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren (diefstal-
alarm, mobiele telefoon enz.), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk, dat
kan u de meest geschikte installaties
aanraden en controleren of het nood-
zakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve vloeistof en de
lak. Als remvloeistof wordt ge-
morst, moet de lak onmiddel-
lijk met water worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen on-
middellijk worden gewassen met wa-
ter en neutrale zeep en daarna met
veel water worden afgespoeld. Bij in-
slikken dient onmiddellijk een arts te
worden geraadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool
π
op het re-
servoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen mi-
nerale vloeistof moet worden ge-
bruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden
vermeden, omdat de rubbers in het
remsysteem door deze vloeistoffen
worden beschadigd.
ATTENTIE
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter ver-
vangen door het Fiat Servicenetwerk.
ACCU
De accu van de auto is „onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en
uitsluitend door het Fiat Servicenetwerk
of gespecialiseerd personeel gecontro-
leerd worden.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 207
208
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het verdient aanbeveling een
defecte accu door het Fiat
Servicenetwerk te laten vervangen,
omdat het beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen, ver-
werken van defecte accu’s.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd be-
schermen met een speciale bril.
ATTENTIE
PRAKTISCHE TIPS
OM DE LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te verlen-
gen, dient u de volgende aanwijzingen
nauwkeurig op te volgen:
wanneer u de auto parkeert, contro-
leer dan of de portieren, de motorkap
en de achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de in-
terieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto wor-
den uitgevoerd, eerst de klem los van
de minpool op de accu;
de klemmen moeten altijd goed zijn be-
vestigd.
BELANGRIJK Een accu die gedurende
langere tijd minder dan 50% geladen is,
raakt door sulfatering beschadigd. Hier-
door loopt de capaciteit en het startver-
mogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van
–10°C). Als u de auto langere tijd niet ge-
bruikt, zie dan „Auto langere tijd stallen”
in het hoofdstuk „Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (diefstalalarm enz.), of ac-
cessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, raden wij u aan contact
op te nemen met het Fiat Service-
netwerk. Dat kan u de meest geschikte
installaties uit het Fiat Lineaccessori-
programma aanraden en controleren of
de elektrische installatie van de auto ge-
schikt is voor het extra stroomverbruik
of dat het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers
blijven continu stroom verbruiken ook
bij een uitgezette motor, waardoor de
accu geleidelijk ontlaadt.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 208
209
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJKE TIPS
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Als u deze
gebreken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd worden;
stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
fig. 15
F0Q0101m
banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan
dat de band verouderd is. Banden die
langer dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd
worden;
om een gelijke slijtage van de banden
op de vooras en de achteras te ver-
krijgen, is het raadzaam de banden om
de 10.000/15.000 km van as te ver-
wisselen. Hierbij moeten de banden
aan dezelfde zijde van de auto gemon-
teerd blijven, zodat een omkering van
de draairichting wordt voorkomen.
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, wor-
den gecontroleerd: de bandenspanning
moet bij koude banden worden gecon-
troleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste waarde
van de bandenspanning de paragraaf
„Wielen” in het hoofdstuk „Technische
gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 15:
A: normale spanning: gelijkmatige slijtage
van het loopvlak.
B: te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
C: te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 209
210
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE
Door een te lage banden-
spanning wordt de band te
heet, waardoor er onherstelbare in-
wendige schade aan de band kan
ontstaan.
ATTENTIE
Verwissel de banden niet
kruiselings, waarbij de ban-
den van de rechterzijde aan de lin-
kerzijde en omgekeerd worden ge-
monteerd.
ATTENTIE
Voer bij lichtmetalen velgen
geen spuitwerkzaamheden
uit die een temperatuur vereisen bo-
ven 150°C. De mechanische eigen-
schappen van de wielen kunnen hier-
door in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem zeer nauw-
keurig de voorschriften van het „Onder-
houdsschema” in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedu-
rende langere tijd ontbreken van vloei-
stof in een systeem zorgen ervoor dat de
slangen uitdrogen en scheuren, waardoor
het betreffende systeem kan gaan lekken.
Daarom is zorgvuldige controle nood-
zakelijk.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoon
met een schoonmaakmiddel; wij raden
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber
vervormd of versleten is. Het verdient
aanbeveling ten minste één maal per jaar
de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatrege-
len is het mogelijk beschadigingen van het
rubber te voorkomen:
wanneer de temperatuur onder 0°C is
gedaald, moet gecontroleerd worden
of er geen ijs tussen wisserblad en ruit
zit. Maak de wissers zo nodig vrij met
een anti-vriesmiddel;
verwijder eventueel opgehoopte sneeuw
van de ruit: om de wisserbladen te be-
schermen en oververhitting van de rui-
tenwissermotor te voorkomen;
schakel de ruitenwissers/ achterruit-
wisser niet op een droge ruit in.
Rijden met versleten ruiten-
wisserbladen is gevaarlijk,
omdat hierdoor het zicht onder
slechte atmosferische omstandig-
heden aanzienlijk wordt beperkt.
ATTENTIE
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 210
211
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Wisserbladen voor vervangen
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm van de voorruit en
plaats het wisserblad onder een hoek
van 90° ten opzichte van de arm;
druk op de lip A-fig. 16 van de veer-
klem en verwijder het wisserblad;
monteer het nieuwe blad, waarbij de
lip in de zitting op de wisserarm moet
vallen. Controleer of het wisserblad
geborgd is.
fig. 16
F0Q0662m
Wisserblad achter vervangen
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A-fig. 17 omhoog,
draai de moer B los, waarmee de wis-
serarm aan de as is bevestigd, en neem
de arm van de as;
plaats de nieuwe wisserarm in de
juiste stand en draai de moer zorg-
vuldig vast;
kantel het dopje naar beneden.
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers)
fig. 18
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje (zie de paragraaf
„Niveaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
De sproeiermonden van de ruiten-
sproeiers kunnen niet worden afgesteld.
Achterruit (achterruitsproeier)
fig. 19
De sproeiermonden van de achterruit-
sproeier kunnen niet worden afgesteld.
De sproeier is ingebouwd boven de ach-
terruit.
fig. 17
F0Q0663m
fig. 18
F0Q0661m
fig. 19
F0Q0660m
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 211
212
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen door-
roesten van alle originele componenten
van de carrosserie en van alle dragende
delen gegarandeerd. Voor de specifieke
voorwaarden van deze garantie wordt
verwezen naar de Service- en garantie-
handleiding.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN
DE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische func-
tie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de
laklaag, zoals krassen, onmiddellijk wor-
den bijgewerkt om roestvorming te voor-
komen. Het bijwerken dient met de ori-
ginele lak te worden uitgevoerd (zie
„Plaatje met informatie over de carros-
serielak” in het hoofdstuk „Technische
gegevens”).
Het normale onderhoud van de auto be-
perkt zich tot wassen, waarbij de fre-
quentie afhankelijk is van het gebruik van
de auto en van de omgeving. In bijvoor-
beeld een omgeving met een vervuilde at-
mosfeer of als op straten met strooizout
wordt gereden, moet de auto vaker wor-
den gewassen.
De belangrijkste zijn:
de toepassing van aangepaste spuit-
technieken en lakproducten die de
auto de benodigde weerstand tegen
roest en schurende elementen verle-
nen;
het gebruik van verzinkte (of voorbe-
handelde) plaatdelen met een hoge
corrosiebestendigheid;
het aanbrengen van een gespoten be-
schermende waslaag op de onderzijde,
in de wielkuipen, in de motorruimte en
verschillende holle ruimtes, met een
hoog beschermend vermogen;
het aanbrengen van een beschermen-
de kunststof laag op kwetsbare delen:
onderzijde van de portieren, binnen-
zijde van de spatborden, naden, randen
enz.;
toepassing van „open” holle ruimtes
om condensvorming te voorkomen en
binnendringend water af te voeren,
waardoor roest van binnenuit wordt
voorkomen.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
luchtverontreiniging;
zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-
tigheid (gebieden aan zee, warm en
vochtig klimaat);
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elemen-
ten, zoals stoffige omgeving, opwaaiend
zand, modder en steenslag op de lak en
de onderzijde moet niet worden onder-
schat.
Fiat heeft voor uw auto de beste tech-
nologische oplossingen toegepast om de
carrosserie efficiënt tegen roest te be-
schermen.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 212
213
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Als u de auto in een wasstraat wast, houdt
u dan aan de volgende aanbevelingen:
– verwijder de antenne van het dak om
beschadiging te voorkomen;
– de auto moet worden gewassen met
water waaraan een zeepoplossing is toe-
gevoegd;
– overvloedig met water naspoelen om
te voorkomen dat zeepresten op de
carrosserie of op de minder zichtbare
delen achterblijven.
Enkele wasstraten zijn voor-
zien van oude en/of slecht on-
derhouden borstels die scha-
de aan de laklaag kunnen ver-
oorzaken, waardoor microkrasjes snel-
ler kunnen ontstaan en de lak dof
wordt vooral bij donkere kleuren. Als
dit zich voordoet, kunt u de lak licht
polijsten met specifieke producten.
De minder zichtbare delen zoals de ran-
den van de portieren, achterklep, mo-
torkap en de koplampranden moeten tij-
dens het drogen niet vergeten worden,
omdat daar water kan blijven staan. Het
verdient aanbeveling de auto na het was-
sen niet onmiddellijk binnen te zetten,
maar de auto nog even buiten te laten
staan, zodat waterresten buiten kunnen
verdampen.
Was de auto nooit in de zon of als de mo-
torkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op
dezelfde wijze worden gewassen als de
gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-
gezien harsdruppels bij langere inwerking
de lak kunnen beschadigen, waardoor de
kans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen
zo snel en zo goed mogelijk van de lak
verwijderd te worden, omdat door de
agressieve bestanddelen de lak kan be-
schadigen.
De juiste wasmethode:
spoel de auto met een waterstraal
onder lage druk af;
was de auto met een zachte spons
met een oplossing van neutrale zeep;
spoel daarbij de spons regelmatig uit;
spoel de auto af met schoon water en
droog de auto met warme lucht of
een schone, zachte zeem.
Schoonmaakmiddelen ver-
ontreinigen het water. Daar-
om moet de auto bij voor-
keur worden gewassen op
een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 213
214
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen
van het kunststof lampenglas van de kop-
lampen geen aromatische producten (bijv.
benzine) of ketonen (bijv. aceton).
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de
ruiten een daarvoor geschikt schoon-
maakmiddel. Gebruik een schone, zach-
te doek om krassen en beschadigingen te
voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonma-
ken van de binnenzijde van de achterruit
op dat de elektrische weerstandsdraden
van de achterruitverwarming niet wor-
den beschadigd. Veeg voorzichtig in de
richting van de draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-
terstraal niet direct op de elektronische
regeleenheden worden gericht en moeten
de bovenste ventilatie-openingen goed be-
schermd worden, om beschadiging van de
ruitenwissermotor te voorkomen. Laat
deze werkzaamheden verzorgen door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
stand STOP staan en de motor koud
zijn. Controleer na het reinigen of de ver-
schillende beschermingen (rubber kap-
pen, deksels enz.) nog op hun plaats zit-
ten en niet beschadigd zijn.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 214
215
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven
met kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en klittenbandslui-
tingen, moet echter absoluut worden
vermeden omdat hierdoor grote druk
ontstaat op een bepaalde plek op de
bekleding, waardoor deze plek kan slij-
ten en de bekleding beschadigd wordt.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof interi-
eurdelen op de normale manier te reini-
gen met een doek bevochtigd met wa-
ter en een neutrale zeep zonder schuur-
middel. Voor het verwijderen van vet- of
hardnekkige vlekken moeten speciale
schoonmaakmiddelen zonder oplosmid-
delen worden gebruikt, die geschikt zijn
voor het reinigen van kunststof en die het
visuele effect en de kleur van de compo-
nenten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of
benzine om het glas van het instrumen-
tenpaneel of andere kunststof onderde-
len schoon te maken.
Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen van
de interieurdelen van de auto. De
elektrostatische lading die tijdens het
reinigen door het wrijven ontstaat,
kan brand veroorzaken.
ATTENTIE
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de
vloerbedekking geen water is blijven staan
(dooiwater van sneeuwresten aan schoe-
nen, lekkende paraplu’s enz.), waardoor
roestvorming op de bodem veroorzaakt
zou kunnen worden.
Vervang eventueel versleten vloermatten
door nieuwe originele matten die stevig
aan de vloerbedekking in het interieur be-
vestigd kunnen worden. Het gebruik van
imitatiematten of matten die tijdens het
rijden kunnen verschuiven wordt afgera-
den.
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Voor een nog betere rei-
niging van de stoffen bekleding raden wij
u aan de borstel vochtig te maken.
Reinig de zittingen met een vochtige
spons en een oplossing van water en neu-
trale zeep.
MET LEER BEKLEDE STOELEN
Verwijder droog vuil met een zeemleer
of een iets vochtige doek, zonder hard te
drukken.
Dep een vochtige vlek of vet met een
droge en absorberende doek en wrijf
daarbij niet. Behandel de plek vervolgens
met een doek of zeem bevochtigd met
water en een neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, be-
handel de vlek dan met een speciaal
schoonmaakmiddel, waarbij de instructies
op de verpakking strikt moeten worden
opgevolgd.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer bovendien of de gebruikte
schoonmaakmiddelen geen alcohol of
daarvan afgeleide producten bevatten,
ook niet in geringe hoeveelheden.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 215
216
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Als tijdens het reinigen van de voorruit
met speciaal daarvoor bestemde pro-
ducten, druppels op het leer van het
stuurwiel, de pookknop of de handrem
terechtkomen, moeten deze onmiddellijk
worden verwijderd en het betreffende
gedeelte met water en neutrale zeep
worden afgenomen.
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bij
het gebruik van mechanische diefstalbe-
veiligingen op het stuurwiel om beschadi-
ging van de leren bekleding te voorkomen.
Bewaar nooit spuitbussen in
de auto: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet worden
blootgesteld aan temperaturen bo-
ven 50°C. In de zomer kan de tem-
peratuur in het interieur ver boven
deze waarde oplopen.
ATTENTIE
LEREN STUURWIEL/
POOKKNOP/HANDREM
Reinig deze componenten uitsluitend met
water en neutrale zeep. Gebruik nooit al-
cohol of producten op basis van alcohol.
Voordat u speciale producten gebruikt
voor het reinigen van de interieurdelen,
moet u eerst de aanwijzingen op het eti-
ket van het product lezen en controleren
of het geen alcohol en/of substanties op
basis van alcohol bevat.
193-216 BRAVO NL 14-12-10 14:50 Pagina 216
217
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. 218
MOTORCODES -
CARROSSERIE-UITVOERINGEN .................................. 220
MOTOR ................................................................................ 222
BRANDSTOFSYSTEEM ..................................................... 225
TRANSMISSIE ...................................................................... 225
REMMEN ............................................................................... 226
WIELOPHANGING ........................................................... 226
STUURINRICHTING ......................................................... 226
WIELEN ................................................................................. 227
AFMETINGEN ..................................................................... 231
PRESTATIES ......................................................................... 232
GEWICHTEN ...................................................................... 233
VULLINGSTABEL ............................................................... 234
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ...................... 236
BRANDSTOFVERBRUIK .................................................. 238
CO
2
-EMISSIE ........................................................................ 239
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:
MINISTERIËLE GOEDKEURING .................................... 240
T
T
E
E
C
C
H
H
N
N
I
I
S
S
C
C
H
H
E
E
G
G
E
E
G
G
E
E
V
V
E
E
N
N
S
S
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 217
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 2
Het typeplaatje is aangebracht op de
fronttraverse in de motorruimte en be-
vat de volgende informatie:
B Nummer typegoedkeuring.
C Identificatiecode van het autotype.
D Chassisnummer.
E Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto.
F Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto met aanhanger.
G Max. toelaatbare voorasbelasting.
H Max. toelaatbare achterasbelasting.
I Motortype.
L Code van de carrosserie-uitvoering.
M Nummer voor onderdelen.
N Correctiewaarde voor de
uitlaatrookgasmeting
(alleen bij dieselmotoren).
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen van
de identificatiegegevens. De identificatie-
gegevens zijn ingeslagen of aangebracht
op plaatjes en bevinden zich op de vol-
gende plaatsen fig. 1:
Typeplaatje met identificatiegegevens
Chassisnummer
Plaatje met informatie over de
carrosserielak
Motorcode.
218
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
fig. 1
F0Q0736m
fig. 2
F0Q0029m
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 218
PLAATJE MET INFORMATIE
OVER DE CARROSSERIELAK
fig. 4
Het plaatje is op de binnenzijde van de
motorkap aangebracht en bevat de vol-
gende informatie:
A - Fabrikant van de lak.
B - Kleurbenaming.
C - Kleurcode.
D - Kleurcode voor bijwerken en
overspuiten.
MOTORCODE
De motorcode is in het cilinderblok in-
geslagen en bestaat uit het motortype en
een oplopend productienummer.
CHASSISNUMMER
Dit is in de bodemplaat nabij de rechter
voorstoel ingeslagen.
Om het te bereiken moet u het klepje
A-fig. 3 naar voren schuiven.
Het bevat de volgende gegevens:
type van de auto (ZFA 198000);
oplopend productienummer.
219
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
fig. 4
F0Q0100m
fig. 3
F0Q0667m
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 219
220
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
Motorcodes Carrosserie-uitvoering
1.4 16V 192B2000 198AXA1B 00E ()
1.4 T-JET 120pk 198A4000 198AXGIB 06G ()
198AXGIB 06H () ()
1.4 T-JET 150pk 198A1000 198AXF1B 05E
198AXF1B 05F ()
1.4 Turbo Multi Air 198A7000 198AXSIB 15 ()
198AXSIB 15B () ()
1.6 Multijet 90pk (o) 198A6000 198AXM1B 09 (*)
198AXM1B 09B (*) ()
1.6 Multijet 105pk 198A3000 198AXHIB 07L (n)
198AXHIB 07M () (n)
198AXH1B 07C (**)
198AXH1B 07D (**) ()
198AXH1B 07E (*)
198AXH1B 07F (*) ()
198AXHIB 07G ()
198AXHIB 07H () ()
1.6 Multijet 120pk 198A2000 198AXL1B 08E ()
198AXL1B 08F () ()
198AXL1B 08 (**)
198AXL1B 08B (**) ()
(l) Uitvoeringen met DPF
(n) Uitvoeringen zonder DPF
() Uitvoeringen waarop 18˝ banden gemonteerd kunnen worden
(*)
ECO-uitvoeringen met
119 g CO
2
(**) EURO 4-uitvoeringen met
DPF
(o) Uitvoeringen voor bepaalde markten
() EURO 5-uitvoeringen
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 220
221
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Motorcodes Carrosserie-uitvoering
1.9 Multijet 8V (o) 192A8000 198AXB1A 01 (n)
198AXB1A 01C (l)
198AXB1A 01B (n) ()
198AXB1A 01D (l) ()
1.9 Multijet 16V (o) 937A5000 198AXC1B 02 (n)
198AXC1B 02C (l)
198AXC1B 02B (n) ()
198AXC1B 02D (l) ()
1.9 Multijet 8V (o) 192B4000 198AXD1A 03 (n)
198AXD1A 03C (l)
198AXD1A 03B (n) ()
198AXD1A 03D (l) ()
1.9 Multijet 8V (o) 192B5000 198AXE1A 04 (l)
198AXE1A 04C (n)
198AXE1A 04B (l) ()
198AXE1A 04D (n) ()
2.0 Multijet 198A5000 198AXNIB 12 (**) - 198AXNIB 12C ()
198AXNIB 12B () (**) - 198AXNIB 12D () ()
2.0 Multijet (o) 844A2000 198AXPIB 13C ()
198AXPIB 13D () ()
198AXPIB 13 (**)
198AXPIB 13B (**) ()
(l)
Uitvoeringen met
DPF
(n)
Uitvoeringen zonder DPF
()
Uitvoeringen waarop 18˝ banden gemonteerd kunnen worden
(**)
EURO 4-uitvoeringen met
DPF
(o)
Uitvoeringen voor bepaalde markten
()
EURO 5-uitvoeringen
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 221
222
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
MOTOR
ALGEMENE
INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag mm
Cilinderinhoud cm
3
Compressieverhouding
Maximum vermogen (EU) kW
pk
bijbehorend toerental t/min
Maximum koppel (EU) Nm
kgm
bijbehorend toerental t/min
Bougies
Brandstof
1.4 16V
192B2000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
11
66
90
5500
128
13
4500
NGK
DCPR7E-N-10
Loodvrije benzine
95 RON
(specificatie EN228)
1.4 T-JET
120 pk
198A4000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
9,8
88
120
5000
206
21
1750
NGK IKR9F8
Loodvrije benzine
95 RON
(specificatie EN228)
1.4 T-JET
150 pk
198A1000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
9,8
110
150
5500
206
21
2250
NGK IKR9F8
Loodvrije benzine
95 RON
(Specificatie EN228)
1.4 Turbo
Multi Air
198A7000
Otto
4
in lijn
72,0 x 84,0
1368
9,8
103
140
5000
230
23,4
1750
NGK IKR9F8
Loodvrije benzine
95 RON
(Specificatie EN228)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 222
223
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALGEMENE
INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag
mm
Cilinderinhoud
cm
3
Compressieverhouding
Maximum vermogen (EU) kW
pk
bijbehorend toerental t/min
Maximum koppel (EU) Nm
kgm
bijbehorend toerental t/min
Bougies
Brandstof
(
) Uitvoeringen voor bepaalde markten
(*) Voor bepaalde uitvoeringen/markten
1.6 Multijet
90 pk ()
198A6000
Diesel
4
in lijn
79,5 x 80,5
1598
16,5
66
90
4000
290
29,5
1500
_
Diesel voor
motorvoertuigen
(Specificatie EN590)
1.6 Multijet
120 pk
198A2000
Diesel
4
in lijn
79,5 x 80,5
1598
16,5
88
120
4000
300
30,6
1500
_
Diesel voor
motorvoertuigen
(Specificatie EN590)
1.6 Multijet
105 pk
198A3000
Diesel
4
in lijn
79,5 x 80,5
1598
16,5
77
105
4000
290
29,5
1500
_
Diesel voor
motorvoertuigen
(Specificatie EN590)
1.9
Multijet
8V
(*)
192A8000
Diesel
4
in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
88
120
4000
255
26
2000
_
Diesel voor
motorvoertuigen
(Specificatie EN590)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 223
224
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.9
Multijet
16V
(*)
937A5000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
17,5
110
150
4000
305
31
2000
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
1.9
Multijet
8V
()(*)
192B4000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
85
115
4000
255
26
2000
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
2.0
Multijet
198A5000
Diesel
4 in lijn
83,0 x 90,4
1956
16,5
121
165
4000
360
36,7
1750
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
2.0
Multijet
(
)
844A2000
Diesel
4 in lijn
83,0 x 90,4
1956
16,5
121
163
4000
360
36,7
1750
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
1.9
Multijet
8V
()(*)
192B5000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
66
90
4000
255
26
2000
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN590)
ALGEMENE
INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag mm
Cilinderinhoud cm
3
Compressieverhouding
Maximum vermogen (EU) kW
pk
bijbehorend toerental t/min
Maximum koppel (EU) Nm
kgm
bijbehorend toerental t/min
Bougies
Brandstof
(
) Uitvoeringen voor bepaalde markten
(*) Voor bepaalde uitvoeringen/markten
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 224
225
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
BRANDSTOFSYSTEEM
1.4 16V 1.4 T-JET 1.6 Multijet - 1.9 Multijet 8V
1.4 Turbo Multi Air 1.9 Multijet 16V - 2.0 Multijet
Brandstofsysteem Elektronische, sequentieel Elektronische, sequentieel Elektronisch geregelde
gefaseerde Multipoint gefaseerde Multipoint Multijet “Common Rail”
inspuiting. Returnless-systeem inspuiting directe inspuiting met turbo
met turbo en intercooler en intercooler
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en
zelfs brand veroorzaken.
TRANSMISSIE
1.4 16V - 1.4 T-JET - 1.4 Turbo Multi Air - 1.6 Multijet - 1.9 Multijet 8V
1.9 Multijet 16V - 2.0 Multijet
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit
en een versnelling achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
Vijf gesynchroniseerde
versnellingen vooruit
en een versnelling achteruit
Zelfstellend met
koppelingspedaal
zonder vrije slag
Voor
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 225
226
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
WIELOPHANGING
1.4 16V - 1.4 T-JET - 1.4 Turbo Multi Air - 1.6 Multijet - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V - 2.0 Multijet
Voor
Achter
Onafhankelijke wielophanging, type Mc Pherson
Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen
REMMEN
1.4 16V - 1.4 T-JET - 1.4 Turbo Multi Air - 1.6 Multijet - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V - 2.0 Multijet
Voetrem:
– voor
– achter
Handrem
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste
remvertraging iets later wordt bereikt.
STUURINRICHTING
1.4 16V - 1.4 T-JET - 1.4 Turbo Multi Air - 1.6 Multijet - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V - 2.0 Multijet
Type
Draaicirkel (tussen
stoepranden) m
Tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging
10,4 (11,0 met optional lichtmetalen 18˝-velgen)
Geventileerde schijfremmen
Schijfremmen
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 226
227
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Beladingsindex (draagvermogen)
60 = 250 kg 84 = 500 kg
61 = 257 kg 85 = 515 kg
62 = 265 kg 86 = 530 kg
63 = 272 kg 87 = 545 kg
64 = 280 kg 88 = 560 kg
65 = 290 kg 89 = 580 kg
66 = 300 kg 90 = 600 kg
67 = 307 kg 91 = 615 kg
68 = 315 kg 92 = 630 kg
69 = 325 kg 93 = 650 kg
70 = 335 kg 94 = 670 kg
71 = 345 kg 95 = 690 kg
72 = 355 kg 96 = 710 kg
73 = 365 kg 97 = 730 kg
74 = 375 kg 98 = 750 kg
75 = 387 kg 99 = 775 kg
76 = 400 kg 100 = 800 kg
77 = 412 kg 101 = 825 kg
78 = 425 kg 102 = 850 kg
79 = 437 kg 103 = 875 kg
80 = 450 kg 104 = 900 kg
81 = 462 kg 105 = 925 kg
82 = 475 kg 106 = 950 kg
83 = 487 kg
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tu-
beless radiaalbanden. Op de typegoed-
keuring zijn bovendien alle goedgekeur-
de banden aangegeven.
BELANGRIJK Als de gegevens in het in-
structieboek afwijken van die van de type-
goedkeuring, dient u zich altijd aan de ge-
gevens van de typegoedkeuring te hou-
den.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk
dat alle wielen zijn voorzien van banden
van hetzelfde merk en hetzelfde type.
BELANGRIJK In tubeless banden mogen
geen binnenbanden gebruikt worden.
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
WIELUITLIJNING
Toespoor gemeten tussen de velgranden
van de voorwielen: –1 ±1 mm.
De waarden zijn van toepassing op een
onbelaste auto in rijklare staat.
VERKLARING VAN DE
CODERING OP DE BANDEN
fig. 5
Voorbeeld: 195/65 R 15 91T
195 = Nominale breedte (S, afstand in
mm tussen de flanken).
65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S)
(percentage).
R = Radiaalband.
15 = Diameter van de velg (in inch)
(Ø).
91 = Beladingsindex (draagvermogen).
T = Snelheidsindex.
fig. 5
F0Q0200m
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 227
228
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Snelheidsindex
Q = max. 160 km/h
R = max. 170 km/h
S = max. 180 km/h
T = max. 190 km/h
U = max. 200 km/h.
H = max. 210 km/h
V = max. 240 km/h
W= max. 270 km/h
Y = max. 300 km/h.
Snelheidsindex voor
winterbanden
QM + S = max. 160 km/h.
TM + S = max. 190 km/h.
HM + S = max. 210 km/h.
VERKLARING VAN DE
CODERING OP DE VELGEN
fig. 5
Voorbeeld: 6J x 15 H2 ET 31.5
6 = breedte van de velg in inch (1).
J = velgbedprofiel (rand aan de zij-
kanten waarop de band steunt)
(2).
15 = montagediameter in inch (komt
overeen met die van de band
die gemonteerd moet worden)
(3 = Ø).
H2 = vorm en aantal “humps” (vorm
van de velgrand die de wang van
de tubeless band op zijn plaats
houdt).
ET 31.5 = diepte van de velgbolling (af-
stand tussen het montagevlak
van de velg op de naaf en het
velghart).
fig. 6
F0Q0760m
BANDEN RIM PROTECTOR fig. 6
Als op stalen velgen met in-
tegrale wieldeksels (met
veerbevestiging) van de eerste mon-
tage afwijkende banden met een velg-
bescherming (rim protector) (zie fig.
6) worden gemonteerd, dan mogen
de wieldeksels NIET worden gemon-
teerd. Het gebruik van ongeschikte
banden en wieldeksels kan leiden tot
een onvoorzien dalende banden-
spanning.
ATTENTIE
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 228
229
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.4 16V
1.4 T-JET 150 pk
1.9 Multijet
16V
2.0 Multijet
() Op uitvoeringen met 195/65 R15 en 205/55 R16 banden kan, als alternatief voor Fix&Go, een band met normale afmetingen worden
besteld.
(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen
(**) De banden met bandenmaat 205/55 R16 91H hebben dezelfde eigenschappen als het noodreservewiel: de teksten en de aanwijzingen in
de paragraaf “Wiel verwisselen” hebben dus betrekking op de banden met bandenmaat 205/55 R16 91H.
BELANGRIJK Het gebruik van banden met bandenmaat 225/40 R18 92V REINFORCED vereist specifieke technische aanpassingen. Om
deze reden kan deze bandenmaat alleen bij een nieuwe auto worden besteld. Deze bandenmaat mag niet achteraf worden gemonteerd
nadat de auto is afgeleverd!
UITVOERINGEN
VELGEN BANDEN RESERVEWIEL
(indien aanwezig)
Standaard Winterband Velgmaat Bandenmaat
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91H 195/65 R15 91T (M+S)
()()
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91W 225/45 R17 91T (M+S) 7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91H 195/65 R15 91T (M+S)
()()
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91W 225/45 R17 91T (M+S)
7
1
/
2
J x 18 ET 35 225/40 R18 92V (*) 225/40 R18 92T (M+S)
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
REINFORCED
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91V 195/65 R15 91T (M+S)
()()
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91V 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91W 225/45 R17 91T (M+S)
7
1
/
2
J x 18 ET 35 225/40 R18 92V (*) 225/40 R18 92T (M+S)
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
REINFORCED
1.4 T-JET 120 pk
1.4 Turbo Multi Air
1.6 Multijet
1.9 Multijet
8V
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 229
230
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals
als de banden koud zijn.
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.
Bij rijden met snelheden boven 160 km/h moet de bandenspanning worden verhoogd tot de waarden voor volle belading.
Het TPMS-systeem is niet leverbaar voor de bandenmaat 195/65 R15 91H.
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
1.4 16V 205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91W 2,3 2,3 2,6 2,6
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91W 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
195/65 R15 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
205/55 R16 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91W 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
STANDAARD BANDEN
Maat Gemiddelde belading Volle belading
Voor Achter Voor Achter
1.4 T-JET 120 pk
1.4 Turbo Multi Air
1.6 Multijet
1.9 Multijet
8V
1.4 T-JET 150 pk
1.9 Multijet
16V
2.0 Multijet
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 230
231
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
F0Q0003m
AB CDE FGH
1538 1532
4336 974 2600 762 1498 1530 (l) 1792 1524 (l)
1548 (o)
Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
(l) met optional lichtmetalen 18˝-velgen
(o) met 17
˝-velgen
AFMETINGEN
De afmetingen zijn aangegeven in mm
en hebben betrekking op een auto
die is uitgerust met standaard banden.
De hoogte heeft betrekking op een
onbelaste auto.
INHOUD BAGAGERUIMTE
Inhoud bij onbeladen auto
(VDA-norm): 400 dm
3
met Cargo Box
(indien aanwezig)
Inhoud bij neergeklapte
rugleuning van achterbank: 1175 dm
3
met Cargo Box (indien aanwezig)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 231
232
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
PRESTATIES
Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.
1.4 16V 1.4 T-JET 1.4 T-JET 1.4 Turbo 1.6 Multijet 1.6 Multijet 1.6 Multijet
120 pk 150 pk
Multi Air
90 pk (*) 105 pk 120 pk
179 197 212 204 173 187 195
(*) Uitvoeringen voor bepaalde markten
1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 16V 2.0 Multijet
120 pk 90 pk 115 pk (*)
194 174 190 209 215
(*) Uitvoeringen voor bepaalde markten
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 232
233
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.9 Multijet
8V
1320
510
1060
860
1830
1300
500
80
60
2.0 Multijet
1360
510
1060
860
1870
1300
500
80
60
GEWICHTEN
Gewichten (kg)
Rijklaargewicht (met alle
vloeistoffen, brandstoftank
voor 90% gevuld en zonder
optionals)
Nuttig laadvermogen (*)
inclusief de bestuurder:
Max. toelaatbaar gewicht (**)
– vooras:
– achteras:
– totaal:
Trekgewichten
– geremd:
– ongeremd:
Max. dakbelasting (***):
Max. gewicht op de trekhaak
(geremde aanhanger):
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (open dak, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaargewicht, waardoor het totale
laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto
zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
(***) Allesdrager opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 50 kg.
1.4 16V
1205
510
1000
860
1715
1000
500
80
60
1.4 T-JET
150 pk
1.4 Turbo
Multi Air
1275
510
1000
860
1785
1300
500
80
60
1.4 T-JET
120 pk
1260
510
1000
860
1770
1300
500
80
60
1.6 Multijet
1320
510
1060
860
1830
1300
500
80
60
1.9 Multijet
16V
1360
510
1060
860
1870
1300
500
80
60
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 233
234
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
VULLINGSTABEL
1.4 T-JET
1.4 16V
1.4 Turbo
Multi Air
liter
57
8-10
6,0
3,1
3,5
1,99
3 (6)
kg
2,65
3,0
1,8
0,525
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem
– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en differentieel:
Hydraulisch remcircuit met ABS:
Vloeistofreservoir
ruitensproeiers/achterruitsproeier/
koplampsproeiers: (*)
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
(
) Uitvoering 1.4 T-JET
(
) Uitvoering
1.4 T-JET 120pk en 1.4 Turbo Multi Air
() Onder extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU
UP
en 40% gedemineraliseerd water.
kg
2,4
2,55
2,1
0,525
liter
57
8-10
5,2
2,75
2,9
1,87
3 (6)
Voorgeschreven brandstof
Originele producten
Loodvrije benzine octaangetal
ten minste 95 R.O.N
(specificatie EN228)
Mengsel van
gedemineraliseerd water
en 50% PARAFLU
UP
()
SELENIA K P.E.
TUTELA CAR TECHNYX
TUTELA CAR MATRYX (
)
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE (
)
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en
TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
kg
2,4
2,55
1,7
0,525
liter
57
8-10
6,0
2,75
2,9
2,4
3 (6)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 234
235
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.9 Multijet
2.0 Multijet
liter
57
8-10
7,1
4,3
4,9
3,1
3 (6)
kg
3,6
4,1
2,7
0,525
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem
– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en differentieel:
Hydraulisch remcircuit met ABS:
Vloeistofreservoir
ruitensproeiers/achterruitsproeier/
koplampsproeiers: (*)
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
(
)
Uitvoering
1.9 Multijet 8v
(
)
Uitvoering
1.9 Multijet 16v
()
Uitvoering
2.0 Multijet
()
Onder extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU
UP
en 40% gedemineraliseerd water.
kg
3,6
3,85
1,6 (
)
1,7 (
)
0,525
1.6 Multijet
Voorgeschreven brandstof
Originele producten
Diesel voor motorvoertuigen
(specificatie EN590)
Mengsel van
gedemineraliseerd water
en 50% PARAFLU
UP
()
SELENIA WR P.E.
TUTELA CAR TECHNYX
TUTELA CAR MATRYX
()
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en
TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
liter
57
8-10
7,1
4,3
4,6
1,76 (
)
1,87 (
)
3 (6)
liter
57
8-10
7,1
4,3
4,6
1,87
3 (6)
kg
3,6
3,85
1,7
0,525
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 235
236
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Smering voor
dieselmotoren
Als bij dieselmotoren in geval van nood geen originele producten beschikbaar zijn, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen
aan de specificaties ACEA C2; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd en is het raadzaam de olie
zo snel mogelijk bij het Fiat Servicenetwerk te laten vervangen door het voorgeschreven smeermiddel.
Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA C3 voor benzinemotoren en ACEA C2 voor diesel-
motoren kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garantie gedekt worden.
Het gebruik van smeermiddelen in de benzinemotoren met Multi Air-systeem die niet voldoen aan de specificaties ACEA C3 en met
een andere SAE-viscositeit dan 5W-40 kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garantie gedekt worden.
Smering voor
benzinemotoren
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Smeermiddelen en Vervangings-
voor een correct functioneren van de auto vloeistoffen (origineel) interval
Volledig synthetisch smeermiddel SAE 5W-40, ACEA C3.
Kwalificatie FIAT 9.55535-S2.
Volledig synthetisch smeermiddel SAE 5W-30.
Kwalificatie FIAT 9.55535-S1
SELENIA K P.E.
Contractual Technical
Reference N° F603.C07
SELENIA WR P.E.
Contractual Technical
Reference N° F510.D07
Volgens het
onderhoudsschema
Volgens het
onderhoudsschema
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 236
237
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Remvloeistof
Bescherming
voor radiateur
() BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.
() Onder extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU
UP
en 40% gedemineraliseerd water.
Vlo
eistof voor
ruitensproeiers/
achterruitsproeier/
koplampsproeiers
Mechanische
versnellingsbakken
en differentieels
Mechanische versnellings-
bakken en differentieels
(
uitvoeringen
1.4T-JET 120pk
en 1.4 Turbo Multi Air)
Mechanische versnellingsbak
en differentieel
(uitvoeringen 1.4 T-JET
150pk en 2.0 Multijet)
Homokinetische koppeling
differentieelzijde
Homokinetische koppeling
wielzijde
Hydraulisch remsysteem
en koppelingbediening
Motorkoelsysteem.
Mengverhouding:
50% water en 50%
PARAFLU
UP
()
Toevoegen aan
dieselbrandstof
(25 cc per 10 liter)
Voor verdund of
onverdund gebruik
voor ruitensproeiers
TUTELA CAR
TECHNYX
Contractual Technical
Reference N° F010.B05
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
Contractual Technical
Reference N° F002.F10
TUTELA CAR
MATRYX
Contractual Technical
Reference N° F108.F02
TUTELA STAR 700
Contractual Technical
Reference N° F701.C07
TUTELA ALL STAR
Contractual Technical
Reference N° F702.G07
TUTELA TOP 4
Contractual Technical
Reference N° F001.A93
PARAFLU
UP
()
Contractual Technical
Reference N° F101.M01
TUTELA DIESEL ART
Contractual Technical
Reference N° F601.L06
TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
Contractual Technical
Reference N° F201.D02
Synthetische olie SAE 75W-85.
Overtreft de specificaties API GL-4 PLUS.
Kwalificatie FIAT 9.55550-MX3
Synthetische olie
SAE 75W.
Kwalificatie
FIAT 9.55550-MZ6
Synthetische olie SAE 75W-85.
Overtreft de specificaties API GL-4.
Kwalificatie FIAT 9.55550-MZ1
Specifiek vet met een lage wrijvingscoëfficiënt voor
homokinetische koppelingen. Indringingsgetal N.L.G.I. 0-1
Kwalificatie FIAT 9.55580
Vet met molybdeenbisulfide voor hoge bedrijfstemperaturen.
Indringingsgetal N.L.G.I. 1-2.
Kwalificatie FIAT 9.55580
Synthetische vloeistof voor remsysteem en koppelingbediening
Overtreft de specificaties: FMVSS nr. 116, DOT 4, ISO 4925,
SAE J1704. Kwalificatie FIAT 9.55597
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis
van monoethyleen-glycol met organische formule.
Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,
ASTM D 3306. Kwalificatie FIAT 9.55523
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking
voor dieselmotoren.
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen.
Overtreft de specificaties CUNA NC 956-11
Kwalificatie FIAT 9.55522
Toevoeging
voor brandstof
Olie
en vetten voor
krachtoverbren-
gingen
Gebruik
Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Smeermiddelen Toepassing
voor een correct functioneren van de auto en vloeistoffen
(origineel)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 237
238
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de volgen-
de tabel is opgenomen, is gemeten vol-
gens een vastgestelde testmethode die in
EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens
onderstaande procedure:
een stadsrit: opgebouwd uit een kou-
de start gevolgd door een gesimuleer-
de, normale testrit in stadsverkeer;
BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-
keerssituatie, atmosferische omstandig-
heden, rijstijl, algemene conditie van de
auto, uitrustingsniveau, gebruik van de air-
conditioning, lading van de auto, imperi-
aal op het dak en andere situaties die de
aerodynamica kunnen beïnvloeden, leve-
ren een ander brandstofverbruik op dan
hier vermeld.
een testrit buiten de stad: waarbij
veelvuldig wordt geaccelereerd in alle
versnellingen en waarmee een normaal
gebruik van de auto buiten de stad
wordt gesimuleerd. De snelheid va-
rieert tussen de 0 en 120 km/h;
gecombineerd verbruik: hierbij telt
de waarde van de stadsrit mee voor
37% en de waarde van de testrit bui-
ten de stad voor 63%.
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS DE GELDENDE EU-NORMEN (liter x 100 km)
1.4 16V 1.4 T JET 1.4 T-JET 1.4 Turbo 1.6 Multijet 1.6 Multijet
120pk 150pk Multi Air 90pk (o) 105pk
Stadsverkeer 8,1 8,1 8,7 7,3 5,6 6,1 (**) 5,8 (*)
Buitenweg 5,2 5,2 5,3 4,8 3,7 4,0 (**) 3,8 (*)
Gecombineerd 6,3 6,3 6,6 5,7 4,4 4,8 (**) 4,5 (*)
1.6 Multijet 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 90pk (o) 1.9 Multijet 16V 2.0 Multijet
120pk 1.9 Multijet 8V 115pk (o)
Stadsverkeer 6,1 6,9 6,8 7,6 6,9
Buitenweg 4,0 4,3 4,2 4,5 4,3
Gecombineerd 4,8 5,3 5,2 5,6 5,3
(
o
) Uitvoeringen voor bepaalde markten
(*) Uitvoeringen ECO 119 g CO
2
(**) Uitvoeringen EURO 4 met DPF
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 238
239
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
CO
2
-EMISSIE
De CO
2
-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.
CO
2
-EMISSIE VOLGENS DE GELDENDE EU-NORMEN (g/km)
(
o
) Uitvoeringen voor bepaalde markten
(*) Uitvoeringen
ECO 119 g CO
2
(**) Uitvoeringen EURO 4 met DPF
1.6 Multijet 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 90pk (
o
) 1.9 Multijet 16V 2.0 Multijet
120pk 1.9 Multijet 8V 115pk (
o
)
125 139 137 149 139
(
o
)
Uitvoeringen voor bepaalde markten
1.4 16V 1.4 T-JET 1.4 T-JET 1.4 Turbo Multi Air 1.6 Multijet 1.6 Multijet
120pk 150pk 90pk
(
o
)
105pk
146 146 155 132 115 125 (**) / 119 (*)
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 239
240
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING: MINISTERIËLE GOEDKEURING
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 240
241
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 241
BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE
VAN ZIJN LEVENSDUUR
Al jaren werkt Fiat hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en de
ontwikkeling van producten die steeds milieuvriendelijker zijn. Om de cliënten de best mogelijke service te garanderen in overeen-
stemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor auto’s die aan het
einde van hun levensduur zijn, biedt Fiat aan haar cliënten de mogelijkheid de eigen auto (*) aan het einde van zijn levensduur in te
leveren zonder extra kosten.
De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of
eigenaar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In vrijwel alle landen van de EU konden tot 1 januari 2007 alleen
auto’s zonder kosten worden teruggegeven die vanaf 1 juli 2002 op kenteken waren gezet; vanaf 2007 is het zonder kosten terug-
geven van de auto niet meer afhankelijk van het jaar waarin de auto op kenteken is gezet, “indien het betrokken voertuig voorzien
is van de essentiële voertuigonderdelen, met name motor en carrosserie, en geen afval bevat dat aan het afgedankte voertuig is
toegevoegd”.
Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kunt u zich zonder aanvullende verplichtingen tot het Fiat Service-
netwerk wenden of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Fiat zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijn
zorgvuldig uitgekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van
buiten gebruik gestelde auto’s met respect voor het milieu.
Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij het Fiat Servicenetwerk of bel het gratis nummer
00800 3428 0000 of raadpleeg de Fiat internetsite.
(*) Auto met maximaal 9 zitplaatsen voor personenvervoer en een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t.
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:20 Pagina 242
®
Vraag uw garagist om
®
in het hart van uw motor.
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 243
Uw auto heeft Selenia gekozen
Selenia biedt een assortiment technologische geavanceerde kwaliteitsproducten:
SELENIA K PURE ENERGY
Synthetisch smeermiddel ontwikkeld voor benzine-
motoren van de laatste generatie met lage emissies. De
specifieke formule garandeert een maximale bescherming
ook voor turbomotoren met hoge prestaties en een hoge
thermische belasting. Het lage asgehalte helpt de totale
reiniging van de moderne katalysatoren te behouden.
SELENIA WR PURE ENERGY
Synthetisch smeermiddel ontwikkeld voor
benzinemotoren die producten met een laag asgehalte
vereisen. Optimaliseert de kenmerken van motoren met
een hoog specifiek vermogen, beschermt de zwaarst
belaste delen en helpt de moderne katalysatoren schoon
te houden.
SELENIA MULTIPOWER
De ideale olie voor het beschermen van benzinemotoren
van de nieuwe generatie, ook in extreme bedrijfs- en
klimaatcondities. Garandeert een lager brandstofverbruik
(Energy conserving) en is tevens ideaal voor alternatieve
motoruitvoeringen.
SELENIA SPORT
Volledig synthetisch smeermiddel dat aan de eisen van
motoren met hoge prestaties voldoet. Ontwikkeld voor
het beschermen van de motor ook bij hoge thermische
belasting, het voorkomen van bezinksels op de turbine en
het garanderen van maximale prestaties in alle veiligheid.
Het Selenia assortiment bestaat verder uit Selenia StAR
Pure Energy, Selenia Racing, Selenia K, Selenia WR,
Selenia 20K, Selenia 20K AR.
Nadere informatie met betrekking tot de Selenia producten
vindt u op de site, www.selenia.com
De motor van uw auto is ontstaan en ontworpen voor Selenia,
het motorolie-assortiment dat voldoet aan de meest geavanceerde
internationale specificaties. Specifieke tests en technische kenmerken
van hoog niveau maken van Selenia het smeermiddel bij uitstek
voor veilige en onovertrefbare motorprestaties.
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 244
N
N
O
O
T
T
I
I
T
T
I
I
E
E
S
S
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 245
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 246
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 247
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 248
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 249
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 250
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 251
217-252 BRAVO NL 14-12-10 15:21 Pagina 252
253
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
– wisserblad vervangen.................... 211
Achteruitrijlichten
– gloeilampen vervangen ................. 175
Afmetingen van de auto ...................... 231
Afstandsbediening................................. 11
– achterklep openen......................... 12
– batterij vervangen.......................... 13
– extra afstandsbedieningen............ 13
– ministeriële goedkeuring.............. 240
– openen/sluiten met
afstandsbediening ........................ 11-12
Airconditioning, automatisch
met gescheiden regeling ................... 50
AQS (Air Quality System) .................. 53
Armsteun voor/achter .................... 67-68
Asbak....................................................... 69
ASR (systeem) ....................................... 89
Auto langere tijd stallen ...................... 142
Auto reinigen
– buitenzijde....................................... 212
– interieur........................................... 215
– motorruimte................................... 214
Automatische koplampen
(schemersensor) ................................ 57
Autoradio
(inbouwvoorbereiding) ..................... 97
B
agageruimte ...................................... 79
– achterklep sluiten .......................... 79
– hoedenplank ................................... 81
– inhoud .............................................. 231
– lading vastzetten ............................ 82
– opbergvak (Cargo Box)................ 82
A
ansteker ............................................ 69
ABS (systeem) ....................................... 86
Accu
– onderhoud ...................................... 207
– opladen ............................................ 189
– praktische tips om
de levensduur te verlengen ......... 208
– starten met een hulpaccu ............ 158
– vervangen ........................................ 207
Achterruitsproeier
– inschakelen...................................... 60
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 200
– sproeier ........................................... 211
– vloeistofspecificaties...................... 237
Achterruitverwarming................ 46-48-52
Achterruitwisser
– inschakelen...................................... 60
A
A
L
L
F
F
A
A
B
B
E
E
T
T
I
I
S
S
C
C
H
H
R
R
E
E
G
G
I
I
S
S
T
T
E
E
R
R
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 253
254
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bandenspanning..................................... 230
Bedieningsknoppen............................... 65
Bekerhouder.......................................... 70
Bescherming van het milieu................ 110
– roetfilter (DPF) .............................. 110
Boordcomputer (Tripcomputer) ...... 36
Bougies (type)................................ 222-223
Brake Assist (systeem) ........................ 86
Brandstof
– brandstofmeter en
waarschuwingslampje ............... 6-7-21
– brandstofnoodschakelaar............. 66
– dop van de brandstoftank............ 109
– tanken .............................................. 108
– verbruik ........................................... 238
Brandstofbesparing............................... 137
Brandstofmeter ..................................... 21
Brandstofnoodschakelaar.................... 65
Brandstofreserve .......................... 234-235
Brandstoftank (inhoud)........................ 234
Brandstoftoevoeronderbreking
– schakelaar........................................ 65
– systeem............................................ 66
Brandstofverbruik................................. 238
Buitenverlichting (inschakelen)....... 56-57
Buitenverlichting
– gloeilampen achter vervangen .... 174
– gloeilampen voor vervangen ....... 173
– inschakelen...................................... 56
– openen / sluiten ............................. 79
– openen van binnenuit ................... 79
– vergroten......................................... 80
– verlichting........................................ 178
Bagageruimte vergroten...................... 79
Bagageruimteverlichting
– gloeilamp vervangen...................... 178
Banden
– bandenspanning.............................. 230
– bandentypes en velgen ................. 229
– een lekke band ............................... 159
– plaats van gereedschap en
reservewiel......................................
161
– Rim Protector ................................ 228
– sneeuwkettingen............................ 141
– snelle bandenreparatieset
“Fix&Go Automatic” .................... 165
– verklaring van de codering .......... 227
– wiel verwisselen............................. 159
– winterbanden........................... 141-229
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 254
255
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Diefstalalarm.......................................... 16
Dimlicht
– afstellen............................................ 85
– gloeilampen vervangen ................. 172
– inschakelen...................................... 56
Display, instelbaar multifunctioneel .. 25
Display, multifunctioneel..................... 22
Dop van brandstoftank........................ 109
Driewegkatalysator .............................. 110
Dualdrive
(elektrische stuurbekrachtiging) ..... 99
E
lektrische stuurbekrachtiging
“Dualdrive ......................................... 99
– CITY-functie ................................... 99
– SPORT-functie ............................... 100
Elektrische/elektronische
systemen monteren........................... 98
– radiozendapparatuur
en mobiele telefoons .................... 98
EOBD (systeem)................................... 96
ESP (systeem) ........................................ 88
F
iat CODE (startblokkering) ........... 8
Fix&Go Automatic
(snelle bandenreparatieset).............. 165
Follow me home (systeem)................ 57
Frontairbags ........................................... 124
– Bestuurdersairbag.......................... 124
– Knie-airbag bestuurderszijde....... 125
– Passagiersairbag.............................. 125
– uitschakelen .................................... 126
C
argo Box ............................................ 82
Carrosserie
– codes
carrosserie-uitvoeringen.............. 222
– reinigen, onderhoud en zorg....... 212
Centrale portiervergrendeling........... 74
Chassisnummer..................................... 219
CITY-functie .......................................... 99
CO
2
-emissie........................................... 239
CODE-card............................................ 10
Cruise-control....................................... 61
D
ashboard ........................................... 5
Dashboard en bediening............... 4
Dashboardkastje/opbergvakken ........ 68
Derde remlicht
– gloeilampen vervangen ................. 176
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 255
256
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
G
ear Shift Indicator ............................ 26
Gebruik van de versnellingsbak ......... 136
Geprogrammeerd
Onderhoudsschema .......................... 195
Gereedschap.......................................... 161
Gewichten.............................................. 233
Gloeilampen vervangen
– buitenzijde....................................... 172
– interieur........................................... 177
– lamptypen........................................ 170
Gordelspanners..................................... 114
– trekkrachtbegrenzers ................... 114
Grootlicht
– gloeilampen vervangen ................. 173
– grootlichtsignaal............................. 56
– inschakelen...................................... 56
Grootlichtsignaal................................... 56
GSI-systeem ........................................... 26
H
andbediende klimaatregeling ......... 47
Handrem................................................. 135
Headbag.................................................. 125
Hendels aan het stuur..................... 56-58
Hill Holder (systeem) .......................... 88
Hoofdsteun ............................................ 40
Hulpverwarming ................................ 46-49
I
dentificatiegegevens van de auto ..... 218
Imperiaal/skidrager
(montagevoorbereiding)................... 83
Inbouwvoorbereiding autoradio........ 97
Inspuiting (technische gegevens)........ 225
Instrumentenpaneel.............................. 20
– lichtsterkteregeling........................ 29
Intelligente wis-/wasregeling............... 59
Interieur (reinigen) ............................... 215
Interieuruitrusting................................. 67
Isofix (kinderzitje)
– geschiktheid voor gebruik ........... 123
– montagevoorbereiding
kinderzitjes...................................... 122
K
atalysator............................................ 110
Kentekenplaatverlichting
– gloeilampen vervangen ................. 176
Kilometerteller ........................ 6-7-22-25
Kinderen veilig vervoeren................... 117
– montagevoorbereiding voor
Isofix-kinderzitje ............................ 122
Kinderveiligheidsslot ............................ 75
Kinderzitjes
– geschiktheid voor gebruik ........... 120
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 256
– montagevoorbereiding
kinderzitjes...................................... 122
Klimaatregeling...................................... 43
Klokje instellen...................................... 30
Koelvloeistof motor
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 200
– specificaties ..................................... 237
– temperatuurmeter
en lampje ......................................... 21
Koplampen............................................. 85
– gloeilampen (type)......................... 170
– gloeilampen vervangen ................. 172
– koplampverstelling......................... 85
– met gasontladingslampen..........85-172
Koplampsproeiers ................................ 61
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 220
– ruitensproeiervloeistof
(specificaties) .................................. 237
Koplampverstelling............................... 84
Koppeling................................................ 225
Krik
– gebruik ............................................. 162
– voorzorgsmaatregelen.................. 161
L
ak (onderhoud).................................. 212
– plaatje met informatie
over de lakkleur............................. 219
Lampen
– algemene aanwijzingen
voor het vervangen....................... 169
– lamptypen........................................ 170
Lampjes en meldingen .................. 143
Lekke band
– algemene aanwijzingen.................. 159
– snelle bandenreparatieset
“Fix&Go Automatic” .................... 165
– wiel verwisselen............................. 165
Lichtsterkteregeling instrumenten .... 29
Luchtfilter / Pollenfilter........................ 207
Luchtrecirculatie......................... 46-49-53
Luchtroosters........................................ 44
M
istachterlicht
– gloeilamp vervangen...................... 175
– inschakelen...................................... 65
Mistlampen
– afstellen............................................ 85
– gloeilampen vervangen ................. 174
– inschakelen...................................... 65
Montagevoorbereiding voor
Isofix-kinderzitje................................ 122
Motor
– code.................................................. 219
– identificatiecodes ........................... 220
257
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 257
258
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
– technische gegevens...... 221-222-223
Motor starten....................................... 132
– motor opwarmen.......................... 134
– motor uitzetten ............................. 134
– noodstart.................................. 134-158
– rollend starten................................ 158
– start-/contactslot ........................... 19
– starten met een hulpaccu ............ 158
Motorkap............................................... 82
Motorkoelsysteem
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 200
– specificaties ..................................... 237
Motornummer...................................... 219
Motorolie
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 200
– specificaties ..................................... 236
– verbruik ........................................... 205
Motorruimte
– niveaus controleren ...................... 200
– openen/sluiten motorkap............. 83
– uitspuiten......................................... 213
MSR (systeem)...................................... 90
N
iveaus controleren........................... 200
Noodgevallen .................................... 157
Noodstart....................................... 134-158
– rollend starten................................ 158
– starten met een hulpaccu ............ 158
O
nderhoud en zorg ...................... 193
– geprogrammeerd onderhoud ..... 194
– geprogrammeerd
onderhoudsschema................ 195-197
– niveaus controleren ...................... 200
– periodieke controles..................... 199
– zwaar gebruik van de auto .......... 199
Ontwasemen/ontdooien
– achterruit................................ 46-48-52
– buitenspiegels ........................ 46-48-52
– voorruit en zijruiten voor... 45-48-52
Opbergvakken....................... 67-68-69-70
Open dak................................................ 72
– antiletselfunctie .............................. 73
– sluiten in noodgevallen................. 74
– systeem initialiseren...................... 74
Opkrikken van de auto........................ 190
P
arkeerlichten
– inschakelen...................................... 56
Parkeersensoren................................... 105
Parkeren ................................................. 135
Periodieke controles............................ 199
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 258
259
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaatje met informatie over
de carrosserielak................................ 219
Plafondverlichting achter..................... 64
– gloeilamp vervangen...................... 177
Plafondverlichting voor........................ 63
– gloeilampen vervangen ................. 177
Portieren
– afstandsbediening........................... 11
– centrale
portiervergrendeling.................. 12-74
– kinderveiligheidsslot...................... 75
– openen/sluiten met
afstandsbediening ....................... 11-12
– portiervergrendeling
achterportieren.............................. 76
– van binnenuit openen/sluiten ...... 12
Prestaties van de auto ......................... 232
R
adiozendapparatuur
en mobiele telefoons......................... 98
Regensensor .......................................... 59
Reinigen en onderhoud
– carrosserie ...................................... 212
– interieur........................................... 215
– koplampen....................................... 214
– motorruimte................................... 214
– ruiten................................................ 214
– ruiten................................................ 58
– stoelen ............................................. 215
Remlichten
– gloeilampen vervangen ................. 174
Remmen
– handrem .......................................... 135
– niveau controleren en bijvullen .. 200
– remvloeistof (type)........................ 237
– technische specificaties................. 226
Remvloeistof
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 200
– specificaties ..................................... 237
Reservewiel............................................ 161
– technische specificaties................. 229
Richtingaanwijzers (pijlen)
– gloeilampen achter vervangen .... 174
– gloeilampen op flanken
vervangen ........................................ 174
– gloeilampen voor vervangen ....... 173
– inschakelen...................................... 56
Rim Protector ....................................... 228
Roetfilter (DPF) .................................... 110
Rubber slangen...................................... 210
Ruitbediening .................................... 76-77
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 259
260
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Ruiten
– reinigen....................................... 58-214
– ruitensproeiervloeistof
(specificaties) .................................. 237
Ruitensproeiers
– inschakelen...................................... 58
– intelligente wis/wasregeling ......... 59
– niveau controleren
en bijvullen ...................................... 220
– ruitensproeiers............................... 211
– ruitensproeiervloeistof
(specificaties) .................................. 237
Ruitensproeiers
– vloeistof voor ruitensproeiers
voor/achter en
koplampsproeiers.......................... 211
Ruitenwissers
– inschakelen...................................... 58
– regensensor .................................... 59
– ruitensproeiers............................... 211
– wisserbladen vervangen ............... 211
S
afe-lock (systeem)............................. 14
SBR-systeem .......................................... 113
Sensor automatische koplampen....... 57
Sidebag .................................................... 125
Slepen van de auto ............................... 191
Sleutels.................................................... 10
– batterij afstandsbediening
vervangen ........................................ 13
– extra sleutels met
afstandsbediening bestellen ......... 13
– frontje van afstandsbediening
vervangen ........................................ 13
– mechanische sleutel ...................... 10
– openen/sluiten met
afstandsbediening....................... 11-12
– sleutel met afstandsbediening ..... 11
Smeermiddelen (specificaties) ... 236-237
Sneeuwkettingen................................... 141
Snelheid (maximum)............................. 232
Snelheidsmeter...................................... 20
Spiegels ............................................... 41-42
Spiegelverstelling............................... 40-42
SPORT-functie....................................... 100
Stallen van de auto ............................... 135
Start&Stop (systeem)........................... 91
Start-/contact- en stuurslot................ 19
Startblokkering Fiat CODE ................ 8
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 260
261
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Starten en rijden.............................. 131
Stekkerdoos........................................... 69
Stoelverstelling.................................. 38-39
Stoelverwarming ................................... 39
Stuurinrichting ....................................... 226
Stuurslot ................................................. 19
Stuurwiel................................................. 41
Symbolen ................................................ 8
T
ankklepje ............................................ 109
Technische gegevens...................... 217
Toerenteller........................................... 20
TPMS (systeem) .................................... 102
Transmissie ............................................ 225
Trekhaak monteren ............................. 139
Trekken van aanhangers...................... 139
Trekkrachtbegrenzers ......................... 114
Trip Computer...................................... 36
Typeplaatje met identificatiegegevens
van de auto.......................................... 218
V
eiligheid ........................................... 111
Veiligheidsgordels ................................. 112
– gebruik van
de veiligheidsgordels ..................... 112
– gordelspanners............................... 114
– hoogteverstelling ........................... 113
– kinderen veilig vervoeren ............ 117
– onderhoud ...................................... 116
– SBR ................................................... 113
– trekkrachtbegrenzers ................... 114
Velgen...................................................... 227
– verklaring van de codering .......... 228
Verlichting dashboardkastje
– gloeilamp vervangen...................... 179
Versnellingsbak...................................... 136
– technische specificaties................. 225
Versnellingspook................................... 136
Verwarming en ventilatie .................... 45
Vloeistof voor ruitensproeiers
voor/achter en koplampsproeiers
– niveau controleren en bijvullen .. 200
– specificaties ..................................... 237
Vloeistoffen (specificaties)........... 236-237
Vloeistoffen en smeermiddelen . 236-237
Vullingstabel ................................... 234-235
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 261
262
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
W
aarschuwingsknipperlichten
– inschakelen...................................... 65
Waarschuwingslampje
reservebrandstof................................ 21
Waarschuwingslampje te hoge
koelvloeistoftemperatuur................. 21
Wiel verwisselen................................... 159
– algemene aanwijzingen
en waarschuwingen....................... 159
– bandenspanning.............................. 230
– bandentypes en velgen ................. 229
Wielen en banden
– banden met Rim Protector ......... 228
– bandenspanning.............................. 230
– bandentypes en velgen ................. 229
– lekke band....................................... 159
– sneeuwkettingen............................ 141
– snelle bandenreparatieset
“Fix&Go Automatic” .................... 165
– uitlijning............................................ 227
– verklaring van de codering .......... 227
– wiel verwisselen............................. 159
– winterbanden........................... 141-229
Wielophanging....................................... 226
Wieluitlijning.......................................... 227
Winterperiode
– sneeuwkettingen............................ 141
– winterbanden........................... 141-229
Wisserbladen
– vervangen ........................................ 211
Z
ekeringen
– algemene aanwijzingen........... 180
– plaats van de zekeringen
(zekeringenkasten) ......... 181-182-183
Zij-airbags
(sidebags - headbags)......... 125-126-127
Zitplaatsen achter
– armsteun voor................................ 67
– hoofdsteunen .................................. 40
– reinigen............................................. 215
Zitplaatsen voor.................................... 38
– armsteun ......................................... 67
– hoofdsteunen ................................. 40
– instellen ........................................... 38
– met elektrische verstelling .......... 39
– reinigen............................................ 215
– verwarming..................................... 39
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 262
263
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zonnekleppen ...................................... 71
Zonneklepverlichting .......................... 71
– gloeilamp vervangen ..................... 179
Zwaar gebruik van de auto ............... 199
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 263
Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - B. U. After Sales Importeur voor Nederland:
Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden
Druknummer 603.81.708NL - 05/2010 - 1 Editie
Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster
253-264 BRAVO NL 14-12-10 15:37 Pagina 264
NEDERLANDS
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld.
Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.
Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.
48


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Fiat Bravo 2010 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Fiat Bravo 2010 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 8,51 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info