16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm, een aanvulling op alle
reeds beschreven functies van de
afstandsbediening, wordt bediend door
de ontvanger die onder het dashboard
nabij het zekeringenkastje is geplaatst.
WANNEER GAAT HET
ALARM AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende
gevallen geactiveerd:
❒
als een van de portieren, de motor-
kap of de achterklep ongeoorloofd
wordt geopend (omtrekbeveiliging);
❒
bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR draaien);
❒
als de kabels van de accu worden
onderbroken;
❒
als er bewegende voorwerpen in het
interieur aanwezig zijn (volumetrische
beveiliging);
❒
bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene geacti-
veerd en gaan de richtingaanwijzers
knipperen (ongeveer 26 seconden). De
wijze waarop het systeem werkt en het
aantal cycli kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli voor-
zien voor de akoestische en zichtbare
signalen. Na een alarmsignalering scha-
kelt het systeem over naar de normale
bewakingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kan-
telsensor kunnen met de betreffende
bedieningsknop op de plafondverlichting
voor worden uitgeschakeld (zie de para-
graaf “Volumetrische bewaking/kantel-
beveiliging”).
BELANGRIJK De startblokkering wordt
uitgevoerd door de Fiat CODE en
wordt automatisch ingeschakeld als de
contactsleutel uit het start-/contactslot
wordt genomen.