12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Portieren en achterklep
ontgrendelen
Druk kort op de knop
Ë voor het op
afstand ontgrendelen van de portieren
en de achterklep. Gelijktijdig wordt het
diefstalalarm (indien aanwezig) uitge-
schakeld, de plafondverlichting tijdelijk
ingeschakeld en knipperen de richting-
aanwijzers twee keer (bepaalde uitvoe-
ringen/markten).
Druk langer dan 2 seconden op de knop
Ë voor het openen van de ruiten.
Als de brandstofnoodschakelaar in wer-
king treedt, worden de portieren auto-
matisch ontgrendeld.
Portieren en achterklep
vergrendelen
Druk kort op de knop
Á voor het op
afstand vergrendelen van de portieren
en de achterklep. Gelijktijdig wordt het
diefstalalarm (indien aanwezig) ingescha-
keld, de plafondverlichting uitgeschakeld
en knipperen de richtingaanwijzers één
keer.
Druk langer dan 2 seconden op de knop
Á voor het sluiten van de ruiten. Als u
de knop twee keer kort indrukt, scha-
kelt het safe lock-systeem in (zie de
paragraaf “Safe lock-systeem”) (indien
aanwezig).
Als een of meer portieren niet goed
gesloten zijn, wordt de vergrendeling
niet uitgevoerd. Dit wordt aangegeven
door het snel knipperen van het lampje
A-fig. 11 op het centrale schakelaarpa-
neel en door de richtingaanwijzers. De
portieren worden vergrendeld als de
achterklep geopend is.
Achterklep op afstand
ontgrendelen
Druk de knop
R in om op afstand de
achterklep te ontgrendelen (openen); dit
kan ook bij ingeschakeld diefstalalarm
(indien aanwezig).
Als de achterklep wordt geopend, knip-
peren de richtingaanwijzers twee keer;
bij het sluiten knipperen de richtingaan-
wijzers één keer (alleen bij ingeschakeld
diefstalalarm).
Als bij auto’s met diefstalalarm de ach-
terklep wordt geopend, dan worden de
volumetrische beveiliging en de achter-
klepsensor uitgeschakeld.
Als de achterklep weer wordt vergren-
deld, dan wordt de beveiliging hersteld.
fig. 10
F0Q0408m