459296
28
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/48
Next page
Gebruikershandleiding
Montagehandleiding
Zie voor garantieregistratie ook op het internet : www.ferroli.nl bij “garantiebewijs”
AquaSol 4
TYPE: LB 150 ET
Zonneboiler
2
Ferroli Nederland
Postbus 3364, 4800 DJ Breda
Konijnenberg 24, 4825 BD Breda
Internet: www.ferroli.nl
E-mail: info@ferroli.nl
Consumenten-informatie
telefoonnummer: 076 - 5 725 740
N.B. Op bovenstaand nummer kunnen geen storingen
worden gemeld. Meld storingen bij uw installateur.
Wij behouden ons het recht voor om wijzigingen / verbeteringen aan het product en bijgevoegde informatie aan te brengen zonder
voorafgaande kennisgeving. Op www.ferroli.nl staat de meest actuele versie van deze handleiding, die alle eerdere versies vervangt.
Uiteraard is de inhoud van de nieuwere versie van deze handleiding te gebruiken in plaats van de eerder gepubliceerde versies.
Documentnummer: DRS 5011 versie: 2 datum: november 2009
Geachte gebruiker,
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw zonneboiler.
Dit toestel biedt u naast een hoog comfort, een laag energie-
gebruik, gunstig voor u en voor het milieu.
Deze gebruikershandleiding biedt u diverse adviezen om
goed met uw zonneboiler om te gaan. Wij raden u daarom
aan deze handleiding zorgvuldig te lezen en te bewaren.
Garantie en registratie
Via onze website op internet, kunt u heel eenvoudig uw
toestel registreren t.b.v. de garantie.
Zie hiervoor onze website www.ferroli.nl bij “garantiebewijs”.
Natuurlijk kunt u ook de garantiekaart, die u aan het einde
van deze handleiding aantreft, naar ons retour sturen.
Wij verzoeken u, binnen 30 dagen na de installatiedatum, de
garantie te registreren via internet of middels het retourneren
van de volledig ingevulde garantiekaart.
Installatie
Het toestel dient door een erkende installateur geïnstalleerd,
in bedrijf gesteld en onderhouden te worden.
Geachte installateur,
Het tweede deel van deze handleiding is een montage-
handleiding, die tevens een storingsanalyse en uitleg over de
werking van het toestel bevat.
De montagehandleiding biedt u een handzame hulp bij het
installeren van het toestel.
Aandachtspunten vóór montage
U wordt in dit hoofdstuk geattendeerd op belangrijke zaken,
die u voorafgaand aan de montage moet weten.
Montage-instructie
In deze instructie wordt aangegeven hoe het toestel gemon-
teerd en in bedrijf gesteld wordt.
Onderhoud, storingen en service
Raadpleeg dit hoofdstuk bij onderhoudsbeurten en storingen.
Werking en technische gegevens
In dit hoofdstuk wordt in het kort uitleg gegeven over de
werking van het toestel.
Tevens vindt u hier de technische gegevens en het elektrisch
aansluitschema.
Aansprakelijkheid
Ferroli Nederland kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor persoonlijk letsel en/of materiële schade die
ontstaan is door het niet naleven van deze handleiding.
Telefoonnummer installateur of onderhoudsbedrijf:
Gegevens AquaSol 4 LB 150 ET:
Zonneboiler
Serienummer: PHST - -
(zie garantiebewijs op pagina 28 van de handleiding)
Naverwarmer : MegaDens Type :
MegaLux Type :
Anders nl. :
Serienummer : . . . - . . . . . .
.
Dit nummer altijd doorgeven. Belangrijk voor garantie!
(juiste type aanvinken)
3
1. Algemeen .................................................................................................... 5
Voor uw veiligheid: Let op! ................................................................................ 5
2. Werking en instellingen ..................................................................................... 5
3. Het in en uit bedrijf nemen van het toestel .......................................................... 6
4. Gebruikersadviezen ........................................................................................... 6
5. Display .................................................................................................... 7
AquaSol 4
TYPE: LB 150 ET
Gebruikershandleiding
Montagehandleiding
zonneboiler
GEBRUIKERSHANDLEIDING
4
MONTAGEHANDLEIDING
AANDACHTSPUNTEN VOOR MONTAGE
6. VOORSCHRIFTEN .......................................................................................... 8
7. AANDACHTSPUNTEN VÓÓR MONTAGE ....................................................... 8
7.1 Opstelling ......................................................................................... 9
7.2 Leveringsomvang .............................................................................. 9
7.3 Toestelaccessoires ........................................................................... 10
MONTAGEHANDLEIDING
8. MONTAGE-INSTRUCTIE .................................................................................. 10
8.1 Afmetingen en aansluitingen rondom zonneboiler ............................. 11
8.2 Afmetingen en aansluitingen ronom de terugloopunit (TLU) .............. 12
8.3 Afmetingen en aansluitingen ronom de regeling ................................ 13
8.4 Ophangen van de zonneboiler AquaSol 4 LB-150-ET ........................ 13
8.5 Ophangen van de TerugLoopUnit AquaSol 4 LB-150-ET .................... 14
8.6 Ophangen van de DT-4 regeling AquaSol 4 LB-150-ET ...................... 14
8.7 Plaatsing van zonnecollectoren ........................................................ 15
8.8 Aansluiten van de zonnecollector ..................................................... 16
8.9 Leidinglengteberekening TerugLoopUnit en meerdere collectoren ..... 17
8.10 Tapwaterzijdige aansluiting op de naverwarmer ................................. 18
8.10 Elektrische aansluiting van de AquaSol 4 ......................................... 19
9. EERSTE INGEBRUIKNEMING VAN DE AquaSol 4 LB-150-ET........................ 20
9.1 Vulprocedure / controle vul niveau ..................................................... 20
9.2 Zonneboiler vullen ............................................................................. 21
9.3 In bedrijf nemen ................................................................................ 21
9.4 Applicatie keuze ............................................................................... 21
9.5 Uit bedrijf nemen............................................................................... 21
INSPECTIE, STORINGEN EN SERVICE
10. INSPECTIE EN AFSTELLEN ........................................................................... 22
10.1 Naverwarmer afstellen op de AquaSol 4 LB-150-ET ......................... 22
11. FUNCTIECODES, STORINGEN EN SERVICE ONDERDELEN ....................... 23
11.1 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen ........................ 23
11.2 Serviceonderdelen van de zonneboiler AquaSol 4 LB-150-ET ............ 24
11.3 Serviceonderdelen van de TerugLoopUnit en regeling ........................ 25
WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
12. WERKING EN TICHNISCHE GEGEVENS ....................................................... 26
12.1 Werking van het toestel ....................................................................... 26
12.2
Elektrisch aansluitschema ............................................................... 27
12.3
Technische gegevens van de AquaSol 4 LB-150-ET .......................... 28
Bijlage I: Aandachtspunten installatie Zonne-Combi set .............................. 29
Bijlage II: Plaatsingsvoorschrift Liggende collector ........................................ 32
Bijlage III: Plaatsingsvoorschrift Staande collector ......................................... 36
Bijlage IV: Montage instructie Ballastframe ..................................................... 40
Bijlage V: Controle instructie zonneboilervloeistof.......................................... 41
Bijlage VI: Werkplaats instructiekaart zonneboilervloeistof ............................ 42
NOTITIES ......................................................................................................... 43
GARANTIE EN REGISTRATIE............................................................................. 45
5
Figuur 1.1 AquaSol 4 LB 150 ET
In deze handleiding wordt voor installatie doeleinden
uitgegaan van een Ferroli combi CV toestel met NZ keur,
als naverwarmer. U kunt ook een ander toestel met een
NZ-keur gebruiken.
Gebruikershandleiding
1.1 Introductie
De Ferroli AquaSol 4 LB-150-ET is een zonneboiler
welke met behulp van een zonnecollector zonne-energie
invangt en opslaat in de boiler.
Vanuit de zonneboiler stroomt het voorverwarmde tapwater
via het naverwarmingstoestel naar de warmwater-tap-
punten. Daarnaast kunt u de installatie uitbreiden met een
cv-module. Met deze cv-module is het mogelijk om ook de
cv-installatie te verwarmen met zonne-energie.
1. ALGEMEEN
Voor uw veiligheid: Let op!
230V elektrische spanning
Dit toestel bevat componenten die onder een
spanning van 230V werken.
Heet water
Een tapwatertemperatuur van meer dan 80°C
op het tappunt dient voorkomen te worden.
Om dit te bereiken moet een thermostatisch
mengventiel geplaatst worden, zoals in
H8.10 omschreven.
Warme leidingen
De temperatuur van de collectorleidingen en
de verbindingsleiding tussen de terugloop-
unit en de zonne-boiler, kunnen op zonnige
dagen oplopen tot boven de 90
o
C. De tap-
waterleidingen tot aan het thermostatisch
mengventiel kunnen tot 85°C heet worden.
Naverwarming tapwater
De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op
een minimale tapwatertemperatuur van 60
o
C.
Wijzig deze instelling niet!
Lees ook de gebruiksaanwijzing van de
naverwarmer aandachtig door.
Display
2. WERKING EN INSTELLINGEN
De zonnecollector vangt het zonlicht in en zet deze om in
bruikbare warmte. Deze warmte wordt via een collector-
circuit overgedragen aan een tapwaterstroom door de
terugloopunit. De tapwaterstroom circuleert vanuit de
zonneboiler door de terugloopunit, onttrekt de warmte van
de collector-circulatie en gaat retour naar de zonneboiler.
Bij tapwatervraag stroomt het voorverwarmde water vanuit
de zonneboiler via de naverwarmer naar het tappunt.
Bedrijfsstatus
Op het display kan de temperatuur en het functioneren
van de zonneboiler afgelezen worden.
In hoofdstuk 5 is een overzicht van de Indicaties op het
display bij normaal bedrijf van de boiler weergegeven.
Instellingen
Als het water in de zonneboiler een temperatuur van
60
o
C of meer bereikt, zal de naverwarmer niet worden
ingeschakeld bij warm tapwater vraag.
Figuur 2.1 Principe werking
6
3. HET IN EN UIT BEDRIJF
NEMEN VAN HET TOESTEL
1. Controleer of het toestel conform de montage voorschrif-
ten van Hoofdstuk 8 is aangesloten.
2. Steek de stekker van het naverwarmingstoestel in het
stopcontact.
3. Steek de stekker van de zonneboiler in het stopcontact.
Als de collectortemperatuur tussen 10
o
C en 130
o
C is zal
de collectorpomp eerst een testprogramma doorlopen. Dit
testprogramma duurt ca. 2 minuten. Dit is waarneembaar
in het display wat van 80 terugtelt naar 0. Hierna wordt het
toestel vrijgegeven voor de regeling.
Alles gaat goed:
Op het display wordt een teller weergegeven die van 80
naar 0 aftelt. Tijdens deze aftel-procedure worden de
zelftesten van het systeem uitgevoerd, de sensoren
gecontroleerd en de collectorpomp aangestuurd. Na de
aftel procedure worden afwisselend de temperatuur van
het tapwatervat en de bedrijfsstatus weergegeven.
Indien er voldoende licht op de collector valt voor het
opwarmen van de zonneboiler, zal de collectorpomp
worden ingeschakeld.
Gedurende de opstartperiode draait de collectorpomp op
hoogste toerental. Na de opstart-periode zal het toerental
van de collectorpomp automatisch op de meest optimale
snelheid worden geregeld.
De werking van het systeem wordt weergegeven door de
knipperende punt achter het rechter getal van het display.
Er gaat iets mis: kijk op het display
Het toestel doet niets. Ook het display licht niet op:
• Controleer of de stekker in het stopcontact zit,
• Controleer of er spanning op het stopcontact
staat.
In bedrijf nemen
Een optredende storing wordt door een knipperend
display zichtbaar gemaakt.
Hoofdstuk 11 geeft een overzicht van de mogelijk
optredende functie- en storingscodes.
De levering van warm tapwater wordt volledig door
de naverwarmer overgenomen.
Neem de stekker van de zonneboiler uit het stopcontact.
Voor het uit bedrijf nemen van de naverwarmer, zie de
handleiding van de naverwarmer.
Uit bedrijf nemen
Om te voorkomen dat onderdelen van uw installatie of
waterleidingen bevriezen, dient u;
de ruimte waarin de zonneboiler is opgesteld vorstvrij
te houden. Dit kunt u bijvoorbeeld doen door de deur
naar de ruimte met de zonneboiler open te zetten.
de cv-installatie niet uitschakelen!
vul de TerugLoopUnit collectorzijdig met zonneboiler
vloeistof.
4. GEBRUIKERSADVIEZEN
In dit hoofdstuk worden een aantal handreikingen gedaan
om zoveel mogelijk voordeel van uw toestel en de installatie
te hebben. Raadpleeg ook de handleiding van de aangeslo-
ten naverwarmer.
Tijdens het opwarmen van het tapwatervat zal het systeem
altijd een minimale hoeveelheid energie gebruiken. De
afkoeling van het systeem is zeer gering. Er treden kleine
stilstandverliezen op. Het uitschakelen van de boiler bij
lange afwezigheid is daarom niet noodzakelijk.
De naverwarmer moet altijd zo zijn ingesteld dat de
tapwatertemperatuur minimaal 60°C is.
Naverwarmertemperatuur
Bevriezingsgevaar
Op vakantie?
Laat de stekker in het stopcontact!
De zonneboiler dient als voorverwarmer voor warm tap-
water. Er dient altijd een naverwarmer geplaatst te worden
om de juiste tapwatertemperatuur te garanderen.
Raadpleeg ook de handleiding van de naverwarmer.
Adviezen:
Wijzig de instelling van het tapwatersetpoint
(naverwarmer) niet!
Wijzig de instelling van het eventueel toegepaste
thermostatisch mengventiel niet!
Schakel de naverwarmer niet uit!
Omgaan met warm water
7
5. DISPLAY
De regeling van uw zonneboiler is in staat om op het
display het functioneren van de zonneboiler weer te geven.
Figuur 5.1 DT4 regelaar
Display Bedrijfssituatie:
Knipperende cijfers. Er is een functieonder-
breking of storing. Zie hiernaast of de storing
eenvoudig op te lossen is.
Tapwatertemperatuur in de zonneboiler.
De knipperende punt rechtsonder geeft aan
dat de zonneboiler wordt opgewarmd met
warmte ingevangen door de zonnecollector.
De besturing van het systeem is ingeschakeld.
(standaard instelling)
Storingen
Storingen worden in het display weergegeven met een
knipperende storings-code (cijfers 71 t/m 84).
De codes zijn omschreven in hoofdstuk 11 van de
montagehandleiding.
Bij het optreden van een storing aan de zonneboiler
wordt de levering van warm tapwater volledig overgeno-
men door de naverwarmer en blijft u het gebruikelijke
warmwater comfort houden.
Zelf oplossen van storingen
Geen oplichtend display
Mogelijke oorzaak en oplossing:
Stekker zit niet in het stopcontact;
Steek de stekker in het stopcontact.
Er staat geen spanning op het stopcontact;
Controleer dit door een ander apparaat (b.v. een
looplamp) op het stopcontact aan te sluiten.
Overige storingen
Het herhaald voorkomen van een storing, of het niet
leveren van warmwater, duidt op een storing die alleen
door uw installateur kan worden opgelost.
Mocht er een situatie zijn waarin er geen levering van
warm tapwater is, of dat het tapwater niet op temperatuur
is, dan is er een storing aan de naverwarmer. Raadpleeg
hiervoor de handleiding van de naverwarmer.
Waarschuw uw installateur:
Op pagina twee van deze handleiding is een kader opge-
nomen met gegevens die voor u en de installateur van
belang kunnen zijn. Vul deze gegevens aan, en noteer ook
de gegevens van uw installateur.
Voorbeelden van display weergave:
Tapwatertemperatuur in de zonneboiler
De besturing van het systeem is uitgescha-
keld. De zonneboiler wordt nu niet opge-
warmd.
De besturing kan in- of uitgeschakeld worden
door de drukknop (zie fig. 5.1) te bedienen. De
besturing zal nu van “oN” naar “oF” springen,
of omgekeerd.
Door de drukknop 5 seconden niet meer te
bedienen wordt de gekozen bedrijfssituatie
ingesteld.
Tijdens normaal bedrijf geeft het display
afwisselend weer: de tapwatertemperatuur
[°C] in de zonneboiler (ca. 8 sec.) en de
bedrijfssituatie [oN / oF] (ca. 4 sec.).
Laat de besturing altijd op
“oN” staan!
Display
Drukknop
8
6. VOORSCHRIFTEN
Voor installatie van de zonneboiler dient er rekening te
worden gehouden met onder andere de volgende voor-
schriften:
a. Het bouwbesluit, waarin o.a. naar de volgende
normen wordt verwezen:
b. NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor laagspannings-
installaties;
c. NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater-
installaties AVWI met bijbehorende werkbladen;
d. NEN 3215 de norm voor binnenriolering in woningen
en woongebouwen;
e. Brandweervoorschriften.
Voor alle voorschriften geldt dat aanvullingen op
normen of voorschriften of latere voorschriften op het
moment van installeren van toepassing zijn.
De installatie van het toestel mag alleen geschieden
door daartoe gekwalificeerde personen.
Uitdrukkelijk wordt gesteld dat deze technische
montagehandleiding als aanvulling op de bovenge-
noemde voorschriften moet worden gezien en dat
deze voorschriften prevaleren boven de informatie in
deze handleiding.
Raadpleeg de handleiding van uw
naverwarmingstoestel.
Montagehandleiding
Voor installatie doeleinden wordt uitgegaan
van een Ferroli combi CV toestel vanaf
serienr.: 0520Lxxxxx. Wanneer een ander type
naverwarmer of een een toestel met een eerder serie-
nummer wordt gebruikt, moet een brandervoorwaarde
regeling worden toegepast (zie voor artikel nummer
brandervoorwaarde regeling 7.3).
7. AANDACHTSPUNTEN VÓÓR
MONTAGE
Voor u overgaat tot montage van het toestel is het belang-
rijk een aantal mogelijkheden, met bijbehorende aspec-
ten, vooraf te bekijken.
Ontwerpdruk
Het sanitair deel van het systeem is ontwikkeld om te
functioneren tussen een druk van 1 en 8 bar.
Thermostatisch mengventiel
Om te hoge watertemperaturen aan het tappunt te
voorkomen moet een thermostatisch mengventiel
worden geplaatst. (zie hoofdstuk 8.8)
Gewicht toestel
Bij het ophangen van het toestel dient u rekening te
houden met het gewicht van de gevulde zonneboiler.
Voor het gewicht zie hoofdstuk 12.3:
“TECHNISCHE GEGEVENS”.
Leidingen
Om tot een snelle warm tapwaterlevering te komen
wordt geadviseerd om de afstand tussen de naver-
warmer en het tappunt zo kort mogelijk te houden.
Daarnaast adviseert Ferroli om voor de tapwater-
leidingen naar het keukentappunt in 12 mm uit te
voeren.
Leidingafschot
De leidingen tussen de zonnecollector en de terug-
loopunit moeten altijd onder afschot naar de terugloop-
unit toe lopen.
Leidingisolatie
Alle warmtevoerende leidingen moeten geïsoleerd
worden met daartoe bestemd isolatie materiaal.
Dakdoorvoer
(bij zonnecollectorplaatsing in een schuin dak)
De opening in het dakbeschot voor doorvoer van de
collectorleidingen moet worden afgedicht met een
daartoe bestemd isolatiemateriaal. Gebruik hiervoor b.v.
glaswol, steenwol, minerale wol, of een gelijkwaardig
product en werk het doorvoergat af met daarvoor
bestemd materiaal.
Opstellingsruimte
De ruimte waarin de zonneboiler is opgesteld dient
vorstvrij te zijn.
Voeding van de zonneboiler
Zowel de zonneboiler als de naverwarmer hebben een
230V voeding nodig. De stopcontacten moeten voorzien
zijn van randaarden. De TLU krijgt voeding van de print
in de zonneboiler.
Rioolaansluiting
Tijdens het opwarmen van de zonneboiler zal er altijd
een beetje water geloosd worden via de inlaat- combi-
natie in de koudwateraanvoerleiding. Indien u een HR
toestel gebruikt als naverwarmer, zal deze altijd
condenswater produceren. Voorkom de afvoer van het
water uit de inlaatcombinatie van de zonneboiler en de
condenswater-afvoer van de naverwarmer nooit. Zorg
ervoor dat het water op een correcte manier naar het
riool afgevoerd wordt.
9
7.1 Opstelling
De zonneboiler is geschikt om tegen praktisch elke
wand bevestigd te worden. De wand (min. 200 kg/m
2
)
moet vlak en in staat zijn om het gewicht van een wer-
kend toestel te dragen. Hoewel U vrij bent om het toestel
naar eigen inzicht te plaatsen heeft Ferroli de volgende
aanbevelingen:
Figuur 6.1 Leveringsomvang
bevestigingsmateriaal
muurbeugel
boiler (150 liter)
TerugLoopUnit (TLU)
DT-4 regeling
gebruikershandleiding
montagehandleiding
(DRS 5011)
art.nr.: 1422025
art.nr.: 1434310
art.nr.: 1420095
7.2 Leveringsomvang
Het AquaSol 4 LB-150-ET systeem bestaat uit
meerdere onderdelen.
Standaard aanwezig in of bij de boler:
Zonneboiler
Tapwaterpomp met aansluitkabel (3-aderig).
3 boilersensoren met ca. 2 meter kabel.
1 muurbeugel met bevestigingsmateriaal.
Gebruikers- / montagehandleiding (nr. DRS5011).
Standaard aanwezig in of bij de DT-4 regeling:
230V voedingskabel met randaarde stekker.
(Kabellengte ca. 1.5 meter)
Kabeldoorvoerwartels / trekontlasting.
Connector / kroonsteen t.b.v. aansluiten boilersensoren.
Bevestigingsmateriaal.
Standaard aanwezig bij de TerugLoopUnit (TLU):
Collectorpomp met aansluitkabel (± 6 meter).
Verlengkabel collectorsensor met connector (± 6 meter).
Bevestigingsmateriaal.
Benodigde onderdelen voor de installatie:
Installatieleidingen voor tapwater en collector-systeem.
Beiden uitgevoerd in koper of RVS.
Vul- en aftapmogelijkheid van de boiler.
Zonneboilervloeistof voor het vullen van de TLU.
Temperatuurbestendige leidingbeugels en leiding-
isolatie materiaal. Houdt hierbij rekening met de
volgende temperaturen;
- max. 85°C voor tapwaterleidingen,
- max. 130°C voor collectorleidingen,
Isoleer de warm tapwaterleidingen tussen zonneboiler
en naverwarmer. Houdt hierbij rekening met een max.
temperatuur van 85°C. Voor leidingisolatie adviseert
Ferroli Vidoflex, of gelijkwaardig materiaal,
Rioolafsluitend sifon.
Inlaatcombinatie (8 bar),
Geaard stopcontact (binnen 1.5m van de regeling).
Zonnecollectoren (uitvoering (staand/liggend),
Bevestiging voor zonnecollectoren (frame of dakinte-
gratieplaat),
Naverwarmer voor tapwater.
Buis isolatie t.b.v. collectorleidingen dienen vogelpik-
bestendig te worden afgewerkt.
Aanbevelingen
Hang de zonneboiler, TLU en naverwarmer niet te ver
uit elkaar, in verband met aansluitingen voor water,
elektriciteit en de rioolafvoer.
Hang de naverwarmer links van de zonneboiler, in
verband met onderlinge aansluitingen.
Een opstelling van de zonneboiler boven de naverwar-
mer wordt afgeraden in verband met rookgasafvoer-
en luchttoevoerleidingen van de naverwarmer.
De afstand tussen onderzijde zonneboiler en grond
moet genoeg ruimte bieden voor mogelijke service en
(de)montage werkzaamheden aan (onderdelen van)
de zonneboiler (zie ook H8.1 en H8.2 Afmetingen,
aansluitingen en vrije ruimte rondom de zonneboiler
en de TLU).
collector
10
7.3 Toestelaccessoires
Thermostatisch mengventiel ........................... 1580054
Inlaatcombinatie (8 bar)..................................0515006
Waterhoeveelheidsregelaar in knelfitting (15mm)
6 l/min. ......................................................1501080
8 l/min. ......................................................1501081
10 l/min. .................................................... 1501082
Vidoflex voor Ø 15 mm leidingen ...................1580080
13 mm dik (voor binnenshuis gebruik).
Vidoflex voor Ø 12 mm leidingen ...................1580079
13 mm dik (voor binnenshuis gebruik).
Verlengkabelset ............................................. 1434145
Kabelset voor collectorsensor en 230V collector-
pompvoeding (lengte 12 meter).
Brandervoorwaarderegeling .............................. 1434305
Voor het aansluiten van toestellen die niet over
de juiste OpenTherm communicatie beschikken.
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitleg gegeven over
het ophangen en aansluiten van de zonneboiler. Uitge-
breidere informatie wordt in de volgende hoofdstukken
gegeven.
Beschadigingen
Eventuele beschadigingen aan de zonneboiler direct aan
Ferroli Nederland melden.
Aandachtspunten voor montage
Lees eerst hoofdstuk 7: “AANDACHTSPUNTEN VOOR
MONTAGE”. Hierin wordt informatie gegeven over zaken
die voorafgaand aan de montage van belang zijn.
Eerste ingebruikstelling van het toestel
Volg de instructie in hoofdstuk 9 “Eerste ingebruikstelling
van de zonneboiler” voor het vullen (H 9.1) en in gebruik
nemen (H 9.2) van de zonneboiler.
8. MONTAGE-INSTRUCTIE
Voor uw veiligheid: Let op!
230V elektrische spanning
Dit toestel bevat componenten die onder een
spanning van 230V werken.
Heet water
Een tapwatertemperatuur van meer dan 80°C
op het tappunt dient voorkomen te worden.
Om dit te bereiken moet een thermostatisch
mengventiel geplaatst worden, zoals in
H8.10 omschreven.
Warme leidingen
De temperatuur van de collectorleidingen en
de verbindingsleiding tussen de terugloop-
unit en de zonne-boiler, kunnen op zonnige
dagen oplopen tot boven de 90
o
C. De tap-
waterleidingen tot aan het thermostatisch
mengventiel kunnen tot 85°C heet worden.
Naverwarming tapwater
De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op
een minimale tapwatertemperatuur van 60
o
C.
Wijzig deze instelling niet!
Lees ook de gebruiksaanwijzing van de
naverwarmer aandachtig door.
11
8.1 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom zonneboiler AquaSol 4 LB-150-ET
Alle maten in mm
Benodigde vrije ruimte rondom de boiler
Zijkanten
Onderkant
Bovenkant
Voorkant
Advies:
>100
1000
100
>500
Minimaal:
40
700
50
500
1)
Figuur 8.1 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de zonneboiler
Raadpleeg de handleiding van de naverwarmer
voor de vrije ruimte rondom de naverwarmer
1)
Bij een gesloten kastdeur kan deze afstand
worden teruggebracht tot 15 mm.
Let op!
Indien de ruimte rondom de zonne-
boiler minder is dan het advies
wordt de bereikbaarheid van de
zonneboiler voor service-doeleinden
beperkt.
Aansluitingen:
(ø15 mm)
(ø15 mm)
(ø15 mm)
(ø15 mm)
A Warm water naar naverwarmer
B Koud water naar de zonneboiler
C Van TerugLoopUnit naar zonneboiler (warm)
D Van zonneboiler naar TerugLoopUnit (koud)
E Uitgang vatsensoren
12
8.2 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de TerugLoopUnit (TLU)
Benodigde vrije ruimte rondom de TerugLoopUnit
Zijkanten
Onderkant
Bovenkant
Voorkant
Advies:
>100
1000
100
>500
Minimaal:
40
700
50
500
1)
Figuur 8.2 Afmetingen, aansluitingen en vrije ruimte rondom de TerugLoopUnit (TLU)
1)
Bij een gesloten kastdeur kan deze afstand
worden teruggebracht tot 15 mm.
Let op!
Indien de ruimte rondom de TLU minder is dan het advies wordt de
bereikbaarheid van de TLU voor service-doeleinden beperkt.
Alle maten in mm
Aansluitingen:
(ø15 mm)
(ø15 mm)
(ø22 mm)
(ø15 mm)
C Van TerugLoopUnit naar zonneboiler (warm)
D Van zonneboiler naar TerugLoopUnit (koud)
E Van collectoren naar TerugLoopUnit (warm)
F Van TerugLoopUnit naar collectoren (koud)
13
8.3 Afmetingen van de DT-4 regeling
Benodigde vrije ruimte rondom de boiler
Zijkanten
Onderkant
Bovenkant
Voorkant
Advies:
>100
1000
100
>500
Minimaal:
40
700
50
500
1)
Figuur 8.3 Afmetingen DT-4 regeling
Let op!
Indien de ruimte rondom de DT-4 regeling minder is dan het
advies wordt de bereikbaarheid van de DT-4 regeling voor
service-doeleinden beperkt.
8.4 Ophangen van de zonneboiler
AquaSol 4 LB-150-ET
De zonneboiler kan met de bijgeleverde montage set aan de
muur bevestigd worden. De wand waartegen de zonne-
boiler wordt opgehangen moet minimaal een massa van
200 kg per m² hebben.
Ga voor het ophangen van de boiler als volgt te werk:
1. Bepaal aan de hand van figuur 8.4 waar de boorgaten
moeten komen, en teken deze af op de muur,
2. Boor de gaten ø10 mm, ca. 60 mm diep,
3. Bevestig de ophangbeugels zoals in fig 8.4 aangegeven,
4. Plaats de boiler op de muurbeugel zoals in figuur 8.5
staat aangegeven.
5. Zet de boiler op de muurbeugel vast met de 4
bijgeleverde bouten.
Figuur 8.4 Positionering van de boorgaten.
Figuur 8.5 Plaats de boiler op de muurbeugel.
De bouten
monteren!
14
8.5 Ophangen van de TerugLoopUnit
AquaSol 4 LB-150-ET
De TLU is geschikt om tegen praktisch elke wand
bevestigd te worden. De wand moet vlak en in staat zijn
om het gewicht van een werkend TLU te dragen. Hoewel
U vrij bent om de TLU naar eigen inzicht te plaatsen
heeft Ferroli de volgende aanbevelingen:
Ga voor het ophangen van de TLU als volgt te werk:
1. Bepaal aan de hand van figuur 7.6 waar de boorgaten
moeten komen, en teken deze af op de muur,
2. Boor de gaten ø10 mm, ca. 60 mm diep,
3. Bevestig de TerugLoopUnit met bijgeleverd bevestigings-
materiaal aan de muur.
Figuur 8.6 Positionering van de boorgaten.
8.6 Ophangen van de DT-4 regeling
AquaSol 4 LB-150-ET
De DT-4 regeling kan aan de muur bevestigd worden.
Hang de DT-4 regeling en zonneboiler niet te ver uit
elkaar, in verband met aansluitingen.
Ga voor het ophangen van de regeling als volgt te werk:
1. Bepaal waar de boorgaten moeten komen, en teken
deze af op de muur,
2. Boor de gaten ø5 mm, ca. 60 mm diep,
3. Bevestig de DT-4 regeling met bijgeleverd bevestigings-
materiaal aan de muur.
Figuur 8.7 Ophangen DT-4 regeling
15
Plaatsing op een schuin dak
Bij dakinbouw van de collector wordt een dakintegratie-
plaat toegepast voor een waterdichte afwerking.
De dakintegratieplaat is toepasbaar bij zowel gewelfde als
vlakke dakpannen (zoals b.v. een Stonewold pan).
Het plaatsingsvoorschrift van de dakintegratieplaat is
opgenomen bij de dakintegratieplaat, en als bijlage
(bijlage II en III) in deze handleiding.
Figuur 8.8 Dakinbouw van de zonnecollector
8.7 Plaatsing van zonnecollectoren
De minimale collectorhoek voor de Ferroli zonnecollecto-
ren is 20°.
Plaatsing op een plat dak
Bij een plat dak opstelling worden de collectoren op een
ballastframe geplaatst waarvan de collectorhellingshoek
altijd 30
o
is.
Het frame wordt los op het plat dak geplaatst, waarna er
ballast in het frame wordt gelegd. De ballastgewichten
bestaan uit standaard tegels van 30 x 30 cm.
De montage instructie van het ballastframe is opgeno-
men bij het frame, en als bijlage (bijlage IV) in deze
instructie.
Windstreken
Bij de plaatsing van de zonnecollector op een ballast
frame moet er met de windbelasting op de collector
rekening worden gehouden. Hiertoe is een indeling van
Nederland in windstreken gemaakt. Er is per windstreek
aangegeven wat maximale belasting en plaatsings-
hoogte mag zijn.
Wind-
streek
I
II
III
Gebied
De kop van Noord-Holland, de Waddeneilanden
Het overige deel van Noord-Holland, Zuid-Hol-
land, Zeeland, Flevoland, Groningen en Fries-
land
Drente, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-
Brabant en Limburg
1 Module
Plaatsings-
hoogte tot
3
6
9
12
15
20
25
30
35
Windstreek I
Ballast
108
142
162
180
192
-
-
-
-
218
288
330
364
389
-
-
-
-
326
430
492
544
581
-
-
-
-
80
113
133
149
160
176
190
-
-
163
229
271
302
327
358
386
-
-
243
342
404
451
487
534
576
-
-
66
89
108
121
132
147
159
169
178
135
180
218
247
267
299
322
344
361
Figuur 8.9 Plaatsing van de zonnecollector op een ballastframe
Windstreek II
Ballast
Windsteek III
Ballast
Tabel 8.1 Ballastgewichten en verdeling van de gewichten, afhankelijk van
de windstreek, zonnecollectoren, en plaatsingshoogte
Midden
Voor
Totaal
Midden
Voor
Totaal
Midden
Voor
Totaal
201
269
326
368
399
446
482
513
539
Indien u er voor kiest om de collector middels
een ballastframe aan te brengen, dient u de
flexibele leidingen van de collector te verwijde-
ren en de collector middels steunbussen
“geheel star” aan te sluiten op de zonneboiler.
16
8.8 Aansluiten van de zonnecollector
Zonnecollector geplaatst op (plat) dak
Plaatsingshoogte
De zonnecollector moet altijd volledig leeg kunnen lopen
in het vat van de terugloopunit. Om dit te garanderen
moet de onderzijde van de zonnecollector altijd boven de
terugloopunit gemonteerd worden en moet een leiding-
afschot van minimaal 20 mm per meter aangehouden
worden. De bovenkant van de collector mag maximaal 4
meter boven de collectorpomp (TLU) zitten, omdat de
collectorpomp een maximale opvoerhoogte van 4 meter
heeft. Het verdient verder de aanbeveling om de
installatieleidingen boiler-TLU zo kort mogelijk te
houden. De maximale collector-leidinglengte is afhanke-
lijk van het aantal aangesloten collectoren. Onder-
staande tabel geeft toegstane leidinglengte weer,
afhankelijk van het aantal aangesloten collectoren.
Leidingwerk
De zonneboiler is voorbereid voor standaard ø12 mm -
ø15 mm leidingwerk. Gebruik bij installatie alleen koper
of RVS leiding. De leidingen tussen de zonnecollector en
de terugloopunit dienen onder afschot naar de
terugloopunit toe geïnstalleerd te worden. Voor het
minimum afschot wordt 20 mm per meter leidinglengte
gehanteerd. Er mogen geen “zakken” (zwanenhals
constructies), waar water in kan blijven staan, in de
leidingen voor komen.
De leidingen dienen om de meter gebeugeld te worden.
De gebruikte beugels moeten een temperatuur van
130
o
C kunnen verdragen. De collectorleidingen moeten
geïsoleerd worden. Gebruik hiervoor Vidoflex, of een
gelijkwaardig isolatiemateriaal.
A Warm water naar naverwarmer
B Koud water naar de zonneboiler
C Van TerugLoopUnit naar zonneboiler (warm)
D Van zonneboiler naar TerugLoopUnit (koud)
E Van collectoren naar TerugLoopUnit (warm)
F Van TerugLoopUnit naar collectoren (koud)
G Collector(en)
α leidingafschot (minimaal 20 mm per meter)
Figuur 8.10 Collectorpomp opvoerhoogte.
Leidingwerk tussen collector en terugloopunit
Max. afstand tussen de collector en de Terugloopunit
staat vermeld in Tabel 8.7.1.
Leidingen A en B onder afschot (α)
van
zonnecollector naar terugloopunit monteren
(afschot minimaal 20 mm/m).
Max. hoogteverschil tussen bovenkant zonnecollector
en collectorpomp: 4 meter.
Zonnecollector ingebouwd in schuin dak
Figuur 8.11 Dakinbouw van de collector
Bij dakinbouw van de collector wordt een dakintegratie-
plaat (DIP) toegepast voor een waterdichte afwerking.
De dakintegratieplaat is toepasbaar bij zowel gewelfde als
vlakke dakpannen (zoals b.v. een Stonewold pan).
Het plaatsingsvoorschrift van de dakintegratieplaat is
opgenomen bij de dakintegratieplaat.
Bij plaatsing van de zonnecollector moet ook
rekening gehouden worden met de installatie-
maten van figuur 8.1 en 8.2.
maximale leidinglengte in meters
2
11m
3
6m
4
1m
aantal collectoren
Tabel 8.7.1: maximale afstand tussen de Collector en de Terugloopunit
Max. 2 liggende collectoren
Max. 4 staande collectoren
17
8.9 Leidinglengteberekening TerugLoopUnit (TLU) en meerdere collectoren
Noodzaak van een leidinglengteberekening
De inhoud van de TerugLoopUnit (TLU) is 7,0 liter. Deze inhoud is
noodzakelijk voor het vullen van de leidingen en collectoren. Afhankelijk
van de gekozen systeemopbouw, kan de maximaal toepasbare
leidinglengte verschillen. Met behulp van onderstaande tabel en het
rekenschema kunt u zelf eenvoudig bepalen of het systeem normaal
kan functioneren.
1 meter leiding ø15mm = 0,132 liter
1 meter leiding ø12mm = 0,078 liter
Inhoud TLU art.nr. 1420095 = 7,000 liter
Inhoud TLU art.nr. 1420100 = 9,000 liter
Collector staand art.nr. 1411020 = 1,300 liter
Collector liggend art.nr.1411022 = 1,300 liter
Rekenvoorbeeld I
Onderdeel Aantal Totaal volume
Collector 2x 2 x 1,300= 2,60 liter
Leiding ø15mm 20m 20 x 0,132= 2,64 liter
Leiding ø12mm 0,6m 0,6 x 0,078= 0,05 liter +
Totaal nodig 5,29 liter
TLU vatinhoud = 7,00 liter
7,0 l – 5,29 l = 1,71 liter.
Er is 1,71 liter vloeistof over
in het vat. Het systeem is dus ACCEPTABEL
Rekenvoorbeeld II
Onderdeel Aantal Totaal volume
Collector 4x 4 x 1,300= 5,20 liter
Leiding ø15mm 25m 25 x 0,132= 3,30 liter
Leiding ø12mm 1,5m 1,5 x 0,078= 0,12 liter +
Totaal nodig 8,62 liter
TLU vatinhoud = 7,00 liter
7,0 l – 8,62 l =
-1,62 liter
Er is 1,62 liter vloeistof TE KORT.
Het systeem is dus NIET ACCEPTABEL.
Mogelijke oplossingen:
1) Verkort de leidinglengte
2) Verminder het aantal collectoren
3) Plaats een extra TLU, zie figuur 3.
Systeeminhoud neemt dan met 9,0 liter toe.
(7,0 l+9,0 l)-8,62 l = 7,38 liter vloeistof over.
Het systeem is dan ACCEPTABEL.
ø12
alle maten in mm (t.a.v.)
Figuur 1.14: Principe-opbouw met
extra TLU
art.nr.: 1420100
art.nr.: 1420095
min. 0,5m
max. 10m
max. 4m tot boven-
kant collector
LET OP!
Volg de vulprocedure
van TLU art.nr. 1420100
Figuur 8.12: Collectorveld met 3 staande collectoren
1194*
1194*
ø12ø15 ø12ø15 ø15
ø15 (verzamelleidingen)
art.nr.: 1420095
C
B
A
max. 4m
3x art.nr.: 1411020
0,12m
á = min. 20mm/m
A = min. 100 mm
B = min. 125 mm
C = min. 150 mm
* Bij montage op een koppeling van de
dak integratie plaat (DIP)!
** Flexibele leiding van de collector
**
staandstaandstaand
Advies bij een platdakopstelling
Gebruik de flexibele collectoraansluitleiding NIET !
Sluit, inplaats hiervan, de collectoren aan met
starre buis direct op de collector. Hiermee kan een
beter leidingafschot gegarandeerd worden.
Figuur 8.13: Collectorveld met 2 liggende collectoren
art.nr.: 1420095
2x art.nr.: 1411022
2393*
max. 4m
0,12m
ø15 (verzamelleidingen)
ø12
ø15
ø15
B
A
ø12
Alleen de collectoraanvoer tot aan de
verzamelleiding uitvoeren in ø12mm.
Alle overige leidingen uitvoeren in ø15mm.
á = min. 20mm/m
A = min. 100 mm
B = min. 150 mm
* Bij montage op een koppeling van de
dak integratie plaat (DIP)!
** Flexibele leiding van de collector
**
liggend
liggend
Alleen de collectoraanvoer tot aan de
verzamelleiding uitvoeren in ø12mm.
Alle overige leidingen uitvoeren in ø15mm.
18
8.10 Tapwaterzijdige aansluiting op de naverwarmer
Schone leidingen
Voorkom dat er bij het maken van de installatie vuil of
metaaldeeltjes in de installatie komen. Verwijder
bramen en klop voor montage alle leidingen uit.
Leiding aansluitingen
Alle tapwater aansluitingen tussen de zonneboiler en de
naverwarmer zijn in ø15 mm uitgevoerd.
Figuur 8.15 Tapwaterzijdige aansluiting van de zonneboiler van de AquaSol 4 LB-150-ET op een MegaDens of MegaLux naverwarmer
Voor u overgaat tot installatie van de zonneboiler, raadpleeg ook de handleiding van de naverwarmer.
Instellingen
Stel tapwatertemperatuur van de naverwarmer
op minimaal 60
o
C in.NB.: Bij de MegaDens en
MegaLux toestellen, wordt dit bereikt met een
tapwatersetpoint-instelling van 58.
Raadpleeg hiervoor de naverwarmer handleiding.
Thermostatisch-mengventiel
Op zonnige dagen kan de temperatuur in de zonne-
boiler oplopen tot ca. 85°C. Er dienen maatregelen
genomen te worden om deze hoge temperaturen op
het tappunt te voorkomen (e.e.a. Gaskeur NZ 2003).
Er moet een thermostatisch mengventiel worden
gemonteerd tussen de naverwarmer en de tappunten
met een instelling van minimaal 60°C.
Koudwater
Warmwater
Zonneboiler
Inlaatcombinatie
Naverwarmer
zonneboiler:
MegaDens of
MegaLux
Verwijder de doorstroom
regelaar uit het cv-toestel!
Inlaatcombinatie
Pakking
Doorstroomregelaar
LET OP ! pijl geeft stromingsrichting aan !
Thermostatisch mengventiel
W = Warmwateraansluiting
K = Koudwateraansluiting
M = Mengwater naar huisinstallatie
Monteer:
Plaats een doorstroomregelaar (in de knel-
koppelingen) op de aangegeven plaats.
De tabel hieronder geeft de juiste regelaar
afhankelijk van de CW-klasse van uw naver-
warmer.
CW-klasse Regelaar artikelnr.
3 6 l/min. 1501080
4 7,5 l/min. 1501081
5 9 l/min. 1501082
6 11 l/min.
Let op de juiste richting!
19
1 Aansluiten van de collectorpomp
De pompvoedingskabel is aangesloten op klemmen
8-9 van de besturing. Zie hiervoor figuur 8.11.
2
Aansluiten van de naverwarmer
Tussen de DT4 print en de naverwarmer hoeft alleen maar
een tweeaderige kabel getrokken te worden t.b.v. de
OpenTherm communicatie. De OpenTherm uitgang van
de AquaSol 4 (klem 6-7) moet aangesloten worden op
de ingang van de naverwarmer. Als naverwarmer zijn
geschikt toestellen met NZ keur. Raadpleeg voor aan-
sluiten van de naverwarmer de handleiding van de
naverwarmer.
8.11 Elektrische aansluiting van de AquaSol 4 LB 150 ET
4 Aansluiten van de collectorsensor
De collectorsensor heeft een verlengkabel met een
lengte van 6 meter. Indien dit onvoldoende is, kan
een langere verlengkabelset besteld worden. Zie
hiervoor hoofdstuk 7.3. De verlengkabel moet op de
klemmen 2 - 3 worden aangesloten.
5 Aansluiten 230 V
De boiler werkt met een 230 V voedingsspanning.
Hiervoor wordt de boiler met een voorgemonteerde
randaarde stekker (aangesloten op L - N - PE)
geleverd. Bij de boiler moet een goed bereikbaar
geaard stopcontact aanwezig zijn.
3 OpenTherm Kamerthermostaat
Op de aansluitingen 4 - 5 kan een OpenTherm
kamerthermostaat worden aangesloten.
LET OP!
Steek de stekker pas in het stopcontact als de
vulprocedure (zie H.9.1 en H9.2) afgerond is.
Figuur 8.16 Elektrische aansluiting van de AquaSol 4 LB-150-ET
Voor installatie doeleinden wordt uitgegaan
van een Megadens of MegaLux combi
CV-toestel. Wanneer een naverwarmer van
een ander merk naverwarmer wordt gebruikt, kan
een brandervoorwaarde regeling worden toegepast
(zie voor art.num brandervoorwaarde regeling H7.3).
Applicatie keuze:
De besturing van het toestel is geschikt voor
toepassing in de AquaSol 4 ET en de AquaSol
4 IT boiler.
Het instellen van de besturing kan met de
drukknop op de besturing en wordt omschre-
ven in Hoofdstuk 9.4 Applicatie keuze.
6 Boilersensoren
Sluit op connector 15 de boilersensoren aan.
155
42
20
Figuur 9.1 Vullen / controleren vulniveau van het collector-circuit
Neem de stekker uit het stopcontact.
9. EERSTE INGEBRUIKNEMING VAN DE AquaSol 4 LB-150-ET
Draai de bout van het vuldeel los, en verwijder het
deksel met overstortventiel en de pakking van het
vuldeel.
Sluit de vulslang op het vuldeel aan.
Plaats een emmer onder het vuldeel.
Let op! Gebruik uitsluitend zonneboilervloeistof.
Open de afsluiter op het vuldeel door de as een
kwartslag te draaien.
TIP: De afsluiter-as kan o.a. met het afgenomen
vuldeksel bediend worden.
Start de vulpomp.
Het collectorcircuit is juist gevuld als er uit de
overloop zonneboilervloeistof komt.
De vulpomp wordt nu gestopt en de vulkraan
kan dicht gedraaid worden.
De vulslang kan nu verwijderd worden.
Als er geen zonneboilervloeistof meer uit de
overloop komt kan de deksel + pakking met de
overstort weer op het vuldeel geplaatst worden.
Sluit het vuldeel door de bout weer aan te
draaien.
Steek de stekker in het stopcontact.
9.1 Vulprocedure / controle vul niveau
21
9.2 Zonneboiler vullen (tapwater)
De zonneboiler wordt gevuld door de stopkraan van de
inlaatcombinatie en een warmwaterkraan op een
tappunt te openen. Zodra er water uit de (warmwater)-
kraan komt, is de boiler gevuld en kan de kraan op het
tappunt worden gesloten. Ontlucht nu alle leidingen.
9.3 In bedrijf nemen
1. Controleer of het toestel conform de montage voor-
schriften van Hoofdstuk 8 is aangesloten.
2. Steek de stekker van het naverwarmingstoestel in het
stopcontact.
3. Steek de stekker van de AquaSol 4 LB-150-ET in het
stopcontact.
Alles gaat goed:
Op het display wordt er afgeteld van 80 naar 0. Tijdens
deze aftelprocedure worden de zelftesten van het systeem
uitgevoerd, de sensoren gecontroleerd en de collector-
pomp aangestuurd. Na de opstart procedure worden
afwisselend de temperatuur van het tapwatervat en de
bedrijfsstatus weergegeven.
Indien er voldoende licht op de collector valt voor het
opwarmen van de zonneboiler, zal de collectorpomp
ingeschakeld worden.
Gedurende de opstartperiode draait de collectorpomp op
het maximale toerental. Na de opstartperiode zal het
toerental van de collectorpomp automatisch omlaag
geregeld worden, naar de optimale snelheid (voldoende
stroming bij een minimaal energie gebruik).
De knipperende punt achter het rechter digit van het display
geeft aan dat de zonneboiler wordt opgewarmt.
Er gaat iets mis: kijk op het display
Het toestel doet niets. Ook het display licht niet op:
• Controleer of de stekker in het stopcontact zit,
• Controleer of er spanning op het stopcontact
staat.
In bedrijf nemen
Een optredende storing wordt door een knipperend
display zichtbaar gemaakt.
Hoofdstuk 11 geeft een overzicht van de mogelijk
optredende functie- en storingscodes.
De levering van warm tapwater wordt volledig door
de naverwarmer overgenomen.
Neem de stekker van de regeling uit het stopcontact.
Voor het uit bedrijf nemen van de naverwarmer, zie de
handleiding van de naverwarmer.
Uit bedrijf nemen
9.5 Uit bedrijf nemen
Standaard is de besturing ingesteld voor toepassing in de
AquaSol 4 IT boiler. De besturing is geschikt voor toepas-
sing in de AquaSol 4 ET en de AquaSol 4 IT boiler. Het
instellen van de Applicatie hoeft alleen als er een service
print wordt geplaatst.
Het controleren en/of instellen van de besturing kan met
de drukknop op de besturing.
Ga voor het controleren en/of wijzigen van de applicatie
als volgt te werk,
1) Steek de stekker in stopcontact,
In het display wordt nu afgeteld van 80 naar 0.
2) Als de teller voorbij de 70 is (dus lager dan 70), wordt
het applicatie menu opgestart door 3 seconden de
drukknop, zie fig 9.2, ingedrukt te houden. Na 3 secon-
den wordt de ingestelde applicatie weergegeven door
een knipperende code;
Code “A0” is voor de AquaSol 4 IT,
Code “A1” is voor de AquaSol 4 ET.
3) Het wijzigenen van de applicatie kan nu door de
drukknop 1 maal in te drukken.
4) Bevestig de applicatie keuze door de drukknop nog-
maals 3 seconden in te drukken.
5) De teller verschijnt nu weer in het display en telt verder
af naar 0, waarna de ingestelde regeling wordt geacti-
veerd. Het roestel kan nu functioneren volgens de
ingestelde regeling.
9.4 Applicatie keuze
Figuur 9.2 DT4 regelaar
Display
Drukknop
22
10.1 Naverwarmer afstellen op de
AquaSol 4 LB-150-ET
Instelling van de warmwatertemperatuur.
Als de watertemperatuur in de zonneboiler beneden de
60
o
C is zal de regeling altijd de naverwarmer ingescha-
keld laten. Pas boven de 60
o
C boilertemperatuur wordt de
naverwarmer uitgeschakeld.
Tapwater setpoint NAVERWARMER
Het tapwatersetpoint van de naverwarmer moet zo zijn
ingesteld dat de uitstromende watertemperatuur mini-
maal 60°C bedraagt. Raadpleeg hiervoor de handleiding
van de naverwarmer.
Informeer bij de gebruiker of deze nog opmerkingen heeft over
de werking van het toestel.
Voor uw veiligheid: Let op!
230V elektrische spanning
Dit toestel bevat componenten die onder een
spanning van 230V werken.
Heet water
Een tapwatertemperatuur van meer dan 80°C
op het tappunt dient voorkomen te worden.
Om dit te bereiken moet een thermostatisch
mengventiel geplaatst worden, zoals in
H8.10 omschreven.
Warme leidingen
De temperatuur van de collectorleidingen en
de verbindingsleiding tussen de terugloop-
unit en de zonne-boiler, kunnen op zonnige
dagen oplopen tot boven de 90
o
C. De tap-
waterleidingen tot aan het thermostatisch
mengventiel kunnen tot 85°C heet worden.
Naverwarming tapwater
De naverwarmer moet altijd ingesteld zijn op
een minimale tapwatertemperatuur van 60
o
C.
Wijzig deze instelling niet!
Lees ook de gebruiksaanwijzing van de
naverwarmer aandachtig door.
10. INSPECTIE EN AFSTELLEN
De AquaSol 4 LB-150-ET is een onderhoudsarme boiler.
Onder normale omstandigheden heeft de boiler zelf
geen periodiek onderhoud nodig.
De kwaliteit van de in het collectorcircuit aanwezige
zonneboilervloeistof dient periodiek gecontroleerd te
worden. Minimaal dient deze controle om de twee jaar
plaats te vinden. Raadplaag hiervoor de controle instruc-
tie zoals opgenomen in bijlage V van deze handleiding.
De meest actuele versie van deze instructie is te vinden
op www.ferroli.nl
Geadviseerd wordt om minimaal eens per 4 jaar het
terugloopniveau te controleren.
23
o
C Ohm
o
C Ohm
o
C Ohm
0 32.150 35 6.530 70 1.750
5 26.310 40 5.330 75 1.480
10 19.860 45 4.370 80 1.260
15 15.890 50 3.600 90 920
20 12.490 55 2.990 95 790
25 10.000 60 2.490 100 680
30 8.060 65 2.090
Tabel 11.1 Elektrische weerstand van de sensoren
11. FUNCTIECODES, STORINGEN EN SERVICE ONDERDELEN.
De zonneboiler wordt door ingebouwde elektronica volledig aangestuurd en gecontroleerd. De boiler zal op het display een
knipperende functiecode weergeven als de normale werking is onderbroken.
11.1 Storingslijst met mogelijke oorzaken en oplossingen
Storing collectorsensor
Temperatuur van de collector is onder de -40
o
C of
boven de 250
o
C;
Controleer de collectorsensor op juiste werking
(zie tabel 11.1);
Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten;
Sensor is defect;
Storing temperatuursensor bovenzijde
zonneboiler
Temperatuur van de zonneboiler is onder de 0
o
C of
boven de 100
o
C;
Controleer de bovenste boilersensor op juiste
werking (zie tabel 11.1);
Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten;
Sensor is defect;
Storing temperatuursensor onderzijde
zonneboiler
Temperatuur van de zonneboiler is onder de 0
o
C of
boven de 100
o
C;
Controleer de onderste boilersensor op juiste
werking (zie tabel 11.1);
Sensor kabel is onderbroken of kortgesloten;
Sensor is defect;
Geen collectorcirculatie
Controleer het hoogteverschil tussen collector-
pomp en hoogste punt van de zonnecollector.
Controleer de aansluiting en werking van de
collectorpomp;
Controleer vulniveau in de TLU.
Controleer de doorverbinding van connector 12
(zie fig 12.2);
Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de
zonnecollector-sensor op juiste werking (zie tabel
11.1 en fig 12.2);
Controleer de ingestelde applicatie (zie hiervoor
Hoofdstuk 9.4);
Controleer de collectorleidingen op verstopping, en
afschot.
Collectortemperatuur te hoog
De collectortemperatuur is na 5 minuten hoger dan
130
o
C bij werkende collectorpomp;
Controleer het hoogte verschil tussen collector-
pomp en hoogste punt van de zonnecollector;
Controleer de aansluiting en werking van de
collector pomp;
Controleer vulniveau in het vat van de TLU.
Controleer de doorverbinding van connector 12
(zie fig 12.2);
Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de
collector-sensor op juiste werking (zie tabel 11.1
en fig 12.2);
Controleer de collectorleidingen op verstopping en
afschot.
Blokkerende storingen: (codes 71, 72 en 80)
Het toestel is geblokkeerd. Als de oorzaak van de blok-
kade is weg genomen zal het toestel automatisch weer in
bedrijf komen.
Vergrendelende storingen: (codes 74 en 75)
Het toestel is vergrendeld. De oorzaak dient opgelost te
worden. Hierna wordt het toestel gereset door bediening
van de drukknop op de besturing.
Display weergave: (code 77)
Dit is alleen maar een melding. Melding wordt opgeheven
als de drukknop van de regeling wordt bediend
Inschakelvoorwaarde niet bereikt
De regeling is 30 dagen niet in bedrijf gekomen.
Controleer de onderste zonneboiler-sensor en de
collector-sensor op juiste werking (zie tabel 11.1
en fig 12.2);
Communicatie onderbreking: (codes 82, 83 en 84)
Deze meldingen treden alleen op als er communicatie met
een OpenTherm thermostaat en/of OpenTherm ketel is
geweest. Melding wordt opgeheven zodra de communicatie
is hersteld.
Geen communicatie met OpenTherm ketel
Controleer de aansluitingen, en de bedrading
tussen DT4 en de naverwarmer op onderbrekin-
gen.
Controleer de werking van de naverwarmer.
Geen communicatie OpenTherm Thermostaat
Controleer de aansluitingen, en de bedrading
tussen DT4 en de thermostaat op onderbrekingen.
Controleer de werking van de thermostaat.
Geen communicatie OpenTherm ketel en
thermostaat
Controleer de aansluitingen, en de bedrading
tussen DT4, de naverwarmer en de thermostaat op
onderbrekingen.
Controleer de werking van de naverwarmer en de
thermostaat.
Let op!
Gebruik voor het (na)vullen van de TLU
uitsluitend zonneboilervloeistof
24
LET OP!
Bij het vervangen van onderdelen:
Trek de stekker uit het stopcontact!
11.2 Serviceonderdelen van de zonneboiler AquaSol 4 LB-150-ET
Figuur 11.1 Overzicht van de serviceonderdelen van de zonneboiler van de AquaSol 4 LB-150-ET
Nummer Artikel Art. nummer
1 Wandmontageset (muurbeugel met bevestigingsmaterialen)....................................... --
8 Warm tapwater naar naverwarmer
Collector aanvoer leiding tapwater leidingset compleet .............. --
Collector retour leiding
9 Koud tapwater inlaat
42 Onderste boiler sensor
155 Bovenste boiler sensor
130 Zonneboilerpomp (met 1,5 meter voedingskabel) .......................................................... --
151 Aftapkraan tapwater ..........................................................................................................--
Deksel (onder en bovendeksel)
Mantel
Mantel set ............................................ --
155
1
8
9
151
130
42
............................................................. 1434075
25
LET OP!
Bij het vervangen van onderdelen:
Trek de stekker uit het stopcontact!
11.3 Serviceonderdelen van de TerugLoopUnit en regeling AquaSol 4 LB-150-ET
Figuur 11.2 Overzicht van de serviceonderdelen van de TerugLoopUnit en regeling van de AquaSol 4 LB-150-ET
Nummer Artikel Art. nummer
32 Collector pomp ................................................................................................................. 1434101
151 Vul en aftapdeel TerugLoopUnit....................................................................................... --
Leidingset compleet......................................................................................................... --
Warmte wisselaar ............................................................................................................ --
Verlengkabel 230V pomp en collector sensor 12 meter ................................................. 1434145
195 Terugloop vat met isolatie ................................................................................................ --
Nummer Artikel Art. nummer
34 Collector sensor (service set) .......................................................................................... 1434600
101 Besturingsprint (DT4) ....................................................................................................... 1434310
Kast voor besturing (inclusief kabelwatrels) ................................................................... --
230 V voedingskabel met stekker (1,5 meter .................................................................. --
Boiler sensor verloop stekker .......................................................................................... --
Service artikelen voor de Besturing
Service artikelen voor de Terugloopunit
195
101
34
32
151
26
12. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
12.1 Werking van het toestel
Figuur 12.1 Principe werking van de AquaSol 4 LB-150_ET
8
9
32
34
Nummer
8
9
32
34
42
101
130
155
180
194
195
Artikel
Warm tapwater naar
naverwarmer
Koudtapwater inlaat
Collectorpomp
Collector-sensor
Onderste boiler-sensor
Besturingsprint
Zonneboilerpomp
Bovenste boiler-sensor
Zonneboilervat
Warmtewisselaar
Terugloopvat
155
42
101
180
195
130
194
Tapwaterstroom
Vers tapwater stroomt bij (9) het zonneboilervat (180)
binnen, en verlaat het weer bij (8), naar de naverwarmer.
De instroming van vers tapwater bij (9) is horizontaal,
waardoor opmenging met de warme kop van het
zonneboilervat (180) tot een minimum beperkt blijft. Als
de zonneboilerpomp (130) wordt ingeschakeld wordt
tapwater onder uit het zonneboilervat gezogen. Dit water
stroomt door de warmtewisselaar (194) en wordt hier
opgewarmd door het langsstromende collector water.
Na het verlaten van de warmtewisselaar stroomt het
terug naar de zonneboiler. De uitstroom van het water in
de zonneboiler is horizontaal.
Collectorwaterstroom
Als de collectorpomp (32) wordt ingeschakeld, wordt het
collectorwater door de collectorpomp (32) via de
warmtewisselaar (194) uit het terugloopvat (195)
gezogen. Via de collectorretourleiding wordt het naar de
zonnecollector getransporteerd. De zonnecollector zet
het ingevangen zonlicht om in bruikbare warmte en
warmt hiermee het door de collector stromende water
op. Het opgewarmde collectorwater komt via de col-
lectoraanvoerleiding terug in het terugloopvat (195) en
wordt vervolgens door de warmtewisselaar (194)
gezogen. In de warmte wisselaar (194) wordt de warmte
overgedragen aan de tapwaterstroom welke door de
zonneboilerpomp (130) wordt gemaakt.
Aansturing
Als de regeling (101) constateert dat de collector-
temperatuur (34) minimaal 10
o
C (dit is het inschakel-
verschil) hoger is dan de boilervattemperatuur (42), en
de boilervattemperatuur (155) minder is dan 65
o
C, zal de
collectorpomp (32) inschakelen. De pomp zal eerst 400
seconden op maximaal toerental draaien, waarna de
pomp overgaat op laag toerental. Het laagstands-
toerental ligt tussen de 20% en de 40% aansturing en is
afhankelijk van het temperatuurverschil tussen de
collectortemperatuur (34) en de boilervattemperatuur
(42). Gelijk met het inschakelen van de collectorpomp
schakeld ook de zonneboilerpomp (130) in op 16%. De
pomp kan optoeren tot maximaal 40% afhankelijk van
collector en boiler temperatuur.
De collectorpomp (32) schakelt uit als de collector-
temperatuur (34) minder is dan de boilervattemperatuur
(42) + 3,5
o
C, of als de boilervattemperatuur (42) meer is
dan 70
o
C.
Het werken van de collector pomp (32) wordt weergege-
ven door een knipperende punt in het display.
Temperatuurweergave
Op het display (zie figuur 1.1) wordt 4 seconden lang de
bedrijfsstatus weergegeven, gevolgd door 8 seconden de
de temperatuur van de bovenste sensor (155). Hierna
volgt weer 4 sec. de bedrijfsstatus, enz.
Vorstbeveiliging
Als de collectortemperatuur (34) 3
o
C of minder is wordt
het inschakelverschil met 15K (van ca.10K naar ca.25K)
verhoogd. Zodra de collectortemperatuur boven de 3
o
C
stijgt wordt het verhoogde inschakelverschil nog 24 uur
aangehouden.
27
op DT-4
L - N - PE
1
2 - 3
4 - 5
6 - 7
8 - 9
10 - 11
12
13
14
15
19
Functie
Voeding (net)
drukknop
collector sensor aansluiting
OpenTherm kamerthermostaat
aansluiting
OpenTherm naverwarmer aansluiting
Aansluiting voor collectorpomp
n.v.t.
Doorverbinding
Tapwater zonneboilerpomp
n.v.t.
Boilersensor connector
Connector voor optionele print
Opmerking
230 V / 50 Hz
t.b.v. reset storingen
voor aansluiten van de verlengkabel van de collectorsensor
voor aansluiten van de verlengkabel van de collectorpomp
Sensoren 42 en 155
Optionele print voor schakeling van brandervoorwaarde-thermostaat
Aansluitingen op de DT4 standaard print
Onderdelen
12.2 Elektrisch aansluitschema
Figuur 12.2 Elektrische aansluiting van de DT4 standaard besturingselectronica.
32 Collectorpomp
34 Collectorsensor
42 onderste boiler sensor
101 Besturing (DT4)
130 Zonneboilerpomp
139 OpenTherm thermostaat
155 Bovenste boiler sensor
203 Voeding 230V / 50 Hz
Aansluiting
naar 130
zonneboiler-
pomp
28
12.3 Technische gegevens van de AquaSol 4 LB-150-ET
Specificatie
Capaciteit
Zonverwarmde inhoud
Elektrisch (pomp gevoed vanuit besturing)
Voeding
Opgenomen vermogen
IP-klasse
Sensoren
Constructieve informatie
Leeg gewicht
Gevuld gewicht
Inhoud tapwater
Maximale leidingdruk tapwater
Hoogte
Breedte
Diepte
Aansluitingen (leidingen)
Materiaal
Aansluitingen (leidingen)
Boilervat
Mantel en isolatie
Isolatiedikte
Deksel
Eenheid
l
V / Hz
W (min/max)
NTC
Kg
Kg
l
bar
mm
mm
mm
mm
mm
150
230/50
16 / 95
42
10 kOhm
Ca. 30
Ca. 180
150
8
1135
705
716
ø15
Koper
RVS
CFK vrij schuim
>50
ABS
Eenheid
V / Hz
W (min/max)
Kg
Kg
l
l
mm
mm
mm
mm
mm
bar
mm
mm
bar
mm
230/50
16 / 70
42
Ca. 15
Ca. 25
ca. 10,0
ca. 9,0
526
357
278
ø15
ø22
6
ø15
ø15
8
Koper / RVS
RVS
CFK vrij plypropyleen schuim
>15
Messing
230/50
5
42
1
192
114
56
Polystyreen
Slagvast ABS
TerugLoopUnit
Besturing
Zonneboiler
Elektrisch (pomp gevoed vanuit besturing)
Voeding
Opgenomen vermogen
IP-klasse
Specificatie
Constructieve informatie
Leeg gewicht
Gevuld gewicht
Inhoud terugloopvat
Hoeveelheid zonneboiler vloeistof
Hoogte
Breedte
Diepte
Aansluitleidingen collector zijdig
Collector retour (van terugloopunit naar collector)
Collector aanvoer(van collector naar terugloopunit)
Maximale werkdruk
Aansluitleidingen zonneboiler zijdig
Zonneboiler retour (van Zonneboiler naar terugloopunit)
Zonneboiler aanvoer(van terugloopunit naar zonneboiler)
Maximale werkdruk
Materiaal
Aansluitleidingen
Terugloopvat
Isolatie terugloopvat
Isolatiedikte
Koppelingen
Eenheid
V / Hz
W (max)
Kg
mm
mm
mm
Specificatie
Elektrisch
Voeding
Opgenomen vermogen (exl. vermogen voor pompen)
IP-klasse
Constructieve informatie
Gewicht
Hoogte
Breedte
Diepte
Materiaal
Kast
Kabelwartels
29
BIJLAGE I: Aandachtspunten installatie Zonne-Combi set
De werking van de Zonne-Combi set bestaat er uit dat warmte welke door de zonneboiler is ingevangen, overgedragen
kan worden naar de CV-installatie. Op deze wijze ontstaat een ondersteuning van de ruimte verwarming door de zonne-
boiler. De opbouw van de Zonne-Combiset is zo dat deze onafhankelijk van het cv-toestel of de zonneboiler werkt.
Indien het CV-toestel voor ruimteverwarming in bedrijf komt, en er voldoende warmte in de zonneboiler aanwezig is, zal
de Zonne-Combiset inschakelen en de retour van het CV-toestel bij-verwarmen. Het CV-toestel verbruikt dan minder gas
terwijl de gewenste aanvoertemperatuur eenvoudig wordt gerealiseerd.
Aansluiten van de Zonne-Combi set.
Figuur 1. Afmeting en Layout van de Zonne-Combi set
Figuur 2. Plaats in de installatie van de Zonne Combi set.
Besturingskast
(155)
(278)
(186)
(32)
(179)
(101)
(221)
(194)
Plaats in de installatie:
Aan de primaire zijde wordt het toestel aangeslo-
ten op de warmwateruitlaat van de zonneboiler. De
retour van het toestel wordt op de koudwaterinlaat
van de zonneboiler aangesloten.
Aan de secundaitre zijde moet deze set altijd in
de retour aangesloten worden tussen het CV
toestel en de installatie.
De bypass klep (221) is een essentieel onderdeel
van de Zonne-Combiset, en van belang voor het
goed werken van de installatie
30
Electrische aansluiting
Instelling Bypass-Klep (221)
Blauw
Rood
Figuur 3 geeft het electrisch schema van de besturing,
welke zich in de besturingskast, zie figuur 1, bevindt.
Op het moment van levering zijn alle aansluitingen in de
unit gemaakt.
De installateur moet zelf aansluiten:
- De Boiler voeler op “Tboiler” (figuur 3). De voeler (34)
is een 10 KOhm NTC bij 25°C, welke is voor-
gemonteerd in het tapwatervat van de Aquasol 4 LB-
150-ET. Deze sensor kabel hoeft alleen maar verlengt
te worden en aangesloten in op de besturing.
- Opentherm aansluiting.
Belangrijk het werken van de Zonne-Combiset is dat
de besturing wordt opgenomen in een OpenTherm
keten, aangesloten op het CV-toestel.NB ! Ook als er
via deze OT keten geen warmtevraag wordt gegeven.
Hiervoor zijn op de besturing twee stekkers opgeno-
men. Deze unit moet tussen het CV-toestel en de
besturing van de zonneboiler geplaatst .
Onderbreek hiervoor de kabel tussen de twee toestel-
len en sluit ieder toestel op een van de stekkers aan.
Figuur 3. Elektrisch aansluit schema besturing
De Bypass klep (221) heeft als doel dat ca. 1/3 van de
totale retourflow over de warmtewisselaar (194) van de
zonne-combi set stroomt. Een en ander kan op basis
van temperatuur gecontroleerd worden.
Ga hiervoor als volgt te werk:
- maak warmtevraag CV op de kamer thermostaat.
- als de zonne-combi set is ingeschakeld wacht dan
min. 5 minuten voor de eerste meetserie.
- meet de retour temperatuur VOOR de bypassklep
(Tret,install) en VOOR het CV-toestel (Tret,cv). Meet
ook de aanvoer temp na de warmtewisselaar (194),
ongeveer ter hoogte van de aanvoer sensor (278)
(Taanv.).
De flow verdeling over de wisselaar wordt met de onder-
staande formule bepaald.
De bypass-klep (221) heeft een voorinstelling van 3 mm.
Deze instelling kan met de de schagt van een boor
gecontroleerd worden.
De werking van het toestel kan afgelezen worden aan
de LED welke op de besturing (101) is geïnstalleerd.
De LED klipperd 1x per seconde als 230V is aange-
sloten.
De LED brandt continue als de pomp in werking is.
De LED knipperd 2 á 3 keer per seconde als er zich
een storing voordoet.
LED
Pot-meter
DIP-swich
altijd op OFF zetten
In de retour van de cv-installatie is een bypass klep
(221) opgenomen. De klep is zo ingesteld dat 1/3 van
de retour flow over de warmtewisselaar (194) van de
zonne-combi set wordt gestuurd. Als de besturing
(101) waarneemt dat er warmtevraag voor CV is (op
basis van OpenTherm signaal), en de temperatuur van
de boiler (155) meer dan 10K hoger is dan de CV-
retour (186) dan wordt de pomp (130) ingeschakeld.
Er wordt nu warmwater uit de boiler gezogen. Dit
stroomt via de keerklep (179) over de primaire zijde
van de warmtewisselaar (194). Na de warmtewissel-
aar stroomt het door de pomp (130) en komt bij de
koudwaterinlaat de boiler weer in.
Het opstarten van de pomp duurt ca. 1 minuut. Hierin
wordt het pomp vermogen van 100% naar 20 %
geregeld. Na de opstart fase gaat de besturing de
pomp modulerend (gepulseerd) aansturen. De bestu-
ring (101) tracht een temperatuursverschil tussen de
3K en 5K over de secundaire kant van de wisselaar te
handhaven op basis van sensor (186) en (278).
DTret = [Tret,cv - Tret,inst]
DTww = [Taanv - Tret,inst]
DTret
DTww
1
3
=
Als de verhouding boven de 1:3 stijgt moet de klep
verder geopend worden. Daalt de verhouding dan
moet de klep gesloten worden.
Werking
De pomp schakelt IN als er een warmtevraag voor CV via
de OpenTherm wordt waargenomen en EN;
- de temprartuur van de boiler (155) meer dan 10K hoger
is dan de retour temp(186).
De pomp TOERT OP als het temperatuursverschil
Dt* < 3K.
De pomp TOERT AF als het temperatuursverschil
Dt* > 5K
De pomp schakeld UIT als:
- bij de max. pompsturing (50%) de minimale Dt* (3K)
niet meer wordt gehaald,
- als bij minimale pomsturing (3%) een Dt* van meer dan
25K wordt waargenomen,
- de warmtevraag voor CV (via OpenTherm) vervalt.
- als de boiler temperatuur (155) lager wordt dan de
ingestelde minimale boilertemperatuur (POT meter op
de print)
- er een storing wordt waargenomen.
Dt* = [aanvoer (278) - retour (186)]
130
155
31
Onderdelen
Nummers op basis van Figuur 2.
Probleem
Boiler temp. blijft laag.
Zonne-Combiset schakelt
in, maar er is geen
overdracht
Zonne-Combi Set schakelt
niet in, de LED knipperd 2
á 3 keer per seconde
Zonne-Combi Set schakelt
niet uit terwijl er geen
OpenTherm warmtevraag
CV is, LED brand continue
Oorzaak
1. Er wordt niet voldoende
zonne energie ingevangen
voor het opwarmen van de
boiler
2. De ingevangen energie
wordt nagenoeg direct
overgedragen aan het CV
systeem
1. Er is geen primaire stroming
door de wisselaar.
2. Er is wel primaire stroming,
maar geen warmte
overdracht
Er is een storing in de set
opgetreden.
De DIP swich’s staan niet
goed.
Oplossing
1. Controleer en indien nodig, herstel de werking van
de zonneboiler.
2-1.Dit is de normale werking van het systeem. Al het
als hinderlijk wordt ervaren dat de zonneboiler te
ver afkoelt kan dit begrensd worden door de POT-
meter (fig.3) in te stellen op b.v. 50. De
temperatuur van de zonneboiler zal nu niet verder
dalen dan 50°C
2-2.De flow door de bypassklep is te laag. Hierdoor is
er veel overdracht naar de CV. Controleer en
corrigeer de instelling van de bypassklep, indien
nodig.
1-1.De pomp (130) is defect. De aansluitingen van de
pomp zijn onderbroken. Controleer de werking van
de pomp.
1-2.De primaire flow komt niet op gang omdat de
terugslagklep niet functioneerd.
2-1.Is er wel een secundaire stroming, maar omdat de
bypassklep te ver openstaat is er geen bijdrage
waarneembaar. Controleer de instelling van de
klep, en indien nodig corrigeer de instelling.
2-2.Er is een leidingaansluit fout. Controleer of de
tapwater aanvoer en retour goed op de boiler zijn
aangesloten.
Controleer de werking van de sensoren (Tboiler,
aanvoer en retour). Sensoren zijn 10KOhm NTC
bij 25°C. Sensor kabel is onderbroken,
kortgesloten of de sensor is defect. Zie tabel 1.
voor weerstandswaarden.
Deze schakelaars zijn aangebracht als
toekomsteige uitbreidings optie. Ze hebben geen
functie, maar kunnen de werking van de unit
verstoren als ze verkeerd worden ingesteld. Zet
deze schakelaars op OFF.
101 Besturing (print met voedingskabel in kast) .. 1434315
130 Tapwater pomp ............................................. 3293403
155 Boiler sensor (10KOhm NTC bij 25°C)
179 Keerklep (1/2” Bi x Bu)
186 Opklik sensor (10KOhm NTC bij 25°C) ......... 3720060
194 Warmtewisselaar .......................................... 3286010
isolatie voor warmtewisselaar ....................... 3289012
221 Bypass klep
278 Opklik sensor (10KOhm NTC bij 25°C) ......... 3720060
Omschrijving ......................................................Bestelnummer
Probleem oplossing
o
C Ohm
o
C Ohm
o
C Ohm
0 32.150 35 6.530 70 1.750
5 26.310 40 5.330 75 1.480
10 19.860 45 4.370 80 1.260
15 15.890 50 3.600 90 920
20 12.490 55 2.990 95 790
25 10.000 60 2.490 100 680
30 8.060 65 2.090
Tabel 1. Elektrische weerstand van de sensoren
32
BIJLAGE II: Plaatsingsvoorschrift Liggende Collector(en)
Benodigd Gereedschap
Onderdelen
Plaatsingsvoorschrift liggende collector
Bij artikelnummers.: 1411022 - 1464022 - 1464025 - 1464030
Bit houder 1/4’’
Steek/ringsleutel - 13
Waterpas
Maatlat
Potlood
Gatenzaag min. ø80x150
2 personen
704-0100-000
Nr. Onderdeel Art.nr.
1 Zonnecollector (COL) 1411022
2 DIP uitvoering (LS) Antraciet 1464022
3 DIP uitvoering (SL) Antraciet 1464025
4 DIP uitvoering (LR) Antraciet 1464030
5 Wakaflex slabbe (LL) ---
6 Wakaflex slabbe (LR) ---
7 Wakaflex slabbe (LM) ---
8 Afdekstrip L = 1300 mm ---
Afdekstrip L = 1195 mm ---
9 Koppelstrip L = 1195 mm ---
10 Foam kleefband vinger L = 1300 mm ---
Montageset (11,12,13,14) ---
type LS
1x
1x
--
--
1x
1x
--
2x
--
--
4x
1x
type LL
1x
--
1x
--
1x
--
1x
1x
1x
1x
3x
1x
type LR
1x
--
--
1x
--
1x
1x
1x
1x
--
3x
1x
1 collector
2 collectoren
Uitvoeringen
1 collector:
2 collectoren:
DRS5004/07
33
Montage-instructie voor 1 of 2 liggende collectoren
STAP 1: Verwijder de dakpannen
(uitgangspunt dakpanbreedte = 30 cm)
Aantal te verwijderen pannen:
De minimale hellingshoek dient <20° te zijn!
1 collector
2 collectoren
10
18
5
5
breed hoog
Uitvoering
x
x
STAP 2: Monteer de Wakaflex slabbe, waterpas en centraal in het midden van de vrijgemaakte ruimte tussen de
pannen, op de tengels van het dakbeschot. Zaag het leidingdoorvoergat in het dakbeschot.
1 collector (type LS):
Maat X = links en rechts gelijk.
Bevestig eerst de rechter (LR) Wakaflex slabbe waterpas (!) en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij.
Monteer vervolgens de linker (LL) Wakaflex slabbe waterpas (!) en overlap links over rechts.
2 collectoren (type LL + LR):
Maat X = links en rechts gelijk.
Bevestig eerst de rechter (LR) Wakaflex slabbe waterpas (!) en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij.
Monteer vervolgens de twee (LM) en linker (LL) Wakaflex slabbe waterpas (!) en overlap steeds links over rechts.
Monteer de linker Wakaflex slabbe
steeds op de rechter slabbe!
Monteer de linker Wakaflex slabbe
steeds op de rechter slabbe!
DRS5004/07
34
STAP 3A: Monteer de dekintegratieplaat (DIP) in het midden van de Wakaflex slabbe(n).
1. De nokken aan de onderzijde van de DIP moeten rusten op de houtlat van de Wakaflex slabbe (zie detail B).
2. Schroef m.b.v. (13) de DIP(en) vast op de kruisende panlatten (of andere voldoende stevige fixatiepunten).
3. Monteer afdekstrip 8 strak tegen de kopse kant van DIP m.b.v. schroef 14 .
Elk leidinggat in de DIP moet in lijn liggen met het doorvoergat in het dakbeschot!
4. Verwijder aan de achterzijde van het Wakaflex de twee banen schutfolie!
5. Breng het Wakaflex goed op de pannen aan, zodat geen wind of water kan intreden.
Bij montage van 2 collectoren moeten de dakintergratieplaten overlappend worden gemonteerd.
Plaats de 2
e
nok van de LR-DIP over de nok van de LL-DIP.
Monteer koppelstrippen 9 m.b.v. schroef 14 op elke kruisende panlat.
Onder een aantal DIP-verhogingen zijn verstevigingsprofielen aangebracht.
Schroef enkel op deze verhogingen!
Leidinggat DIP in lijn met
doorvoergat in dakbeschot
!
STAP 3B: Bij montage van een tweede DIP:
STAP 4: Plak foam fingers 10 op de bovenrand van elke (LS, LL en LR) DIP en tussen de buitenste nokken van de
DIP, zoals hieronder weergegeven:
DRS5004/07
35
STAP 7: Controleer de loop van de Wakaflex slabbe(n).
STAP 6: Plaats de dakpannen terug.
Om de rechter rij netjes en stabiel terug te leggen, adviseert Ferroli Nederland de linkernok van deze rij
dakpannen te verwijderen.
Indien de rechter rij dakpannen dan nog niet stabiel ligt, is het raadzaam om deze rij te voorzien van een
boorgat ter hoogte van de panlat waar deze aanhangt.
Borg de rij pannen op de panlat.
STAP 5: Bevestig de zonnecollector aan de beugels op de dakintegratieplaat met bout 11 en sluitring 12 .
Leidt de collectorleiding
door het doorvoergat,
zodat deze niet knikt.
Moment:
max. 7 Nm
DRS5004/07
36
BIJLAGE III: Plaatsingsvoorschrift Staande Collector(en)
Nr. Onderdeel Art.nr.
1 Zonnecollector (COL) 1411020
2 DIP uitvoering (SS) Antraciet 1464020
3 DIP uitvoering (SL) Antraciet 1464005
4 DIP uitvoering (SM) Antraciet 1464015
5 DIP uitvoering (SR) Antraciet 1464010
6 Wakaflex slabbe (SS) ---
7 Wakaflex slabbe (SL) ---
8 Wakaflex slabbe (SR) ---
9 Wakaflex slabbe (SM) ---
10 Afdekstrip L=1195 / L=1300 / L=1400 ---
11 Koppelstrip L=1195 ---
12 Foam kleefband vinger L=1300 ---
Montageset (13,14,15,16) ---
type SS
1x
1x
--
--
--
1x
--
--
--
1x 1400
--
5x
1x
type SL
1x
--
1x
--
--
--
1x
--
--
1x 1300
1x
3x
1x
type SM
1x
--
--
1x
--
--
--
--
1x
1x 1195
2x
1x
1x
type SR
1x
--
--
--
1x
--
--
1x
--
1x 1300
1x
3x
1x
1 collector 2 tot 4 collectoren
Uitvoeringen
Plaatsingsvoorschrift staande collector
Bij artikelnummers.: 1411020 - 1464020 - 1464005 - 1464015 - 1464010
1 collector:
3 - 4 collectoren:
Onderdelen
2 collectoren:
Benodigd Gereedschap
Bit houder 1/4’’
Steek/ringsleutel - 13
Waterpas
Maatlat
Potlood
Gatenzaag min. ø80x150
2 personen
704-0099-000
DRS5005/05
37
Montage-instructie voor 1 t/m 4 staande collectoren
STAP 1: Verwijder de dakpannen
(uitgangspunt dakpanbreedte = 30 cm)
Aantal te verwijderen pannen:
De minimale hellingshoek dient <20° te zijn!
1 collector
2 collectoren
3 collectoren
4 collectoren
6
10
14
18
8
8
8
8
breed hoog
Uitvoering
x
x
x
x
STAP 2: Monteer de Wakaflex slabbe, waterpas en centraal in het midden van de vrijgemaakte ruimte tussen de
pannen, op de tengels van het dakbeschot. Zaag het leidingdoorvoergat in het dakbeschot.
Maat X = links en rechts gelijk.
Bij toepassing van 2 of meerdere collectoren: bevestig eerst de rechter (SR) Wakaflex slabbe waterpas (!)
en 150 mm boven de panlat van de eerste dakpan rij.
Monteer vervolgens de (SM) en/of linker (LL) Wakaflex slabben waterpas (!) en overlap steeds links over
rechts
1 collector:
2 collectoren:
3 collectoren:
Monteer de linker Wakaflex slabbe
steeds op de rechter slabbe!
DRS5005/05
38
STAP 3A: Monteer de dakintegratieplaat (DIP) in het midden van de Wakaflex slabbe(n).
Elk leidinggat in de DIP moet in lijn liggen met het doorvoergat in het dakbeschot!
Boven doorvoergat !
1. De nokken aan de onderzijde van de DIP moeten rusten op de houtlat van de Wakaflex slabbe (zie detail B).
2. Schroef m.b.v. (13) de DIP(en) vast op de kruisende panlatten (of andere voldoende stevige fixatiepunten).
3. Monteer afdekstrip 10 strak tegen de kopse kant van DIP.
4. Verwijder aan de achterzijde van het Wakaflex de twee banen schutfolie!
5. Breng het Wakaflex goed op de pannen aan, zodat geen wind of water kan intreden.
Bij montage van 2 of meer collectoren moeten de dakintergratieplaten overlappend worden gemonteerd.
Plaats de 2
e
nok van de SR-DIP over de nok van de SL of SM-DIP.
Monteer koppelstrippen 11 m.b.v. schroef 16 op elke kruisende panlat.
Onder een aantal DIP-verhogingen zijn verstevigingsprofielen aangebracht.
Schroef enkel op deze verhogingen!
STAP 3A: Bij montage van 2 of meer DIP’s en collectoren:
DRS5005/05
39
STAP 8: Controleer de loop van de Wakaflex slabbe(n).
STAP 7: Plaats de dakpannen terug.
Om de rechter rij netjes en stabiel terug te leggen, adviseert Ferroli Nederland de linkernok van deze rij
dakpannen te verwijderen.
Indien de rechter rij dakpannen dan nog niet stabiel ligt, is het raadzaam om deze rij te voorzien van een
boorgat ter hoogte van de panlat waar deze aanhangt.
Borg de rij pannen op de panlat.
Linksboven op de zonnecollector is
in de fabriek 1 bout voorgemonteerd
STAP 5: Inhaken collector.
A Haak de zonnecollector 1 links in de DIP.
B Kantel de collector op zijn paats en leidt gelijktijdig de collectorleidingen en sensorkabel door de gaten C .
Vergeet niet om ook de
voorgemonteerde bout
vast te draaien!
STAP 6: Bevestig de zonnecollector op de DIP met bout 13 en sluitring 14 .
Leidt de collectorleiding
door het doorvoergat,
zodat deze niet knikt.
Moment:
max. 7 Nm
STAP 4: Plak foam fingers 12 op de bovenrand van elke (SS, SL, SM en SR) DIP en tussen de nokken van de twee
buiten DIP’s, zoals hieronder weergegeven:
DRS5005/05
40
BIJLAGE IV: Montage instructie Ballastframe
41
BIJLAGE V: Controle instructie zonneboilervloeistof
42
BIJLAGE VI: Werkplaats Instructie Kaart zonneboilervloeistof
43
Notities
44
Notities
45
GARANTIEVOORWAARDEN
Dit Ferroli product wordt door Ferroli Nederland aan de installateur gegarandeerd onder de onderstaande voorwaarden. De
installateur garandeert dit produkt onder dezelfde volgende voorwaarden aan de gebruiker:
1 De garantietermijn is geldig vanaf de installatiedatum en na ontvangst door Ferroli Nederland (binnen 30 dagen na de
installatiedatum) van de volledig ingevulde en ondertekende garantiekaart (ondertekening door installateur en eigenaar) of d.m.v.
een volledig ingevuld garantiebewijs op internet: zie www.ferroli.nl bij “garantiebwijs”.
2 De garantietermijn voor de Ferroli zonneboiler van de AquaSol 4 LB 150 ET bedraagt 5 jaar.
De garantietermijn voor de Ferroli zonnecollectoren, met uitzondering van ruitbreuk, bedraagt 6 jaar.
De garantietermijn op onderdelen bedraagt 2 jaar.
3 Het toestel dient te zijn geïnstalleerd door een erkend installateur volgens de geldende algemene en plaatselijke voorschriften en
met inachtneming van de door Ferroli Nederland verstrekte installatie- en inbedrijfsstellingsvoorschriften.
4 Het toestel moet geïnstalleerd blijven op de oorspronkelijke plaats.
5 De garantie vervalt indien:
- gebreken aan het toestel niet zo spoedig mogelijk nadat ze ontdekt werden of ontdekt hadden kunnen worden, schriftelijk
aan de installateur worden gemeld;
- gebreken zijn veroorzaakt door fouten, onoordeelkundig gebruik of verzuim van de consument die de opdracht heeft
gegeven of rechtsopvolger, danwel door van buiten komende oorzaken;
- gedurende de garantietermijn zonder schriftelijke toestemming van de installateur van het toestel aan een derde opdracht is
verstrekt van welke aard dan ook om aan het toestel voorzieningen te treffen, danwel wanneer door de consument zelf
zodanig voorzieningen zijn getroffen.
- gedurende de garantieperiode niet periodiek deskundig onderhoud wordt verricht aan apparatuur die onderhoud behoeft;
6 De consument dient een beroep op de in dit artikel omschreven garantieverplichtingen in de eerste aanleg schriftelijk te doen bij
de installateur en wel binnen vijf werkdagen nadat de fout of het gebrek is geconstateerd of redelijkerwijs geconstateerd had
kunnen worden.
7 Voorts gelden de bepalingen, opgenomen in artikel 14 van onze Algemene verkoop- en Betalingsvoorwaarden, zoals gedepo-
neerd bij de Kamer van Koophandel te Breda, onder nummer 219 d.d. 9-10-1992.
Voor de vervolgschade aan het Ferroli toestel, anders dan ter zake van een gebrek dat onder de boven omschreven garantie valt
wordt door Ferroli Nederland niet ingestaan. Ferroli Nederland is jegens de gebruiker voorts niet aansprakelijk voor door de gebruiker
geleden zuivere vermogensschade en/of bedrijfsschade van welke aard dan ook.
GARANTIE REGISTRATIE
Naam:
Adres:
Datum van ingebruikstelling:
Zonneboiler type: AquaSol 4 LB 150 ET
Serienummer zonneboiler: PHST - -
Naverwarmer : MegaDens Type :
MegaLux Type :
Anders nl. :
Serienummer :
Serienummers altijd vermelden. Belangrijk i.v.m. garantie!
Garantiebewijs
Stempel en handtekening installateur
Deze kopie kunt u in de handleiding laten zitten
Naam:
Adres:
Datum van ingebruikstelling:
Zonneboiler type: AquaSol 4 LB 150 ET
Serienummer zonneboiler: PHST - -
Naverwarmer : MegaDens Type:
MegaLux Type:
Anders nl. :
Serienummer :
Serienummers altijd vermelden. Belangrijk i.v.m. garantie!
Garantiekaart
Stempel en handtekening installateur
Ferroli NEDERLAND
Antwoordnummer 238
4800 VB Breda
A.u.b. in envelop op sturen naar Ferroli Nederland
(of de eventueel los bijgevoegde garantiekaart)
(Postzegel niet nodig)
Zie voor garantieregistratie ook op het internet : www.ferroli.nl bij “garantiebewijs”
46
47
28


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Ferroli AquaSol 4 LB 150 ET at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Ferroli AquaSol 4 LB 150 ET in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4,97 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Ferroli AquaSol 4 LB 150 ET

Ferroli AquaSol 4 LB 150 ET Manual - Dutch - 2 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info