kachel op aangesloten is. Plaats de kachel niet vlakbij- onder- of gericht op een
stopcontact en niet in de buurt van open vuur of warmtebronnen.
7. Gebruik de kachel niet buitenshuis en niet in ruimtes, kleiner
dan 15 mᶟ.
8. Een kachel bevat inwendig hete en/of gloeiende en vonkende
delen. Gebruik hem dus niet in een omgeving waar brandstoffen, verf, ontbrandbare
vloeistoffen en/of gassen enz. worden bewaard.
9. Gebruik de kachel niet vlakbij of gericht op meubels, dieren,
gordijnen, papier, kleding, beddengoed of andere brandbare
zaken. Houd dit minstens 1 meter van de kachel verwijderd! De lucht rond een kachel
moet vrij kunnen circuleren. Plaats hem dus niet te dicht op muren of grote voorwerpen
en niet onder een plank, kast o.i.d.
10. Bedek een kachel nooit! Aanzuig- en uitblaasopeningen mogen op geen
enkele wijze worden geblokkeerd, om brand te voorkomen. Gebruik de kachel dus ook
nooit om kleding op te drogen of iets op te zetten en plaats hem niet op zachte
oppervlakken als een bed of hoogpolig tapijt, waardoor openingen afgesloten kunnen
raken.
11. Voorkom dat vreemde voorwerpen door de ventilatie- of
uitblaasopeningen de kachel binnendringen. Dit kan een elektrische
schok, brand of beschadiging veroorzaken.
12. Laat een werkende kachel nooit zonder toezicht achter maar
schakel hem éérst uit en neem vervolgens de stekker uit het
stopcontact. Altijd stekker uit het stopcontact als de kachel niet in gebruik is! Pak
de stekker daartoe in de hand; trek nooit aan het koord! Schakel altijd de kachel uit,
neem de stekker uit het stopcontact en laat de kachel eerst afkoelen wanneer u:
- de kachel wilt schoonmaken
- onderhoud aan de kachel wilt uitvoeren
- de kachel aanraakt of verplaatst. Gebruik daarvoor de handgreep!
13. Deze kachel wordt heet tijdens het gebruik. Om brandwonden te
voorkomen niet met de blote huid de hete oppervlakken aanraken!
14. Stel de kachel niet automatisch in werking d.m.v. een tijdklok
o.i.d. Voor gebruik dient er altijd op veilige omstandigheden te worden gecontroleerd!
15. Zorg voor zorgvuldig toezicht wanneer dit apparaat wordt
gebruikt in de aanwezigheid van kinderen,
handelingsonbekwame personen of huisdieren. Kinderen, jonger
dan 3 jaar dienen uit de buurt te worden gehouden, tenzij er continu toezicht op hen is.
Kinderen, ouder dan 3 jaar maar jonger dan 8 jaar mogen het apparaat uitsluitend aan-
of uitschakelen als het apparaat op zijn normale werkplek staat of geïnstalleerd is en
wanneer er toezicht op hen wordt gehouden of wanneer zij instructies hebben
ontvangen aangaande het op veilige wijze gebruiken van het apparaat en begrijpen
welke gevaren eraan verbonden zijn. Kinderen, ouder dan 3 jaar maar jonger dan 8 jaar