673949
130
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/131
Next page
Beheerdershandleiding
NPD5761-00 NL
Inhoudsopgave
Copyright
Handelsmerken
Deze handleiding
Tekens en symbolen.........................7
Beschrijvingen gebruikt in deze handleiding.......7
Referenties voor besturingssystemen.............7
Inleiding
Componenthandleiding......................9
Denitie
van termen die in deze handleiding
worden gebruikt........................... 9
Voorbereiding
Stroom van printerinstellingen en -beheer........12
Voorbeeld van een netwerkomgeving...........13
Introductie van instellingen voor
printerverbinding....................... 13
Verbinding met een netwerk voorbereiden. . . . . . . 15
Informatie over de verbindingsinstelling
verzamelen............................ 15
Printer
specicaties
...................... 15
Poortnummer gebruiken..................15
Type IP-adrestoewijzing...................16
DNS-server en proxyserver.................16
Methode voor het instellen van de
netwerkverbinding.......................16
Verbinding
Verbinding maken met het netwerk.............18
Verbinding maken met het netwerk vanaf het
bedieningspaneel........................18
Verbinding maken met het netwerk met
behulp van het installatieprogramma......... 24
Aansluiten op een telefoonlijn.................25
Compatibele telefoonlijnen.................25
De printer aansluiten op een telefoonlijn.......25
Uw telefoontoestel aansluiten op de printer. . . . . 27
Basisinstellingen voor faxberichten congureren. . . 28
Basisinstellingen voor faxen
congureren
met
de Wizard faxinstelling....................28
Papierbron instellen voor inkomende
faxberichten............................30
Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig
toegangspunt) gebruiken.................... 30
Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt)
inschakelen............................30
Een e-mailserver congureren................31
Instellingen voor de e-mailserver............ 32
De verbinding met de e-mailserver controleren. . . . 33
Referenties verbindingstest e-mailserver. . . . . . . 33
Functie-instellingen
Soware voor het congureren van instellingen. . . .36
Web Cong (webpagina voor apparaat)........36
De afdrukfuncties gebruiken................. 37
Vereisten voor afdrukken via een netwerk. . . . . . 37
Het printerstuurprogramma instellen met
server/clientverbinding................... 38
Instellingen voor het printerstuurprogramma
voor peer-to-peer-verbinding...............42
Scanfuncties gebruiken......................44
Scannen vanaf een computer............... 44
Scannen via het bedieningspaneel............45
Faxfuncties gebruiken...................... 45
Ontvangstmodus instellen................. 46
Faxberichten ontvangen d.m.v. een
aangesloten telefoontoestel (Extern ontvangen). . 47
Aandeling van ontvangen faxberichten. . . . . . .47
Omschrijvingen van het menu Faxinstellingen. . .50
PC-FAX-functie gebruiken.................61
Contacten gebruiken.......................61
Functies voor het instellen van bestemmingen. . . 61
Contacten
congureren
...................61
Samenwerking tussen de LDAP-server en
gebruikers.............................66
Een back-up maken van de contacten.........71
Systeeminstellingen congureren..............72
Het bedieningspaneel instellen..............72
Instellingen voor energiebesparing tijdens
inactiviteit.............................72
Het geluid instellen...................... 73
Datum en tijd synchroniseren met de tijdserver. .73
De standaardwaarde instellen voor scannen
en kopiëren (standaardinstellingen gebruiker). . . 74
Veelgebruikte instellen vastleggen als
voorinstelling...........................74
MS Network gebruiken................... 75
Afdrukinstellingen.......................75
Beheerdershandleiding
Inhoudsopgave
2
Epson Connect-service gebruiken..............76
Beveiligingsinstellingen van het
product
Inleiding tot functies voor productbeveiliging. . . . . 77
Het beheerderswachtwoord congureren........ 79
Het beheerderswachtwoord congureren
vanaf het bedieningspaneel.................79
Het beheerderswachtwoord congureren met
Web Cong............................79
Items die moeten worden vergrendeld met een
beheerderswachtwoord......................80
Beschikbare functies beperken................82
Toegangsbeheer congureren...............82
Beperking voor de externe interface instellen. . . . . .84
Beheren met protocollen.................... 85
Protocollen beheren......................85
Protocollen die u kunt inschakelen of
uitschakelen............................85
Protocolinstellingsitems...................86
SSL/TLS-communicatie met de printer..........88
Digitale certicering......................88
Een door een CA ondertekend certicaat
aanvragen en importeren..................88
Een door een CA ondertekend certicaat
verwijderen............................93
Een zelfondertekend
certicaat
bijwerken......93
Congureer
CA-certicaat
.................94
Instellingen voor bediening en beheer
Informatie van een apparaat bevestigen..........97
Apparaten beheren (Epson Device Admin).......97
Firmware bijwerken........................98
De printerrmware bijwerken via het
bedieningspaneel........................98
Firmware bijwerken met Web Cong......... 99
Firmware bijwerken met Epson Firmware
Updater...............................99
Een back-up maken van de instellingen.........100
De instellingen exporteren................100
De instellingen importeren................100
Problemen oplossen
Tips voor het oplossen van problemen..........102
Het logboek voor de server en het
netwerkapparaat controleren................ 102
De netwerkinstellingen initialiseren............102
Wi-Fi uitschakelen via Web Cong..........102
Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt)
verbreken vanuit Web Cong..............103
Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel. . . .103
Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig
Toegangspunt) verbreken vanaf het
bedieningspaneel.......................104
De netwerkinstellingen herstellen op het
bedieningspaneel.......................104
De communicatie tussen apparaten en
computers controleren.....................104
De verbinding controleren met de opdracht
Ping Windows.......................104
De verbinding controleren met de opdracht
Ping Mac OS........................106
Een netwerkverbindingsrapport afdrukken. . . . . . 107
Berichten en oplossingen op het
netwerkverbindingsrapport................108
E-1.................................108
E-2, E-3, E-7.......................... 109
E-5.................................109
E-6.................................110
E-8.................................110
E-9.................................111
E-10................................ 111
E-11................................ 111
E-12................................ 112
E-13................................ 112
Bericht over de netwerkomgeving...........113
Een netwerkstatusvel afdrukken..............113
Problemen met het gebruik van netwerksoware. . 114
Geen toegang tot Web Cong..............114
Modelnaam en/of IP-adres niet weergegeven
in EpsonNet
Cong
.....................115
Problemen tijdens het gebruik van cloudservices. . 115
Kan cloudservices die eerder konden gebruikt
niet meer gebruiken.....................115
Problemen met het gebruik van
netwerkbeveiligingsfuncties.................116
Veilige IPP-poort kan niet worden gemaakt. . . . 116
Problemen met het gebruik van een digitaal
certicaat
...............................116
Door CA ondertekend certicaat kan niet
worden geïmporteerd....................116
Zelfondertekend certicaat kan niet worden
bijgewerkt............................117
CSR kan niet worden gemaakt..............117
Er wordt een waarschuwing over een digitaal
certicaat weergegeven...................117
Door CA ondertekend bestand per ongeluk
verwijderd............................119
Beheerdershandleiding
Inhoudsopgave
3
Bijlage
Inleiding tot de netwerksoware..............120
Epson Device Admin....................120
EpsonNet Cong.......................120
EpsonNet Print (alleen Windows)...........121
EpsonNet SetupManager................. 121
Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Cong. . . . 121
Een IP-adres toewijzen met batch-instellingen. . 121
Aan elk apparaat een IP-adres toewijzen. . . . . . 124
De Wi-Fi-instellingen congureren op het
bedieningspaneel (WPS)....................125
Wi-Fi-instellingen congureren via de
drukknopinstelling (WPS)................126
Wi-Fi-instellingen congureren via de
pincode-instelling (WPS).................127
De verbindingsmethoden wijzigen............ 127
Wisselen van Ethernet-verbinding naar Wi-
Fi-verbinding..........................128
Van Wi-Fi-verbinding wisselen naar
Ethernet-verbinding.....................129
Poort voor de printer gebruiken..............129
Beheerdershandleiding
Inhoudsopgave
4
Copyright
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of
openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande
schrielijke
toestemming van Seiko Epson
Corporation. Er wordt geen patentaansprakelijkheid aanvaard met betrekking tot het gebruik van de informatie in
deze handleiding. Evenmin wordt aansprakelijkheid aanvaard voor schade die voortvloeit uit het gebruik van de
informatie in deze publicatie. De informatie in dit document is uitsluitend bestemd voor gebruik met dit Epson-
product. Epson is niet verantwoordelijk voor gebruik van deze informatie in combinatie met andere producten.
Seiko Epson Corporation noch haar lialen kunnen verantwoordelijk worden gesteld door de koper van dit
product of derden voor schade, verlies, kosten of uitgaven die de koper of derden oplopen ten gevolge van al dan
niet foutief gebruik of misbruik van dit product of onbevoegde wijzigingen en herstellingen of (met uitzondering
van de V.S.) het zich niet strikt houden aan de gebruiks- en onderhoudsvoorschrien van Seiko Epson
Corporation.
Seiko Epson Corporation en haar dochterondernemingen kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor
schade of problemen voortvloeiend uit het gebruik van andere dan originele onderdelen of verbruiksgoederen
kenbaar als Original Epson Products of Epson Approved Products by Seiko Epson.
Seiko Epson Corporation kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade voortvloeiend uit
elektromagnetische interferentie als gevolg van het gebruik van andere interfacekabels die door Seiko Epson
Corporation worden aangeduid als Epson Approved Products.
© 2017 Seiko Epson Corporation
De inhoud van deze handleiding en de specicaties van dit product kunnen zonder aankondiging worden
gewijzigd.
Beheerdershandleiding
Copyright
5
Handelsmerken
EPSON
®
is een gedeponeerd handelsmerk en EPSON EXCEED YOUR VISION of EXCEED YOUR VISION is
een handelsmerk van Seiko Epson Corporation.
Epson Scan 2
soware
is based in part on the work of the Independent JPEG Group.
Google Cloud Print, Chrome, Chrome OS, and Android are trademarks of Google Inc.
Microso
®
, Windows
®
, Windows Server
®
, and Windows Vista
®
are registered trademarks of Microso
Corporation.
Apple, Macintosh, macOS, OS X, Bonjour, Safari, AirPrint, the AirPrint Logo, iPad, iPhone, iPod touch, and
iTunes are trademarks of Apple Inc., registered in the U.S. and other countries.
Algemene opmerking: andere productnamen vermeld in deze uitgave, dienen uitsluitend als identicatie en
kunnen handelsmerken zijn van hun respectievelijke eigenaars.Epson maakt geen enkele aanspraak op enige
rechten op deze handelsmerken.
Beheerdershandleiding
Handelsmerken
6
Deze handleiding
Tekens en symbolen
!
Let op:
Aanwijzingen die u zorgvuldig moet opvolgen om letsel te voorkomen.
c
Belangrijk:
Aanwijzingen die u moet opvolgen om schade aan uw apparatuur te voorkomen.
Opmerking:
Aanwijzingen die handige tips bevatten en beperkingen aangeven voor het gebruik van de printer.
Gerelateerde informatie
& Wanneer u op dit pictogram klikt, gaat u naar verwante informatie.
Beschrijvingen gebruikt in deze handleiding
Screenshots van de schermen van het printerstuurprogramma en Epson Scan 2 (scannerstuurprogramma) zijn
van Windows 10 of OS X El Capitan. De inhoud die op de schermen wordt weergegeven, is aankelijk van het
model en de situatie.
De illustraties die in deze handleiding worden gebruikt, dienen puur als voorbeeld. Er zijn kleine verschillen
tussen elk model, maar de gebruiksmethode blij hetzelfde.
Sommige menu-items op de display variëren naargelang het model en de instellingen.
Referenties voor besturingssystemen
Windows
In deze handleiding verwijzen termen als "Windows 10", "Windows 8.1", "Windows 8", "Windows 7", "Windows
Vista", "Windows XP", Windows Server 2016, "Windows Server 2012 R2", "Windows Server 2012", "Windows Server
2008 R2", "Windows Server 2008", "Windows Server 2003 R2" en "Windows Server 2003" naar de volgende
besturingssystemen. Bovendien wordt "Windows" gebruikt om alle versies ervan aan te duiden.
Microso
®
Wi n d ow s
®
10 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s
®
8.1 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s
®
8 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s
®
7 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s Vi st a
®
besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s
®
XP besturingssysteem
Beheerdershandleiding
Deze handleiding
7
Microso
®
Wi n d ow s
®
XP Professional x64 Edition besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2016 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2012 R2 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2012 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2008 R2 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2008 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2003 R2 besturingssysteem
Microso
®
Wi n d ow s S e r ve r
®
2003 besturingssysteem
Mac OS
In deze handleiding wordt "Mac OS" gebruikt om te verwijzen naar macOS Sierra, OS X El Capitan, OS X
Yosemite, OS X Mavericks, OS X Mountain Lion, Mac OS X v10.7.x en Mac OS X v10.6.8.
Beheerdershandleiding
Deze handleiding
8
Inleiding
Componenthandleiding
Deze handleiding is voor de apparaatbeheerder die verantwoordelijk is voor het verbinden van de printer of
scanner met het netwerk, en bevat informatie over het congureren van instellingen om de functies te gebruiken.
Zie de Gebruikershandleiding voor informatie over het gebruik van functies.
Voorbereiding
Bevat informatie over de taken van de beheerder, hoe apparaten moeten worden ingesteld en de
beheerderssoware.
Verbinding
Bevat informatie over hoe het apparaat moet worden verbonden met het netwerk of een telefoonlijn. Bevat tevens
informatie over de netwerkomgeving, zoals het gebruik van een poort voor het apparaat, en informatie over DNS
en proxyservers.
Functie-instellingen
Bevat informatie over de instellingen voor elke functie, zoals afdrukken, scannen en faxen.
Beveiligingsinstellingen van het product
Bevat informatie over de basisinstellingen voor beveiliging, zoals instellingen voor het beheerderswachtwoord en
protocolbeheer.
Instellingen voor bediening en beheer
Bevat informatie over de bewerkingen nadat de apparaten in gebruik zijn genomen, zoals informatiecontrole en
onderhoud.
Problemen oplossen
Bevat informatie over initialisatie van instellingen en het oplossen van problemen in het netwerk.
Denitie
van termen die in deze handleiding worden
gebruikt
In deze handleiding worden de volgende termen gebruikt.
Beheerder
Degene die verantwoordelijk is voor het installeren en instellen van het apparaat of het netwerk van een kantoor of
organisatie. In kleine organisaties is deze persoon mogelijk verantwoordelijk voor zowel apparaat- als
netwerkbeheer. In grote organisaties hebben beheerders zeggenschap over het netwerk of over apparaten in de
groepseenheid van een afdeling of divisie, en zijn netwerkbeheerders verantwoordelijk voor de instellingen voor
communicatie naar buiten de organisatie, zoals internet.
Beheerdershandleiding
Inleiding
9
Netwerkbeheerder
Degene die verantwoordelijk is voor netwerkcommunicatie. Degene die de router, proxyserver, DNS-server en e-
mailserver instelt om communicatie via internet of het netwerk te beheren.
Gebruiker
Degene die apparaten, zoals printers of scanners, gebruikt.
Server/clientverbinding (printer delen met de Windows-server)
De verbinding die aangee dat de printer verbinding hee met de Windows-server via het netwerk of via een USB-
kabel, en de afdrukwachtrij die op de server is ingesteld, kan worden gedeeld. Communicatie tussen de printer en
de computer gaat via de server en de printer wordt beheerd op de server.
Peer-to-peer-verbinding (rechtstreeks afdrukken)
De verbinding die
aangee
dat de printer en de computer zijn verbonden met het netwerk via de hub of het
toegangspunt, en de afdruktaak kan rechtstreeks vanaf de computer worden uitgevoerd.
Web Cong (webpagina van het apparaat)
De webserver die in het apparaat is geïntegreerd. Dit hee Web Cong. U kunt de status van het apparaat
controleren en wijzigen met de browser.
Wachtrij
In Windows wordt het pictogram voor elke poort weergegeven in Apparaat en printer zoals een printer of scanner.
Als een apparaat is verbonden met het netwerk via twee of meer poorten zoals standaard TCP/IP- en WSD-
netwerk, worden er zelfs twee of meer pictogrammen voor gemaakt.
Hulpprogramma
Een algemene term voor soware voor het instellen of beheren van een apparaat, zoals Epson Device Admin,
EpsonNet Cong, EpsonNet SetupManager, enz.
Push-scan
Een algemene term voor scannen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. Als u deze functie gebruikt, wordt
het scanresultaat opgeslagen in een map, als bijlage via e-mail verzonden of opgeslagen naar een cloudservice.
ASCII (American Standard Code for Information Interchange)
Een van de standaard tekencodes. Er zijn 128 tekens vastgelegd, waaronder tekens als het alfabet (a–z, A–Z),
Arabische cijfers (0–9), symbolen, blanco tekens en stuurtekens. Wanneer in deze handleiding "ASCII" wordt
beschreven, wordt hiermee de onderstaande lijst 0x20–0x7E (hex-nummer) aangeduid, exclusief stuurtekens.
SP*!"#$%&'()*+,-./
0123456789: ; <=>?
@A B C DE F G HI J K L MNO
PQRSTUVWXYZ[ \ ] ^_
` abcdef ghi j kl mno
pqr s t uvwx y z { | } ~
Beheerdershandleiding
Inleiding
10
* Spatieteken.
Unicode (UTF-8)
Een internationale standaardcode, geschikt voor de wereldtalen. Wanneer in deze handleiding "UTF-8" wordt
beschreven, wordt hiermee het coderen van tekens in UTF-8-indeling aangeduid.
Beheerdershandleiding
Inleiding
11
Voorbereiding
Dit hoofdstuk bevat informatie over de rol van de beheerder en voorbereiding vóór het congureren van
instellingen.
Stroom van printerinstellingen en -beheer
De beheerder congureert de instellingen voor de netwerkverbinding, de eerste instelling en het onderhoud voor
de printer of de scanner zodat deze beschikbaar zijn voor de gebruikers.
1.
Vo orb erei de n
De informatie voor de verbindingsinstellingen verzamelen
Keuze van de verbindingsmethode
2. Verbinden
Netwerkverbinding vanaf het bedieningspaneel van de printer
Verbinden met de telefoonlijn
3. De functies instellen
Instellingen van het printerstuurprogramma
Instellingen van het scannerstuurprogramma
Faxinstellingen
Registratie van de contacten
Verbinding via Wi-Fi Direct (eenvoudig AP)
Andere geavanceerde instellingen
Cloudservices
4. Beveiligingsinstellingen
Beheerdersinstellingen
Instellingen voor toegangsbeheer
SSL/TLS
Protocolbeheer
5. Bedienen en beheren
De apparaatstatus controleren
Een back-up maken van de apparaatinstellingen
Gerelateerde informatie
&
“Voorbereiding” op pagina 12
&
“Verbinding” op pagina 18
& “Functie-instellingen” op pagina 36
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
12
& “Beveiligingsinstellingen van het product” op pagina 77
& “Instellingen voor bediening en beheer” op pagina 97
Voorbeeld van een netwerkomgeving
(A): Kantoor 1
(A) – 1: LAN 1
(A) – 2: LAN 2
(B): Kantoor 2
(B) – 1: LAN 1
(B) – 2: LAN 2
(C): WAN
(D): Internet
Introductie van instellingen voor printerverbinding
De volgende twee methoden zijn beschikbaar voor de netwerkverbinding van de printer. De printer is met beide
methoden rechtstreeks verbonden met het netwerk.
Server/clientverbinding (printer delen met de Windows-server)
Peer-to-peer-verbinding (rechtstreeks afdrukken)
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
13
Gerelateerde informatie
& “Server/clientverbindingsinstellingen” op pagina 14
& “Peer to Peer-verbindingsinstellingen” op pagina 14
Server/clientverbindingsinstellingen
Verbindingsmethode:
Maak verbinding tussen het netwerk en de printer via een hub of toegangspunt.
U kunt de printer ook rechtstreeks verbinden met de server met een USB-kabel.
Printerstuurprogramma:
Installeer het printerstuurprogramma op de Windows-server, aankelijk van het besturingssysteem van de
clientcomputers.
Als u de Windows-server opent en aan de printer koppelt, wordt het printerstuuurprogramma op de
clientcomputer geïnstalleerd en kan de printer worden gebruikt.
Functies:
Beheer de printer en het printerstuurprogramma batch-gewijs.
Aankelijk
van de
specicaties
van de server kan het starten van de afdruktaak enige tijd duren. Dit komt
doordat alle afdruktaken via de afdrukserver gaan.
U kunt niet afdrukken wanneer de Windows-server is uitgeschakeld.
Gerelateerde informatie
& “Denitie van termen die in deze handleiding worden gebruikt” op pagina 9
Peer to Peer-verbindingsinstellingen
Verbindingsmethode:
Maak rechtstreeks verbinding tussen het netwerk en de printer via een hub of toegangspunt.
Printerstuurprogramma:
Installeer het printerstuurprogramma op elke clientcomputer.
Dit kan worden afgeleverd als pakket met EpsonNet SetupManager of automatisch met het groepsbeleid van de
Wi n d o w s - s e r v e r.
Functies:
De afdruktaak start direct omdat de afdruktaak rechtstreeks naar de printer is verzonden.
U kunt printen zo lang de printer is ingeschakeld.
Gerelateerde informatie
& “Denitie van termen die in deze handleiding worden gebruikt” op pagina 9
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
14
Verbinding met een netwerk voorbereiden
Informatie over de verbindingsinstelling verzamelen
Voor elke netwerkverbinding moet u een IP-adres, gatewayadres, enz. hebben. Controleer vooraf het volgende.
Divisies Items Opmerking
Apparaatverbindingsm
ethode
Ethernet
Wi-Fi
Gebruik een STP-kabel (Shielded Twisted Pair) van categorie 5e of
hoger voor Ethernet-verbindingen.
Informatie over LAN-
verbinding
IP-adres
Subnetmasker
Standaardgateway
Als u het IP-adres automatisch instelt met de DHCP-functie van de
router, is dit niet vereist.
Informatie over Wi-Fi-
verbinding
SSID
Wachtwoord
De volgende worden ondersteund:
Compatibel met: 802.11b/g/n
Wi-Fi-beveiliging: WEP (64/128 bit), WPA-2PSK (AES), WPA2-
Enterprise
DNS-serverinformatie IP-adres voor
primaire DNS
IP-adres voor
secondaire DNS
In elk van de volgende gevallen congureert u de DNS-server.
U gebruikt een statisch IP-adres.
Het is niet mogelijk de DNS-server automatisch toe te wijzen
omdat het IP-adres automatisch wordt toegewezen met de DHCP-
functie.
Proxyserverinformatie Proxyservernaam
Poortnummer
Congureer wanneer u een proxyserver gebruikt voor de
internetverbinding en wanneer u de Epson Connect-service of de
automatische updatefunctie van de rmware gebruikt.
Gerelateerde informatie
& “Type IP-adrestoewijzing” op pagina 16
Printer specicaties
De specicatie die de printer standaard ondersteunt of de verbindingsmodus, zie de Gebruikershandleiding.
Poortnummer gebruiken
Zie "Bijlage" voor het poortnummer dat de printer gebruikt.
Gerelateerde informatie
& “Poort voor de printer gebruiken” op pagina 129
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
15
Type IP-adrestoewijzing
Er zijn twee typen voor het toewijzen van een IP-adres aan de printer.
Statisch IP-adres:
Wijs het vooraf bepaalde, unieke IP-adres toe aan de printer.
Het IP-adres wordt zelfs niet gewijzigd wanneer de printer of router wordt uitgeschakeld. U kunt het apparaat dus
beheren via het IP-adres.
Dit type is geschikt voor een netwerk waarin veel printers worden beheerd, zoals een groot kantoor of een school.
Automatische toewijzing door de DHCP-functie:
Het juiste IP-adres wordt automatisch toegewezen wanneer de communicatie tussen de printer en de router die de
DHCP-functie ondersteunt, tot stand wordt gebracht.
Als het onhandig is om het IP-adres voor een bepaald apparaat te wijzigen, reserveert u het IP-adres vooraf en wijst
u dit vervolgens toe.
Opmerking:
Voor de poort voor de afdrukwachtrij selecteert u het protocol dat het IP-adres automatisch kan detecteren, zoals EpsonNet
Print Port.
DNS-server en proxyserver
Congureer de DNS-server als u een internetverbindingsservice gebruikt. Als u deze server niet congureert, moet
u het IP-adres opgeven. De oplossing met de naam werkt mogelijk niet.
De proxyserver bevindt zich op de gateway tussen het netwerk en internet, en communiceert met en namens de
computer, printer en internet (overstaande server). De overstaande server communiceert alleen met de
proxyserver. Printerinformatie zoals het IP-adres en het poortnummer kunnen daarom niet worden gelezen,
waarmee de beveiliging wordt verbeterd.
U kunt de toegang tot een specieke URL verbieden met de lterfunctie, omdat de proxyserver de inhoud van de
communicatie kan controleren.
Methode voor het instellen van de netwerkverbinding
Ga als volgt te werk voor het instellen van verbindingsinstellingen, zoals het IP-adres van de printer, het
subnetmasker en de standaard gateway.
Het bedieningspaneel gebruiken:
Congureer
met het bedieningspaneel van elke printer de instellingen. Maak verbinding met het netwerk nadat u
de verbindingsinstellingen voor de printer hebt gecongureerd.
Het installatieprogramma gebruiken:
Als u het installatieprogramma gebruikt, worden het netwerk van de printer en de clientcomputer automatisch
ingesteld. U kunt deze instelling congureren als u de instructies van het installatieprogramma volgt, zelfs als u
geen diepgaande kennis van het netwerk hebt. Dit wordt aanbevolen wanneer u de printer en enkele
clientcomputers instelt met de server/clientverbinding (de printer delen met the Windows-server)
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
16
Een hulpprogramma gebruiken:
Gebruik een hulpprogramma vanaf de computer van de beheerder. U kunt een printer detecteren en vervolgens
instellen, of een SYLK-bestand maken om batch-instellingen voor printers te maken. U kunt veel printers instellen.
Voordat u ze kunt instellen, moeten ze echter fysiek zijn verbinden via de Ethernet-kabel. Dit wordt aanbevolen als
u een Ethernet voor de instelling kunt maken.
Gerelateerde informatie
& “Verbinding maken met het netwerk vanaf het bedieningspaneel” op pagina 18
& “Verbinding maken met het netwerk met behulp van het installatieprogramma” op pagina 24
& “Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Cong” op pagina 121
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
17
Verbinding
In dit hoofdstuk wordt de omgeving of de procedure behandeld voor het verbinden van de printer met het
netwerk.
Verbinding maken met het netwerk
Verbinding maken met het netwerk vanaf het bedieningspaneel
Verbindt de printer met het netwerk via het bedieningspaneel van de printer.
Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het bedieningspaneel van de printer.
Het IP-adres toewijzen
Stel de basisitems in, zoals IP-adres, Subnetmasker, Standaardgateway.
1. Schakel de printer uit.
2.
Selecteer Instel. in het startscherm van het bedieningspaneel van de printer.
3. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Geavanceerd.
Beheerdershandleiding
Verbinding
18
4. Selecteer TCP/IP.
5.
Selecteer Handmatig voor IP-adres ophalen.
Wanneer u het IP-adres automatisch instelt met de DHCP-functie van de router, selecteert u Auto. In dat geval
worden IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway in stap 6 tot 7 ook automatisch ingesteld. Ga daarom
verder naar stap 8.
6. Voer het IP-adres in.
Beheerdershandleiding
Verbinding
19
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
7. Stel het Subnetmasker en de Standaardgateway in.
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
c
Belangrijk:
Als de combinatie van IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway onjuist is, dan is Start installatie inactief
en kunt u niet doorgaan met instellen. Controleer of de invoer geen fouten bevat.
8. Voer het IP-adres voor de primaire DNS-server in.
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
Opmerking:
Wanneer u Auto selecteert voor de instellingen voor het toewijzen van het IP-adres, kunt u de instellingen voor de DNS-
server selecteren uit Handmatig of Auto. Als u het DNS-serveradres niet handmatig kunt verkrijgen, selecteert u
Handmatig en voert u het DNS-serveradres in. Voer daarna het adres van de secundaire DNS-server rechtstreeks in.
Als u Auto selecteert, gaat u verder naar stap 10.
9. Voer het IP-adres van de secondaire DNS-server in.
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
10. Tik op Start installatie.
11.
Sluit het bevestigingsscherm.
De proxyserver instellen
Als u in uw netwerkomgeving een proxyserver hebt ingesteld, stelt u de proxyserver in.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
Opmerking:
Wanneer u instellingen congureert na het instellen van het IP-Adres, wordt het scherm Geavanceerd weergegeven. Ga
naar stap 3.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Geavanceerd.
Beheerdershandleiding
Verbinding
20
3. Selecteer Proxy-server.
4.
Selecteer Gebr. voor Instellingen proxyserver.
5.
Voer het adres in voor de proxyserver in IPv4- of FQDN-indeling.
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
Beheerdershandleiding
Verbinding
21
6. Voer het poortnummer voor de proxyserver in.
Bevestig de waarde uit het voorgaande scherm.
7. Tik op Start installatie.
8. Sluit het bevestigingsscherm.
Verbinden met LAN
Verbind de printer met het netwerk via Ethernet of Wi-Fi.
Gerelateerde informatie
& “Verbinding maken met Ethernet” op pagina 22
& “De Wi-Fi-instellingen handmatig congureren op het bedieningspaneel” op pagina 23
& “Verbinding maken met het netwerk met behulp van het installatieprogramma” op pagina 24
Verbinding maken met Ethernet
Verbind de printer met het netwerk met de Ethernet-kabel en controleer de verbinding.
1. Sluit de printer en hub (L2-switch) aan met een Ethernet-kabel.
2. Selecteer Instel. op het startscherm.
3. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen.
4. Selecteer Controle van netwerkverbinding.
Het verbindingsdiagnoseresultaat wordt weergegeven. Controleer of de verbinding correct is.
5. Tik op OK om af te sluiten.
Wanneer u tikt op Controlerapport afdrukken, kunt u de diagnoseresultaten afdrukken. Volg de
afdrukinstructies op het scherm.
Beheerdershandleiding
Verbinding
22
De Wi-Fi-instellingen handmatig congureren op het bedieningspaneel
U kunt de gegevens die voor de verbinding met een toegangspunt nodig zijn handmatig opgeven op het
bedieningspaneel van de printer. Voor het handmatig instellen hebt u de SSID en het wachtwoord van het
toegangspunt nodig.
Wanneer het toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de Wi-Fi-verbindingsinstellingen automatisch congureren
met de drukknop of de pincode, zonder dat u de SSID en het wachtwoord hoe op te geven.
Opmerking:
Als u een toegangspunt met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label
vermeld staan. Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, neem dan contact op met de persoon die het toegangspunt hee
ingesteld of raadpleeg de documentatie van het toegangspunt.
1. Tik op het startscherm op .
2. Selecteer Router.
3. Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven. Tik op Instellingen
wijzigen om de instellingen te wijzigen.
Als de printer al is verbonden via Ethernet, tikt u op Wi j z i g n a a r Wi - Fi - v e r b i n d i n g . en tikt u vervolgens op Ja
nadat u het bericht hebt bevestigd.
4.
Selecteer Wizard Wi-Fi instellen.
5. Selecteer de SSID van het toegangspunt.
Opmerking:
Als de SSID waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer, tikt
u op Opnieuw zoeken om de lijst te vernieuwen. Als deze nog steeds niet wordt weergegeven, tikt u op Handmatig
invoeren en voert u de SSID rechtstreeks in.
Als u de SSID niet kent, controleer dan of deze vermeld staat op het label van het toegangspunt. Als u het
toegangspunt gebruikt met zijn standaardinstellingen, gebruikt u de SSID die op het label staat.
6. Voer het wachtwoord in.
Opmerking:
Het wachtwoord is hoofdlettergevoelig.
Als u het wachtwoord niet kent, controleer dan of het vermeld staat op het label van het toegangspunt. Als u het
toegangspunt gebruikt met zijn standaardinstellingen, gebruikt u het wachtwoord dat op het label staat. Het
wachtwoord kan ook een sleutel of wachtwoordzin worden genoemd.
Als u de SSID rechtstreeks invoert, selecteert u Beschikbaar bij Wac ht w o or d en voert u vervolgens het wachtwoord
in.
Als u het wachtwoord voor het toegangspunt niet kent, raadpleegt u de documentatie die bij het toegangspunt is
geleverd of neemt u contact op met de persoon die dit hee ingesteld.
Beheerdershandleiding
Verbinding
23
7. Als u klaar bent, tikt u op Start installatie.
8. Tik op OK om af te sluiten.
Opmerking:
Als u geen verbinding kunt maken, laadt u normaal papier op A4-formaat en tikt u op Controlerapport afdrukken om
een netwerkverbindingsrapport af te drukken.
9. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
Verbinding maken met het netwerk met behulp van het
installatieprogramma
Het wordt aanbevolen het installatieprogramma te gebruiken om de printer te verbinden met een computer. U
kunt het installatieprogramma op een van de volgende manieren uitvoeren.
Instellen vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen en congureer de instellingen.
http://epson.sn
Instellen met de soware-cd (alleen voor modellen die worden geleverd met een soware-cd en gebruikers die
beschikken over een computer met een schijfstation.)
Plaats de soware-cd in de computer en volg de instructies op het scherm.
De verbindingsmethoden selecteren
Volg de instructies op het scherm totdat het volgende scherm wordt weergegeven.
Selecteer het verbindingstype en klik vervolgens op Vol gen de .
Beheerdershandleiding
Verbinding
24
Aansluiten op een telefoonlijn
Compatibele telefoonlijnen
U kunt de printer gebruiken via standaard analoge telefoonlijnen (PSTN = Public Switched Telephone Network) en
PBX (Private Branch Exchange) telefoonsystemen.
U kunt de printer mogelijk niet gebruiken via de volgende telefoonlijnen of systemen.
VoIP telefoonlijnen zoals DSL of glasvezellijnen
Digitale telefoonlijnen (ISDN)
Bepaalde PBX telefoonsystemen
Als er tussen de telefooncontactdoos in de muur en de printer adapters zoals terminaladapters, VoIP adapters,
splitters of DSL routers aangesloten zijn
De printer aansluiten op een telefoonlijn
Sluit de printer aan op een telefooncontactdoos via een RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel. Als u een telefoon aansluit op
de printer, dient u een tweede RJ-11 (6P2C)-telefoonkabel te gebruiken.
Aankelijk van de regio wordt er mogelijk een telefoonkabel bij de printer geleverd. Als deze meegeleverd is,
gebruik deze dan.
U moet de telefoonkabel mogelijk aansluiten op een adapter voor uw land of regio.
Opmerking:
Verwijder de dop van de poort EXT. van de printer alleen als u uw telefoontoestel op de printer aansluit. Verwijder de dop
niet als u geen telefoon aansluit.
In gebieden waar vaak blikseminslagen optreden raden we aan om een piekbeveiliging te gebruiken.
Beheerdershandleiding
Verbinding
25
Aansluiten op een standaard telefoonlijn (PSTN) of PBX
Sluit een telefoonkabel aan tussen de muurcontactdoos of PBX-poort naar de LINE poort aan de achterzijde van
de printer.
Aansluiten op DSL of ISDN
Sluit een telefoonkabel aan tussen de DSL-modem of ISDN terminaladapter naar de LINE-poort aan de achterzijde
van de printer. Raadpleeg de documentatie van de modem of adapter voor meer informatie.
Opmerking:
Als uw DSL modem niet uitgerust is met een ingebouwde DSL lter, sluit dan een aparte DSL lter aan.
Beheerdershandleiding
Verbinding
26
Uw telefoontoestel aansluiten op de printer
Als u de printer en uw telefoontoestel op een enkele telefoonlijn gebruikt, sluit dan de telefoon aan op uw printer.
Opmerking:
Als uw telefoontoestel een faxfunctie hee, schakel deze dan uit.Raadpleeg de handleidingen van het telefoontoestel voor
meer informatie.
Als u een antwoordapparaat aansluit, moet u ervoor zorgen dat de instelling Overgaan voor antwoorden van de printer
hoger is dan het aantal beltonen van uw antwoordapparaat dat is ingesteld voor het beantwoorden van een oproep.
1.
Verwijder het beschermkapje van de EXT.-poort aan de achterzijde van de printer.
2.
Sluit het telefoontoestel met een telefoonkabel aan op de EXT.-poort.
Beheerdershandleiding
Verbinding
27
Opmerking:
Als u een enkele telefoonlijn deelt, zorg er dan voor dat u uw telefoontoestel aansluit op de EXT.-poort van de
printer.Als u de lijn splitst om de telefoon en de printer afzonderlijk aan te sluiten, werken de telefoon en de printer niet
goed.
3. Selecteer Fax op het startscherm.
4. Neem de hoorn van de haak.
De verbinding wordt gemaakt wanneer
x
(Ver ze nd en ) is ingeschakeld zoals in het volgende scherm.
Gerelateerde informatie
& “Instellingen voor het antwoordapparaat” op pagina 46
Basisinstellingen voor faxberichten congureren
Het faxinstellingsitem verschilt, aankelijk van de regio of het land waar dit wordt gebruikt.
Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Land/regio om de instellingen te congureren voor
uw land of regio, voordat u andere instellingen congureert.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
Basisinstellingen voor faxen congureren met de Wizard
faxinstelling
Congureer de basisinstellingen voor faxen aan de hand van de instructies op het scherm.
1. Sluit de printer aan op een telefoonlijn.
Opmerking:
Omdat op het einde van de wizard een automatische faxverbindingscontrole wordt uitgevoerd, moet u de printer
aansluiten op een telefoonlijn alvorens de wizard te starten.
2.
Tik op het startscherm op Instel..
Beheerdershandleiding
Verbinding
28
3. Tik op Algemene instellingen > Faxinstellingen > Wiz a r d f a x i n s t el l i n g .
4. Tik op het scherm Bevestiging op OK.
De wizard start.
5. Voer op het invoerscherm voor de koptekst van de fax uw afzendernaam in, bijvoorbeeld de naam van uw
bedrijf, en tik vervolgens op OK.
Opmerking:
Uw afzendernaam en uw faxnummers verschijnen als koptekst op uitgaande faxen.
6. Voer op het invoerscherm voor het telefoonnummer uw faxnummer in en tik vervolgens op OK.
7. Op het Distinctive Ring Detection (DRD)-instelling scherm congureert u de volgende instellingen.
Als u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specieke beltonen, tikt u op Doorg.
en selecteert u de beltoon voor inkomende faxen.
- Als u Alles selecteert, gaat u verder naar stap 8.
- Als u een andere instelling selecteert, wordt Ontvangstmodus automatisch ingesteld op Auto. Ga naar
stap 10.
Als u deze optie niet hoe in te stellen, tikt u op Overslaan en gaat u verder naar stap 10.
Opmerking:
Specieke beltoondiensten, die door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf),
bieden de mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een specieke
beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken en een ander nummer voor faxen.
Selecteer de beltoon voor faxen in DRD.
Aankelijk
van de regio worden Aan en Uit weergegeven als de opties DRD. Selecteer Aan om
specieke
beltonen
te gebruiken.
8. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u een telefoontoestel gebruikt dat op de printer
aangesloten is.
Wanneer verbinding bestaat: tik op Ja en ga naar de volgende stap.
Wanneer geen verbinding bestaat: tikt op Nee en ga verder naar stap 10. Ontvangstmodus is ingesteld op
Auto.
9. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u faxberichten automatisch wenst te ontvangen.
Wanneer u automatisch wilt ontvangen: tik op Ja. Ontvangstmodus is ingesteld op Auto.
Wanneer u handmatig wilt ontvangen: tik op Nee. Ontvangstmodus is ingesteld op Handmatig.
10. Controleer op het scherm Doorg. de instellingen die u hebt
gecongureerd
en tik vervolgens op Doorg..
Tik op
om de instellingen te corrigeren of wijzigen.
11.
Tik op Controle starten om de faxverbindingscontrole uit te voeren. Wanneer u via een bericht op het scherm
wordt gevraagd om het controleresultaat af te drukken, tikt u op Afdrukken.
Een rapport met de resultaten van de verbindingscontrole wordt afgedrukt.
Beheerdershandleiding
Verbinding
29
Opmerking:
Als er fouten gemeld worden, volg dan de instructies op het rapport om ze te corrigeren.
Indien het scherm Lijntype kiezen weergegeven wordt, selecteer dan het lijntype.
- Als u de printer aansluit op een PBX-telefoonsysteem of terminaladapter selecteert u PBX.
- Wanneer u de printer aansluit op een standaard telefoonlijn (PSTN), selecteert u Uitschakelen op het scherm
Bevestiging dat wordt weergegeven. Maar als deze instelling opgeslagen wordt als Uitschakelen wordt het eerste
cijfer van een faxnummer mogelijk overgeslagen waardoor het bericht naar een foutief nummer verzonden wordt.
Gerelateerde informatie
& “De printer aansluiten op een telefoonlijn” op pagina 25
& “Omschrijvingen van het menu Faxinstellingen” op pagina 50
Papierbron instellen voor inkomende faxberichten
U kunt op de printer instellen dat bepaalde papierbronnen niet worden gebruikt voor het afdrukken van
ontvangen documenten en faxrapporten. Standaard zijn alle papierbronnen ingeschakeld voor het afdrukken van
faxen. Gebruik deze functie als u niet wilt dat papier uit een bepaalde papierbron voor het afdrukken van faxen
wordt gebruikt.
1. Tik op Instel. op het startscherm.
2. Tik op Algemene instellingen > Printerinstellingen > Instellingen papierbron > Inst. autom. selecteren >
Fax.
3. Tik op elk vak van de papierbron die u niet wilt gebruiken voor het afdrukken van faxen.
De papierbroninstelling wordt gewijzigd in Uit en de bron wordt uitgeschakeld voor het afdrukken van faxen.
Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt)
gebruiken
Vanaf een smartphone of tablet kunt u zonder gebruik te maken van het verbonden netwerk rechtstreeks
verbinding maken met de printer met Wi-Fi Direct (eenvoudig AP), mits de beheerder rechtstreekse verbinding
toestaat.
Wanneer u vanaf een smartphone of tablet NFC gebruikt, moet Wi-Fi Direct (eenvoudig AP) zijn ingeschakeld.
Wi-Fi Direct (eenvoudig toegangspunt) inschakelen
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > Wi- Fi Di r e c t .
2.
Selecteer Inschakelen voor Wi - Fi D i r e c t .
3. Klik op Volg end e.
4. Klik op OK.
Er wordt opnieuw verbinding gemaakt met het netwerk en Wi-Fi Direct (eenvoudig AP) wordt ingeschakeld.
Beheerdershandleiding
Verbinding
30
Opmerking:
Als u op Wi s s e n klikt, kunt u de geregistreerde apparaatinformatie verwijderen uit een apparaat dat is verbonden met
Wi - Fi D i re c t ( e e n v ou d ig A P ) .
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Een e-mailserver congureren
Congureer deze wanneer u de scanfunctie wilt gebruiken in combinatie met e-mail.
Controleer het volgende voordat u de conguratie uitvoert.
De printer is verbonden met een netwerk.
Informatie van de e-mailserver van de computer.
1.
Open Web
Cong
en selecteer het tabblad Netwerk > E-mailserver > Basis.
2. Voer voor elk item een waarde in.
3. Selecteer OK.
De geselecteerde instellingen worden weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor de e-mailserver” op pagina 32
Beheerdershandleiding
Verbinding
31
Instellingen voor de e-mailserver
Items Instellingen en uitleg
Vericatiemethode Geef hier de vericatiemethode op die de printer moet gebruiken voor toegang tot de e-
mailserver.
Uit Vericatie is uitgeschakeld wanneer met de e-mailserver
wordt gecommuniceerd.
SMTP-vericatie Hiervoor is vereist dat een e-mailserver SMTP-vericatie
ondersteunt.
POP voor SMTP Wanneer u deze methode selecteert, moet u de POP3-server
congureren.
Geverieerd account
Als u SMTP-vericatie of POP voor SMTP selecteert als de Vericatiemethode, voert u de
geverieerde accountnaam in met 0 tot 255 tekens in ASCII (0x20 tot 0x7E).
Geverieerd wachtwoord
Als u SMTP-vericatie of POP voor SMTP selecteert als Vericatiemethode, voert u het
geverieerde wachtwoord in dat tussen 0 en 20 tekens lang is en bestaat uit A–Z a–z 0–9 ! #
$ % & ' * + - . / = ? ^ _ { | } ~ @.
E-mailadres afzender Voer hier het e-mailadres van de afzender in. U kunt tussen 0 en 255 tekens invoeren in ASCII
(0x20–0x7E), behalve : ( ) < > [ ] ; ¥. Het eerste teken mag geen punt (".") zijn.
Adres SMTP-server Voer hier tussen 0 en 255 tekens in. Gebruik A–Z a–z 0–9. - . U kunt IPv4 of FQDN gebruiken.
Poortnummer SMTP-server Voer een getal tussen 1 en 65535 in.
Beheerdershandleiding
Verbinding
32
Items Instellingen en uitleg
Veilige verbinding Geef de beveiligde verbindingsmethode op voor de e-mailserver.
Geen
Als u POP voor SMTP selecteert in Vericatiemethode,
wordt de verbindingsmethode ingesteld op Geen.
SSL/TLS
Dit is beschikbaar wanneer Vericatiemethode is ingesteld
op Uit of SMTP-vericatie.
STARTTLS
Dit is beschikbaar wanneer Vericatiemethode is ingesteld
op Uit of SMTP-vericatie.
Certicaatvalidatie Het certicaat is gevalideerd wanneer dit is ingeschakeld. Wij raden aan dit in te stellen op
Inschakelen.
Adres POP3-server
Als u POP voor SMTP selecteert als Vericatiemethode, voert u het POP3-serveradres in
dat tussen 0 en 255 tekens lang is en bestaat uit A–Z a–z 0–9 . - . U kunt IPv4 of FQDN
gebruiken.
Poortnummer POP3-server
Als u POP voor SMTP selecteert als Vericatiemethode, voert u een cijfer in tussen 1 en
65535.
Gerelateerde informatie
& “Een e-mailserver congureren” op pagina 31
De verbinding met de e-mailserver controleren
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > E-mailserver > Verbindingstest.
2. Selecteer Starten.
De verbindingstest met de mailserver is gestart. Na de test wordt een testverslag weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Referenties verbindingstest e-mailserver” op pagina 33
Referenties verbindingstest e-mailserver
Berichten Oorzaak
De verbindingstest is gelukt. Dit bericht wordt weergegeven wanneer de verbinding met de server is geslaagd.
SMTP-servercommunicatiefout.
Controleer het volgende. -
Netwerkinstellingen
Dit bericht verschijnt in de volgende gevallen
De printer is niet verbonden met een netwerk
De SMTP-server is uitgeschakeld
De netwerkverbindingen zijn verbroken tijdens de communicatie
Er zijn onvolledige gegevens ontvangen
Beheerdershandleiding
Verbinding
33
Berichten Oorzaak
POP3-servercommunicatiefout.
Controleer het volgende. -
Netwerkinstellingen
Dit bericht verschijnt in de volgende gevallen
De printer is niet verbonden met een netwerk
De POP3-server is uitgeschakeld
De netwerkverbindingen zijn verbroken tijdens de communicatie
Er zijn onvolledige gegevens ontvangen
Er is een fout opgetreden bij het
verbinden met de SMTP-server.
Controleer het volgende. - SMTP-
serveradres - DNS-server
Dit bericht verschijnt in de volgende gevallen
Verbinden met een DNS-server is mislukt
Naamresolutie voor een SMTP-server is mislukt
Er is een fout opgetreden bij het
verbinden met de POP3-server.
Controleer het volgende. - POP3-
serveradres - DNS-server
Dit bericht verschijnt in de volgende gevallen
Verbinden met een DNS-server is mislukt
Naamresolutie voor een POP3-server is mislukt
SMTP-serververicatiefout. Controleer
het volgende. -
Vericatiemethode
-
Geverieerde account - Geverieerd
wachtwoord
Dit bericht verschijnt wanneer de SMTP-serververicatie is mislukt.
POP3-serververicatiefout. Controleer
het volgende. - Vericatiemethode -
Geverieerde
account -
Geverieerd
wachtwoord
Dit bericht verschijnt wanneer de POP3-serververicatie is mislukt.
Niet-ondersteunde
communicatiemethode. Controleer
het volgende. - SMTP-serveradres -
SMTP-serverpoortnummer
Dit bericht wordt weergegeven wanneer u probeert te communiceren met niet-
ondersteunde protocollen.
Verbinding met SMTP-server is mislukt.
Wijzig Veilige verbinding naar Geen.
Dit bericht verschijnt wanneer een SMTP niet overeenkomt tussen een server en
een client of wanneer de server geen beveiligde SMTP-verbinding ondersteunt
(SSL-verbinding).
Verbinding met SMTP-server is mislukt.
Wijzig Veilige verbinding naar SSL/TLS.
Dit bericht verschijnt wanneer een SMTP niet overeenkomt tussen een server en
een client of wanneer de server het gebruik van een SSL/TLS-verbinding vraagt
voor een beveiligde SMTP-verbinding.
Verbinding met SMTP-server is mislukt.
Wijzig Veilige verbinding naar
STARTTLS.
Dit bericht verschijnt wanneer een SMTP niet overeenkomt tussen een server en
een client of wanneer de server het gebruik van een STARTTLS-verbinding vraagt
voor een beveiligde SMTP-verbinding.
De verbinding is niet-vertrouwd.
Controleer het volgende. - Datum en
tijd
Dit bericht verschijnt wanneer de datum- en tijdinstelling onjuist is of als het
certicaat verlopen is.
De verbinding is niet-vertrouwd.
Controleer het volgende. - CA-
certicaat
Dit bericht verschijnt wanneer de printer geen basiscerticaat heeft die
overeenkomt met de server of als een CA-certicaat niet is geïmporteerd.
De verbinding is niet beveiligd. Dit bericht wordt weergegeven wanneer het verkregen certicaat beschadigd is.
SMTP-serververicatie is mislukt.
Wijzig de
vericatiemethode
naar
SMTP-AUTH.
Dit bericht verschijnt wanneer een vericatiemethode niet overeenkomt tussen
een server en een client. De server ondersteunt
SMTP-vericatie
.
Beheerdershandleiding
Verbinding
34
Berichten Oorzaak
SMTP-serververicatie is mislukt.
Wijzig de
vericatiemethode
naar POP
voor SMTP.
Dit bericht verschijnt wanneer een vericatiemethode niet overeenkomt tussen
een server en een client. De server biedt geen ondersteuning voor
SMTP-
vericatie.
Het e-mailadres van de afzender is
onjuist. Wijzig naar het e-mailadres
voor uw e-mailservice.
Dit bericht wordt weergegeven wanneer het opgegeven e-mailadres van de
afzender onjuist is.
Geen toegang tot printer zolang
verwerking niet voltooid.
Dit bericht wordt weergegeven wanneer de printer bezet is.
Gerelateerde informatie
&
“De verbinding met de e-mailserver controleren” op pagina 33
Beheerdershandleiding
Verbinding
35
Functie-instellingen
Dit hoofdstuk bevat informatie over de eerste instellingen die nodig zijn om elke functie van het apparaat te
kunnen gebruiken.
Software voor het congureren van instellingen
Dit onderwerp bevat informatie over de procedure voor het congureren van instellingen vanaf de computer van
de beheerder met Web Cong.
Web Cong (webpagina voor apparaat)
Over Web Cong
Web Cong is een toepassing die draait in een browser en dient om de instellingen van de printer te congureren.
Voordat u toegang krijgt tot Web Cong moet u eerst IP-adres toewijzen aan de printer.
Opmerking:
U kunt de instellingen vergrendelen door een beheerderswachtwoord in te stellen op de printer.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
36
Web Cong openen
Voer het IP-adres van de printer in een webbrowser in. JavaScript moet ingeschakeld zijn. Wanneer u Web Cong
opent via HTTPS, wordt in de browser een waarschuwingsbericht weergegeven, omdat een zelfondertekend
certicaat wordt gebruikt, dat in de printer is opgeslagen.
Openen via HTTPS
IPv4: https://<IP-adres van printer> (zonder < >)
IPv6: https://[IP-adres van printer]/ (met [ ])
Openen via HTTP
IPv4: http://<IP-adres van printer> (zonder < >)
IPv6: http://[IP-adres van printer]/ (met [ ])
Voorbeelden
IPv4:
https://192.0.2.111/
http://192.0.2.111/
IPv6:
https://[2001:db8::1000:1]/
http://[2001:db8::1000:1]/
Opmerking:
Als de printernaam bij de DNS-server is geregistreerd, kunt u de naam van de printer gebruiken in plaats van het IP-adres.
Gerelateerde informatie
& “SSL/TLS-communicatie met de printer” op pagina 88
& “Digitale certicering” op pagina 88
De afdrukfuncties gebruiken
Schakel het gebruik van de afdrukfunctie van de printer in.
Vereisten voor afdrukken via een netwerk
Het volgende is vereist om via een netwerk te kunnen afdrukken.
U kunt deze instellingen congureren met het printerstuurprogramma of het besturingssysteem.
Het printerstuurprogramma installeren
De afdrukwachtrij naar een computer maken
De poort naar een netwerk instellen
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
37
Het printerstuurprogramma instellen met server/clientverbinding
Stel de printer zo in dat afdrukken mogelijk is vanaf een computer die eerst was ingesteld als afdrukserver en deel
vervolgens de printer.
Installeer het printerstuurprogramma voor zowel de server als de client op de afdrukserver.
Als het installatieprogramma wordt gebruikt, worden het instellen van het netwerk van de printer of de computer,
installatie van het stuurprogramma en het maken van de afdrukwachtrij automatisch uitgevoerd.
Standaard-TCP/IP-poorten instellen — Windows
Stel de standaard TCP/IP-poort in op de printserver en maak de afdrukwachtrij voor afdrukken via het netwerk.
1. Open het scherm Apparaten en printers.
Windows 10/Windows Server 2016
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en houd vast. Selecteer vervolgens Conguratiescherm >
Apparaten en printers.
Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2012 R2/Windows Server 2012
Bureaublad > Instellingen > Conguratiescherm > Hardware en geluiden of Hardware > Apparaten en
printers.
Windows 7/Windows Server 2008 R2
Klik op Start > Conguratiescherm > Hardware en geluiden (of Hardware) > Apparaten en printers.
Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op Start > Conguratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003
Klik op > Conguratiescherm > Printers en andere hardware > Printers en faxapparaten.
2. Voeg een printer toe.
Windows 10/Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2016/Windows Server 2012 R2/Windows Server
2012
Klik op Printer toevoegen en selecteer vervolgens De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst.
Windows 7/Windows Server 2008 R2
Klik op Printer toevoegen.
Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op Printer installeren.
Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003
Klik op Printer installeren en klik op Vol gen de .
3. Voeg een lokale printer toe.
Windows 10/Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2016/Windows Server 2012 R2/Windows Server
2012
Selecteer Een lokale printer of een netwerkprinter toevoegen met handmatige instellingen en klik op
Vol gen de.
Windows 7/Windows Server 2008 R2/Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op Een lokale printer toevoegen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
38
Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003
Selecteer Lokale printer die met deze computer is verbonden en klik op Vol gen de .
4. Selecteer Een nieuwe poort maken, selecteer Standaard TCP/IP-poort als Poorttype en klik op Vo lge nd e.
Voor Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003: klik op Volg en de in het scherm Wi z a r d
Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen.
5. Voer het IP-adres van de printer of de printernaam in bij Hostnaam of IP-adres of Printernaam of IP-adres
en klik vervolgens op Volg en de .
Wijz i g de Poortnaam niet.
Klik op Doorgaan wanneer het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
39
Voor Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003: klik op Gereed in het scherm Standaard
TCP/IP-printerpoort.
Opmerking:
Als u de printernaam opgee in het netwerk waar naamomzetting beschikbaar is, wordt het IP-adres zelfs gevolgd als
het IP-adres van de printer door DHCP is gewijzigd. U kunt de naam van de printer controleren vanaf het
netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer of op een netwerkstatusvel.
6. Stel het printerstuurprogramma in.
Als het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd:
Selecteer Fabrikant en Printers. Klik op Volgend e.
Als het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd:
Klik op Open schijf en plaats de sowareschijf die met de printer is meegeleverd. Klik op Bladeren en
selecteer op het schije de map waarin het printerstuurprogramma staat. Selecteer de juiste map. De
precieze locatie van de map kan per besturingssysteem verschillen.
32-bits versie van Windows: WINX86
64-bits versie van Windows: WINX64
7. Volg de instructies op het scherm.
Voor Windows XP/Windows Server 2003 R2/Windows Server 2003 is de installatie hiermee voltooid. Voor
Windows Vista/Windows Server 2008 en later controleert u nu de poortconguratie.
Wanneer u de printer gebruikt onder de server/client-verbinding (delen van de printer met de Windows-server),
congureert u de instellingen dienovereenkomstig.
Gerelateerde informatie
& “De printer delen (alleen Windows)” op pagina 41
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
40
De poortconguratie controleren — Windows
Controleer of de juiste poort is ingesteld voor de afdrukwachtrij.
1. Open het scherm Apparaten en printers.
Windows 10/Windows Server 2016
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en houd vast. Selecteer vervolgens Conguratiescherm >
Apparaten en printers.
Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2012 R2/Windows Server 2012
Bureaublad > Instellingen > Conguratiescherm > Hardware en geluiden of Hardware > Apparaten en
printers.
Windows 7/Windows Server 2008 R2
Klik op Start > Conguratiescherm > Hardware en geluiden (of Hardware) > Apparaten en printers.
Windows Vista/Windows Server 2008
Klik op Start >
Conguratiescherm
> Hardware en geluiden > Printers.
2. Open het scherm met printereigenschappen.
Windows 10/Windows 8.1/Windows 8/Windows 7/Windows Server 2016/Windows Server 2012 R2/
Windows Server 2012/Windows Server 2008 R2
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op Eigenschappen van printer.
Wind ow s Vis ta
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer vervolgens Als administrator uitvoeren
> Eigenschappen.
Windows Server 2008
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Poorten, selecteer Standaard TCP/IP-poort en klik vervolgens op Poort
congureren
.
4. Controleer de poortconguratie.
Voor RAW
Controleer of Raw is geselecteerd bij Protocol en klik vervolgens op OK.
Voor LPR
Controleer of LPR is geselecteerd bij Protocol. Voer "PASSTHRU" in bij Wac ht rijn aa m in LPR-
instellingen. Selecteer LPR-bytetelling ingeschakeld en klik vervolgens op OK.
De printer delen (alleen Windows)
Wanneer u de printer gebruikt onder de server/client-verbinding (delen van de printer met de Windows-server),
congureert u het delen van de printer vanaf de afdrukserver.
1. Selecteer op de afdrukserver Conguratiescherm > Apparaten en printers weergegeven.
2.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer (afdrukwachtrij) die u wilt delen en selecteer
vervolgens Eigenschappen van printer > tabblad Delen.
3. Selecteer Deze printer delen en voer een naam in bij Sharenaam.
In Windows Server 2012 klikt u op Opties voor delen wijzigen en congureert u vervolgens de instellingen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
41
Extra stuurprogramma's installeren (alleen Windows)
Als de Windows-versie van een server en de clients verschillend zijn, wordt aanbevolen extra stuurprogramma's op
de afdrukserver te installeren.
1. Selecteer op de afdrukserver Conguratiescherm > Apparaten en printers weergegeven.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u met de clients wilt delen en klik
vervolgens op Eigenschappen van printer > tabblad Delen.
3. Klik op Extra stuurprogramma's.
Klik voor Windows Server 2012 op Change Sharing Options en congureer de instellingen.
4. Selecteer de versies van Windows voor clients en klik vervolgens op OK.
5.
Selecteer het informatiebestand voor het printerstuurprogramma (*.inf) en installeer vervolgens het
stuurprogramma.
Gerelateerde informatie
&
“De gedeelde printer gebruiken – Windows” op pagina 42
De gedeelde printer gebruiken – Windows
De beheerder moet de clients op de hoogte brengen van de computernaam van de afdrukserver en hoe ze deze
kunnen toevoegen aan hun computer. Als er nog geen extra driver(s) is (zijn) gecongureerd, laat de clients dan
weten hoe ze de gedeelde printer kunnen toevoegen met Apparaten en printers.
Volg deze stappen als er al extra stuurprogramma's zijn gecongureerd op de afdrukserver:
1. Selecteer in Windows Verkenner de naam die aan de afdrukserver is toegewezen.
2. Dubbelklik op de printer die u wilt gebruiken.
Gerelateerde informatie
&
“De printer delen (alleen Windows)” op pagina 41
& “Extra stuurprogramma's installeren (alleen Windows)” op pagina 42
Instellingen voor het printerstuurprogramma voor peer-to-peer-
verbinding
Voor een peer-to-peer-verbinding (rechtstreeks afdrukken) moet het printerstuurprogramma op elke
clientcomputer worden geïnstalleerd.
Gerelateerde informatie
& “Het printerstuurprogramma instellen” op pagina 43
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
42
Het printerstuurprogramma instellen
Voor kleine organisaties wordt aanbevolen het printerstuurprogramma op elke clientcomputer te installeren.
Gebruik het installatieprogramma op de website van Epson of op de sowareschijf.
Opmerking:
Wanneer de printer wordt gebruikt voor veel clientcomputers, kan de installatietijd aanzienlijk worden verkort met
EpsonNet SetupManager en de levering van het stuurprogramma als pakket.
1. Voer het installatieprogramma uit.
Uitvoeren vanaf de website
Open de volgende website en voer de productnaam in. Ga naar Instellen, download de soware en voer
deze uit.
http://epson.sn
Uitvoeren vanaf de soware-cd (alleen voor modellen die worden geleverd met een soware-cd en
gebruikers die beschikken over een computer met een schijfstation.)
Plaats de sowareschijf in de computer.
2. Selecteer de verbindingsmethode voor de printer en klik vervolgens op Volg en de .
Opmerking:
Als Soware-installatie selecteren wordt weergegeven, selecteert u De verbindingsmethode wijzigen of resetten en
klikt u vervolgens op Vo l ge n de .
3. Volg de instructies op het scherm.
Gerelateerde informatie
& “EpsonNet SetupManager” op pagina 121
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
43
Scanfuncties gebruiken
U kunt de scanfuncties gebruiken vanaf de computer of vanaf het bedieningspaneel van de printer.
Scannen vanaf een computer
Installeer de soware en controleer of de netwerkscanservice is ingeschakeld om via het netwerk te scannen vanaf
de computer.
Gerelateerde informatie
& “Soware die moet worden geïnstalleerd” op pagina 44
& “Controleren of netwerkscan is ingeschakeld” op pagina 44
Software die moet worden geïnstalleerd
EPSON Scan 2
Dit is een scannerstuurprogramma. Als u het apparaat gebruikt vanaf een computer, moet u het
stuurprogramma op elke clientcomputer installeren.
Als u EpsonNet SetupManager gebruikt, wordt het printerstuurprogramma ook gedistribueerd als pakket.
Gerelateerde informatie
& “EpsonNet SetupManager” op pagina 121
Controleren of netwerkscan is ingeschakeld
U kunt de netwerkscanservice inschakelen wanneer u via het netwerk scant vanaf een clientcomputer. De
standaardinstelling wordt ingeschakeld.
1. Open Web
Cong
en selecteer het tabblad Scannen/Kopiëren > Netwerkscan.
2. Controleer of Scannen inschakelen voor EPSON Scan is geselecteerd.
Als deze optie is geselecteerd, is deze taak voltooid. Sluit het Web Cong.
Als het selectievakje niet is ingeschakeld, schakelt u dit in en gaat u verder naar de volgende stap.
3. Klik op Volg end e.
4. Klik op OK.
Er wordt opnieuw verbinding gemaakt met het netwerk en de instellingen worden ingeschakeld.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
44
Scannen via het bedieningspaneel
De functies scannen naar map en scannen naar e-mail via het bedieningspaneel van de printer, evenals de
overdracht van scanresultaten naar e-mail, mappen enz. worden uitgevoerd door de taak vanaf de computer uit te
voeren.
Gerelateerde informatie
& “Servers en mappen instellen” op pagina 45
Servers en mappen instellen
Naam Instellingen Locatie Vereiste
Scannen naar
netwerkmap (SMB)
Delen van de map voor
opslag maken en instellen
Een computer met een locatie
voor een map voor opslag
Het beheerdersaccount
voor de computer
waarop mappen voor
opslag worden gemaakt.
Bestemming voor scannen
naar netwerkmap (SMB)
Contacten van het apparaat Gebruikersnaam en
wachtwoord voor
aanmelden op de
computer waarop zich de
map voor opslaan
bevindt, en de
machtiging om de map
voor opslaan bij te
werken.
Scannen naar
netwerkmap (FTP)
Instellen voor aanmelden bij
de FTP-server
Contacten van het apparaat Aanmeldinformatie voor
de FTP-server en de
machtiging om de map
voor opslaan bij te
werken.
Scannen naar e-mail Instellen voor e-mailserver Apparaat Instelinformatie voor e-
mailserver
Scannen naar cloud Printerregistratie bij Epson
Connect
Apparaat Omgeving voor
internetverbinding
Contactregistratie bij Epson
Connect
Epson Connect-service Gebruiker- en
printerregistratie bij
Epson Connect
Gerelateerde informatie
&
“Een e-mailserver
congureren
” op pagina 31
& “Epson Connect-service gebruiken” op pagina 76
Faxfuncties gebruiken
Schakel het gebruik van de faxfunctie van de printer in.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
45
Ontvangstmodus instellen
Stel aankelijk van uw situatie Ontvangstmodus in.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Basis.
2. Selecteer hoe u wilt ontvangen in Ontvangstmodus.
Auto: aanbevolen voor gebruikers die zeer vaak faxen. De printer ontvangt een faxbericht automatisch
nadat de beltoon het opgegeven aantal maal is overgegaan.
Handmatig: aanbevolen voor gebruikers die niet vaak faxen, of die een faxbericht wensen te ontvangen via
het aangesloten telefoontoestel. Als u een faxbericht ontvangt, neem dan hoorn van de telefoon en activeer
de printer.
c
Belangrijk:
Als u geen telefoon op de printer aansluit, selecteert u de modus Auto.
Opmerking:
Als u de functie Extern ontvangen activeert, kunt u faxberichten ontvangen met een aangesloten telefoontoestel.
3.
Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Basisinstellingen voor faxen congureren met de Wizard faxinstelling” op pagina 28
& “Faxberichten ontvangen d.m.v. een aangesloten telefoontoestel (Extern ontvangen)” op pagina 47
Instellingen voor het antwoordapparaat
Als u een antwoordapparaat wilt gebruiken, moet u de volgende instellingen congureren.
1.
Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Basis.
2. Selecteer Auto voor Ontvangstmodus.
3. Stel de Overgaan voor antwoorden in op een hoger aantal dan het aantal voor het antwoordapparaat.
Als de instelling Overgaan voor antwoorden van de printer is ingesteld op een lager aantal dan het aantal keer
dat het antwoordapparaat overgaat, kan het antwoordapparaat geen spraakoproepen ontvangen om
spraakberichten vast te leggen. Raadpleeg de handleidingen van het antwoordapparaat voor meer informatie.
Dit item wordt niet weergegeven, met uitzondering van de machine die het antwoordapparaat ondersteunt.
4. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
46
Faxberichten ontvangen d.m.v. een aangesloten telefoontoestel
(Extern ontvangen)
Met de functie Extern ontvangen kunt u faxberichten ontvangen door enkel de telefoon te gebruiken. De functie
Extern ontvangen is beschikbaar voor telefoontoestellen die tonen kunnen zenden.
1. Open Web
Cong
en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Basis.
2. Selecteer Aan voor Extern ontvangen.
3. Voer in het veld Startcode een tweecijferige code in (0 tot 9, *, en # kunnen worden gebruikt).
Startcode is een code die wordt ingevoerd op een aangesloten telefoon om het ontvangen van faxberichten te
starten.
4. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Afhandeling van ontvangen faxberichten
U kunt ontvangen faxberichten op de volgende manieren aandelen.
Afdrukken
Opslaan in postvak IN
Opslaan op computer
Opsl.op geheugenapp.
Doorsturen
Opmerking:
Als u alle bovenstaande functies selecteert, worden ontvangen faxberichten opgeslagen en overgebracht naar elke
bestemming, en kunt u een melding per e-mail ontvangen wanneer het proces is voltooid. U kunt niet alleen de opties
Afdrukken en Opslaan in postvak IN selecteren.
Gerelateerde informatie
& “De e-mailmelding na ontvangst van een faxbericht instellen” op pagina 47
& “Afdrukinstellingen
congureren
voor het ontvangen van faxberichten” op pagina 48
& “Instelling voor het opslaan van ontvangen faxen in het Postvak IN” op pagina 48
& “PC-FAX-ontvangst instellen” op pagina 49
& “Instellingen voor extern geheugen opslaan” op pagina 50
& “Doorstuurinstellingen voor faxberichten” op pagina 50
De e-mailmelding na ontvangst van een faxbericht instellen
Wanneer een faxbericht is ontvangen, kan een e-mailmelding worden verzonden.
Het meldingsadres moet vooraf in de contacten zijn vastgelegd.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
47
Om deze functie te gebruiken, moet de e-mailserver zijn gecongureerd.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
2.
Selecteer items waarover u per e-mail een melding wilt ontvangen wanneer de faxbewerking is voltooid voor
E-mailmeldingen.
3.
Klik op Kies uit Contactpersonen voor Ontvanger.
4. Selecteer het meldingsadres.
5. Klik op Selecteren om de bestemming in te stellen.
6. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Een e-mailserver congureren” op pagina 31
Afdrukinstellingen congureren voor het ontvangen van faxberichten
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
2.
Selecteer Afdrukken.
3.
Congureer
desgewenst de instellingen voor Afdrukinstellingen.
4. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Instelling voor het opslaan van ontvangen faxen in het Postvak IN
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
2. Selecteer Opslaan in postvak IN.
3. Klik op OK.
4. Selecteer Ontvangstinstellingen > Postvak IN.
Wanneer het wachtwoord voor het postvak is ingesteld, voert u het wachtwoord in om het instellingenscherm
te openen.
5. Selecteer de optie die moet worden gebruikt wanneer het Postvak IN vol is.
Binnenkomende faxen weigeren: de printer beantwoordt geen binnenkomende faxoproepen.
Faxen ontvangen en afdrukken: de printer drukt alle ontvangen documenten af die niet in het Postvak IN
kunnen worden opgeslagen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
48
6. Wanneer u de instellingen beschermt met een wachtwoord, selecteert u Wi j z i g Wa c h t w o or d en stelt u het
wachtwoord voor het postvak in.
7. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
PC-FAX-ontvangst instellen
Als u PC-FAX-ontvangst wilt gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma en FAX Utility op de computer.
Wanneer u het installatieprogramma gebruikt voor het instellen van de printer, worden deze tegelijkertijd
geïnstalleerd. Als u de programma's afzonderlijk moet installeren, gebruikt u de sowareschijf of downloadt u ze
vanaf de website van Epson.
Converteer de ontvangen fax naar een PDF-bestand en sla het op de verbonden computer op. De fax kan
tegelijkertijd worden afgedrukt.
c
Belangrijk:
Stel de ontvangstmodus van de printer in op Auto.
Voordat faxberichten op de computer worden opgeslagen, worden ze in het printergeheugen opgeslagen. Laat de
doelcomputer ingeschakeld omdat het printergeheugen beperkt is en verzenden en ontvangen wellicht niet
mogelijk is. De hoeveelheid tijdelijk opgeslagen gegeven wordt weergegeven in het faxmoduspictogram.
1. Voer FAX Utility uit op de computer die met de printer is verbonden.
2. Open het instellingenscherm FAX Utility.
Wi n d o w s
Selecteer Faxinstellingen printer > Instellingen uitvoer ontvangen faxen.
Mac OS
Klik op Faxontvangstmonitor, selecteer de printer en klik vervolgens op Instellingen ontvangst.
3. Klik op Faxen opslaan op deze computer en geef de doelmap voor opslag op.
4. Voer desgewenst andere instellingen in en verzend de instellingen naar de printer.
Opmerking:
Uitleg over de instelitems en een gedetailleerde procedure vindt u in het helpbestand van FAX Utility.
5. Tik op het bedieningspaneel van de printer op Instel..
6. Tik op Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen.
7. Tik op Instellingen opsl./doorsturen > Onvoorwaardelijk opslaan/doorsturen.
8.
De huidige instellingen worden weergegeven. Controleer of de instellingen worden opgeslagen op de computer
(Opslaan op computer).
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
49
9. Wanneer u gegevens op de computer wilt opslaan en deze tegelijkertijd wilt afdrukken, tikt u op Opslaan op
computer > Ja en afdrukken.
Opmerking:
Als u de gegevens niet meer op de computer wilt opslaan, selecteert u Nee bij Opslaan op computer op het
bedieningspaneel van de printer. Selecteer in Web Cong het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer,
schakel de optie Opslaan op computer uit en klik vervolgens op OK.
Instellingen voor extern geheugen opslaan
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
2. Selecteer Opsl.op geheugenapp..
3.
Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
Doorstuurinstellingen voor faxberichten
De doorstuurbestemming moet eerder in de contacten zijn vastgelegd.
1.
Open Web
Cong
en selecteer het tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer.
2. Selecteer Doorsturen.
3. Open Kies uit Contactpersonen in Waarheen doorsturen.
4. Selecteer de doorstuurbestemming.
U kunt tot vijf bestemmingen instellen.
5. Klik op Selecteren.
6.
Stel in Opties bij misl.doorst. de aandelingsmethode in voor het geval doorsturen mislukt.
7. Voer het onderwerp in voor e-mailberichten waaraan faxberichten als bijlage zijn toegevoegd in E-
mailonderwerp v. doorsturen.
Voer maximaal 50 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
8. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Omschrijvingen van het menu Faxinstellingen
Met Web Cong kunt u op het tabblad Fax gedetailleerde instellingen congureren voor de faxfunctie.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
50
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Verzendinstellingen
Basis
Item Beschrijving
Functie PC naar FAX U kunt opgeven of u wilt verzenden met fax van computer.
Autom. draaien Als een document is ingesteld op staand op papier van A4-formaat in de ADF of op het
scannerglas, wordt dit doorgaans als een document van A3-formaat verzonden. Als u de instelling
inschakelt, wordt het document geroteerd en verzonden in A4-formaat.
Batchverzending Meerdere documenten met dezelfde bestemming kunnen automatisch worden verzonden. U kunt
tot vijf documenten verzenden (totaal 100 pagina's). Hiermee vermindert u het aantal
overdrachten, waarmee u op overdrachtskosten kunt besparen.
Foutgeg.opslaan Een document waarvan de overdracht is mislukt, wordt in het geheugen opgeslagen.
Aant. autom.
herkiezen
Selecteer het aantal keer voor opnieuw kiezen wanneer de bestemming in gesprek is of wanneer er
een fout optreedt.
Interval
autom.herkiezen
Selecteer het interval voor de volgende keer opnieuw kiezen.
Koptekst fax Instellen van koptekst fax en uw telefoonnummer. De instellingsinhoud geeft de koptekst voor de
documentoverdracht weer. De koptekst van de fax mag maximaal 40 tekens lang zijn in Unicode
(UTF-8). Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Overige U kunt een faxkoptekst toevoegen die wordt weergegeven in de koptekst van het verzonden
document. De hier ingevoerde faxkoptekst kan hier worden geselecteerd op het moment van de
faxoverdracht. U kunt tot 40 tekens in Unicode (UTF-8) invoeren en tot 20 bestemmingen
registreren.
Uw telefoonnummer Instellen voor uw telefoonnummer. De instellingsinhoud geeft de koptekst voor de
documentoverdracht weer. Voer maximaal 30 tekens in. U kunt 0–9, + en spatie gebruiken. Laat dit
leeg als u dit niet wilt opgeven.
Vak Opgeslagen document verzenden
Selecteer het menu om naar het bewerkingsscherm of het vak voor verzenden te gaan. Wanneer voor het vak voor
verzenden een wachtwoord is ingesteld, en het beheerderswachtwoord niet is gecongureerd, schakelt u naar het
scherm voor wachtwoordinvoer. Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, schakelt u naar het
bewerkingsscherm, ongeacht de wachtwoordinstelling voor het vak voor verzenden.
Item Beschrijving
Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen.
Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Laat dit leeg
als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord om te bevestigen.
Vak Verzenden
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
51
Item Beschrijving
Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen.
Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Als u dit
niet wilt opgeven, laat u dit veld leeg.
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord om te bevestigen.
Autom. verw. na
Polling verzenden
Selecteer of u het overgedragen document na polling wilt wissen.
Verz.reslt. melden Selecteer of u e-mailmeldingen wilt verzenden na polling.
Ontvanger Stel de bestemming voor e-mailmeldingen in.
Vak Bord (eerste scherm)
Item Beschrijving
Aantal Indexnummer van het vak.
Naam Naam van het vak.
Bewerken
Selecteer het vak en klik op Bewerken om naar het bewerkingsscherm te gaan.
Wanneer voor het vak voor verzenden een wachtwoord is ingesteld, en het
beheerderswachtwoord niet is gecongureerd, schakelt u naar het scherm voor wachtwoordinvoer.
Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, schakelt u naar het bewerkingsscherm,
ongeacht de wachtwoordinstelling voor het vak voor verzenden.
Vak Bord (bewerkingsscherm)
Item Beschrijving
Aantal Indexnummer van het vak.
Naam Voor de naam van het vak in. Voer maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8) in zonder stuurtekens.
Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Zowel dubbelbyte- als enkelbyte tekens worden als één
teken gerekend.
Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen.
Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Laat dit leeg
als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord om te bevestigen.
Subadres (SEP) Voer het subadres van het vak in. Voer maximaal 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en spaties gebruiken.
Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord(PWD) Voer het wachtwoord voor het subadres in. Voer maximaal 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en spaties
gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Autom. verw. na
Polling verzenden
Selecteer of u het overgedragen document na polling wilt wissen.
Verz.reslt. melden Selecteer of u e-mailmeldingen wilt verzenden na polling.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
52
Item Beschrijving
Ontvanger Stel de bestemming voor e-mailmeldingen in.
Ontvangstinstellingen
Basis
Item Beschrijving
Ontvangstmodus Selecteer de ontvangstmodus. Het instellingsitem verschilt, afhankelijk van uw regio of het land.
DRD Als u zich aanmeldt op de DRD-service van uw telefoonmaatschappij, kunt u het belpatroon voor
faxontvangst selecteren. DRD (Distinctive Ring Service) is een service waarmee meerdere
telefoonnummers een telefoonlijn kunnen gebruiken. Veel telefoonmaatschappijen leveren deze
dienst. (de servicenaam kan variëren, afhankelijk van de maatschappij). Aan elk telefoonnummer
wordt een belpatroon toegewezen. U kunt één nummer gebruiken voor telefoongesprekken en
een ander nummer voor faxoproepen. Afhankelijk van uw regio wordt Aan of Uit weergegeven als
DRD-instelling.
Overgaan voor
antwoorden
Selecteer het aantal keer dat de telefoon moet overgaan voordat een fax kan worden ontvangen.
Het instellingsitem verschilt, afhankelijk van uw regio of het land.
Extern ontvangen Wanneer u een oproep van een fax beantwoordt via een externe telefoon, voert u op de telefoon
de startcode in om de faxontvangst te starten.
Stel in of u de externe ontvangst wilt gebruiken.
Startcode
Stel de startcode voor Extern ontvangen in. Voer twee tekens in. U kunt 0–9, *, # gebruiken.
Faxuitvoer
Item Beschrijving
Faxuitvoer Stel in hoe u ontvangen documenten wilt verwerken. Wanneer u meerdere
methoden selecteert, wordt hetzelfde document naar elke bestemming
opgeslagen, en wordt hetzelfde document overgedragen naar de bestemming.
U kunt niet alleen de opties Afdrukken en Opslaan in postvak IN instellen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
53
Item Beschrijving
Afdrukken Ontvangen documenten afdrukken.
Opslaan in
postvak IN
U kunt maximaal 100 ontvangen documenten opslaan in het Postvak IN van de
printer. Wanneer u dit instelt, worden ontvangen documenten niet automatisch
afgedrukt. U kunt de ontvangen documenten controleren op het
bedieningspaneel van de printer en alleen de benodigde documenten afdrukken.
Opslaan op
computer
Converteer ontvangen documenten naar PDF-indeling en sla ze op naar
computer die is verbonden met de printer. Opslaan en afdrukken zijn
tegelijkertijd beschikbaar.
U kunt dit instellen met FAX Utility. Installeer vooraf FAX Utility op de computer.
Opsl.op
geheugenapp.
Converteer ontvangen documenten naar PDF en sla ze vervolgens op een extern
geheugenapparaat op dat is aangesloten op de printer. Opslaan en afdrukken zijn
tegelijkertijd beschikbaar.
Doorsturen Ontvangen documenten worden overgedragen naar een ander faxapparaat,
geconverteerd naar PDF-indeling en vervolgens overgedragen naar de map of het
e-mailadres in het netwerk. Overgedragen documenten worden gewist. U moet
de contacten vooraf vastleggen. Als u een e-mailadres als bestemming opgeeft,
moet u ook een e-mailserver congureren.
Afdrukinstellingen Afdrukinstelling voor het afdrukken van ontvangen documenten.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
54
Item Beschrijving
Automatisch
beperken
Wanneer het formaat van een ontvangen document groter is dan het formaat van
het papier dat in de printer is geladen, wordt het papierformaat verkleind voordat
het document wordt afgedrukt. Afhankelijk van het document kan het formaat
mogelijk niet worden verkleind. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, worden
meerdere pagina's afgedrukt zonder verkleining, en is een tweede pagina
mogelijk blanco.
Autom. draaien Wanneer documenten van het formaat A5, B5, A4 of Letter in de afdrukstand
liggend worden ontvangen, worden deze automatisch geroteerd om ze op
geschikt papier af te drukken.
Overlappen bij
splitsen
Stel voor gesplitst afdrukken in of de afdrukken moeten overlappen. Wanneer
deze optie is ingeschakeld, voert u de hoeveelheid overlap in, tussen 1 en 15.
Afdrukgeg.
verwijderen na
splitsing
Stel voor gesplitst afdrukken in of u de boven- of onderrand van de afbeelding
wilt wissen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, voert u de hoeveelheid voor
wissen in, tussen 1 en 30.
Ontvangstinform
atie toevoegen
Selecteer of u ontvangstinformatie wilt afdrukken op de koptekst van de
ontvangen fax.
Sorteerstapel Afdrukken vanaf de laatste pagina van een ontvangen document, en vervolgens
in de juiste paginavolgorde sorteren. Dit wordt mogelijk niet toegepast wanneer
voor het ontvangen van documenten te weinig geheugen beschikbaar is.
Dubbelzijdig Selecteer of u dubbelzijdig afdrukken wilt gebruiken voor ontvangen
documenten.
Binden (kopie) Selecteer de inbindrichting voor dubbelzijdig afdrukken.
Timing start
afdruk
Selecteer de instellingen voor het beginnen met afdrukken van ontvangen
documenten.
Tijd uitstellen
afdr.
Sla deze tijd (in de opgegeven tijdszone) op in het geheugen van het ontvangen
document zonder dit af te drukken. Het document wordt automatisch afgedrukt
op de ingestelde tijd. U kunt 's nachts
proteren
van geluidsreductie en
voorkomen dat vertrouwelijke informatie in uw afwezigheid door onbevoegden
wordt ingezien.
Tijd tot stop. Stel het tijdstip in waarop moet worden gestopt met het afdrukken van
ontvangen documenten.
Tijd > herst. Stel het tijdstip in waarop moet worden gestart met het afdrukken van ontvangen
documenten.
Stille modus Stel de stille modus in op inschakelen of uitschakelen.
Instellingen doorsturen Congureer instellingen voor het overdragen van ontvangen documenten.
Waarheen
doorsturen
Klik op Kies uit Contactpersonen en selecteer de bestemming waar ontvangen
documenten naartoe moeten worden overgedragen. U kunt maximaal 5
bestemmingen selecteren.
Opties bij
misl.doorst.
Selecteer deze bewerking wanneer het overdragen van een ontvangen document
is mislukt.
E-mailonderwerp
v. doorsturen
Voer het onderwerp van de e-mail in ASCII in. Gebruik maximaal 50 tekens
wanneer de bestemming van ontvangen documenten een e-mailadres is. Laat dit
leeg als u dit niet wilt opgeven.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
55
Item Beschrijving
E-mailmeldingen Stel in of u een melding per e-mail wilt verzenden wanneer het proces voor een
ontvangen document is voltooid.
Ontvangen Melden wanneer u een fax ontvangt.
Afdrukken Melden wanneer u klaar bent met het afdrukken van een ontvangen fax.
Opsl.op
geheugenapp.
Melden wanneer u klaar bent met het opslaan van een ontvangen fax naar een
extern opslagapparaat.
Doorsturen Melden wanneer u klaar bent met het overdragen van een ontvangen fax.
Ontvanger
Stel de bestemming in voor de melding dat het proces is voltooid. Klik op Kies uit
Contactpersonen om te selecteren uit contacten.
Voorwaarden Uitvoerinstellingen (eerste scherm)
Item Beschrijving
Aantal Indexnummer van het vak.
Naam Naam van het vak.
Bewerken
Selecteer het vak en klik op Bewerken om naar het bewerkingsscherm te gaan.
Wissen Wis het geselecteerde vak.
Voorwaarden Uitvoerinstellingen (bewerkingsscherm)
Item Beschrijving
Schakel Voorwaarden
Uitvoerinstellingen in.
Schakel het voorwaardelijke vak in dat is ingesteld.
Aantal Indexnummer van de voorwaardelijke uitvoer.
Naam Voor de naam van het vak in. Voer maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8) in
zonder stuurtekens. Als u dit niet wilt opgeven, laat u dit leeg. Zowel dubbelbyte-
als enkelbyte tekens worden als één teken gerekend.
Voorwaarde(en) Stel de voorwaarden in voor het distribueren van ontvangen documenten.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
56
Item Beschrijving
Nummer Stel als voorwaarde het telefoonnummer van de afzender in. Selecteer de
voorwaarde waaraan moet worden voldaan en stel vervolgens het
telefoonnummer in.
Voer maximaal 20 tekens in. Voor het telefoonnummer kunt u 0–9, +, *, # en spatie
gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Subadres (SUB)
Voer het subadres in als voorwaarde. Wanneer Is gelijk aan selecteert, voert u het
subadres in waaraan moet worden voldaan.
Voer maximaal 20 tekens in. Voor het subadres kunt u 0–9, *, # en spatie
gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord(SID)
Voer het wachtwoord van het subadres in als voorwaarde. Wanneer Is gelijk aan
selecteert, voert u het wachtwoord in waaraan moet worden voldaan.
Voer maximaal 20 tekens in. Voor het wachtwoord kunt u 0–9, *, # en spatie
gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Ontvangsttijd Stel in om de periode op te geven waarin de voorwaarde van toepassing is. Als u
overuren instelt, staat dit gelijk aan het uitschakelen van de instelling voor de
voorwaarde. Voorwaardelijke uitvoer is dan niet van toepassing.
Begintijd Stel de starttijd voor de voorwaarde in.
Eindtijd Stel de eindtijd voor de voorwaarde in.
Faxuitvoer Stel de verwerkingsmethode in voor wanneer de situatie aan de voorwaarden
voldoet.
Afdrukken Selecteer voor afdrukken wanneer ontvangen documenten aan de voorwaarden
voldoen.
Opslaan
nr.faxbox
Selecteer voor opslaan in het Postvak IN of de vertrouwelijke map voor wanneer
de ontvangen documenten aan de voorwaarden voldoen.
Selecteer de naam van de Postvak IN en de Vak Persoonlijk uit de
vervolgekeuzelijst.
Opsl.op
geheugenapp.
Selecteer voor opslaan naar een extern geheugenapparaat voor wanneer de
ontvangen documenten aan de voorwaarden voldoen.
Doorsturen Selecteer voor beantwoorden wanneer ontvangen documenten aan de
voorwaarden voldoen. Klik op Kies uit Contactpersonen als u de bestemming
voor overdracht wilt selecteren uit de contacten.
Opties als
doorsturen
mislukt
Selecteer deze bewerking wanneer voorwaardelijke verwerking is mislukt.
E-mailmeldingen Stel in of er een melding per e-mail moet worden verzonden wanneer de
voorwaardelijke uitvoer is voltooid.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
57
Item Beschrijving
Ontvangen Melden wanneer u ontvangen documenten opslaat in het Postvak IN of de
vertrouwelijke map.
Afdrukken Melden wanneer u klaar bent met het afdrukken van een ontvangen fax.
Opsl.op
geheugenapp.
Melden wanneer u klaar bent met het opslaan van een ontvangen fax naar een
extern opslagapparaat.
Doorsturen Melden wanneer u klaar bent met het overdragen van een ontvangen fax.
Ontvanger
Stel de bestemming in voor de melding dat het proces is voltooid. Klik op Kies uit
Contactpersonen om te selecteren uit contacten.
Rapportinstellingen Stel het rapport in voor de voorwaardelijke uitvoer.
Rapport
transmissie
Selecteer een voorwaarde voor uitvoer uit het resultatenrapport voor
voorwaardelijke uitvoer.
Instellingen Faxblokkering
Item Beschrijving
Weigeringsfax Stel een weigering in voor inkomende faxen van het nummer van de afzender.
Lijst geweigerde
nummers
Als het nummer van de afzender is opgenomen in de lijst met geweigerde
nummers, stelt u in of u inkomende faxen wilt weigeren.
Blanco koptekst
fax geblokkeerd
Als het nummer van de afzender is geblokkeerd, stelt u in of u inkomende faxen
wilt weigeren.
Niet
geregistreerde
contacten
Als het nummer van de afzender zich niet bevindt in de contacten, stelt u in of u
inkomende faxen wilt weigeren.
Lijst geweigerde nummers Leg het nummer van de afzender af om inkomende faxen en oproepen te
weigeren. U kunt tot 30 bestemmingen registreren.
Voer maximaal 20 tekens in. Voor het telefoonnummer van de afzender kunt u 0–
9, *, # en spatie gebruiken. Klik vervolgens op To evo egen.
Als een of meer u vastgelegde telefoonnummers wilt wissen, selecteert u dit of
deze en klikt u vervolgens op Wissen.
Klik op de pagina op OK om het vastgelegde telefoonnummer toe te voegen.
Postvak IN
Selecteer het menu om naar het bewerkingsscherm of het Postvak IN te gaan. Wanneer voor het Postvak IN een
wachtwoord is ingesteld, en het beheerderswachtwoord niet is gecongureerd, schakelt u naar het scherm voor
wachtwoordinvoer. Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, schakelt u naar het bewerkingsscherm,
ongeacht de wachtwoordinstelling voor het Postvak IN.
Item Beschrijving
Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen.
Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Als u dit niet
wilt opgeven, laat u dit leeg.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
58
Item Beschrijving
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord om te bevestigen.
Gebruik faxgegevens
vol
Stel in welke bewerking moet worden uitgevoerd wanneer het geheugen vol is.
Vak Persoonlijk (bewerkingsscherm)
Selecteer het menu om naar het bewerkingsscherm of het Postvak IN te gaan. Wanneer voor het Postvak IN een
wachtwoord is ingesteld, en het beheerderswachtwoord niet is
gecongureerd,
schakelt u naar het scherm voor
wachtwoordinvoer. Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, schakelt u naar het bewerkingsscherm,
ongeacht de wachtwoordinstelling voor het Postvak IN.
Item Beschrijving
Aantal Indexnummer van het vak.
Naam Voor de naam van het vak in. Voer maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8) in zonder stuurtekens.
Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven. Zowel dubbelbyte- als enkelbyte tekens worden als één
teken gerekend.
Wijzig Wachtwoord Selecteer of u het wachtwoord van het vak wilt wijzigen.
Vakwachtwoord Stel het wachtwoord voor het vak in. Voer maximaal 20 tekens in ASCII (0x20–0x7E) in. Laat dit leeg
als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord om te bevestigen.
Rapportinstellingen
Item Beschrijving
Rapport doorsturen Stel in of u het rapport betreende de overdracht van het ontvangen document wilt afdrukken.
Foutenrapport back-
up
Stel in of u het rapport wilt afdrukken indien het automatisch maken van een back-up na de
faxoverdracht mislukt.
Faxlogboek auto afdr.
Stel in of u het faxlogboek automatisch wilt afdrukken. Selecteer Aan (elke 30) om een logboek af
te drukken na elke 30 voltooide faxtaken. Selecteer Aan (tijd) om het logboek af te drukken op een
opgegeven tijdstip. Als er echter meer dan 30 faxtaken zijn geweest, wordt het logboek afgedrukt
voordat de tijd verstreken is.
Als u Aan (tijd) selecteert, wordt ook de afdruktijd ingesteld.
Afb. aan rapport bev.
Drukt een Laatste verzendingsrapport af met een afbeelding van de eerste pagina van het
verzonden document. Selecteer Aan (grote afbeelding) om het bovenste deel van de pagina af te
drukken zonder te verkleinen. Selecteer Aan (kleine afbeelding) om de hele pagina verkleind af te
drukken zodat deze in het rapport past.
Rapportindeling Stel de weergave-indeling van het faxlogboek en het overdrachtsresultatenrapport in. Als de
weergave-indeling Detail is, worden foutcodes weergegeven.
Uitvoermethode Selecteer de uitvoerbestemming voor het rapport.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
59
Item Beschrijving
Waarheen doorsturen
(Wanneer de
bestemming
rapportuitvoer
[Doorsturen] is)
Selecteer de bestemming als de uitvoerbestemming van het rapport is ingesteld op Doorsturen.
Klik op Kies uit Contactpersonen als u een bestemming wilt selecteren uit de contacten.
Regelinstellingen
Item Beschrijving
Lijntype Selecteer het telefoonlijntype waarop u de printer hebt aangesloten. Als u de printer gebruikt in
een omgeving met losse toestellen en een externe toegangscode, zoals een 0 of 9 voor een
buitenlijn, selecteer dan PBX en registreer de toegangscode. Nadat u de toegangscode hebt
geregistreerd, voert u een hekje (#) in plaats van de toegangscode in bij het verzenden van een fax
naar een extern faxnummer. Voor omgevingen met een DSL-modem of terminaladapter raden wij
tevens aan om PBX te gebruiken als instelling.
Toegangscode
Stel in of u de toegangscode wilt gebruiken. Registreer wanneer PBX wordt gebruikt en wanneer
de toegangscode vereist is voor toegang van buiten.
Als deze optie is ingeschakeld, voer u maximaal vier tekens in (u kunt 0–9, *, en # gebruiken) tijdens
het openen. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Kiesmodus Selecteer het telefoonsysteemtype waarop u de printer hebt aangesloten. Als deze ingesteld is op
Puls, kunt u de kiesmodus tijdelijk wijzigen van pulse naar toon door op
("T" wordt ingevoerd) te
drukken terwijl u de cijfers op het scherm invoert.
Afhankelijk van uw regio of land wordt deze instelling mogelijk niet weergegeven.
Faxsnelheid Stel de verzendsnelheid van de fax in. Wanneer vaak communicatiefouten optreden, of wanneer u
in een omgeving een IP-telefoon gebruikt, wordt Langz.(9.600 b/s) aanbevolen.
ECM Corrigeert automatisch de fouten in faxverzending (Error Correction Mode), die meestal worden
veroorzaakt door storingen op de telefoonlijn. Als deze functie uitgeschakeld is, kunt u geen
kleurendocumenten zenden en ontvangen.
Kiestoondetectie Detecteert een kiestoon alvorens het nummer te bellen. Als de printer is verbonden met een PBX
(Private Branch Exchange) of IP-telefoon, kunt u het nummer niet kiezen. Wijzig in dat geval het
Lijntype naar PBX. Als dit niet helpt, schakelt u de functie uit. N.B. Als u deze functie uitschakelt,
wordt het eerste cijfer van het faxnummer mogelijk overgeslagen waardoor het bericht naar een
foutief nummer wordt verzonden.
Veiligheidsinstel.
Item Beschrijving
Beperkingen dir.
kiezen
Activeer deze functie om de handmatige invoer van faxnummers van ontvangers uit te schakelen,
zodat de gebruiker alleen contactpersonen uit de lijst of uit de zendgeschiedenis kan selecteren.
Selecteer Tweemaal invoeren om ervoor te zorgen dat de gebruiker het faxnummer opnieuw
moet invoeren wanneer het nummer handmatig werd ingevoerd.
Adreslijst bevestigen Geeft een bevestigingsscherm voor de ontvanger weer alvorens het bericht verzonden wordt.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
60
Item Beschrijving
Autom. back-
upgeg.wissen
Om u voor te bereiden op een stroomonderbreking als gevolg van een onverwachte stroomstoring
of verkeerde handeling maakt de printer een tijdelijke reservekopie van verzonden en ontvangen
documenten in zijn geheugen. Schakel deze optie in voor het automatisch wissen van de back-ups
bij het succesvol versturen of ontvangen van een document en wanneer de back-ups overbodig
worden.
PC-FAX-functie gebruiken
Wanneer FAX Utility is geïnstalleerd op de clientcomputer die is verbonden via het netwerk of via een USB-kabel,
wordt verzenden en ontvangen van faxberichten ingeschakeld.
Congureer
het volgende.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Fax > Verzendinstellingen > Basis.
2. Selecteer Gebruiken voor Functie PC naar FAX.
3.
Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Contacten gebruiken
Functies voor het instellen van bestemmingen
U kunt de contactenlijst van de printer of de LDAP-server gebruiken om een bestemming te kiezen voor de scan-
en faxfunctie.
Opmerking:
De beschikbare functies kunnen per model verschillen. Zie de printerdocumentatie voor meer informatie.
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u kiezen of u de contactenlijst van de printer of de LDAP-server wilt
gebruiken.
Als u e-mail wilt gebruiken, moet u een e-mailserver congureren.
Gerelateerde informatie
& “Contacten congureren” op pagina 61
& “Samenwerking tussen de LDAP-server en gebruikers” op pagina 66
& “Een e-mailserver congureren” op pagina 31
Contacten congureren
De lijst met contactpersonen kan de volgende soorten bestemmingen bevatten:
Fax: bestemming van een fax.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
61
E-mail: Bestemming van een e-mailbericht
Netwerkmap (SMB)/FTP: Bestemming van scangegevens en faxdoorstuurgegevens
Contacten congureren — vergelijking
Er zijn drie tools voor het congureren van de contacten van de printer: Web Cong, EpsonNet Cong en het
bedieningspaneel van de printer. De verschillen tussen de drie manieren van werken worden weergegeven in de
onderstaande tabel. Met EpsonNet Cong opent u Web Cong. U kunt vervolgens congureren met Web Cong.
Functies Web Cong Bedieningspaneel printer
Bestemming registreren ✓✓
Bestemming bewerken ✓✓
Groep toevoegen ✓✓
Groep bewerken ✓✓
Bestemming of groepen verwijderen ✓✓
Alle bestemmingen verwijderen
Bestemmingen of groepen kopiëren
Bestand importeren
Exporteren naar bestand
Bestemmingen toewijzen voor
frequent gebruik
✓✓
Bestemmingen voor frequent gebruik
sorteren
Opmerking:
U kunt faxbestemmingen ook congureren met het FAX Utility.
Een bestemming registreren in de contacten
1.
Open Web Cong en selecteer het tabblad Scannen/Kopiëren of Fax > Contactpersonen.
2. Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
3. Voer Naam en Indexwoord in.
4. Selecteer het type bestemming bij Type.
Opmerking:
Na registratie kunt u Ty p e niet meer wijzigen. Als u het type wilt aanpassen, moet u de bestemming verwijderen en
opnieuw registreren.
5. Voer voor elk item een waarde in en klik op Toepassen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
62
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor bestemmingen” op pagina 63
& “Een back-up maken van de contacten” op pagina 71
Instellingen voor bestemmingen
Items Instellingen en uitleg
Algemene instellingen
Naam Voer een gebruikersnaam uit de contacten in van maximaal 30 tekens in Unicode
(UTF-8). Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Indexwoord Voer zoekwoorden in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8). Laat dit leeg als
u dit niet wilt opgeven.
Type Selecteer het type adres dat u wilt registreren.
Toewijzen aan frequent gebruik Selecteer deze optie om het geregistreerde adres in te stellen als veelgebruikt
adres.
Wanneer u een adres instelt als veelgebruikt adres, wordt dit weergegeven op het
eerste scherm voor faxen en scannen en kunt u de bestemming opgeven zonder
de contacten weer te geven.
Fax
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
63
Items Instellingen en uitleg
Faxnummer Voer hier tussen 1 en 64 tekens in. Gebruik 0–9 - * # en spatie.
Faxsnelheid Selecteer een communicatiesnelheid voor de bestemming.
Subadres (SUB/SEP) Voer het subadres van het vak in. Voer maximaal 20 tekens in. U kunt 0–9, *, # en
spaties gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord (SID/PWD) Voer het wachtwoord voor het subadres in. Voer maximaal 20 tekens in. U kunt 0–
9, *, # en spaties gebruiken. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
E-mail
E-mailadres Voer hier tussen 1 en 255 tekens in. Gebruik A–Z a–z 0–9 ! # $ % & ' * + - . / = ? ^ _
{ | } ~ @.
Netwerkmap (SMB)
Opslaan in \\"Mappad"
Voer de locatie van de doelmap in. Deze locatie mag tussen 1 en 253 tekens
bevatten in Unicode (UTF-8), zonder "\\".
Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8) om een
netwerkmap te openen. Vermijd echter het gebruik van stuurtekens (0x00 tot
0x1F, 0x7F).
Wachtwoord Voer een wachtwoord in van maximaal 20 tekens in Unicode (UTF-8) om een
netwerkmap te openen. Vermijd echter het gebruik van stuurtekens (0x00 tot
0x1F, 0x7F).
FTP
Opslaan in Voer de servernaam in. Deze mag tussen 1 en 253 tekens bevatten in ASCII (0x20–
0x7E), zonder "ftp://".
Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in van maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8) om
toegang te krijgen tot een FTP-server. Vermijd echter het gebruik van stuurtekens
(0x00 tot 0x1F, 0x7F). Als de server anonieme verbindingen toestaat, voert u een
gebruikersnaam in zoals Anoniem en FTP. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord Voer een wachtwoord in van maximaal 20 tekens in Unicode (UTF-8) om toegang
te krijgen tot een FTP-server. Vermijd echter het gebruik van stuurtekens (0x00 tot
0x1F, 0x7F). Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Aansluitmodus
Selecteer hier de verbindingsmodus. Selecteer Passieve modus als een rewall
wordt gebruikt tussen de printer en de FTP-server.
Poortnummer Voer een poortnummer tussen 1 en 65535 in voor de FTP-server.
Gerelateerde informatie
& “Een bestemming registreren in de contacten” op pagina 62
Bestemmingen registreren als groep
Als het type bestemming is ingesteld op Fax of E-mail, kunt u bestemmingen onderbrengen in een groep.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Scannen/Kopiëren of Fax > Contactpersonen.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
64
2. Selecteer het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op Bewerken.
3. Selecteer een groep bij Type.
4.
Klik op Selecteren voor Contact(en) voor Groep.
De beschikbare bestemmingen worden weergegeven.
5. Selecteer de bestemming die u in de groep wilt registreren en klik vervolgens op Selecteren.
6.
Voer een Naam en Indexwoord in.
7.
Selecteer of u de geregistreerde groep wilt toewijzen aan de veelgebruikte groep.
Opmerking:
Bestemmingen kunnen worden gebruikt in meerdere groepen.
8. Klik op To ep as se n.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Een back-up maken van de contacten” op pagina 71
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
65
Samenwerking tussen de LDAP-server en gebruikers
Wanneer u samenwerkt met de LDAP-server, kunt u de bestemming voor e-mail of fax opzoeken en opgeven
vanuit de contacten op de LDAP-server.
Gerelateerde informatie
& “De LDAP-server congureren” op pagina 66
De LDAP-server congureren
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > LDAP-server > Basis.
2. Voer voor elk item een waarde in.
3. Selecteer OK.
De geselecteerde instellingen worden weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor de LDAP-server” op pagina 67
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
66
Instellingen voor de LDAP-server
Items Instellingen en uitleg
LDAP-server gebruiken
Selecteer Gebruiken of Niet gebruiken.
LDAP-serveradres Voer het adres van de LDAP-server in. Voer tussen 1 en 255 tekens in. Gebruik de
IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling. Voor FQDN kunt u alfanumerieke tekens in ASCII
(0x20–0x7E) en "-" gebruiken, behalve aan het begin en eind van het adres.
Poortnummer LDAP-server Voer een poortnummer tussen 1 en 65535 in voor de LDAP-server.
Veilige verbinding Selecteer de coderingsmethode het maken van verbinding met de LDAP-server.
Certicaatvalidatie Geef op of u het certicaat wilt veriëren wanneer u verbinding maakt met de
LDAP-server.
Time-out zoeken (sec) Stel de tijdsduur voor zoeken tussen 5 en 300 in voordat een time-out optreedt.
Vericatiemethode Selecteer hier de gewenste methode.
Als u Kerberos-vericatie selecteert, selecteert u LDAP-server > Kerberos-
instellingen om de instellingen voor Kerberos te congureren.
Te gebruiken Kerberos-realm
Als u Kerberos-vericatie selecteert voor Vericatiemethode, selecteert u het
Kerberos-realm dat u wilt gebruiken.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
67
Items Instellingen en uitleg
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van maximaal 128 tekens in Unicode (UTF-8) in voor de
LDAP-server. U kunt geen stuurcodes gebruiken, zoals 0x00–0x1F en 0x7F. Deze
instelling wordt niet gebruikt wanneer Anonieme vericatie is geselecteerd als
Vericatiemethode. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Wachtwoord Voer het wachtwoord van maximaal 128 tekens in Unicode (UTF-8) in voor de
LDAP-serververicatie. U kunt geen stuurcodes gebruiken, zoals 0x00–0x1F en
0x7F. Deze instelling wordt niet gebruikt wanneer Anonieme vericatie is
geselecteerd als Vericatiemethode. Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
Gerelateerde informatie
& “De LDAP-server congureren” op pagina 66
& “Kerberos-instellingen” op pagina 68
Kerberos-instellingen
Als u Kerberos-vericatie selecteert als Vericatiemethode voor LDAP-server > Basis, congureert u de
volgende Kerberos-instellingen op het tabblad Netwerk > Kerberos-instellingen. U kunt tot 10 instellingen
congureren voor de Kerberos-instellingen.
Items Instellingen en uitleg
Realm (domein) Voer hier het realm van de Kerberos-vericatie in, maximaal 255 tekens in ASCII
(0x20–0x7E). Laat dit leeg als u dit niet wilt opgeven.
KDC-adres Voer hier het adres van de Kerberos-vericatieserver in. Voer maximaal 255 tekens
in. Gebruik de IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling. Laat dit leeg als u dit niet wilt
opgeven.
Poortnummer (Kerberos) Voer een poortnummer tussen 1 en 65535 in voor de Kerberos-server.
De zoekinstellingen voor de LDAP-server congureren
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > LDAP-server > Zoekinstellingen.
2. Voer voor elk item een waarde in.
3. Klik op OK om het resultaat van de instelling weer te geven.
De geselecteerde instellingen worden weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Zoekinstellingen voor de LDAP-server” op pagina 69
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
68
Zoekinstellingen voor de LDAP-server
Items Instellingen en uitleg
Zoekdatabase (Gedistingeerde naam) Als u een arbitrair domein wilt zoeken, geef dan hier de domeinnaam van de
LDAP-server op. U kunt tussen 0 en 128 tekens invoeren in Unicode (UTF-8). Als u
niet wilt zoeken op het kenmerk arbitrair, laat u deze optie leeg.
Voorbeeld voor de lokale serverdirectory: dc=server,dc=local
Aantal zoekgegevens Geef hier het aantal zoekvermeldingen op (tussen 5 en 500). Het opgegeven
aantal zoekvermeldingen wordt opgeslagen en tijdelijk weergegeven. Zelfs als
het aantal zoekvermeldingen het opgegeven aantal overschrijdt en een
foutmelding wordt weergegeven, kan de zoekopdracht toch worden voltooid.
Kenmerk gebruikersnaam Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven bij het zoeken naar
gebruikersnamen. U kunt tussen 1 en 255 tekens invoeren in Unicode (UTF-8). Het
eerste teken is verplicht een a-z of A-Z.
Voorbeeld: cn, uid
Kenmerk weergave gebruikersnaam Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven als
gebruikersnaam. U kunt tussen 0 en 255 tekens invoeren in Unicode (UTF-8). Het
eerste teken is verplicht een a-z of A-Z.
Voorbeeld: cn, sn
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
69
Items Instellingen en uitleg
Kenmerk faxnummer Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven bij het zoeken naar
faxnummers. Voer een combinatie van 1 tot 255 tekens in. Gebruik A-Z, a-z, 0-9 en
-. Het eerste teken is verplicht een a-z of A-Z.
Voorbeeld: faxnummer
Kenmerk e-mailadres Geef hier de kenmerknaam op die moet worden weergegeven bij het zoeken naar
e-mailadressen. Voer een combinatie van 1 tot 255 tekens in. Gebruik A-Z, a-z, 0-9
en -. Het eerste teken is verplicht een a-z of A-Z.
Voorbeeld: mail
Arbitrair kenmerk 1 - Arbitrair kenmerk
4
Hiermee kunt u nog meer arbitraire kenmerken opgeven voor het zoeken. U kunt
tussen 0 en 255 tekens invoeren in Unicode (UTF-8). Het eerste teken is verplicht
een a-z of A-Z. Als u niet wilt zoeken op arbitraire kenmerken, laat u deze optie
leeg.
Voorbeeld: o, ou
Gerelateerde informatie
& “De zoekinstellingen voor de LDAP-server congureren” op pagina 68
De verbinding met de LDAP-server controleren
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > LDAP-server > Verbindingstest.
2. Selecteer Starten.
De verbindingstest wordt gestart. Na de test wordt een testverslag weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
& “Referenties verbindingstest LDAP-server” op pagina 70
Referenties verbindingstest LDAP-server
Berichten Uitleg
De verbindingstest is gelukt. Dit bericht wordt weergegeven wanneer de verbinding met de server is geslaagd.
Verbindingstest is mislukt.
Controleer de instellingen.
Dit bericht wordt weergegeven om de volgende redenen:
Het adres of poortnummer van de LDAP-server is onjuist.
Er is een time-out opgetreden.
Niet gebruiken wordt geselecteerd als LDAP-server gebruiken.
Als Kerberos-vericatie wordt geselecteerd als Vericatiemethode, zijn
instellingen als Realm (domein), KDC-adres en Poortnummer (Kerberos)
onjuist.
Verbindingstest is mislukt.
Controleer datum en tijd op uw
product of server.
Dit bericht wordt weergegeven wanneer de verbinding mislukt als gevolg van
onjuiste tijdinstellingen tussen de printer en de LDAP-server.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
70
Berichten Uitleg
Vericatie mislukt.
Controleer de instellingen.
Dit bericht wordt weergegeven om de volgende redenen:
Gebruikersnaam en/of Wachtwoord is onjuist.
Als
Kerberos-vericatie
wordt geselecteerd als
Vericatiemethode
, zijn de
datum/tijdinstellingen mogelijk niet gecongureerd.
Geen toegang tot printer zolang
verwerking niet voltooid.
Dit bericht wordt weergegeven wanneer de printer bezet is.
Gerelateerde informatie
& “De verbinding met de LDAP-server controleren” op pagina 70
Een back-up maken van de contacten
Als u de contacten in Web Cong exporteert, kunt u deze kopiëren naar de andere printers.
De contacten exporteren
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Apparaatbeheer > Instelwaarde exporteren en
importeren > Exporteren.
2. Selecteer Contactpersonen.
3. Voer een wachtwoord in om het geëxporteerde bestand te coderen.
U hebt het wachtwoord nodig voor het importeren van het bestand. Laat dit leeg als u het bestand niet wilt
coderen.
4. Klik op Exporteren.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
De contacten importeren
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens Apparaatbeheer > Instelwaarde exporteren en importeren >
Importeren.
2. Selecteer het geëxporteerde bestand en voer dan het gecodeerde wachtwoord in.
3. Klik op Volg end e.
4. Selecteer Contactpersonen en klik dan op Volgen de.
5. Klik op OK.
De instellingen worden toegepast op de printer.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
71
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Systeeminstellingen congureren
Het bedieningspaneel instellen
Instellen van het bedieningspaneel van de printer. U kunt dit als volgt instellen.
1.
Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Bedieningspaneel.
2. Congureer desgewenst de volgende instellingen.
Taal
Selecteer de taal die op het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Paneelvergrendeling
Als u Aan selecteert, is het beheerderswachtwoord vereist wanneer u een bewerking uitvoert waarvoor
beheerderstoestemming vereist is. Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld, is paneelvergrendeling
uitgeschakeld.
3. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Instellingen voor energiebesparing tijdens inactiviteit
Congureer de instellingen voor energiebesparing tijdens perioden van inactiviteit van de printer. Stel de tijd in op
basis van uw gebruiksomgeving.
Opmerking:
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u ook de instellingen voor energiebesparing congureren.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Energiebesparing.
2. Voer de tijdsduur in waarna de Slaaptimer energiebesparing moet inschakelen in geval van inactiviteit.
U kunt dit per minuut instellen op een periode tot maximaal 240 minuten.
3. Selecteer de uitschakeltijd voor de Uitschakeltimer. Als u de faxfunctie gebruikt, stelt u deze optie in op Geen.
4.
Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
72
Het geluid instellen
Congureer de geluiden voor het bedienen van het bedieningspaneel, printen, faxen, enz.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Geluid.
2. Congureer desgewenst de volgende instellingen.
Normale modus
Stel het geluid in wanneer de printer is ingesteld op Normale modus.
Stille modus
Stel het geluid in wanneer de printer is ingesteld op Stille modus.
Dit is ingeschakeld wanneer een van de volgende items is ingeschakeld.
Bedieningspaneel van de printer:
Instel. > Algemene instellingen > Printerinstellingen > Stille modus
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Afdrukinstellingen >
Stille modus
Web Cong:
Tabblad Fax > Ontvangstinstellingen > Faxuitvoer > Stille modus
3. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Datum en tijd synchroniseren met de tijdserver
Als u een CA-certicaat gebruikt, kunt u gedoe met de tijd voorkomen.
1.
Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Datum en tijd > Tij ds er v er.
2. Selecteer Gebruiken voor Tijdserver gebruiken.
3. Voer het tijdserveradres in voor Tij ds er v er ad re s.
U kunt IPv4, IPv6 of FQDN-indeling gebruiken. Voer maximaal 252 tekens in. Laat dit leeg als u dit niet wilt
opgeven.
4.
Voer de UpdateInterval (min) in.
U kunt dit per minuut instellen op een periode tot maximaal 10.800 minuten.
5.
Klik op OK.
Opmerking:
U kunt de verbindingsstatus met de tijdserver bevestigen in Ti j d s e r v e r s t a t u s .
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
73
De standaardwaarde instellen voor scannen en kopiëren
(standaardinstellingen gebruiker)
U kunt de standaardwaarde voor de functies instellen.
U kunt de volgende functies instellen.
Scannen naar netwerkmap /FTP
Scannen naar e-mail
Scan naar geheugenkaart
Scannen naar cloud
Kopiëren
Fax
1. Open Web Cong en selecteer de functies waarvoor u de standaardwaarde wilt instellen voor het tabblad
Scannen/Kopiëren > Standaardinst. gebr..
Selecteer het tabblad Fax > Standaardinst. gebr. om de standaardwaarde voor de fax in te stellen.
2.
Stel elk item in.
3. Klik op OK.
Als de combinatie van de waarde ongeldig is, wordt een geldige waarde weergegeven die automatisch wordt
aangepast. Bevestig de aangepaste waarde en klik opnieuw op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Veelgebruikte instellen vastleggen als voorinstelling
U kunt instellingen voor bijvoorbeeld scannen, kopiëren en de faxfunctie opslaan als voorinstelling. Leg de
instelling voor elke functie vast nadat u de instellingen hebt gecongureerd.
U kunt de volgende functies instellen.
Scannen naar netwerkmap /FTP
Scannen naar e-mail
Scan naar geheugenkaart
Scannen naar cloud
Scan naar computer
Kopiëren
Fax
1. Open Web
Cong
en selecteer het tabblad Scannen/Kopiëren of Fax > Presets.
2. Selecteer het geregistreerde nummer en klik op Bewerken.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
74
3. Selecteer Type voor de voorinstelling die u wilt instellen.
Opmerking:
Na het vastleggen kan Ty pe niet worden gewijzigd. Als Ty pe na het vastleggen wilt wijzigen, wist u de voorinstelling en
legt u deze opnieuw vast.
4. Klik op Volg end e.
5. Stel elk item in.
Voer een Naam in. Gebruik minimaal 1 en maximaal 30 tekens in Unicode (UTF-8).
6. Klik op OK.
Als de combinatie van de waarde ongeldig is, wordt een geldige waarde weergegeven die automatisch wordt
aangepast. Bevestig de aangepaste waarde en klik opnieuw op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
MS Network gebruiken
U kunt opgeven of u het delen via MS Network wilt inschakelen.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u gescande resultaten en ontvangen faxen verzenden naar de door de
werkgroep gedeelde map.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > MS-netwerk.
2. Selecteer Microso netwerk delen gebruiken.
3. Voer de naam (maximaal 15 tekens) in van de werkgroep waartoe de printer behoort in ASCII in bij
Wer kg ro epn aa m.
4.
Klik op Vol ge nd e.
5. Bevestig de instellingen en klik vervolgens op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Afdrukinstellingen
Instellingen papierbron
Stel het formaat en het type papier in dat in elke papierbron moet worden geladen.
Foutinstellingen
Stel in voor welke apparaten fouten moeten worden weergegeven.
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
75
Melding papierformaat
Stel in of op het bedieningspaneel een fout moet worden weergegeven wanneer het papierformaat van de
opgegeven papierbron afwijkt van het papierformaat van de afdrukgegevens.
Melding papiertype
Stel in of op het bedieningspaneel een fout moet worden weergegeven wanneer het papiertype van de
opgegeven papierbron afwijkt van het papiertype van de afdrukgegevens.
Auto probleemopl.
Stel in of de fout automatisch moet worden genegeerd als er gedurende 5 seconden na het weergeven van de
fout geen bewerkingen worden uitgevoerd op het bedieningspaneel.
Algem. afdrukinst.
Congureer instellingen om via het printerstuurprogramma vanaf externe apparaten af te drukken.
Epson Connect-service gebruiken
Dankzij Epson Connect (beschikbaar via het internet) kunt u via uw smartphone, tablet, pc of laptop, altijd en
praktisch overal afdrukken.
De functies die via het internet beschikbaar zijn, zijn als volgt.
Email Print Epson iPrint afdrukken
op afstand
Scan to Cloud Remote Print Driver
✓✓✓✓
Raadpleeg de portaalsite van Epson Connect voor meer informatie.
https://www.epsonconnect.com/
http://www.epsonconnect.eu (alleen Europa)
Beheerdershandleiding
Functie-instellingen
76
Beveiligingsinstellingen van het product
Dit hoofdstuk bevat informatie over de beveiligingsinstellingen van het apparaat.
Inleiding tot functies voor productbeveiliging
In dit deel maakt u kennis met de beveiligingsfuncties van Epson-apparaten.
Functienaam Type functie Wat kunt u instellen Wat voorkomt u
Instellen van
beheerderswachtwoor
d
Hiermee vergrendelt u de
systeeminstellingen, zoals het
instellen van de verbinding
voor netwerk of USB,
gedetailleerde instelling voor
faxontvangst/-verzending of -
overdracht en de
standaardinstellingen voor
gebruikers.
Het wachtwoord voor het
apparaat wordt ingesteld
door een beheerder.
Congureren
of bijwerken
zijn overal beschikbaar vanuit
Web Cong, het
bedieningspaneel, Epson
Device Admin, en EpsonNet
Cong.
Voorkom het illegaal lezen en
wijzigen van de informatie
die in het apparaat is
opgeslagen, zoals id,
wachtwoord,
netwerkinstellingen en
contacten. Verminder het
aantal beveiligingsrisico's
zoals het lekken van
informatie voor de
netwerkomgeving of het
beveiligingsbeleid.
Instellen van
toegangsbeheer
Hiermee beperkt u de
functies die op het apparaat
kunnen worden gebruikt,
zoals afdrukken, scannen,
kopiëren en faxen voor elke
gebruiker. Als u zich
aanmeldt met een
gebruikersaccount dat vooraf
is geregistreerd, kunt u
bepaalde functies gebruiken.
Registreer
gebruikersaccounts en
selecteer vervolgens welke
functies u wilt toestaan,
bijvoorbeeld kopiëren en
scannen.
U kunt tot 10
gebruikersaccounts
registreren.
Het risico van het lekken van
informatie en het
ongeoorloofd inzien van
gegevens kan worden
verminderd door het aantal
functies te minimaliseren op
basis van de zakelijke inhoud
en de functie van de
gebruiker. Nadat u bent
aangemeld op het
bedieningspaneel, wordt u
bovendien automatisch
afgemeld als er gedurende
een vastgestelde periode
geen activiteit is.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
77
Functienaam Type functie Wat kunt u instellen Wat voorkomt u
Instellingen voor
externe interface
Hiermee beheert u interfaces,
zoals de USB-poort en NFC-
poort, voor verbinding met
het apparaat.
Schakel de USB-poort voor
het verbinden van externe
apparaten, zoals USB-opslag,
NFC- en USB-verbinding met
de computer, in of uit.
USB-poort controleren:
hiermee beperkt u de
mogelijkheid dat
gegevens worden
gestolen via ongeoorloofd
scannen van
vertrouwelijke
documenten.
NFC: hiermee voorkomt u
illegaal afdrukken met
NFC.
USB-verbinding van
computer: hiermee
voorkomt u ongeoorloofd
gebruik van het apparaat
door afdrukken en
scannen alleen via het
netwerk toe te staan.
Beheer van protocollen Hiermee beheert u de
protocollen en services die
worden gebruikt voor
communicatie tussen
apparaten en computers, en
schakelt u functies in of uit,
zoals apparaat, scannen en
PC-FAX-overdracht.
Een protocol dat of een
service die is toegepast op
afzonderlijk toegestane of
verboden functies.
Voorkomen van
beveiligingsrisico's die
kunnen optreden via
onbedoeld gebruik door
gebruik van onnodige
functies door gebruikers te
voorkomen.
SSL/TLS-communicatie De communicatie-inhoud
wordt versleuteld met SSL/
TLS-communicatie wanneer u
vanaf het apparaat toegang
krijgt tot de Epson-server op
internet, bijvoorbeeld tijdens
communicatie naar de
computer via de webbrowser,
gebruik van Epson Connect
en het bijwerken van
rmware.
Verkrijg een CA-ondertekend
certicaat en importeer dit
naar de printer.
Als u een identicatie wist
van het apparaat met een CA-
ondertekend
certicaat,
voorkomt u imitatie en
ongeoorloofde toegang.
Bovendien wordt
communicatie-inhoud van
SSL/TLS beschermd en wordt
lekken van inhoud voor het
afdrukken van gegevens in
instellingsinformatie
voorkomen.
Gerelateerde informatie
&
“Over Web
Cong
” op pagina 36
&
“EpsonNet Config” op pagina 120
&
“Epson Device Admin op pagina 120
&
“Het beheerderswachtwoord
congureren
” op pagina 79
&
“Beschikbare functies beperken” op pagina 82
&
“Beperking voor de externe interface instellen” op pagina 84
& “Beheren met protocollen” op pagina 85
& “SSL/TLS-communicatie met de printer” op pagina 88
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
78
Het beheerderswachtwoord congureren
Wanneer u het beheerderswachtwoord instelt, kunnen gebruikers die geen beheerder zijn de instellingen voor het
systeembeheer niet wijzigen. U kunt het beheerderswachtwoord instellen en wijzigen met Web Cong, het
bedieningspaneel van de printer, of met de volgende soware: (Epson Device Admin of EpsonNet Cong).
Wanneer u de soware gebruikt, raadpleegt u de documentatie voor het betreende sowarepakket.
Gerelateerde informatie
& “Het beheerderswachtwoord congureren vanaf het bedieningspaneel” op pagina 79
& “Het beheerderswachtwoord congureren met Web Cong” op pagina 79
& “EpsonNet Config” op pagina 120
& “Epson Device Admin” op pagina 120
Het beheerderswachtwoord congureren vanaf het
bedieningspaneel
U kunt het beheerderswachtwoord instellen vanaf het bedieningspaneel van de printer.
1.
Selecteer Instel. op het bedieningspaneel van de printer.
2. Selecteer Algemene instellingen > Systeembeheer > Veiligheidsinstel..
3. Selecteer Beheerdersinstellingen.
4. Selecteer Beheerderswachtwoord > Registreren.
5. Voer het nieuwe wachtwoord in.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in.
7. Sluit het bevestigingsscherm.
Het scherm met beheerdersinstellingen wordt weergegeven.
8. Selecteer Aan voor Instelling vergrendelen en sluit het bevestigingsscherm.
Het beheerderswachtwoord moet worden ingevoerd wanneer u het vergrendelde menu-item wilt bedienen.
Opmerking:
Wanneer u het beheerderswachtwoord hebt ingesteld om menu-items te ontgrendelen en bedienen, bent u aangemeld als
beheerder.
Als u Instel. > Algemene instellingen > Basisinstellingen > Tim e -o ut b e w e r ki ng instelt op Aan, wordt u na een
vastgestelde periode van inactiviteit bij het bedieningspaneel afgemeld.
U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen of wissen wanneer u Wi j z i g e n of Resetten selecteert in het scherm
Beheerderswachtwoord en het wachtwoord invoert.
Het beheerderswachtwoord congureren met Web Cong
Met Web
Cong
kunt u het beheerderswachtwoord instellen.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
79
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Productbeveiliging > Beheerderswachtwoord wijzigen.
2. Voer een wachtwoord in bij Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord.. Voer indien nodig de
gebruikersnaam in.
Voer het huidige wachtwoord in als u dit wilt veranderen in een nieuw wachtwoord.
3.
Selecteer OK.
Opmerking:
Als u de vergrendelde menu-items wilt instellen of wijzigen, klikt u op Aanmelding beheerder en voert u het
beheerderswachtwoord in.
Als u het beheerderswachtwoord wilt wissen, klikt u op het tabblad Productbeveiliging > Beheerderswachtwoord
verwijderen en voert u het beheerderswachtwoord in.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Items die moeten worden vergrendeld met een
beheerderswachtwoord
Beheerders hebben machtigingen voor instellen en wijzigen voor alle functies op de apparaten.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
80
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld op een apparaat, wordt dit bovendien vergrendeld en kan het item
voor de netwerkinstelling niet worden gewijzigd en worden gebruikersfuncties voor het apparaatbeheer beperkt.
De volgende items kunnen worden beheerd door een beheerder.
Item Beschrijving
Onderhoudsinformatie
(alleen Web Cong)
Informatie bevestigen over het totaal aantal pagina's voor afdrukken, het papierformaat, kleur
en zwart-wit, pagina's voor dubbelzijdig en enkelzijdig afdrukken en afdrukken voor pagina's
voor elke taal van de printer.
Onderhoudscontacten Vastleggen en bewerken van een bestemming voor de contacten.
Standaardinstelling
gebruiker
De standaard instelling voor push-scan en faxen.
Toegangsbeheer Instellen van de gebruiker of functies die mogen worden gebruikt.
Printerinstelling Bewerkingsinstellingen voor fouten enz.
Faxinstellingen Algemene faxinstellingen voor ontvangst en overdracht, uitvoer en communicatiemodus.
Verbindingsinstellingen
voor Wi-Fi, Ethernet
De naam van apparaten en het IP-adres wijzigen, de DNS-server of proxyserver instellen en
instellingen wijzigen die verband houden met de netwerkverbindingen.
Instelling voor
gebruikersservices
Instelling voor het beheren van communicatieprotocollen of MS Network, scannen via het
netwerk en Wi-Fi Direct-services.
Instelling e-mailserver Instellen van een e-mailserver waar apparaten rechtstreeks mee communiceren.
Instelling LDAP-server Instelling voor gebruik van contacten op de LDAP-server als e-mail- of faxbestemming.
Beveiligingsinstelling Instellingen voor netwerkbeveiliging, zoals SSL/TLS-communicatie.
Instelling voor
verbinding met
cloudservice
Verbinding instellen voor de Epson Connect-service of de cloudservice van een andere
aanbieder. Basiscerticaat bijwerken dat voor de cloudservice vereist is.
Firmware-update De rmware van apparaten controleren en bijwerken.
Tijd, timerinstelling Overgangstijd slaapmodus, automatisch uitschakelen, datum/tijd, timer voor inactiviteit, andere
timerinstellingen.
Instelling
standaardmodus
Instellen van het bedieningspaneel wanneer de printer wordt ingeschakeld. U kunt de functies
van het scherm bijvoorbeeld instellen op kopiëren of faxen, in plaats van het startscherm.
Instelling startscherm Plaatsing en instelling voor achtergrondkleur van het startscherm.
Standaardscherm voor
statusbevestiging
Instellen van de statusweergave voor de afdruktaak of een printer die wordt weergegeven door
op het bedieningspaneel op Job/Status te tikken.
Scaninstelling Instellen van e-mailserver, bevestigen van bestemming voor scannen.
Instelling favorieten Instellingen voor favorieten, zoals registreren, verwijderen en sorteren.
Vastleggen en wissen
van de contactenlimiet*
Verwijderen van registratie en wissen van contacten uit de instellingsitems die met het
beheerderswachtwoord zijn vergrendeld.
Om te verwijderen, selecteert u in de aangegeven volgorde Instel. > Algemene instellingen >
Systeembeheer > Veiligheidsinstel. > Toegang tot vastleggen/ wissen Contacten.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
81
Item Beschrijving
Instelling toegang
logboek*
Instellen van de weergave van gedetailleerde informatie over de taakgeschiedenis, zoals
taaklogboek, recente toegang tot faxoverdracht, verzendgeschiedenis van Scan naar e-mail.
Om te verwijderen, selecteert u in de aangegeven volgorde Instel. > Algemene instellingen >
Systeembeheer > Veiligheidsinstel. > Toegang taaklogboek.
Instelling van
overdracht van
printerinformatie
Instellen van overdrachtinformatie in de afdrukteller.
Wissen van intern
geheugen
Instellen van wissen van gegevens uit het intern geheugen van de printer.
Alle afdruktaken met
wachtwoord wissen
Instellen van wissen van alle afdruktaken met een wachtwoord.
Standaardinstellingen
herstellen
Instelling om de standaardinstellingen van de printer te herstellen.
Beheerdersinstelling Instellen van beheerdersvergrendeling of beheerderswachtwoord.
* Kunt u verwijderen uit de vergrendelde opties.
Beschikbare functies beperken
U kunt maximaal tien unieke gebruikers maken en de beschikbare functies per gebruiker beperken. Gebruikers
moeten zich met een gebruikersnaam en wachtwoord aanmelden op het bedieningspaneel van de printer. Ze
kunnen zich handmatig afmelden. Als ze dit niet doen, worden ze na een bepaalde tijd automatisch door de printer
afgemeld.
Als u het afdrukken vanuit het printer- en scannerstuurprogramma wilt beperken, gebruik dan het speciale
stuurprogramma voor de printer.
Als u de printer gebruikt vanaf een Windows-computer, kunt u vooraf een gebruikersnaam en wachtwoord
koppelen aan het printer- en scannerstuurprogramma. Wanneer de computer wordt gebruikt, wordt de gebruiker
automatisch door de printer geverieerd en hoe er niet steeds een wachtwoord te worden ingevoerd. Zie de Help
van het stuurprogramma voor meer informatie over het congureren hiervan.
U kunt deze functie niet gebruiken met Mac OS.
Toegangsbeheer congureren
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Productbeveiliging > Instellingen toegangsbeheer > Basis.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
82
2. Schakel het selectievakje Schakelt toegangsbeheer in in en klik op OK.
c
Belangrijk:
Als u het selectievakje Staat afdrukken en scannen toe zonder vericatiegegevens uitschakelt, worden niet-
geverieerde taken aomstig uit de volgende bronnen niet ontvangen:
Standaardstuurprogramma van besturingssysteem
Het PCL-printerstuurprogramma/PostScript-printerstuurprogramma
Webdiensten, zoals Epson Connect en Google Cloud Print
Smartphones en andere mobiele apparaten
3. Selecteer het tabblad Productbeveiliging > Instellingen toegangsbeheer > Gebruikersinstellingen.
4. Klik op Toevoegen en voer bij elk item een waarde in.
5.
Klik op To ep as s en .
Opmerking:
Wi s s e n wordt weergegeven wanneer u een geregistreerde gebruiker bewerkt. Klik erop als u een gebruiker wilt
verwijderen.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor gebruikersfuncties” op pagina 84
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
83
Instellingen voor gebruikersfuncties
Items Instellingen en uitleg
Gebruikersnaam Voer hier een weergavenaam uit de lijst in (tussen 1 en 14 tekens in ASCII
(0x20-0x7E)).
Wachtwoord Voer hier tussen 0 en 20 tekens in (ASCII (0x20-0x7E)). Laat het veld leeg als u een
wachtwoord wilt terugzetten op de standaardinstelling.
Schakel het selectievakje in om elke
functie in of uit te schakelen.
De ingeschakelde functies mogen worden gebruikt.
Beperking voor de externe interface instellen
U kunt het gebruik van de USB-verbinding met de computer beperken. Congureer de beperkingsinstellingen om
afdrukken en scannen via een andere methode dan het netwerk te beperken.
Opmerking:
Op het bedieningspaneel van de printer kunt u ook de beperkingsinstellingen congureren.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Productbeveiliging > Externe interface.
2.
Selecteer Inschakelen of Uitschakelen.
Als u dit wilt beperken, selecteert u Uitschakelen.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
84
3. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheren met protocollen
U kunt afdrukken via verschillende paden en protocollen. Als u een multifunctionele printer gebruikt, kunt u
netwerkscan en PC-FAX gebruiken vanaf een niet opgegeven aantal netwerkcomputers. U kunt ondoelmatige
beveiligingsrisico's verminderen door afdrukken vanaf
specieke
paden te beperken of door de beschikbare
functies te beheren.
Protocollen beheren
Congureer de protocol-instellingen.
1. Open Web
Cong
en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > Protocol.
2. Congureer elk item.
3. Klik op Volg end e.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegepast op de printer.
Protocollen die u kunt inschakelen of uitschakelen
Protocol Beschrijving
Bonjour-instellingen U kunt opgeven of Bonjour moet worden gebruikt. Bonjour wordt gebruikt voor het zoeken
van apparaten, afdrukken (AirPrint), enz.
SLP-instellingen U kunt de SLP-functie in- of uitschakelen. SLP wordt gebruikt voor push-scan en netwerk
zoeken in EpsonNet Cong.
WSD-instellingen U kunt de WSD-functie in- of uitschakelen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u WSD-
apparaten toevoegen, of afdrukken en scannen vanaf de WSD-poort.
LLTD-instellingen U kunt de LLTD-functie in- of uitschakelen. Wanneer dit is ingeschakeld, wordt dit
weergegeven in de Windows-netwerkmap.
LLMNR-instellingen U kunt de LLMNR-functie in- of uitschakelen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u
naamomzetting gebruiken zonder NetBIOS, zelfs als u DNS. niet kunt gebruiken.
LPR-instellingen U kunt opgeven of u LPR-afdruk al dan niet wilt toestaan. Wanneer dit is ingeschakeld, kunt u
afdrukken vanaf de LPR-poort.
RAW(Port9100)-
instellingen
U kunt opgeven of u afdrukken vanaf de RAW-poort (Port 9100) al dan niet wilt toestaan.
Wanneer dit is ingeschakeld, kunt u afdrukken vanaf de RAW-poort (Port 9100).
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
85
Protocol Beschrijving
IPP-instellingen U kunt opgeven of u afdrukken vanaf IPP al dan niet wilt toestaan. Wanneer dit is
ingeschakeld, kunt u afdrukken via internet (inclusief AirPrint).
Protocolinstellingsitems
Items Instelwaarde en beschrijving
Bonjour-instellingen
Bonjour gebruiken Selecteer dit om apparaten te zoeken of gebruiken via Bon-
jour. Als dit is gewist, kunt u AirPrint niet gebruiken.
Bonjour-naam Toont de Bonjour-naam.
Bonjour gebruikersnaam Toont de Bonjour-servicenaam.
Locatie Toont de Bonjour-locatienaam.
Top Priority Protocol Selecteer het protocol voor topprioriteit voor Bonjour-print.
SLP-instellingen
SLP inschakelen Selecteer dit om de SLP-functie in te schakelen. Dit wordt
gebruikt met de functie Push-scan en met netwerk zoeken
in EpsonNet Cong.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
86
Items Instelwaarde en beschrijving
WSD-instellingen
WSD inschakelen Selecteer dit om het toevoegen van apparaten die WSD ge-
bruiken toe te voegen en om af te drukken en te scannen
vanaf de WSD-poort.
Time-out afdruk (sec) Voer de time-outwaarde voor de communicatie voor WSD-
afdruk in van 3 tot 3.600 seconden.
Time-out scan (sec) Voer de time-outwaarde voor de communicatie voor WSD-
scan in van 3 tot 3.600 seconden.
Apparaatnaam Toont de WSD-apparaatnaam.
Locatie Toont de WSD-locatienaam.
LLTD-instellingen
LLTD inschakelen Selecteer dit om LLTD in te schakelen. De printer wordt
weergegeven in de Windows-netwerkmap.
Apparaatnaam Toont de LLTD-apparaatnaam.
LLMNR-instellingen
LLMNR inschakelen Selecteer dit om LLMNR in te schakelen. U kunt naamomzet-
ting gebruiken zonder NetBIOS, zelfs als u DNS niet kunt ge-
bruiken.
LPR-instellingen
Afdrukken via LPR-poort toestaan Selecteer dit om af te drukken vanaf de LPR-poort.
Time-out afdruk (sec) Voer de time-outwaarde voor LPR-afdruk in van 0 tot 3.600
seconden. Als u geen time-out wilt, voert u 0 in.
RAW(Port9100)-instellingen
RAW(Port9100)-afdruk toestaan Selecteer dit om afdrukken vanaf de RAW-poort (Port 9100)
toe te staan.
Time-out afdruk (sec) Voer de time-outwaarde voor RAW-afdruk (Port 9100) in van
0 tot 3.600 seconden. Als u geen time-out wilt, voert u 0 in.
IPP-instellingen
IPP inschakelen Selecteer dit om IPP-communicatie in te schakelen. Alleen
printers die IPP ondersteunen, worden weergegeven. Als dit
is uitgeschakeld, kunt u AirPrint niet gebruiken.
Niet-beveiligde communicatie toestaan Selecteer dit om de printer toe te laten te communiceren
zonder beveiligingsmaatregelen (IPP).
Time-out communicatie (sec) Voer de time-outwaarde voor IPP-afdruk in van 0 tot 3.600
seconden.
URL (Netwerk) Toont IPP-URL's (http en https) wanneer de printer is verbon-
den via een bekabeld LAN of
wi.
De URL is een gecombi-
neerde waarde van het IP-adres van de printer, het poort-
nummer en de IPP-printernaam.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
87
Items Instelwaarde en beschrijving
URL (Wi-Fi Direct) Hiermee worden IPP-URL's (http en https) weergegeven
wanneer de printer is verbonden via Wi-Fi Direct. De URL is
een gecombineerde waarde van het IP-adres van de printer,
het poortnummer en de IPP-printernaam.
Printernaam Toont de IPP-printernaam.
Locatie Toont de IPP-locatie.
SSL/TLS-communicatie met de printer
Wanneer het servercerticaat is ingesteld op gebruik van SSL/TLS-communicatie (Secure Sockets Layer/Transport
Layer Security) met de printer, kunt u het communicatiepad tussen computers versleutelen. Hiermee voorkomt u
externe en ongeautoriseerde toegang.
Digitale certicering
Certicaat
ondertekend door een CA
Een
certicaat
dat door een CA
(Certicate
Authority of
certiceringsinstantie)
is ondertekend, moet eerst bij
een certiceringsinstantie worden aangevraagd. Met een certicaat dat door een CA is ondertekend, maakt u
veilige communicatie mogelijk. Voor elke beveiligingsfunctie kunt u een certicaat gebruiken dat door een CA
is ondertekend.
CA-certicaat
Een CA-certicaat gee aan dat de identiteit van een server is gecontroleerd door derden. Dit is een belangrijke
component voor beveiliging die uitgaat van een 'web van vertrouwen'. U moet voor de vericatie van de server
een CA-certicaat aanvragen bij een CA die deze certicaten afgee.
Zelfondertekend
certicaat
Een zelfondertekend certicaat is een certicaat dat de printer zelf afgee en ondertekent. Dit certicaat is
onbetrouwbaar en kan spoong niet voorkomen. Als u dit certicaat gebruikt voor een SSL/TLS-certicaat, kan
een browser een beveiligingswaarschuwing weergeven. U kunt dit
certicaat
alleen gebruiken voor SSL/TLS-
communicatie.
Gerelateerde informatie
& “Een door een CA ondertekend certicaat aanvragen en importeren” op pagina 88
& “Een door een CA ondertekend certicaat verwijderen” op pagina 93
& “Een zelfondertekend certicaat bijwerken” op pagina 93
Een door een CA ondertekend certicaat aanvragen en importeren
Een door een CA ondertekend
certicaat
aanvragen
Als u een certicaat wilt aanvragen dat door een CA is ondertekend, moet u eerst een CSR (Certicate Signing
Request of aanvraag voor certicaatondertekening) maken en indienen bij de certiceringsinstantie. U kunt een
CSR maken met Web
Cong
en een computer.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
88
Volg de stappen om met Web Cong een CSR te maken en een door een CA ondertekend certicaat te ontvangen.
Wanneer u een CSR maakt met Web
Cong
, krijgt het
certicaat
de indeling PEM/DER.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certicaat.
2. Klik op Genereren voor de CSR.
Er wordt een pagina voor het maken van een CSR geopend.
3. Voer voor elk item een waarde in.
Opmerking:
De beschikbare sleutellengte en aortingen verschillen per certiceringsinstantie. Stel een aanvraag op volgens de regels
van de
certiceringsinstantie
in kwestie.
4.
Klik op OK.
Na aoop wordt een bericht over voltooiing weergegeven.
5. Selecteer het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certicaat.
6. Klik op een van de downloadknoppen voor de CSR met de opgegeven indeling volgens de
certiceringsinstantie om de CSR te downloaden op een computer.
c
Belangrijk:
Genereer geen CSR opnieuw. Als u dat toch doet, kunt u een verstrekt CA-ondertekend Certicaat mogelijk
niet importeren.
7. Stuur de CSR naar een certiceringsinstantie. Daarmee vraagt u een door een CA-ondertekend Certicaat aan.
Volg de regels van de desbetreende certiceringsinstantie voor de wijze van verbinding en de vorm.
8. Sla het verstrekte CA-ondertekend Certicaat op naar een computer die verbinding hee met de printer.
Het verkrijgen van een CA-ondertekend Certicaat is voltooid zodra u een certicaat opslaat op een
bestemming.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
89
Instellingen voor een CSR
Items Instellingen en uitleg
Sleutellengte Selecteer een sleutellengte voor een CSR.
Algemene naam U kunt tussen 1 en 128 tekens invoeren. Als dit een IP-adres is, moet het een
statisch IP-adres zijn.
Voorbeeld:
URL voor het benaderen van Web
Cong
: https://10.152.12.225
Algemene naam: 10.152.12.225
Organisatie/ Organisatorische
eenheid/ Plaats/ Staat/provincie
U kunt tussen 0 en 64 tekens in ASCII (0x20–0x7E) invoeren. U kunt de
distinguished-namen (CN) met een komma scheiden.
Land Voer een landcode in. Gebruik een tweecijferige code conform ISO-3166.
Gerelateerde informatie
& “Een zelfondertekend certicaat bijwerken” op pagina 93
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
90
Een door een CA ondertekend certicaat importeren
c
Belangrijk:
Zorg ervoor dat de datum en tijd van de printer goed zijn ingesteld.
Als u een certicaat ontvangt op basis van een CSR die u met Web Cong hebt gemaakt, kunt u één keer een
certicaat importeren.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certicaat.
2.
Klik op Importeren
Er wordt een pagina voor het importeren van een certicaat geopend.
3.
Voer voor elk item een waarde in.
De vereiste instellingen zijn aankelijk van de locatie waar u een CSR hebt gemaakt en de bestandsindeling
van het
certicaat.
Stel de verschillende items in als volgt.
Een certicaat met de indeling PEM/DER aomstig uit Web Cong
Persoonlijke sleutel: Niet congureren. De printer bevat een persoonlijke sleutel.
Wa ch tw o ord : Niet
congureren.
CA-certicaat 1/CA-certicaat 2: Optie
Een certicaat met de indeling PEM/DER aomstig van een computer
Persoonlijke sleutel: Wel instellen.
Wa ch tw o ord : Niet congureren.
CA-certicaat 1/CA-certicaat 2: Optie
Een certicaat met de indeling PKCS#12 aomstig van een computer
Persoonlijke sleutel: Niet congureren.
Wa ch tw o ord : Optie
CA-certicaat 1/CA-certicaat 2: Niet congureren.
4.
Klik op OK.
Na aoop wordt een bericht over voltooiing weergegeven.
Opmerking:
Klik op Bevestigen om de
certicaatgegevens
te controleren.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor het importeren van een door een CA ondertekend certicaat” op pagina 92
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
91
Instellingen voor het importeren van een door een CA ondertekend certicaat
Items Instellingen en uitleg
Servercerticaat of Clientcerticaat Selecteer hier de indeling van het certicaat.
Persoonlijke sleutel Als u een certicaat met de indeling PEM/DER hebt op basis van een CSR die op
een computer is gemaakt, geef dan hier het bestand op met de private sleutel
voor het certicaat.
Wachtwoord Voer hier een wachtwoord in om de private sleutel te versleutelen.
CA-certicaat 1
Als het certicaat de indeling Certicaat (PEM/DER) heeft, importeer dan hier
een certicaat van een certiceringsinstantie die servercerticaten afgeeft. Geef
zo nodig een bestand op.
CA-certicaat 2
Als het certicaat de indeling Certicaat (PEM/DER) heeft, importeer dan hier
een certicaat van een certiceringsinstantie die een CA-certicaat 1 afgeeft.
Geef zo nodig een bestand op.
Gerelateerde informatie
& “Een door een CA ondertekend certicaat importeren” op pagina 91
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
92
Een door een CA ondertekend certicaat verwijderen
U kunt een geïmporteerd certicaat verwijderen wanneer het certicaat is vervallen of wanneer een versleutelde
verbinding niet meer nodig is.
c
Belangrijk:
Als u een certicaat hebt op basis van een CSR die u met Web Cong hebt gemaakt, kunt u het verwijderde
certicaat niet opnieuw importeren. In dit geval moet u een CSR maken voor een nieuw certicaat.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certicaat.
2.
Klik op Wis s e n .
3. Bevestig dat u het
certicaat
in het weergegeven bericht wilt verwijderen.
Een zelfondertekend
certicaat
bijwerken
Als de printer HTTPS-servers ondersteunt, kunt u een zelfondertekend certicaat bijwerken. Wanneer u Web
Cong opent met een zelfondertekend certicaat, wordt een waarschuwing weergegeven.
Gebruik tijdelijk een zelfondertekend certicaat totdat u een door een CA ondertekend certicaat ontvangt en
importeert.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certicaat.
2. Klik op Update.
3. Voer de Algemene naam in.
Voer een IP-adres of een
identicatie,
zoals de FQDN-naam, voor de printer in. U kunt tussen 1 en 128 tekens
invoeren.
Opmerking:
U kunt distinguished-namen (CN) met een komma apart plaatsen.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
93
4. Geef een geldigheidsperiode op voor het certicaat.
5. Klik op Volg end e.
Er wordt een bevestiging weergegeven.
6. Klik op OK.
De printer wordt bijgewerkt.
Opmerking:
Klik op Bevestigen om de certicaatgegevens te controleren.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Congureer CA-certicaat
U kunt een CA-certicaat importeren, weergeven of verwijderen.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Instellingen voor een CSR” op pagina 90
& “Een door een CA ondertekend certicaat importeren” op pagina 91
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
94
Een CA-certicaat importeren
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > CA-certicaat.
2. Klik op Importeren.
3. Geef het
CA-certicaat
op dat u wilt importeren.
4. Klik op OK.
Wanneer het importeren is voltooid, keert u terug naar het scherm CA-certicaat en wordt het geïmporteerde
CA-certicaat weergegeven.
Een CA-certicaat verwijderen
U kunt het geïmporteerde CA-certicaat verwijderen.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Netwerkbeveiliging > CA-certicaat.
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
95
2. Klik op Wi s s e n naast het CA-certicaat dat u wilt verwijderen.
3. Bevestig dat u het certicaat in het weergegeven bericht wilt verwijderen.
Gerelateerde informatie
&
“Web
Cong
openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Beveiligingsinstellingen van het product
96
Instellingen voor bediening en beheer
Dit hoofdstuk bevat informatie over de items die verband houden met het dagelijkse bedrijf en beheer van het
apparaat.
Informatie van een apparaat bevestigen
Met Web Cong kunt u de volgende informatie van het bedienende apparaat controleren via Status.
Productstatus
Controleer taal, status, cloudservice, productnummer, MAC-adres, enz.
Netwerkstatus
Controleer de informatie van de netwerkverbindingsstatus, het IP-adres, de DNS-server, enz.
Onderhoud
Controleer de eerste dag van afdrukken, teller van inktvervanging, afgedrukte pagina's, aantal afdrukken per
taal, aantal scans, enz.
Hardwarestatus
Controleer de status van elke scan- en faxfunctie.
Taakgeschiedenis
Controleer het takenlogboek voor een afdruktaak, ontvangsttaak en overdrachtstaak.
Schermopname paneel
Geef een aeelding weer op het bedieningspaneel van het apparaat.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Apparaten beheren (Epson Device Admin)
Met Epson Device Admin kunt u veel apparaten beheren en bedienen. Met Epson Device Admin kunt u apparaten
beheren in een ander netwerk. Hieronder worden de belangrijkste beheersfuncties uiteengezet.
Raadpleeg de documentatie of de Help van Epson Device Admin voor meer informatie over de functies en het
gebruik van de soware.
Apparaten detecteren
U kunt apparaten detecteren in het netwerk en deze vervolgens vastleggen in een lijst. Als Epson-apparaten,
zoals printers en scanners, zijn verbonden met hetzelfde netwerksegment als de computer van de beheerder,
kun u ze zelfs vinden als er geen IP-adres aan de apparaten is toegewezen.
U kunt tevens apparaten detecteren die via een USB-kabel zijn verbonden met computers in het netwerk. U
moet de Epson Device USB Agent op de computer installeren.
Apparaten instellen
U kunt een sjabloon maken met de ingestelde items, zoals de netwerkinterface en de papierbron, en dit als
gedeelde instellingen toepassen op andere apparaten. Wanneer het apparaat is verbonden met het netwerk, kunt
u een IP-adres toewijzen aan een apparaat waaraan nog geen IP-adres is toegewezen.
Beheerdershandleiding
Instellingen voor bediening en beheer
97
Apparaten bewaken
U kunt regelmatig de status en gedetailleerde informatie over apparaten in het netwerk ophalen. U kunt ook
apparaten bewaken die via een USB-kabel zijn verbonden met computers in het netwerk, en apparaten van
andere bedrijven die in de apparatenlijst zijn vastgelegd. Als u apparaten wilt bewaken die zijn verbonden via
een USB-kabel, moet u de Epson Device USB Agent installeren.
Waarschuwingen beheren
U kunt waarschuwingen over de status van apparaten en verbruiksartikelen bewaken. Het systeem verzendt
automatisch meldingen per e-mail naar de beheerder op basis van ingestelde voorwaarden.
Rapporten beheren
U kunt op vastgestelde momenten rapporten maken op basis van de gegevens over apparaatgebruik en
verbruiksartikelen die door het systeem worden verzameld. U kunt deze rapporten opslaan en per e-mail
verzenden.
Gerelateerde informatie
& “Epson Device Admin” op pagina 120
Firmware bijwerken
De printerrmware bijwerken via het bedieningspaneel
Als de printer verbinding hee met internet, kunt u de rmware van de printer bijwerken via het bedieningspaneel.
U kunt ook instellen dat de printer regelmatig zelf moet controleren of er nieuwe rmware is en zo ja, dat u daar
dan bericht van moet krijgen.
c
Belangrijk:
Schakel de printer niet uit en trek de stekker niet uit het stopcontact zolang de update bezig is, anders kan de printer
defect raken.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Systeembeheer > Firmware-update.
Opmerking:
Selecteer Melding > Aan om de printer regelmatig te laten controleren op beschikbare rmware-updates.
3. Selecteer Bijwerken.
4.
Selecteer Controle starten.
De printer gaat op zoek naar beschikbare updates.
Beheerdershandleiding
Instellingen voor bediening en beheer
98
5. Als op het display wordt weergegeven dat er een rmware-update beschikbaar is, volg dan de aanwijzingen op
het scherm om de update te starten.
c
Belangrijk:
Als de rmware-update niet goed wordt afgerond of mislukt, start de printer niet goed op en wordt
"Recovery Mode" weergegeven op het display de volgende keer dat de printer wordt aangezet. In dit geval
moet u de rmware opnieuw bijwerken maar dan met behulp van een computer. Sluit de printer met een
USB-kabel aan op de computer. Wanneer "Recovery Mode" wordt weergegeven op de printer, kunt u de
rmware niet via een netwerkverbinding bijwerken. Ga op de computer naar uw lokale Epson-website en
download de meest recente printerrmware. Zie de aanwijzingen op de website voor de volgende stappen.
Firmware bijwerken met Web Cong
Firmware wordt bijgewerkt met Web
Cong
. Het apparaat moet verbinding hebben met internet.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Apparaatbeheer > Firmware-update.
2. Klik op Starten.
De rmwarebevestiging begint en de rmware-informatie wordt weergegeven als er nieuwere rmware
beschikbaar is.
3. Klik op Starten en volg de instructies op het scherm.
Opmerking:
U kunt de rmware ook bijwerken met Epson Device Admin. U kunt de rmware-informatie visueel controleren in de
apparaatlijst. Dit is handig wanneer u de rmware van meerdere apparaten wilt bijwerken. Raadpleeg de handleiding of de
help van Epson Device Admin voor meer informatie.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
& “Epson Device Admin” op pagina 120
Firmware bijwerken met Epson Firmware Updater
U kunt de rmware van het apparaat downloaden naar de computer vanaf de website van Epson, en vervolgens het
apparaat via een USB-kabel aansluiten op de computer om de rmware bij te werken. Gebruik deze methode als u
niet kunt bijwerken via het netwerk.
1.
Ga naar de website van Epson en download de rmware.
2. Sluit het apparaat met een USB-kabel aan op de computer waarop de gedownloade rmware is opgeslagen.
3. Dubbelklik op het gedownloade EXE-bestand.
Epson Firmware Updater wordt gestart.
4. Volg de instructies op het scherm.
Beheerdershandleiding
Instellingen voor bediening en beheer
99
Een back-up maken van de instellingen
Als u de instellingsitems in Web
Cong
exporteert, kunt u de items kopiëren naar de andere printers.
De instellingen exporteren
Exporteer elke instelling voor de printer.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Apparaatbeheer > Instelwaarde exporteren en
importeren > Exporteren.
2. Selecteer de instellingen die u wilt exporteren.
Selecteer de instellingen die u wilt exporteren. Als u de bovenliggende categorie selecteert, worden ook
subcategorieën geselecteerd. Subcategorieën die echter fouten veroorzaken door het dupliceren binnen
hetzelfde netwerk (zoals IP-adressen enz.), kunnen niet worden geselecteerd.
3.
Voer een wachtwoord in om het geëxporteerde bestand te coderen.
U hebt het wachtwoord nodig voor het importeren van het bestand. Laat dit leeg als u het bestand niet wilt
coderen.
4. Klik op Exporteren.
c
Belangrijk:
Als u de netwerkinstellingen van de printer, zoals de apparaatnaam en het IPv6-adres exporteert, selecteert u
Inschakelen om de individuele instellingen van apparaat te selecteren en kiest u meer items. Gebruik alleen
de geselecteerde waarden voor de vervangingsprinter.
Gerelateerde informatie
&
“Web Cong openen” op pagina 37
De instellingen importeren
Importeer het geëxporteerde Web
Cong
-bestand naar de printer.
c
Belangrijk:
Wanneer waarden die individuele informatie, zoals een printernaam of IP-adres, bevatten worden geïmporteerd,
moet u controleren of hetzelfde IP-adres niet op hetzelfde netwerk staat. Als het IP-adres overlapt, weerspiegelt de
printer de waarde niet.
1. Open Web Cong en selecteer vervolgens het tabblad Apparaatbeheer > Instelwaarde exporteren en
importeren > Importeren.
2. Selecteer het geëxporteerde bestand en voer dan het gecodeerde wachtwoord in.
3. Klik op Volg end e.
4. Selecteer de instellingen die u wilt importeren en klik vervolgens op Vol gen de.
Beheerdershandleiding
Instellingen voor bediening en beheer
100
5. Klik op OK.
De instellingen worden toegepast op de printer.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Instellingen voor bediening en beheer
101
Problemen oplossen
Tips voor het oplossen van problemen
U kunt meer informatie vinden in de volgende handleidingen.
Gebruikershandleiding
Bevat instructies over het gebruik van de printer, het vervangen van de inkttoevoereenheid, onderhoud en
probleemoplossing.
Epson Connect-website
https://www.epsonconnect.com/
Informatie over de functies van Epson Connect en het oplossen van problemen.
Het logboek voor de server en het netwerkapparaat
controleren
Als in het netwerk problemen optreden, kunt u de oorzaak mogelijk achterhalen door het logboek van de e-
mailserver of de LDAP-server te controleren, of door de status te bekijken in het systeemlogboek voor het
netwerkapparaat, zoals een router, of voor opdrachten.
De netwerkinstellingen initialiseren
Wi-Fi uitschakelen via Web Cong
Als u Web Cong wilt gebruiken, moeten printers en apparaten een IP-adres hebben en verbinding hebben met
hetzelfde netwerk.
1. Controleer het IP-adres van de printer.
U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een
verbindingsrapport of in de kolom [IP address] van het netwerkstatusvel.
2. Voer in een browser het IP-adres van de printer in om Web Cong te starten.
3. Selecteer het tabblad Netwerk > Wi - Fi en selecteer vervolgens Wi - Fi u it s c h a k e l en .
4. Controleer het bericht en selecteer vervolgens OK.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
102
Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanuit Web
Cong
Als u Web Cong wilt gebruiken, moeten printers en apparaten een IP-adres hebben en verbinding hebben met
hetzelfde netwerk.
1. Controleer het IP-adres van de printer.
U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een
verbindingsrapport of in de kolom [IP address] van het netwerkstatusvel.
2. Voer in een browser het IP-adres van de printer in om Web
Cong
te starten.
3. Selecteer het tabblad Netwerk > Wi - Fi D i r e c t .
4. Selecteer Uitschakelen voor Wi - Fi D i re ct .
5. Klik op Volg end e
6. Controleer het bericht en selecteer OK.
Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel
Wanneer u Wi-Fi uitschakelt, wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
1. Tik op het startscherm op
.
2. Selecteer Router.
De netwerkstatus wordt weergegeven.
3. Tik op Instellingen wijzigen.
4. Selecteer Overige > Wi-Fi uitschakelen.
5. Controleer het bericht en start vervolgens het instellen.
6. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
103
Verbinding Wi-Fi Direct (Eenvoudig Toegangspunt) verbreken vanaf
het bedieningspaneel
Opmerking:
Wanneer de Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt) wordt uitgeschakeld, wordt de verbinding voor alle
computers en smart devices die met de printer zijn verbonden in Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt)
verbroken.Als u de verbinding met een
speciek
apparaat wilt verbreken, doe dit dan op het apparaat in kwestie en niet op
de printer.
1. Tik op het startscherm op .
2. Selecteer Wi - Fi D ir e c t .
De Wi-Fi Direct-informatie wordt weergegeven.
3. Tik op Instellingen wijzigen.
4. Selecteer Wi-Fi Direct uitschakelen.
5. Controleer het bericht en start vervolgens het instellen.
6. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
De netwerkinstellingen herstellen op het bedieningspaneel
U kunt alle netwerkinstellingen terugzetten op de standaardinstellingen.
1.
Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Systeembeheer > Standaardinst. herstellen > Netwerkinstellingen.
3. Controleer het bericht en selecteer Ja.
4. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
De communicatie tussen apparaten en computers
controleren
De verbinding controleren met de opdracht Ping — Windows
Met een Ping-opdracht kunt u controleren of de computer is verbonden met de printer. Volg de onderstaande
stappen om de verbinding te controleren met een Ping-opdracht.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
104
1. Controleer het IP-adres dat de printer gebruikt voor de verbinding die u wilt controleren.
U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een
verbindingsrapport of in de kolom IP Address van het netwerkstatusvel.
2.
Geef op de computer het scherm met de opdrachtprompt weer.
Windows 10/Windows Server 2016
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start of houd deze ingedrukt en selecteer Opdrachtprompt.
Windows 8.1/Windows 8/Windows Server 2012 R2/Windows Server 2012
Geef het scherm met toepassingen weer en selecteer Opdrachtprompt.
Windows 7/Windows Server 2008 R2/Windows Vista/Windows Server 2008 of lager
Klik op de knop Start, selecteer Alle programma's of Programma's > Bureau-accessoires >
Opdrachtprompt.
3. Typ "ping xxx.xxx.xxx.xxx" en druk vervolgens op de toets Enter.
Voer in plaats van xxx.xxx.xxx.xxx het IP-adres van de printer in.
4. Controleer de communicatiestatus.
Als de printer en computer met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
105
Als de printer en computer niet met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven.
De verbinding controleren met de opdracht Ping — Mac OS
Met een Ping-opdracht kunt u controleren of de computer is verbonden met de printer. Volg de onderstaande
stappen om de verbinding te controleren met een Ping-opdracht.
1. Controleer het IP-adres dat de printer gebruikt voor de verbinding die u wilt controleren.
U kunt dit controleren in het netwerkstatusscherm op het bedieningspaneel van de printer, in een
verbindingsrapport of in de kolom IP Address van het netwerkstatusvel.
2. Start Network Utility.
Ga naar Network Utility in Spotlight.
3. Klik op het tabblad Ping, voer het IP-adres in dat u in stap 1 hebt gevonden en klik vervolgens op Ping.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
106
4. Controleer de communicatiestatus.
Als de printer en computer met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven.
Als de printer en computer niet met elkaar communiceren, wordt het volgende bericht weergegeven.
Een netwerkverbindingsrapport afdrukken
U kunt een netwerkverbindingsrapport afdrukken om de status tussen de printer en het toegangspunt te
controleren.
1. Papier laden.
2. Selecteer Instel. op het startscherm.
3. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Controle van netwerkverbinding.
De verbindingscontrole wordt gestart.
4. Selecteer Controlerapport afdrukken.
5. Druk het netwerkverbindingsrapport af.
Als er een fout is opgetreden, controleer dan het netwerkverbindingsrapport en volg de afgedrukte
oplossingen.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
107
6. Sluit het scherm.
Gerelateerde informatie
& “Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport” op pagina 108
Berichten en oplossingen op het netwerkverbindingsrapport
Controleer de berichten en foutcodes op het netwerkverbindingsrapport en volg dan de oplossingen.
a. Foutcode
b. Berichten over de netwerkomgeving
E-1
Bericht:
Controleer of de netwerkkabel is aangesloten en of uw netwerkapparaten (een hub, router of toegangspunt
bijvoorbeeld) aanstaan.
Oplossingen:
Controleer of de ethernetkabel op de printer en op een hub of een ander netwerkapparaat is aangesloten.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
108
Controleer of de hub of het andere netwerkapparaat is ingeschakeld.
E-2, E-3, E-7
Bericht:
Geen namen van draadloze netwerken (SSID) gevonden. Controleer of de router of het toegangspunt aan- staat en
of het draadloze netwerk (SSID) goed is ingesteld. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Geen namen van draadloze netwerken (SSID) gevonden. Controleer of de naam van het draadloze netwerk (SSID)
goed is ingesteld op de computer die u wilt gebruiken. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
De ingevoerde beveiligingssleutel of het wachtwoord stemt niet overeen met de sleutel of het wachtwoord van de
router of het toegangspunt. Controleer sleutel of wachtwoord. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Controleer of de computer of het apparaat correct is verbonden met het toegangspunt.
Schakel het toegangspunt uit.Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer in.
Plaats de printer dichter bij het toegangspunt en verwijder eventuele obstakels ertussen.
Als u de SSID handmatig hebt ingevoerd, moet u controleren of deze correct is.Controleer het SSID-adres in het
gedeelte Netwerkstatus van het netwerkverbindingsrapport.
Als u drukknopinstellingen gebruikt om een netwerkverbinding in te stellen, controleert u of het toegangspunt
WPS ondersteunt.U kunt drukknopinstelling niet gebruiken als uw toegangspunt WPS niet ondersteunt.
Controleer of de SSID alleen bestaat uit ASCII-tekens (alfanumerieke tekens en symbolen).De printer kan geen
SSID weergeven die niet-ASCII-tekens bevat.
Zorg ervoor dat u de SSID en het wachtwoord weet voordat u verbinding maakt met het toegangspunt.Als u een
toegangspunt met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label van
het toegangspunt vermeld staan.Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, neemt u contact op met degene die
het toegangspunt hee ingesteld of raadpleegt u de documentatie die bij het toegangspunt is geleverd.
Als u verbinding maakt met een SSID die is gegenereerd via tethering op een smart device, controleert u de
SSID en het wachtwoord in de documentatie die is meegeleverd met het smart device.
Als de Wi-Fi-verbinding plotseling wordt verbroken, controleert u de onderstaande omstandigheden.Als een
van deze omstandigheden van toepassing is, herstelt u de netwerkinstellingen door de
soware
van de volgende
website te downloaden en uit te voeren.
http://epson.sn > Instellen
Er is een ander smart device aan het netwerk toegevoegd met de drukknopinstallatie.
Het Wi-Fi-netwerk is ingesteld met een andere methode dan drukknopinstallatie.
E-5
Bericht:
De beveiligingsmodus (bijvoorbeeld WEP of WPA) stemt niet overeen met de huidige instelling van de printer.
Controleer de beveiligingsmodus. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
109
Oplossingen:
Zorg dat het beveiligingstype van het toegangspunt is ingesteld op een van de volgende opties.Als dat niet het geval
is, wijzigt u het beveiligingstype op het toegangspunt en stelt u de netwerkinstellingen van de printer opnieuw in.
WEP 64-bits (40-bits)
WEP 128-bits (104-bits)
WPA PSK (TKIP/AES)
*
WPA2 PSK (TKIP/AES)
*
WPA (TKIP/AES)
WPA2 (TKIP/AES)
* WPA PSK is ook bekend als WPA Personal.WPA2 PSK is ook bekend als WPA2 Personal.
E-6
Bericht:
Mogelijk wordt gelterd op het MAC-adres van de printer. Controleer of er beperkingen gelden voor uw router of
toegangspunt, zoals een
MAC-adreslter.
Zie de documentatie van de router of het toegangspunt of informeer
voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer of MAC-adresltering is uitgeschakeld.Als dit is ingeschakeld, registreert u het MAC-adres van de
printer zodat het niet wordt gelterd.Raadpleeg de documentatie van het toegangspunt voor details.U kunt het
MAC-adres van de printer controleren in het gedeelte Netwerkstatus van het netwerkverbindingsrapport.
Als het toegangspunt gedeelde vericatie gebruikt met WEP-beveiliging, moet u ervoor zorgen dat de
vericatiesleutel en index correct zijn.
E-8
Bericht:
Er is een onjuist IP-adres toegewezen aan de printer. Controleer de instellingen voor het IP-adres van het
netwerkapparaat (hub, router of toegangspunt). Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Schakel DHCP in op het toegangspunt als IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op Automatisch.
Als de instelling IP-adres verkrijgen van de printer is ingesteld op handmatig, is het IP-adres dat u handmatig
instelt ongeldig omdat het buiten bereik is (bijvoorbeeld: 0.0.0.0).Stel een geldig IP-adres in op het
bedieningspaneel van de printer of via Web Cong.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
110
E-9
Bericht:
Controleer de verbinding en netwerkinstellingen van de computer of andere apparatuur. Verbinding maken met
EpsonNet Setup is beschikbaar. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Apparaten worden ingeschakeld.
U kunt toegang krijgen tot internet en andere computer of netwerkapparaten op hetzelfde netwerk van de
apparaten die u met de printer wilt verbinden.
Als u na het controleren van bovenstaande nog steeds geen verbinding krijgt tussen de printer en de
netwerkapparaten, schakelt u het toegangspunt uit.Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer
in.Herstel vervolgens de netwerkinstellingen door het installatieprogramma van de volgende website te
downloaden en uit te voeren.
http://epson.sn > Instellen
E-10
Bericht:
Controleer IP-adres, subnetmasker en standaardgateway-instelling. Verbinding maken met EpsonNet Setup is
beschikbaar. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
Netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u IP-adres verkrijgen van de
printer hebt ingesteld op Handmatig.
Stel het netwerkadres opnieuw in als dit onjuist is.U kunt het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway
controleren in het gedeelte Netwerkstatus van het netwerkverbindingsrapport.
Als DHCP is ingeschakeld, wijzigt u de instelling IP-adres verkrijgen van de printer in Automatisch.Als u het IP-
adres handmatig wilt instellen, controleert u het IP-adres van de printer in het gedeelte Netwerkstatus van het
netwerkverbindingsrapport en selecteert u vervolgens Handmatig in het scherm Netwerkinstellingen.Stel het
subnetmasker in op [255.255.255.0].
Als u hiermee nog steeds geen verbinding krijgt tussen de printer en de netwerkapparaten, schakelt u het
toegangspunt uit.Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer in.
E-11
Bericht:
Instellen niet voltooid. Controleer de standaardgateway-instelling. Verbinding maken met EpsonNet Setup is
beschikbaar. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
111
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Het standaard gateway-adres is correct wanneer u de TCP/IP-instelling van de printer instelt op Handmatig.
Het apparaat dat is ingesteld als de standaard gateway, wordt ingeschakeld.
Stel het juiste standaard gateway-adres in.U kunt het standaard gatewayadres van de printer controleren in het
gedeelte Netwerkstatus van het netwerkverbindingsrapport.
E-12
Bericht:
Controleer het volgende -De beveiligingssleutel/het wachtwoord dat u invoert moet kloppen. -Index van
beveiligingssleutel/wachtwoord wordt ingesteld op eerste getal. -Het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway-instelling moeten goed zijn ingesteld. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Andere apparaten op het netwerk worden ingeschakeld.
De netwerkadressen (IP-adres, subnetmasker en standaard gateway) zijn correct als u ze handmatig invoert.
De netwerkadressen voor andere apparaten (subnetmasker en standaard gateway) zijn dezelfde.
Het IP-adres komt niet in conict met andere apparaten.
Als u na het controleren van bovenstaande nog steeds geen verbinding krijgt tussen de printer en de
netwerkapparaten, probeert u het volgende.
Schakel het toegangspunt uit.Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer in.
Congureer de netwerkinstellingen opnieuw met behulp van het installatieprogramma.U kunt dit uitvoeren
vanaf de volgende website.
http://epson.sn > Instellen
U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een toegangspunt dat het WEP-beveiligingstype gebruikt.Als er
meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de
printer is ingesteld.
E-13
Bericht:
Controleer het volgende -De beveiligingssleutel/het wachtwoord dat u invoert moet kloppen. -Index van
beveiligingssleutel/wachtwoord wordt ingesteld op eerste getal. -De verbinding en de netwerkinstellingen van de
computer of andere apparatuur moeten goed zijn. Informeer voor hulp bij uw netwerkbeheerder.
Oplossingen:
Controleer het volgende.
Netwerkapparaten zoals een toegangspunt, hub en router, zijn ingeschakeld.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
112
De TCP/IP-instelling voor netwerkapparaten is niet handmatig opgegeven.(Als de TCP/IP-instelling van de
printer automatisch is ingesteld terwijl de TCP/IP-instelling voor andere netwerkapparaten handmatig wordt
uitgevoerd, kan het netwerk van de printer verschillen van het netwerk voor andere apparaten.)
Als dit nog steeds niet werkt nadat u het bovenstaande hebt gecontroleerd, probeert u het volgende.
Schakel het toegangspunt uit.Wacht circa 10 seconden en schakel het toegangspunt weer in.
Congureer
met behulp van het installatieprogramma netwerkinstellingen op de computer die met hetzelfde
netwerk is verbonden als de printer.U kunt dit uitvoeren vanaf de volgende website.
http://epson.sn > Instellen
U kunt meerdere wachtwoorden registreren op een toegangspunt dat het WEP-beveiligingstype gebruikt.Als er
meerdere wachtwoorden zijn geregistreerd, moet u controleren of het eerste geregistreerde wachtwoord op de
printer is ingesteld.
Bericht over de netwerkomgeving
Bericht Oplossing
*Er zijn meerdere netwerknamen (SSID)
gedetecteerd die overeenstemmen met de
ingevoerde netwerknaam (SSID).
Controleer de netwerknaam (SSID).
Dezelfde SSID kan worden ingesteld op meerdere
toegangspunten.Controleer de instellingen van de toegangspunten en wijzig
de SSID.
De Wi-Fi-omgeving moet worden
verbeterd. Schakel de draadloze router uit
en vervolgens weer in. Als de verbinding
niet verbetert, raadpleegt u de
documentatie voor de draadloze router.
Nadat u de printer dichter bij het toegangspunt hebt geplaatst en eventuele
obstakels hebt verwijderd, schakelt u het toegangspunt uit.Wacht circa 10
seconden en schakel het toegangspunt weer in.Als de printer nog steeds
geen verbinding maakt, raadpleegt u de documentatie die bij het
toegangspunt is meegeleverd.
*Er kunnen niet meer apparaten
aangesloten worden. Verwijder een van de
apparaten als u een ander wilt toevoegen.
U kunt maximaal vier computers en smart devices tegelijk verbinden in een
Wi-Fi Direct-verbinding (eenvoudig toegangspunt).Om nog een computer of
een ander smart device toe te voegen, moet u eerst de verbinding van een
van de verbonden apparaten verbreken.
Een netwerkstatusvel afdrukken
U kunt de gedetailleerde netwerkinformatie afdrukken om deze te controleren.
1.
Papier laden.
2. Selecteer Instel. op het startscherm.
3. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Netwerkstatus.
4.
Selecteer statusvel.
5. Controleer het bericht en druk vervolgens een netwerkstatusvel af.
6. Sluit het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
113
Problemen met het gebruik van netwerksoftware
Geen toegang tot Web Cong
Is het IP-adres van de printer correct
gecongureerd?
Congureer het IP-adres met EpsonNet Cong of het bedieningspaneel van de printer. U kunt de huidige
instellingen nakijken aan de hand van een netwerkstatusblad of het bedieningspaneel van de printer.
Ondersteunt uw browser bulkversleuteling voor de Codeersterkte voor SSL/TLS?
De bulkversleutelingen voor de Codeersterkte voor SSL/TLS zijn als volgt. U hebt alleen toegang tot Web Cong in
een browser die de volgende bulkversleutelingen ondersteunt. Controleer welke vorm van versleuteling uw browser
ondersteunt.
80-bits: AES256/AES128/3DES
112-bits: AES256/AES128/3DES
128-bits: AES256/AES128
192-bits: AES256
256-bits: AES256
Bij het openen van Web Cong met SSL-communicatie (https) wordt het bericht "Vervaldatum voorbij"
weergegeven.
Als het certicaat vervallen is, moet u een nieuw certicaat aanvragen. Als het bericht wordt weergegeven vóór de
vervaldatum, controleer dan of de printerdatum goed is
gecongureerd.
Bij het openen van Web Cong met SSL-communicatie (https) wordt het bericht "Naam van het
beveiligingscerticaat stemt niet overeen" weergegeven.
Het IP-adres van de printer dat bij Algemene naam is ingevoerd voor het maken van een zelfondertekend
certicaat
of CSR, is niet gelijk aan het adres dat in de browser is ingevoerd. Vraag een nieuw
certicaat
aan en
importeer dit, of wijzig de printernaam.
De printer wordt benaderd via een proxyserver.
Als u voor uw printer een proxyserver gebruikt, moet u de proxyinstellingen van de browser
congureren.
Wi n d o w s :
Selecteer Conguratiescherm > Netwerk en internet > Internetopties > Verbindingen > LAN-instellingen >
Proxyserver en geef vervolgens aan dat u de proxyserver niet wilt gebruiken voor lokale adressen.
Mac OS:
Selecteer Systeemvoorkeuren > Netwerk > Geavanceerd > Proxy's en registreer vervolgens het lokale adres bij
Negeer proxy-instellingen voor deze hosts en domeinen.
Voorb eel d:
192.168.1.*: Lokaal adres 192.168.1.XXX, subnetmasker 255.255.255.0
192.168.*.*: Lokaal adres 192.168.XXX.XXX, subnetmasker 255.255.0.0
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
114
& “Het IP-adres toewijzen” op pagina 18
& “Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Cong” op pagina 121
Modelnaam en/of IP-adres niet weergegeven in EpsonNet
Cong
Hebt u Block, Cancel of Shut down geselecteerd toen een Windows-beveiligingsscherm of een
rewallscherm werd weergegeven?
Als u Blokkeren, Annuleren of Afsluiten hebt geselecteerd, worden het IP-adres en de modelnaam niet
weergegeven in EpsonNet Cong of EpsonNet Setup.
U kunt dit verhelpen door EpsonNet Cong als uitzondering op te geven in Windows Firewall en andere in de
handel verkrijgbare
beveiligingssoware.
Als u een antivirus- of beveiligingsprogramma gebruikt, sluit dit
programma dan en probeer vervolgens EpsonNet Cong te gebruiken.
Is de tijd voor een time-out bij communicatiefouten te kort?
Start EpsonNet Cong en selecteer Extra > Opties > Tim e- ou t. Verhoog vervolgens de tijdsduur voor
Communicatiefout. Als gevolg hiervan kan EpsonNet Cong langzamer werken.
Gerelateerde informatie
& “EpsonNet Cong starten — Windows” op pagina 121
& “EpsonNet Cong starten — Mac OS” op pagina 121
Problemen tijdens het gebruik van cloudservices
Kan cloudservices die eerder konden gebruikt niet meer gebruiken
Wordt het volgende bericht weergegeven op het bedieningspaneel van de printer?
Wer k
rootcerticaat
bij om cloudservices te gebruiken.
Als dit bericht wordt weergegeven, opent u Web Cong, selecteert u het tabblad Netwerkbeveiliging >
Basiscerticaat bijwerken en klikt u op Starten om bij te werken.
Gerelateerde informatie
& “Web Cong openen” op pagina 37
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
115
Problemen met het gebruik van
netwerkbeveiligingsfuncties
Veilige IPP-poort kan niet worden gemaakt
Is het juiste certicaat opgegeven als servercerticaat voor SSL/TLS-communicatie?
Als het opgegeven certicaat niet correct is, kan het maken van een poort mislukken. Gebruik het juiste certicaat.
Is een
CA-certicaat
geïmporteerd op de computer die de printer benadert?
Als geen CA-certicaat is geïmporteerd op de computer, kan het maken van een poort mislukken. Importeer een
certicaat.
Gerelateerde informatie
& “SSL/TLS-communicatie met de printer” op pagina 88
Problemen met het gebruik van een digitaal
certicaat
Door CA ondertekend
certicaat
kan niet worden geïmporteerd
Stemmen het door de CA ondertekende certicaat en de gegevens van de CSR overeen?
Als het door de CA ondertekende certicaat en de CSR niet dezelfde gegevens bevatten, kan de CSR niet worden
geïmporteerd. Controleer de volgende punten:
Probeert u het certicaat te importeren op een apparaat dat niet dezelfde gegevens hee?
Controleer de gegevens van de CSR en importeer het certicaat op een apparaat dat dezelfde gegevens bevat.
Hebt u de CSR die in de printer is opgeslagen overschreven na verzending van de CSR naar een
certiceringsinstantie?
Vraag het door een CA ondertekende certicaat opnieuw aan met de CSR.
Is het door een CA ondertekende
certicaat
groter dan 5 kB?
Door een CA ondertekende certicaten van meer dan 5 kB kunnen niet worden geïmporteerd.
Gebruikt u het juiste wachtwoord voor het importeren van het certicaat?
Als u het wachtwoord niet meer weet, kunt u het certicaat niet importeren.
Gerelateerde informatie
& “Een door een CA ondertekend certicaat importeren” op pagina 91
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
116
Zelfondertekend certicaat kan niet worden bijgewerkt
Is de Algemene naam ingevoerd?
Er moet een Algemene naam worden ingevoerd.
Zijn er ongeschikte tekens gebruikt voor de Algemene naam? Japans bijvoorbeeld wordt niet
ondersteund.
Voer tussen 1 en 128 tekens in. Gebruik de IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling of de hostnaam in ASCII (0x20-0x7E).
Is er een komma of spatie gebruikt in de Algemene naam?
Als een komma is ingevoerd, wordt de Algemene naam op dat punt opgedeeld. Als er alleen een spatie is
ingevoerd voor of na een komma, treedt er een fout op.
Gerelateerde informatie
& “Een zelfondertekend certicaat bijwerken” op pagina 93
CSR kan niet worden gemaakt
Is de Algemene naam ingevoerd?
Er moet een Algemene naam worden ingevoerd.
Zijn er ongeschikte tekens gebruikt voor de Algemene naam, Organisatie, Organisatorische eenheid,
Plaats, Staat/provincie? Japans bijvoorbeeld wordt niet ondersteund.
Gebruik de IPv4-, IPv6- of FQDN-indeling of de hostnaam in ASCII (0x20-0x7E).
Is er een komma of spatie gebruikt in de Algemene naam?
Als een komma is ingevoerd, wordt de Algemene naam op dat punt opgedeeld. Als er alleen een spatie is
ingevoerd voor of na een komma, treedt er een fout op.
Gerelateerde informatie
& “Een door een CA ondertekend certicaat aanvragen” op pagina 88
Er wordt een waarschuwing over een digitaal certicaat
weergegeven
Berichten Oorzaak/Wat doen
Voer een Servercerticaat in.
Oorzaak:
U hebt geen bestand geselecteerd om te importeren.
Wat doen:
Selecteer een bestand en klik op Importeren.
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
117
Berichten Oorzaak/Wat doen
CA-certicaat 1 is niet ingevoerd.
Oorzaak:
CA-certicaat 1 is niet ingevoerd. Alleen CA-certicaat 2 is ingevoerd.
Wat doen:
Importeer eerst CA-certicaat 1.
Ongeldige waarde hieronder.
Oorzaak:
Het bestandspad en/of wachtwoord bevat(ten) tekens die niet mogen worden
gebruikt.
Wat doen:
Gebruik de juiste tekens voor het item.
Ongeldige datum en tijd.
Oorzaak:
De datum en tijd van de printer zijn niet ingesteld.
Wat doen:
Stel de datum en tijd in met Web Cong, EpsonNet Cong of vanaf het
bedieningspaneel van de printer.
Ongeldig wachtwoord.
Oorzaak:
Het ingevoerde wachtwoord is niet gelijk aan het wachtwoord dat is ingesteld
voor het CA-certicaat.
Wat doen:
Voer het juiste wachtwoord in.
Ongeldig bestand.
Oorzaak:
U importeert geen certicaatbestand in de indeling X509.
Wat doen:
Selecteer het juiste certicaat dat afkomstig is van een vertrouwde
certiceringsinstantie.
Oorzaak:
Het bestand dat u hebt geïmporteerd, is te groot. De bestandsgrootte is maximaal
5 kB.
Wat doen:
Als u het juiste bestand hebt geselecteerd, is het
certicaat
mogelijk beschadigd
of vals.
Oorzaak:
De keten in het certicaat is ongeldig.
Wat doen:
Zie de website van de
certiceringsinstantie
voor meer informatie over
certicaten.
Kan geen Servercerticaten gebruiken
die meer dan drie CA-certicaten
bevatten.
Oorzaak:
Het certicaatbestand in de indeling PKCS#12 bevat meer dan drie CA-
certicaten.
Wat doen:
Importeer elk certicaat door conversie van PKCS#12 in PEM of importeer het
certicaatbestand
in de indeling PKCS#12 (maximaal twee
CA-certicaten).
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
118
Berichten Oorzaak/Wat doen
Het certicaat is verlopen. Controleer
of het
Certicaat
geldig is of controleer
de datum en tijd op uw printer.
Oorzaak:
Het certicaat is vervallen.
Wat doen:
Als het certicaat vervallen is, moet u een nieuw certicaat aanvragen en
importeren.
Als het certicaat niet vervallen is, zorg er dan voor dat de datum en tijd van
de printer goed zijn ingesteld.
Persoonlijke sleutel vereist.
Oorzaak:
Er is geen private sleutel aan het certicaat gekoppeld.
Wat doen:
Als het certicaat de indeling PEM/DER heeft en is verkregen met een CSR en
een computer, geef dan het sleutelbestand op.
Als het certicaat de indeling PKCS#12 heeft en is verkregen met een CSR en
een computer, maak dan een bestand met daarin de sleutel.
Oorzaak:
U hebt het PEM/DER-certicaat dat is verkregen met een CSR en Web Cong
opnieuw geïmporteerd.
Wat doen:
Als het certicaat de indeling PEM/DER heeft en is verkregen met een CSR en Web
Cong
, kunt u het maar eenmaal importeren.
Setup mislukt.
Oorzaak:
De conguratie kan niet worden voltooid, omdat de communicatie tussen de
printer en computer is mislukt of het bestand kan niet worden gelezen als gevolg
van fouten.
Wat doen:
Controleer het opgegeven bestand en de communicatie en importeer het
bestand opnieuw.
Gerelateerde informatie
& “Digitale
certicering
” op pagina 88
Door CA ondertekend bestand per ongeluk verwijderd
Is er een back-upbestand voor het certicaat?
Als u een back-upbestand hebt, importeer het
certicaat
dan opnieuw.
Als u een certicaat hebt op basis van een CSR die u met Web Cong hebt gemaakt, kunt u het verwijderde
certicaat niet opnieuw importeren. Maak een CSR en vraag een nieuw certicaat aan.
Gerelateerde informatie
& “Een door een CA ondertekend certicaat verwijderen” op pagina 93
&
“Een door een CA ondertekend
certicaat
importeren” op pagina 91
Beheerdershandleiding
Problemen oplossen
119
Bijlage
Inleiding tot de netwerksoftware
Hieronder vindt u informatie over de soware waarmee u apparaten congureert en beheert.
Epson Device Admin
Epson Device Admin is een toepassing waarmee u apparaten op het netwerk kunt installeren en deze apparaten
vervolgens kunt congureren en beheren. U kunt gedetailleerde informatie verkrijgen over apparaten, zoals de
status en verbruiksartikelen, meldingen of waarschuwingen verzenden, en rapporten over apparaatgebruik maken.
U kunt ook een sjabloon maken met de ingestelde items en dit als gedeelde instellingen toepassen op andere
apparaten. U kunt Epson Device Admin downloaden van de ondersteuningssite van Epson. Zie voor meer
informatie de documentatie of Help van Epson Device Admin.
Epson Device Admin uitvoeren (alleen Windows)
Selecteer Alle programma's > EPSON > Epson Device Admin > Epson Device Admin.
Opmerking:
Als de rewall een waarschuwing weergee, moet u Epson Device Admin toegang geven.
EpsonNet Cong
Met EpsonNet
Cong
kan de systeembeheerder de netwerkinstellingen van de printer
congureren.
Zo is het
bijvoorbeeld mogelijk om een IP-adres toe te wijzen en de verbindingsmodus te wijzigen. Onder Windows is het
mogelijk om dit batchgewijs te doen. Zie voor meer informatie de documentatie of Help van EpsonNet Cong.
Beheerdershandleiding
Bijlage
120
EpsonNet Cong starten — Windows
Selecteer Alle programmas > EpsonNet > EpsonNet Cong SE > EpsonNet Cong.
Opmerking:
Als de rewall een waarschuwing weergee, moet u EpsonNet Cong toegang geven.
EpsonNet Cong starten — Mac OS
Selecteer Start > Toepassingen > Epson
Soware
> EpsonNet > EpsonNet
Cong
SE > EpsonNet
Cong
.
EpsonNet Print (alleen Windows)
EpsonNet Print is een programma voor het afdrukken op het TCP/IP-netwerk. De mogelijkheden en restricties
staan hieronder vermeld.
De printerstatus wordt weergegeven in het spoolerscherm.
Als het IP-adres van de printer wordt gewijzigd door DHCP, wordt de printer nog wel gedetecteerd.
U kunt een printer in een ander netwerksegment gebruiken.
U kunt afdrukken met een van de verschillende protocollen.
IPv6-adressen worden niet ondersteund.
EpsonNet SetupManager
EpsonNet SetupManager is soware waarmee een pakket kan worden gemaakt voor een eenvoudige
printerinstallatie, bijvoorbeeld met installatie van de printerdriver, installatie van EPSON Status Monitor en het
maken van een printerpoort. Met deze
soware
maakt de systeembeheerder
sowarepakketten
op maat voor
distributie naar de desbetreende groepen.
Ga naar uw regionale Epson-website voor meer informatie.
Een IP-adres toewijzen met EpsonNet Cong
Met EpsonNet Cong kunt u een IP-adres toewijzen aan de printer. Met EpsonNet Cong kunt u een IP-adres
toewijzen aan een printer waaraan nog geen IP-adres is toegewezen nadat deze met een Ethernet-kabel is
verbonden. Wanneer u verbinding maakt met Wi-Fi, maakt u een keer verbinding met Ethernet en wijzigt u de
verbinding naar Wi-Fi.
Een IP-adres toewijzen met batch-instellingen
Het bestand voor batch-instellingen maken
Met het MAC-adres en de modelnaam als sleutel kunt u een nieuw SYLK-bestand maken om het IP-adres in te
stellen.
Beheerdershandleiding
Bijlage
121
Wanneer u de printer verbindt met Wi-Fi, wijst u een IP-adres toe door de procedures te volgen en vervolgens de
verbinding over te schakelen naar Wi-Fi.
1. Open een spreadsheet-toepassing (bijv. Microso Excel) of een tekstverwerkingsprogramma.
2. Voer in de eerste rij "Info_MACAddress", "Info_ModelName" en "TCPIP_IPAddress" in als de namen voor de
instellingsitems.
Voer de instellingsitems in voor de volgende vier teksttekenreeksen. Als u onderscheid wilt maken tussen
hoofdletters/kleine letters en dubbelbyte-/enkelbyte-tekens, wordt het item niet herkend als er slechts één
teken anders is.
Voer de naam van het instellingsitem in, zoals hieronder beschreven. EpsonNet Cong kan de instellingsitems
anders niet herkennen.
Info_MACAddress Info_ModelName TCPIP_IPAddress
3. Voer het MAC-adres, de modelnaam en het IP-adres voor elke netwerkinterface in.
Info_MACAddress Info_ModelName TCPIP_IPAddress
0000XXXX0001 ALC-XXXXX 192.168.100.102
0000XXXX0002 ALC-XXXXX 192.168.100.103
0000XXXX0003 ALC-XXXXX 192.168.100.104
4. Geef een naam op en sla op als SYLK-bestand (*.slk).
Batch-instellingen maken met het conguratiebestand
Wijs IP-adressen in één keer toe in het conguratiebestand (SYLK-bestand). U moet het conguratiebestand
maken voordat u adressen kunt toewijzen.
Wanneer u de printer verbindt met Wi-Fi, wijst u een IP-adres toe door de procedures te volgen en vervolgens de
verbinding over te schakelen naar Wi-Fi.
1. Verbind alle apparaten met het netwerk met Ethernet-kabels.
2. Schakel de printer uit.
3. Start EpsonNet Config.
Er wordt een lijst met de printers in het netwerk weergegeven. Het kan even duren voordat deze worden
weergegeven.
4. Klik op Extra > Batchinstellingen.
5.
Klik op Openen.
6. Selecteer in het bestandsselectiescherm, het SYLK-bestand (*.slk) dat de instellingen bevat en klik vervolgens
op Openen.
Beheerdershandleiding
Bijlage
122
7. Selecteer de apparaten waarvoor u de batch-instellingen wilt uitvoeren terwijl de kolom Status is ingesteld op
Niet toegewezen en de Processtatus is ingesteld op Toewijzen geslaagd.
Wanneer u meerdere selecties maakt, houdt u Ctrl of Shi ingedrukt en klikt u of sleept u met de muis.
8. Klik op Verzenden.
9. Wanneer het scherm voor wachtwoordinvoer wordt weergegeven, voert u het wachtwoord in en klikt u
vervolgens op OK.
Draag de instellingen over.
c
Belangrijk:
De gegevens zijn overgedragen naar de netwerkinterface wanneer de voortgangsbalk is voltooid. Schakel het
apparaat of de draadloze adapter niet uit en verzend geen gegevens naar het apparaat.
10. Klik op het scherm Bezig met verzenden van instellingen op OK.
Beheerdershandleiding
Bijlage
123
11. Controleer de status van het apparaat dat u hebt ingesteld.
Voor apparaten waarvoor
of wordt weergegeven, controleert u de inhoud van het
instellingenbestand, en of het apparaat normaal opnieuw is opgestart.
Pictogram Status Processtatus Uitleg
Instellingen
voltooid
Installatie
geslaagd
De instelling is normaal voltooid.
Instellingen
voltooid
Bezig met
opnieuw starten
Wanneer gegevens is overgedragen, moet elk apparaat
opnieuw worden opgestart om de instellingen te activeren. Er
wordt een controle uitgevoerd om te bepalen er na het
opnieuw opstarten verbinding kan worden gemaakt met het
apparaat.
Instellingen
voltooid
Opnieuw starten
mislukt
Kan het apparaat niet controleren na het overdragen van de
instellingen. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en of
het normaal opnieuw is opgestart.
Instellingen
voltooid
Bezig met zoeken Zoeken naar het apparaat dat in het instellingenbestand is
aangegeven.
*
Instellingen
voltooid
Zoeken mislukt Kan geen apparaten controleren die al zijn ingesteld.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld en of het normaal
opnieuw is opgestart.
*
* Alleen wanneer instellingsinformatie wordt weergegeven.
Gerelateerde informatie
& “EpsonNet Cong starten — Windows” op pagina 121
& “EpsonNet Cong starten — Mac OS” op pagina 121
Aan elk apparaat een IP-adres toewijzen
Wijs een IP-adres toe aan de printer met EpsonNet Config.
1. Schakel de printer uit.
2.
Verbind de printer met het netwerk met een Ethernet-kabel.
3. Start EpsonNet Config.
Er wordt een lijst met de printers in het netwerk weergegeven. Het kan even duren voordat deze worden
weergegeven.
4. Dubbelklik op de printer waaraan u wilt toewijzen.
Opmerking:
Als u meerdere printers van hetzelfde model hebt verbonden, kunt u de printer identiceren aan de hand van het MAC-
adres.
5. Selecteer Netwerk > TCP/IP > Standaard.
Beheerdershandleiding
Bijlage
124
6. Voer de adressen in voor IP-adres, Subnetmasker en Standaardgateway.
Opmerking:
Voer een statisch adres in wanneer de printer verbindt met een beveiligd netwerk.
7. Klik op Verzenden.
Het scherm waarop overdracht wordt bevestigd, wordt weergegeven.
8. Klik op OK.
Het scherm met waarop wordt aangegeven dat de overdracht is voltooid, wordt weergegeven.
Opmerking:
De informatie wordt overgedragen naar het apparaat en het bericht "De conguratietaken zijn voltooid" wordt
weergegeven. Schakel het apparaat niet uit en verzend geen gegevens naar de service.
9. Klik op OK.
Gerelateerde informatie
& “EpsonNet Cong starten — Windows” op pagina 121
& “EpsonNet Cong starten — Mac OS” op pagina 121
De Wi-Fi-instellingen congureren op het
bedieningspaneel (WPS)
Met de WPS-functie kunt u vanaf het bedieningspaneel van de printer verbinding maken met Wi-Fi.
Gerelateerde informatie
&
“Wi-Fi-instellingen congureren via de drukknopinstelling (WPS)” op pagina 126
Beheerdershandleiding
Bijlage
125
& “Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)” op pagina 127
Wi-Fi-instellingen
congureren
via de drukknopinstelling (WPS)
U kunt automatisch een Wi-Fi-netwerk instellen door op een knop op het toegangspunt te drukken.Als aan de
volgende voorwaarden is voldaan, kunt u deze manier van instellen gebruiken.
Het toegangspunt is compatibel met WPS (Wi-Fi Protected Setup).
De huidige Wi-Fi-verbinding is tot stand gebracht door op een knop op het toegangspunt te drukken.
Opmerking:
Als u de knop niet kunt vinden of als u instelt met behulp van de soware, raadpleeg dan de documentatie van het
toegangspunt.
1. Tik op het startscherm op .
2. Selecteer Router.
3. Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven.Tik op Wij z i g n a a r Wi - Fi -
verbinding. of Instellingen wijzigen om de instellingen te wijzigen.
4. Selecteer Instellen met drukknop (WPS).
5.
Houd de [WPS]-knop ingedrukt op het toegangspunt tot het beveiligingslampje knippert.
Als u niet weet waar de [WPS]-knop zit, of als het toegangspunt geen knoppen
hee,
raadpleeg dan de
documentatie van het toegangspunt voor meer informatie.
6.
Tik op Start installatie.
7. Sluit het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan het toegangspunt opnieuw, zet het dichter bij de printer en probeer het nog een
keer.Als het nog steeds niet werkt, druk dan een netwerkverbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
Beheerdershandleiding
Bijlage
126
Wi-Fi-instellingen congureren via de pincode-instelling (WPS)
U kunt automatisch verbinding maken met een toegangspunt door gebruik te maken van een pincode.U kunt deze
methode gebruiken als uw toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt.Gebruik een computer om een
pincode in te voeren in het toegangspunt.
1. Tik op het startscherm op
.
2. Selecteer Router.
3.
Tik op Start de instelling.
Als de netwerkverbinding al is ingesteld, worden de verbindingsdetails weergegeven.Tik op Wij z i g n a a r Wi - Fi -
verbinding. of Instellingen wijzigen om de instellingen te wijzigen.
4. Selecteer Overige > Instellen met PIN (WPS)
5. Gebruik uw computer om de pincode (acht cijfers) die op het bedieningspaneel van de printer wordt
weergegeven in te voeren in het toegangspunt. U hebt hier twee minuten de tijd voor.
Opmerking:
Raadpleeg de documentatie van het toegangspunt voor meer informatie over het invoeren van een pincode.
6. Tik op Start installatie.
7. Sluit het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd als u niet Sluiten selecteert.
Opmerking:
Als de verbinding mislukt, start dan het toegangspunt opnieuw, zet het dichter bij de printer en probeer het nog een
keer.Als het nog steeds niet werkt, druk dan een verbindingsrapport af en controleer de oplossing.
8.
Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
De verbindingsmethoden wijzigen
Wijzig de verbindingsmethode.
Congureer
deze instelling in de voorwaarde voor het inschakelen van het
netwerk.
Als de instelling voor het toewijzen van het IP-adres is ingesteld op handmatig, overleg dan met de
netwerkbeheerder of hetzelfde IP-adres kan worden gebruikt in het nieuwe netwerk.
Opmerking:
Wanneer de Wi-Fi-verbinding is ingeschakeld, is de Ethernet-verbinding uitgeschakeld.
Gerelateerde informatie
& “Wisselen van Ethernet-verbinding naar Wi-Fi-verbinding” op pagina 128
& “Van Wi-Fi-verbinding wisselen naar Ethernet-verbinding” op pagina 129
Beheerdershandleiding
Bijlage
127
Wisselen van Ethernet-verbinding naar Wi-Fi-verbinding
Wisselen naar Wi-Fi Direct vanaf het bedieningspaneel
Wissel van de Ethernet-verbinding naar de Wi-Fi-verbinding vanaf het bedieningspaneel van de printer. Het
wijzigen van de verbindingsmethode is in principe hetzelfde als het instellen van de Wi-Fi-verbinding. Zie het
onderwerp in deze handleiding over het instellen van de Wi-Fi-verbinding vanaf het bedieningspaneel van de
printer.
Gerelateerde informatie
& “De Wi-Fi-instellingen handmatig congureren op het bedieningspaneel” op pagina 23
Naar Wi-Fi-verbinding schakelen met Web Cong
Met Web Cong kunt u overschakelen van de Ethernet-verbinding naar de Wi-Fi-verbinding.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > Wi - F i .
Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in om u als
beheerder aan te melden.
2. Klik op Instelling.
3. Selecteer de SSID voor het toegangspunt en voer het wachtwoord in.
Als de SSID waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt weergegeven, selecteert u SSID invoeren en voert u
de SSID in.
4. Klik op Volg end e.
5. Bevestig het bericht dat wordt weergegeven en klik op OK.
6. Koppel de Ethernet-kabel los van de printer.
Opmerking:
U kunt de verbindingsmethode ook wijzigen met EpsonNet Cong of Epson Device Admin. Raadpleeg de handleiding of de
Help voor de
betreende
soware
voor meer informatie.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
& “EpsonNet Config” op pagina 120
& “Epson Device Admin” op pagina 120
Beheerdershandleiding
Bijlage
128
Van Wi-Fi-verbinding wisselen naar Ethernet-verbinding
De netwerkstatus wijzigen naar ethernet op het bedieningspaneel
Volg de onderstaande stappen om op het bedieningspaneel de netwerkverbinding te wijzigen van Wi-Fi naar
ethernet.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2.
Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Bekabelde LAN-installatie.
3. Tik op Start installatie.
4. Controleer het bericht en sluit vervolgens het scherm.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
5. Verbind de printer met een router met behulp van een ethernet-kabel.
Naar Ethernet-verbinding schakelen met Web Cong
Met Web Cong kunt u overschakelen van de Wi-Fi-verbinding overschakelen naar de Ethernet-verbinding.
1. Open Web Cong en selecteer het tabblad Netwerk > Wi - F i .
Wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in om u als
beheerder aan te melden.
2. Klik op Wi-Fi uitschakelen.
3. Controleer het bericht en selecteer vervolgens OK.
4. Sluit de printer en hub (L2-switch) aan met een Ethernet-kabel.
Opmerking:
U kunt de verbindingsmethode ook wijzigen met EpsonNet Cong of Epson Device Admin. Raadpleeg de handleiding of de
Help voor de
betreende
soware
voor meer informatie.
Gerelateerde informatie
& “Web
Cong
openen” op pagina 37
& “EpsonNet Config” op pagina 120
& “Epson Device Admin” op pagina 120
Poort voor de printer gebruiken
De printer gebruikt de volgende poort. Deze poorten moeten door de netwerkbeheerder indien nodig beschikbaar
worden gesteld.
Beheerdershandleiding
Bijlage
129
Verzender
(client)
Gebruiken Doel (server) Protocol Poortnummer
Printer Bestandsverzending (wanneer vanaf
de printer scannen naar map wordt
gebruikt)
FTP-server FTP (TCP) 20
21
Bestandsserver SMB (TCP) 445
NetBIOS (UDP) 137
138
NetBIOS (TCP) 139
Verzending via e-mail (wanneer vanaf
de printer scannen naar e-mail wordt
gebruikt)
SMTP-server SMTP (TCP) 25
SMTP SSL/TLS
(TCP)
465
SMTP STARTTLS
(TCP)
587
Pop voor SMTP-verbinding (wanneer
vanaf de printer scannen naar e-mail
wordt gebruikt)
POP-server POP3 (TCP) 110
Wanneer Epson Connect wordt
gebruikt
Epson Connect-
server
HTTPS 443
XMPP 5222
Wanneer wordt afgedrukt vanuit
Google Cloud Print
Google Cloud
Print-server
HTTPS 443
XMPP 5222
Gebruikersinformatie verzamelen (de
contacten uit de printer gebruiken)
LDAP-server LDAP (TCP) 389
LDAP SSL/TLS
(TCP)
636
LDAP STARTTLS
(TCP)
389
Gebruikersvericatie tijdens verzenden
van e-mail
Gebruikersvericatie tijdens
verzamelen van gebruikersinformatie
(wanneer de contacten uit de printer
worden gebruikt)
KDC-server Kerberos 88
Controle-WSD Clientcomputer WSD (TCP) 5357
Beheerdershandleiding
Bijlage
130
Verzender
(client)
Gebruiken Doel (server) Protocol Poortnummer
Clientcomputer Detecteer de printer vanuit een
toepassing als EpsonNet Cong,
printerstuurprogramma en
scannerstuurprogramma.
Printer ENPC (UDP) 3289
Verzamel de MIB-informatie en stel
deze in vanuit een toepassing als
EpsonNet Cong,
printerstuurprogramma en
scannerstuurprogramma.
Printer SNMP (UDP) 161
LPR-gegevens doorsturen Printer LPR (TCP) 515
RAW-gegevens doorsturen Printer RAW (Port 9100)
(TCP)
9100
AirPrint-gegevens (IPP/IPPS-afdrukken)
doorsturen
Printer IPP/IPPS (TCP) 631
WSD-printer zoeken Printer WS-Discovery
(UDP)
3702
Beheerdershandleiding
Bijlage
131
130


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules
1

Forum

epson-workforce-wf-7720dtwf
  • New cartridge (252 XL) replaced. Only want to print in black. Printer will not print, keeps saying to replace cartridge.
    Show blue empty and red and yellow extremely low. The colours have been like that for over a year and printing was not a problem. I took cartridge out, shook some more, replaced it. Still telling me to get a new one. What should I do?
    Submitted on 16-7-2022 at 19:38

    Reply Report abuse


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Epson WORKFORCE WF-7720DTWF at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Epson WORKFORCE WF-7720DTWF in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,82 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Epson WORKFORCE WF-7720DTWF

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - English - 126 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - English - 290 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF Quick start guide - English - 2 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - German - 132 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - German - 315 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF Quick start guide - German - 2 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - Dutch - 308 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF Quick start guide - Dutch - 2 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF User Manual - French - 312 pages

Epson WORKFORCE WF-7720DTWF Quick start guide - French, Italian, Spanish - 2 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info