Voordat u de opdracht Ping gebruikt, moet u eerst weten welk IP-adres de computer en het apparaat hebben.
Zie “Opdracht Ping” op pagina 24 voor meer informatie over het gebruik van de computer.
Opdracht Ping
In de TCP/IP-netwerkomgeving bevestigt u het IP-adres op de computer en het apparaat en controleert u of
communicatie tussen de computer en het apparaat tot stand is gebracht.
Controleren in Windows
A
Controleer het IP-adres van het apparaat.
Het IP-adres kan worden gecontroleerd op een netwerkstatusoverzicht, een controlerapport of het display.
Raadpleeg “De netwerkstatus weergeven en een netwerkstatusoverzicht afdrukken” op pagina 22 als u een
netwerkstatusoverzicht wilt gebruiken.
B
Windows 8.1/8: Selecteer All apps (Alle apps) en selecteer vervolgens Command Prompt
(Opdrachtprompt).
Windows 7/Vista/XP: Klik op de knop Start of start (Starten), All Programs (Alle programma's) of Programs
(Programma's), Accessories (Bureau-accessoires) en vervolgens Command Prompt (Opdrachtprompt).
C
Typ ‘ping’, een spatie en ‘<het IP-adres van het apparaat>’, en druk vervolgens op de toets Enter.
D
Als communicatie tot stand is gebracht, wordt Reply from (Antwoord vanaf) <het IP-adres van het
apparaat> weergegeven.
Als geen communicatie tot stand is gebracht, wordt Destination host unreachable (Doelhost is
onbereikbaar) of Request timed out (Time-out bij opdracht) weergegeven. Controleer de
netwerkinstellingen van het apparaat op de computer.
Controleren in Mac OS X
A
Controleer het IP-adres van het apparaat.
Het IP-adres kan worden gecontroleerd op een netwerkstatusoverzicht. Zie “De netwerkstatus weergeven en
een netwerkstatusoverzicht afdrukken” op pagina 22.
B
Dubbelklik achtereenvolgens op Macintosh HD, Applications (Programma's), Utilities
(Hulpprogramma's) en Network Utility (Netwerkhulpprogramma).
C
Klik op de tab Ping.
D
Geef het IP-adres van het apparaat op in het veld voor het netwerkadres.
E
Klik op Ping.
Netwerkhandleiding
Problemen oplossen
24