6. Open de deur van het apparaat, haal de
toevoerslang uit de trommel en verwijder
het polystyreen blok, dat met plakband is
vastgemaakt op de vergrendeling van de
deur.
7. Vul de kleine bovenste opening en de twee
grote openingen op met de desbetreffende
plastic dopjes, die in het zakje van de
gebruiksaanwijzing zitten.
Plaatsen
Zet de machine op een vlakke harde vloer
neer. Zorg ervoor dat de luchtcirculatie
rondom de machine niet wordt belemmerd
door tapijten, vloerbedekking, enz. Zorg er
voor dat de machine geen muren of
keukenkasten raakt. Zet de wasautomaat
waterpas met behulp van de stelvoetjes. De
stelvoetjes kunnen te vast zitten om te
worden afgesteld (zelfborgende moer), maar
de machine MOET waterpas staan en stabiel
zijn. Controleer, zo nodig, de afstelling met
een luchtbelwaterpas. Iedere noodzakelijke
aanpassing van de afstelling kan met een
sleutel worden uitgevoerd.
Als u de machine nauwkeurig waterpas zet,
voorkomt u tijdens de werking ervan dat de
machine gaat trillen, lawaai gaat maken of
zich verplaatst. Plaats nooit geen karton, hout
of iets dergelijks onder de machine om
oneffenheden in de vloer te compenseren.
Watertoevoer
Een toevoerslang die is meegeleverd treft u in
de trommel van de machine aan. Gebruik niet
de slang van uw vorige machine, om aan te
sluiten op de waterleiding.
1. Open de deur en neem de toevoerslang
uit de trommel.
2. Sluit de slang met de haakse aansluiting
op de machine aan.
Bevestig de toevoerslang niet naar
beneden gericht. Bevestig de slang altijd
onder een hoek naar links of naar rechts,
afhankelijk van de plaats waar de
waterkraan zich bevindt.