14
NL
Plaatsing
De omgevingstemperatuur oefent een invloed uit op het
stroomverbruik en de juiste werking van het apparaat.
Hou er rekening mee dat het apparaat wordt gebruikt in een
omgeving, die overeenkomt met de klimaatklasse vermeldt
op het typeplaatje. De omgevingstemperaturen en hun
klimaatklasse, zijn hieronder in het schema vermeldt.
Indien de omgevingstemperatuur onder de minimale
waarde daalt, zal de temperatuur in het koelgedeelte boven
de voorgeschreven temperatuur stijgen.
Indien de omgevingstemperatuur boven de maximale
waarde stijgt, dan moet de compressor langer werken en
wordt het automatische ontdooiingproces verstoord
waardoor de temperatuur in het koelgedeelte en het
stroomverbruik stijgt.
Monteer de afstandhouders, te vinden in de
accessoiretas. Druk de afstandhouders op hun plaats
(zie tekening) en draai ze daarna 90° (in de ovale
gaten aan de achterkant).
Zorg ervoor, dat het apparaat waterpas staat. Gebruikt
hiervoor de stelpoten aan de voorzijde van het apparaat.
Stel het apparaat niet bloot aan de zon of plaats het niet in
de onmiddellijke omgeving van een kachel, verwarming of
fornuis.
Is plaatsing naast een warmtebron onvermijdelijk, houd dan
de volgende richtlijnen aan:
Is de afstand tussen het apparaat en een gas- of
elektrisch fornuis 3 cm of minder, dan moet een
brandvrije isolatieplaat met een dikte tussen de 0,5 cm
tot 1 cm tussen de 2 apparaten geplaatst worden.
Afstand tot een kolen- of petroleumkachel moet
minstens 30 cm zijn.
De koelkast moet tegen de muur aangeschoven worden.
Bij de plaatsing van de koelkast moeten de minimale
afstanden, vermeld op de tekening, strikt worden
toegepast:
A: plaatsing onder een keukenkastje
B: vrijstaand
Klimaatklasse Omgevingstemperatuur
SN +10 ..,+32 °C
N +16 ..,+32 °C
ST +18 ..,+38 °C