hoogte te worden gesteld.
Bij zaagwerkzaamheden op een helling moet de
bedienaar van de kettingzaak op het terrein hoger
staan dan de te vellen boom omdat de boom na het
vellen bergaf gaat rollen of glijden (fig. 15).
Vóór het vellen moet een vluchtweg worden gepland
en, indien nodig, vrij worden gemaakt. De vluchtweg
moet vanaf de verwachte vallijn schuin naar achteren
verlopen zoals voorgesteld in fig. 16 (A =
gevarenzone, B = valrichting, C = vluchtzone).
Vóór het vellen dient u rekening te houden met de
natuurlijke schuine stand van de boom, de stand van
de dikkere takken en met de windrichting om de
valrichting van de boom te kunnen beoordelen.
Vuil, stenen, losse schors, spijkers, klemmen en
metalen draad dienen van de boom te worden
verwijderd.
Kerfsnede maken (fig. 17)
Zaag haaks t.o.v. de valrichting een kerf (A) met een
diepte van 1/3 van de boomdiameter, zoals in fig. 17
getoond. Eerst de onderste horizontale kerfsnede (1)
uitvoeren. Daardoor wordt voorkomen dat de
zaagketting of de geleiderail bij het uitvoeren van de
tweede kerfsnede beklemd raakt.
Velsnede maken (fig. 17)
Met de velsnede minstens 50 mm boven de
horizontale kerfsnede beginnen. De velsnede (B)
evenwijdig met de horizontale kerfsnede doorvoeren.
De velsnede enkel tot een diepte zagen zodat nog
een tussenstuk (vellijst) (D) blijft staan dat als
scharnier kan dienen. Het scharnier voorkomt dat de
boom draait en de verkeerde richting op neervalt.
Zaag het scharnier niet door. Als de velsnede het
scharnier nadert gaat de boom normaal beginnen
neer te vallen. Mocht het blijken dat de boom mogelijk
niet in de gewenste valrichting (C) neervalt of naar
achteren terugneigt en de zaagketting vastklemt, de
velsnede onderbreken en wiggen van hout, kunststof
of aluminium gebruiken om de snede te openen en
de boom in de gewenste vallijn te doen omvallen.
Zodra de boom begint te vallen, de kettingzaag uit de
snede verwijderen, uitschakelen, neerzetten en de
gevarenzone via de geplande vluchtweg verlaten. Op
neervallende takken letten en niet struikelen.
Onttakken
Hieronder verstaat men het verwijderen van de
takken van de gevelde boom. Bij het onttakken laat u
grotere omlaag wijzende takken waarop de boom rust
voorlopig staan tot de stam is doorgezaagd. Kleinere
takken volgens fig. 18 (A = snijrichting bij het
onttakken, B = van de grond verwijderd houden!
Steunende takken laten staan tot de stam is
doorgezaagd) van beneden naar boven met één
snede afzagen. Takken die onder spanning staan
moeten van beneden naar boven worden afgezaagd
om te voorkomen dat de zaag beklemd raakt.
Boomstam afkorten
Hieronder verstaat men het in stukken zagen van de
gevelde boom. Let er goed op dat u veilig staat en dat
uw lichaamsgewicht gelijkmatig op beide voeten is
verdeeld. Het is aan te bevelen onder de stam, indien
mogelijk, takken, balken of wiggen te plaatsen om
hem te steunen. Neem de eenvoudige aanwijzingen
voor het gemakkelijk zagen in acht.
Als de boomstam over de hele lengte gelijkmatig op
de grond ligt, zoals in fig. 19 getoond, zaagt u van
boven naar beneden. Let er wel op dat u niet in de
grond snijdt.
Als de boomstam aan een uiteinde op de grond rust,
zoals getoond in fig. 20, zaagt u eerst 1/3 van de
stamdiameter vanaf de onderkant (A) om het
splinteren te voorkomen. De tweede snede van
boven (2/3 diameter) op hoogte van de eerste snede
uitvoeren (B) (om te voorkomen dat de zaag beklemd
raakt).
Als de boomstam aan beide uiteinden op de grond
rust, zoals getoond in fig. 21, zaagt u eerst 1/3 van de
stamdiameter vanaf de bovenkant om het splinteren
te voorkomen (A). De tweede snede van beneden
(2/3 diameter) op hoogte van de eerste snede (B)
uitvoeren (om te voorkomen dat de zaag beklemd
raakt).
Bij zaagwerkzaamheden op een helling dient u altijd
hoger te staan dan de boomstam, zoals in fig. 15
getoond. Om op het moment van het doorzagen de
volledige controle te behouden vermindert u tegen
het einde van de snede de aandrukkracht zonder de
vaste greep aan de handvaten van de kettingzaag te
lossen. Let er goed op dat de zaagketting niet de
grond raakt.
Na het afmaken van de snede wacht u af tot de
zaagketting stilstaat voordat u de kettingzaag daar
verwijdert. Schakel de motor van de kettingzaag altijd
uit voordat u van een boom naar de andere gaat.
6.3 Terugstoot
Onder terugstoot verstaat men het plots omhoog- of
terugschieten van de draaiende kettingzaag. De
oorzaken zijn meestal het raken van het werkstuk met
de top van het zwaard of het beklemd raken van de
zaagketting.
Bij een terugstoot doen zich onverhoeds grote
krachten voor. Daardoor reageert de kettingzaag
meestal ongecontroleerd. Het gevolg zijn vaak
NL
36