53
NL
n Voordat u begint te maaien controleer of de
maaigereedschappen niet bot en hun
bevestigingsmiddelen niet beschadigd zijn.
Vervang botte en/of beschadigde
maaigereedschappen, indien nodig, per set om
onbalans te voorkomen. Bij deze controle de
motor afzetten en de bougiestekker aftrekken.
n De maaihoogte wordt centraal ingesteld met
behulp van de maaihoogteafstelhendel (fig. 1/pos.
9). U kunt 5 verschillende maaihoogtes instellen.
n Trek de afstelhendel naar buiten en stel de
gewenste maaihoogte in. De hendel klikt in de
gewenste positie vast.
6. Bediening
Let op!
De motor wordt zonder olie geleverd. Daarom
dient u voor de inbedrijfstelling absoluut 0,6 l olie
in te gieten. Gebruik daarvoor normale
multigrade olie (15W40). Het oliepeil in de motor
dient telkens vóór het maaien te worden
gecontroleerd. (Zie controle van het oliepeil).
Om het ongewild starten van de maaier te
voorkomen is die voorzien van een motorrem (fig.
10, pos. A) die u moet bedienen alvorens de maaier
te starten. Bij het loslaten van de motorremhefboom
moet die terugkeren naar zijn oorspronkelijke stand
en de motor wordt automatisch afgezet.
Voordat u de maaier start moet u de brandstofkraan
opendraaien (fig. 11, pijl = brandstofkraan open).
Breng de gasregelaar (fig. 12) naar de stand “N”. Trek
de motorremhendel (fig. 10, pos. A) uit en trek
krachtig aan de startkabel.
Voordat u begint te maaien voert u deze procedure
best meermaals uit om zeker te zijn dat alles correct
functioneert.
Telkens als u een of andere afstel- en/of
herstelwerkzaamheid aan uw maaier moet uitvoeren
dient u te wachten tot het mes niet meer draait.
Zet voor elke afstel-, onderhouds- en
herstelwerkzaamheid de motor af.
Voordat u begint te maaien voert u deze stap best
meermaals uit om er zeker van te zijn dat alles naar
behoren functioneert.
Telkens als u een of andere afstel- en/of
herstelwerkzaamheid aan uw maaier moet uitvoeren
dient u te wachten tot het mes niet meer draait.
Zet voor elke afstel-, onderhouds- en
herstelwerkzaamheid de motor af.
Aanwijzingen:
1. Motorrem (fig. 10, pos. A): gebruik de hefboom
om de motor af te zetten. Als u de hefboom
loslaat, stoppen motor en mes vanzelf. Om te
maaien houdt u de hefboom in werkstand vast
(fig. 10/Pos. A). Vóór het maaien zelf controleert
u de start/stophendel best meermaals. Vergewis
u er zich van dat de trekkabel gemakkelijk
beweegt.
2. Gashendel/Choke (fig. 12): Zet de hendel voor
het starten van de koude motor in stand “N”.
3. Rijhendel koppelingshendel) (fig. 1/1): Als u
deze hendel bedient (fig. 13/B) wordt de
koppeling voor de rijaandrijving gesloten en de
grasmaaier begint met draaiende motor te rijden.
Laat de rijhendel op tijd los om de rijdende
grasmaaier te stoppen. Oefen het aanzetten en
stoppen voordat u voor de eerste keer gras
afrijdt tot u vertrouwd bent met het rijgedrag.
4. Waarschuwing: het maaimes roteert als de
motor wordt gestart.
Belangrijk: vóór het starten van de motor
beweegt u de motorrem meermaals om te
controleren of de stopkabel naar behoren werkt.
Let wel: de motor is berekend voor de
maaisnelheid voor gras, voor het uitwerpen van
het gras in de opvangzak en voor een lange
levensduur.
5. Controleer het oliepeil.
6. Giet ca. 1,1 liter benzine de tank in als die leeg is
en gebruik een trechter en maatbeker. Vergewis
u er zich van dat de benzine schoon is.
Let wel: gebruik enkel loodvrije normale benzine.
Waarschuwing: gebruik altijd enkel een
veiligheidsbenzineblik. Rook niet bij het ingieten van
benzine. Zet de motor af en laat de motor enkele
minuten afkoelen voordat u de tank vult.
7. Vergewis u er zich van dat de ontstekingskabel
aangesloten is op de bougie.
8. Klik de gashendel in de stand “N” vast.
9. Ga achter de motormaaier staan. Eén hand moet
aan de motorstart/stophendel zijn. De andere
hand moet aan de startergreep zijn.
10. Start de motor d.m.v. de omkeerstarter (fig.
1/pos. 5). Te dien einde de greep ca. 10 tot 15
cm uittrekken (tot u een weerstand voelt), dan
met een flinke ruk naar u toe trekken. Mocht de
motor niet aanslaan, opnieuw de greep flink naar
u toe trekken.
Let op! De trekkabel niet terug laten springen.
Let op! Bij fris weer kan het nodig zijn de
startpoging meermaals te herhalen.
11. Als de motor warm is kan die in de stand “haas”
(fig. 12) worden gestart.