22
Werkmodus S2 (korte-tijdbedrijf)
De machine mag kortstondig met het opgegeven
vermogen worden gebruikt. Daarna moet de
machine een tijdje stilstaan om oververhitting te
voorkomen.
5. Vóór ingebruikneming
5.1. Elektrische veiligheid:
앬 Elektrische toevoerkabels en aangesloten to
estellen dienen in een perfecte staat te zijn.
앬 Er mogen enkel toestellen worden aangesloten
waarvan de spanning overeenkomt met de
uitgangsspanning van de elektriciteitsgenerator.
앬 Nooit de elektriciteitsgenerator met het
stroomnet (stopcontact) verbinden.
앬 De kabellengtes naar de verbruiker zijn zo kort
mogelijk te houden.
5.2. Milieubescherming
앬 Vervuild onderhoudsmateriaal, oliën etc. naar
een inzamelplaats brengen die daarvoor
voorzien is.
앬 Verpakkingsmateriaal, metaal en kunststof laten
recycleren.
5.3 Aarding
Voor het afleiden van statische oplading is een
aarding van de behuizing toegestaan. Te dien einde
een kabel aan de ene kant met de aardklem van de
generator (fig. 3/4) en aan de andere kant met een
externe massa (b.v. aardstaf) verbinden.
6. Bediening
Let op! Voor de eerste inbedrijfstelling dient u
motorolie (ca. 0,6 l) en brandstof in te gieten.
앬 Brandstofpeil controleren, indien nodig, bijvullen.
앬 Zorg voor een voldoende ventilatie van het
toestel.
앬 Vergewis u er zich van dat de ontstekingskabel
goed vastzit op de bougie.
앬 De onmiddellijke omgeving van de generator in
oogschijn nemen.
앬 Eventueel aangesloten elektrisch toestel van de
generator scheiden.
6.1 Motor starten
앬 Benzinekraan (13) naar beneden opendraaien.
앬 Aan- / uit-schakelaar (10) met sleutel naar stand
"ON” brengen.
앬 Chokehendel (11) naar stand IØI brengen.
앬 De motor met de omkeerstartinrichting (12)
starten door flink aan de hendel te trekken;
mocht de motor niet onmiddellijk starten,
opnieuw aan de hendel trekken.
앬 Chokehendel (11) na het starten van de motor
opnieuw terugschuiven.
Let op!
Bij het starten met de trekkabelstarter kan u aan de
hand een verwonding oplopen door een plotselinge
terugstoot veroorzaakt door de aanslaande motor.
Draag bij het starten veiligheidshandschoenen.
6.2 Belasten van de generator
앬 De aan te drijven toestellen aansluiten op de
230V ~ stopcontacten
Let op! Deze stopcontacten mogen permanent (S1)
met 2000 watt en kortstondig (S2) voor maximaal 2
minuten met 2200 watt worden belast.
앬 De generator is geschikt voor toestellen die op
wisselspanning 230 V ~ draaien.
앬 De generator niet aansluiten op een
huishoudnet; daardoor kan schade aan de
generator of aan andere elektrische toestellen in
het huis worden berokkend.
Aanwijzing: Elektrisch materieel kan soms
(motordecoupeerzagen, boormachines enz.) een
groter stroomverbruik hebben als het onder
verzwaarde omstandigheden wordt gebruikt.
6.3 Motor afzetten
앬 De generator kort onbelast laten draaien voordat
u hem afzet zodat het aggregaat kan nakoelen.
앬 Aan- / uit-schakelaar (10) met sleutel naar stand
"OFF” brengen.
앬 Benzinekraan dichtdraaien.
Let op! De generator is voorzien van een
beveiliging tegen overbelasting.
Die schakelt de stopcontacten (3) uit. De
stopcontacten (3) kunnen opnieuw in gebruik worden
genomen door op de knop (5) van de beveiliging
tegen overbelasting te drukken.
Let op! Mocht dit geval zich voordoen, verminder
dan het elektrische vermogen dat u aan de
generator onttrekt of verwijder aangesloten
defecte toestellen.
NL