het deksel altijd eerst de netstekker uit het
stopcontact trekken. Nooit in roterende v-snaren
grijpen.
7.6 Boordiepteaanslag (fig. 20, pos. 14)
De boorspil is voorzien van een draaibare schaalring
voor het afstellen van de boordiepte.
Afstelwerkzaamheden enkel bij stilstaande machine
uitvoeren.
Boorspil (11) omlaagdrukken tot het boorpunt in
contact komt met het werkstuk.
Schaalring (25) omlaagdraaien tot tegen de
aanslag.
Schaalring (25) met de gewenste boordiepte
omhoogdraaien en vastzetten d.m.v. de tweede
schaalring (25).
De hoogste stand van de boorspil kan analoog
met de onderste schaalring worden gejusteerd.
Dit is van groot nut b.v. bij het uitdrijven van de
boorhouder (zie punt 7.4).
7.7 Schuine stand van de boortafel afstellen
(fig. 21-22)
Slotbout (26) onder de boortafel (4) loszetten.
Boortafel (4) op de gewenste hoekmaat afstellen.
Slotbout (26) opnieuw aanhalen teneinde de
boortafel (4) in deze stand vast te zetten.
7.8 Hoogte van de boortafel afstellen (fig. 21; 23)
Spanschroef (37) losdraaien
Boortafel naar de gewenste stand brengen
m.b.v. de handkruk (27).
Spanschroef (37) opnieuw aanhalen.
7.9 Boortafel en rolsteun (fig. 24)
Na het losdraaien van de klemschroef (29) kan
de boortafel (4) worden gedraaid.
Na het losdraaien van de vleugelschroeven (21)
kan de rolsteun (3) worden uitgetrokken.
7.10 Werkstuk spannen (fig. 1)
Span werkstukken principieel vast m.b.v. een
machinebankschroef of met een gepast spanmiddel.
Werkstukken nooit met de hand vasthouden!
Tijdens het boren moet het werkstuk op de boortafel
(4) bewegelijk zijn zodat een zelfcentrering kan
plaatsvinden. Werkstuk zeker borgen tegen
verdraaien. Dit gebeurt best door het werkstuk of de
machinebankschroef tegen een vaste aanslag te
schuiven.
Let op ! Stukken van plaatmateriaal moeten worden
ingespannen, anders zouden ze omhoog kunnen
worden gesleept. Stel de boortafel naargelang het
werkstuk qua hoogte en schuine stand correct af. Er
moet voldoende afstand blijven tussen de bovenkant
van het werkstuk en het boorpunt.
Deze machine is voorzien van een vast monteerbare
aanslag (30). Voor de montage gaat u als volgt te
werk:
Schuif de beide glijblokken op de aanslag (30)
twee van de vier geleiderails van de boortafel (4)
in.
U kan dan de aanslag (30) naar de gewenste
stand brengen.
Aanslag (30) met de beide schroeven (32) op de
boortafel fixeren.
Dan de vleugelschroef (33) op het hoekstuk (34)
losdraaien en hoekstuk (34) uitrichten zodat het
werkstuk tegen de aanslag (30) en het hoekstuk
(34) kan worden geschoven.
7.11 Bedrijf laser (fig. 11, 18, pos. 36)
Inschakelen: Breng de AAN/UIT-schakelaar laser
(20) naar de stand „I“ om de laser in te schakelen.
Op het te bewerken werkstuk worden twee
laserlijnen geprojecteerd waarvan het snijpunt het
centrum van het boorpunt aanduidt.
Uitschakelen: Breng de AAN/UIT-schakelaar laser
(20) naar de stand „0“.
Instellen van de laser: De laser kan, indien nodig,
worden bijgeregeld door de schroeven (41) wat los te
draaien. Haal de schroeven aan het einde van de
justeerwerkzaamheden terug aan. Let op! Niet
rechtstreeks in het laserlicht kijken!
30
NL