25
NL
voelt, dan flink doorhalen. Indien de motor niet
meteen aanslaat, herhaalt u de startpoging.
Starthendelstanden in het midden (fig. 19, pos.
B) = werkstanden (motor draait traag/snel
Starthendelstand (fig. 19, pos. C) = motor stop
Naargelang de lichaamslengte kan u de
volledige houder voor rijbeugel omhoog
verplaatsen. Te dien einde draait u de schroeven
(fig. 14, pos. A) los, stelt u de console op de
juiste hoogte af en haalt u de schroeven terug
aan.
Om de haksterren in werking te zetten de
veiligheidshendel (8b) omhoogtrekken, de
koppelingsgreep (8a) naar beneden duwen en
vasthouden. Na het loslaten van de
koppelingshendel blijven de haksterren stilstaan
(mochten die niet stil blijven staan,
koppelingskabel bijregelen).
7. Reiniging, onderhoud, opbergen en
bestellen van wisselstukken
Trek vóór alle schoonmaak- en
onderhoudswerkzaamheid de bougiestekker uit het
stopcontact.
7.1 Reiniging
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten en het motorhuis zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met
een schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
Reinig het toestel regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kunnen
aantasten. Let er goed op dat geen water in het
toestel terechtkomt.
7.2 Onderhoud
Let op! Zet de machine meteen af en wendt u zich
tot uw geautoriseerd servicestation:
Als er zich ongewone trillingen of geluiden
voordoen,
Als de motor blijkbaar overbelast is of als u het
overslaan van de ontsteking vaststelt.
7.2.1 Luchtfilter onderhouden
Luchtfilter telkens voor gebruik controleren,
reinigen, indien nodig vervangen.
Draai de schroeven van het luchtfilterdeksel (fig.
20) los en verwijder het deksel (fig. 21).
Verwijder het filterelement (fig. 22).
Voor het schoonmaken van het filterelement
mogen geen agressieve reinigingsmiddelen of
benzine worden gebruikt.
Het element schoonmaken door het op een plat
vlak uit te kloppen.
De assemblage gebeurt in omgekeerde
volgorde.
7.2.2 Bougie onderhouden
Controleer de bougie voor het eerst na 10
bedrijfsuren op vervuiling en reinig hem, indien
nodig, m.b.v. een koperdraadborstel. Daarna de
bougie om de 50 bedrijfsuren onderhouden.
Trek de bougiestekker (fig. 23) met een
draaiende beweging eraf.
Verwijder de bougie (fig. 23, pos. A) m.b.v. de
bijgaande bougiesleutel.
De assemblage gebeurt in omgekeerde
volgorde.
7.2.3 Olie verversen/oliepeil controleren (telkens
vóór gebruik)
Het is aan te bevelen de motorolie te verversen als
de motor warm is.
Enkel motorolie (10W30) gebruiken.
Oliepeilstok (fig. 24, pos. A) uittrekken.
Olieaftapplug (fig. 24, pos. B) opendraaien en de
warme motorolie in een gepast opvangvat
aflaten.
Na uitlopen van de afgewerkte olie de
olieaftapplug terug dichtdraaien.
Verse motorolie ingieten tot het bovenste merk
van de oliepeilstok is bereikt ( fig. 25, pos. H).
Let op! Om het oliepeil te controleren, de
oliepeilstok niet indraaien maar enkel tot aan de
schroefdraad erin steken (H = maximum / L=
minimum).
De afgewerkte olie dient naar behoren te worden
verwijderd.
7.2.4 Afstellen van de bowdenkabels
In de werkstand moet de koppelingshendel met
geringe lichamelijke inspanning tot aan de
schuifbeugel omlaag kunnen worden gedrukt. Als de
bowdenkabel daarbij te strak gespannen is, moet die
langer worden ingesteld. Te dien einde draait u de
contramoer aan de overkant van de hoofdkabel los,
verlengt u de schroefverbinding en haalt u de
contramoer terug aan (zie fig. 17, pos. A). Indien de
haksterren niet meer draaien, dient u de
schroefverbinding (analoog zoals eerder
beschreven) korter te maken.