WAT NIET TE DOEN.
6.1. Raak de kachel niet aan met natte handen. Hoewel de kachel is uitgerust met een aardeverbinding, is het toch
een elektrisch apparaat dat een elektrische schok kan geven als er niet juist mee wordt omgegaan. Alleen een
bevoegde technicus mag eventueel voorkomende problemen oplossen.
6.2. Schakel de kachel niet voortdurend in en uit omdat hierdoor interne schade kan optreden in de elektronische
onderdelen en verschillende motoren van ~230/240V - 50Hz.
6.3. Verwijder geen schroeven van plekken die bloot staan aan hoge temperaturen zonder deze te hebben
gesmeerd met smeerolie.
WAT TE DOEN ALS...
DE KACHEL GEEN STROOM KRIJGT:
6.4. Controleer of de stekker van de kachel in het stopcontact zit en stroom krijgt.
6.5. Controleer of de kabel niet is beschadigd of afgesneden.
Open het rechter zijpaneel met de kachel uit het stopcontact en controleer of de C.P.U. een losse stekkerdoos
heeft.
6.6. Controleer de indicator van de C.P.U. Als het lichtje is uitgeschakeld, controleer dan de zekering van de C.P.U.
PELLETS VALLEN NIET DOOR DE KACHEL GAAT NIET AAN:
6.7. Controleer of er pellets in de trechter zijn.
6.8. Controleer of de glazen deur goed is gesloten.
6.9. Kijk of de buis van de rookgasuitlaat niet verstopt is door een vreemd voorwerp, vogelnest, plastic, enzovoorts.
6.10. Verzeker u ervan dat de motor van de afzuigunit werkt; als deze niet werkt, dan valt ook de brandstof niet.
6.11. In het geval de reductiemotor niet draait en het display de impulsen aan geeft, dan moet u eerst de kachel van
het stroom halen en controleren of de veiligheidsthermostaat niet is geactiveerd. Controleer met de kachel
uitgeschakeld de veiligheidsthermostaat die zich binnenin de kachel bevindt. Open hiervoor het rechter
zijpaneel. Om de thermostaat in te schakelen, drukt u op de knop. Wanneer de veiligheidsthermostaat is
geactiveerd, hoort u een “klik”. Als de veiligheidsthermostaat al eerder was ingeschakeld, raadpleeg dan uw
dealer.
Figuur 27
6.12. Als de reductiemotor is ingeschakeld en langzamer dan normaal draait, kan er een of andere verstopping zijn,
een schroef, een stuk hout, enzovoorts. Om dit op te lossen, moet u de vultrechter legen en, indien nodig, de
spiraalschroef verwijderen.
6.13. Als de reductiemotor iedere keer wanneer deze draait geluid maakt, dan wijst dat op onvoldoende smering. U
moet de spiraalschroef smeren, nooit de reductiemotor zelf, zie punt 5.9.
PELLETS VALLEN DOOR EN DE KACHEL GAAT NIET AAN: