768062
250
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/255
Next page
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Nederlands
1
Deze handleiding is een onderdeel van de motorfiets en moet gedurende de hele levensduur ervan worden
bewaard.
Overhandig deze handleiding in het geval van verkoop aan de nieuwe eigenaar.
Bewaar de handleiding zorgvuldig: vraag onmiddellijk bij een Dealer of een erkende Ducati Garage een nieuw
exemplaar aan als ze beschadigd raakt is of u haar verloren heeft.
De kwaliteit en veiligheid van Ducati motorfietsen worden constant bijgewerkt met aanpassingen en
ontwikkelingen op het gebied van het ontwerp, de uitrusting en de accessoires. Ondanks dat de handleiding
bijgewerkt is tot op het moment dat ze gedrukt wordt behoudt Ducati Motor Holding S.p.A. zich het recht
voor op ieder moment zonder mededeling of verplichting wijzigingen te kunnen toepassen. Om deze reden
kan het zijn dat u verschillen opmerkt als u de afbeeldingen met uw nieuwe motorfiets vergelijkt.
De verveelvoudiging of openbaarmaking, ook gedeeltelijk, van de inhoud van deze uitgave is absoluut
verboden. Alle rechten zijn voorbehouden aan Ducati Motor Holding S.p.A. waaraan een (schriftelijke)
toestemming met verklaring van reden gevraagd moet worden.
Veel rijplezier!
2
Inhoud
Inleiding 7
Richtlijnen voor de veiligheid 7
Waarschuwingssymbolen die in deze handleiding
gebruikt worden 8
Toegestaan gebruik 9
Verplichtingen van de bestuurder 10
Scholing van de bestuurder 11
Kleding 11
“Best Practices” voor uw veiligheid 13
Tanken 16
Rijden met volle bepakking 17
Gevaarlijke producten - waarschuwingen 19
Identificatienummer voertuig 21
Identificatienummer motor 22
Instrumentenpaneel (Dashboard) 23
Instrumentenpaneel op stuur 23
LCD - Hoofdfuncties 26
Indicator voertuigsnelheid 27
Indicator toerental motor (RPM) 28
Klok 29
Temperatuur koelvloeistof motor 30
Kleur achtergrond display (Automatische
afstelling) 31
Instrumentenpaneel op tank 32
TFT - Parameters instellen/weergeven 34
Indicator totaal afgelegde ruimte
"Kilometerteller" 36
Indicator gedeeltelijk afgelegde ruimte "Trip
1" 37
Indicator gedeeltelijk afgelegde ruimte "Trip
2" 38
Indicator afgelegde ruimte in reserve "TRIP
FUEL" 39
Indicator "CONS. AVG" - Gemiddeld Verbruik 40
Indicator "CONS" - Actueel Verbruik 41
Indicator "SPEED AVG" - Gemiddelde
Snelheid 42
Indicator "TRIP TIME" - Reistijd 43
Indicator “AIR” - Luchttemperatuur 44
Indicator ingeschakelde versnelling 46
Indicatie "Ingestelde Rijstijl" 47
3
Indicatie “LAP” functie wel / niet geactiveerd 48
Functie "Riding Mode" (rijstijl wijzigen) 49
Indicator onderhoudsbeurten 51
Tabel met onderhoudsbeurten 51
Eerste indicatie - OIL SERVICE 1000 Km 53
Indicatie resterende kilometers tot de SERVICE
wordt bereikt 54
Indicatie kilometerstand voor SERVICE
bereikt 56
Indicatie Warning (Alarmen / Signaleringen) 58
Accuspanning "Laag" 60
Traction control (DTC) gedeactiveerd 61
Hands Free (HF) sleutel niet herkend 62
Batterijspanning Hands Free (HF) sleutel
"Laag" 63
Temperatuur koelvloeistof motor "Hoog" 64
Storing ontgrendeling stuur - Stuur nog altijd
vergrendeld 65
Diagnostiek instrumentenpaneel 66
Menu “setting” 69
Aanpassing "Riding Mode" 71
Functie instelling DTC (Ducati Traction
Control) 74
Functie instelling motor ENGINE (Controle Vermogen
Motor) 81
DEFAULT functie (herstel default parameters
Ducati) 83
Functie Deactivering / Heractivering Menu 2 85
Functie instelling ondergrond instrumentenpaneel op
tank - DASHBOARD 1 87
Functie instelling ondergrond instrumentenpaneel op
stuur - DASHBOARD 2 89
Functie digitale weergave toerental motor 91
Functie Activering/Deactivering LAP
(Rondetijd) 92
Functie registratie LAP 94
De opgeslagen LAP weergeven 96
De opgeslagen LAP wissen 98
Indicator accuspanning (BATTERY) 100
Functie klok instellen 103
Functie Meeteenheid wijzigen 105
Functie ABS deactiveren 109
Immobilizer systeem 111
Sleutels 112
De batterij van de actieve sleutel vervangen 115
De sleutels laten bijmaken 119
Immobilizer ontgrendelingsprocedure 119
Verlichtingsregeling 126
Overige functies 134
4
Bedieningsorganen 138
Plaats van de bedieningsorganen op de
motorfiets 138
"Hands free" systeem 139
Schakelaar links 150
De koppelinghendel 151
De stuurschakelaar rechts 152
De gashendel 153
De hendel van de voorrem 154
Het achterrempedaal 155
Het versnellingspedaal 156
De stand van het versnellingspedaal en het
achterrempedaal afstellen 157
De belangrijkste elementen en
mechanismen 159
Plaats van deze elementen op de motorfiets 159
Dop op benzinetank 160
Zadelslot 162
De zijstandaard 165
Stopcontact 167
Zijtassen Ducati Monteren 168
Zijtassen gebruiken 169
Voorvork afstellen 175
Achterdemper afstellen 177
Gebruiksvoorschriften 181
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de
motorfiets 181
Controleren voor het starten 183
De motor starten / uitschakelen 186
De motorfiets starten en ermee rijden 189
Remmen 189
ABS systeem 190
De motorfiets stilzetten 192
Parkeren 193
Tanken 196
Meegeleverde accessoires 197
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 198
Vervanging luchtfilter 198
Controle en eventueel bijvullen van het
koelvloeistofpeil 198
Rem- en koppelingvloeistof 19
De slijtage van de remblokken controleren 201
De scharnierpunten smeren 202
De vrije slag van de gashendel afstellen 204
5
9
De accu opladen 205
Opladen en bijladen in de winter van de accu 213
De spanning van de aandrijfketting
controleren 215
De aandrijfketting smeren 217
Vervangen van lampen groot licht en dimlicht 218
De hoogte van de koplamp afstellen 219
De achteruitkijkspiegels afstellen 221
Tubeless banden 222
Controle motoroliepeil 225
De bougies reinigen en vervangen 227
Algemene reiniging 228
De motorfiets een lange tijd niet gebruiken 230
Belangrijke waarschuwingen 230
Geprogrammeerd onderhoudsplan 231
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden
die door de dealer verricht moeten worden 231
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden
die door de eigenaar verricht moeten worden 234
Technische kenmerken 235
Gewicht 235
Afmetingen 236
Brandstof 237
Motor 238
Distributie 239
Prestaties 240
Bougies 240
Voeding 240
Remmen 241
Overbrenging 242
Frame 242
Wielen 243
Banden 243
Ophangingen 243
Uitlaat 243
Verkrijgbare kleuren 243
Elektrische installatie 245
Geheugensteuntje voor
onderhoudsbeurten 251
Geheugensteuntje voor onderhoudsbeurten 251
6
Inleiding
Richtlijnen voor de veiligheid
Welkom in de "Ducatisti" club, u heeft een
uitstekende keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als normaal vervoermiddel,
maar ook voor lange reizen zult gebruiken. Ducati
Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier
toe.
Uw motorfiets is het resultaat van constant
onderzoek en de constante ontwikkeling van Ducati
Motor Holding S.p.A.: het is belangrijk dat de kwaliteit
ervan behouden wordt door het onderhoudsplan
nauwgezet in acht te nemen en door originele
reserveonderdelen te gebruiken. In deze handleiding
treft u alle aanwijzingen voor klein onderhoud. Het
belangrijkste onderhoud is opgenomen in de Garage
Handleiding die ter beschikking staat van de Erkende
Ducati Motor Holding S.p.A. Garages.
Voor uw belang en uw veiligheid en om de
betrouwbaarheid van het product te waarborgen,
raden we u aan dat u zich wendt tot een Dealer of een
Erkende Ducati Garage voor het onderhoud
beschreven in het geprogrammeerde
onderhoudsplan zie pag. 231.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over
alle uitrustingen en apparatuur die nodig zijn voor
perfect uitgevoerde reparaties en
onderhoudsbeurten, waarbij uitsluitend gebruik
wordt gemaakt van originele Ducati
reserveonderdelen. Deze reserveonderdelen passen
altijd en staan garant voor een perfect rijdende
motorfiets die lang meegaat.
Alle Ducati motorfietsen zijn voorzien van een
Garantieboekje.
De garantie is niet van toepassing op motorfietsen die
in sportwedstrijden gebruikt worden.
U verliest het recht op garantie als u onderdelen, ook
slechts gedeeltelijk, wijzigt of onklaar maakt. In het
geval van verkeerd of onvoldoende onderhoud of het
gebruik van niet originele of niet door Ducati
goedgekeurde reserveonderdelen kunt U het recht
op garantie verliezen en bovendien kunnen de
voorziene prestaties beperkt worden of verloren
gaan.
Uw veiligheid en die van anderen is erg belangrijk.
Motor Holding S.p.A. raadt u daarom aan de
7
motorfiets op een verantwoordelijke wijze te
gebruiken.
Lees deze handleiding helemaal door alvorens u van
uw motorfiets gebruik zult maken en neem de
richtlijnen erin zorgvuldig in acht. Op deze manier
beschikt u over alle nuttige informatie met betrekking
tot het correcte gebruik en een correct onderhoud
van uw motorfiets. Neem in geval van twijfel contact
op met een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden
Om de gevaren voor uzelf en voor anderen te
benadrukken zijn in deze handleiding verschillende
vormen van informatie toegepast, zoals:
- Veiligheidsetiketten op de motor;
- Veiligheidsmededelingen in combinatie met een
waarschuwingssymbool en de begrippen LET
OP of BELANGRIJK.
Let op
Het niet naleven van deze voorschriften kan
gevaarlijke situaties en ernstig persoonlijk letsel met
mogelijk dodelijk gevolg aan de bestuurder of andere
personen veroorzaken.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/
of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
De aanduidingen RECHTS of LINKS gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
8
Toegestaan gebruik
Deze motorfiets mag uitsluitend op de geasfalteerde
weg of op een vlak en regelmatig wegdek worden
gebruikt. Deze motorfiets mag niet op onverharde
wegen of voor de motorcross gebruikt worden.
Let op
Bij het gebruik op onverharde wegen of voor de
motorcross kan de macht over het stuur en dus over
de motor verloren gaan en ernstige schade aan de
motor of letsel met mogelijk dodelijk gevolg
veroorzaken.
Let op
De motorfiets mag niet gebruikt worden voor
het slepen van een aanhanger of een sidecar,
aangezien in dit geval de macht over het stuur en dus
over de motorfiets verloren kan gaan met mogelijke
ongevallen van dien.
Deze motorfiets vervoert de bestuurder en kan een
passagier vervoeren.
Let op
Het totale gewicht van de motorfiets rijklaar met
bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires
mag niet meer dan 430 kg/948 lb bedragen.
Het toelaatbare maximum gewicht van de zijkoffers,
de topcase en de tanktas mag beslist niet meer dan
15 kg bedragen en is als volgt verdeeld:
maximaal 5 kg per zijtas;
maximaal 5 kg in de tanktas.
9
Verplichtingen van de bestuurder
Alle bestuurders moeten een rijbewijs bezitten.
Let op
Rijden zonder rijbewijs is illegaal en zal volgens
de wet worden bestraft. Controleer altijd of u uw
rijbewijs bij u heeft als u uw motorfiets zult gebruiken.
Laat de motorfiets niet gebruiken door onervaren
bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs
hebben.
Rijd nooit onder invloed van alcohol en/of verdovende
middelen.
Let op
Rijden onder invloed van alcohol en/of
verdovende middelen is illegaal en wordt volgens de
wet bestraft.
Neem geen geneesmiddelen in zonder dat u zich bij
uw arts over de bijwerkingen inlichtingen heeft
aangevraagd alvorens u de motorfiets zult gebruiken.
Let op
Bepaalde geneesmiddelen kunnen slaperigheid
of andere reactes veroorzaken die het
reactievermogen en de controle van bestuurder over
de motorfiets kunnen beperken met mogelijke
ongevallen van dien.
In bepaalde landen is een verzekering verplicht.
Let op
Controleer de wetgeving van uw land. Sluit een
verzekering af en bewaar de polis samen met de
andere documenten van uw motorfiets.
Voor de veiligheid van de bestuurder en/of de
eventuele passagiers is in bepaalde landen het
gebruik van een goedgekeurde helm verplicht.
Let op
Controleer de wetgeving van uw land. Rijden
zonder goedgekeurde helm kan met boetes worden
bestraft.
10
Let op
Tijdens een ongeval kunt u ernstig lichamelijk
letsel met mogelijk dodelijke gevolg oplopen als u
geen goedgekeurde helm draagt.
Let op
Controleer of de helm voldoet aan de
veiligheidsvoorschriften, goed zicht biedt, de juiste
afmeting heeft en voorzien is van het certificatie-
etiket dat in uw land van toepassing is. De
verkeerswetgeving varieert per land. Controleer de
wetten die in uw land van kracht zijn alvorens u de
motorfiets zult gebruiken en neem ze altijd in acht.
Scholing van de bestuurder
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder
ervaring. Het besturen, manoeuvres en remmen zijn
handelingen die van andere voertuigen afwijken.
Let op
Een niet voorbereide bestuurder of een
verkeerd gebruik van het voertuig kan verlies over het
stuur, dodelijk letsel of ernstige schade veroorzaken.
Kleding
Tijdens het gebruik van een motorfiets speelt kleding
een zeer belangrijke rol op het gebied van veiligheid.
De motorfiets biedt in het geval van een botsing de
persoon immers niet de bescherming die een auto
biedt.
Passende kleding bestaat uit: een helm, een bril,
handschoenen, laarzen, een jas met lange mouwen
en een lange broek.
- De helm moet voldoen aan de voorwaarden
beschreven op pag. pag. 10. Draag een geschikte
bril als de helm niet voorzien is van een vizier;
- De handschoenen moeten 5 vingers hebben en
moeten gemaakt zijn van leer of schuurbestendig
materiaal;
- De laarzen of schoenen moeten antislipzolen en
enkelbescherming hebben;
- De jas en de broek of de beschermende overall
moeten gemaakt zijn van leer of schuurbestendig
materiaal en moeten delen in een goed zichtbare
kleur bevatten.
Belangrijk
Het gebruik van fladderende kleding of
voorwerpen die aan de onderdelen van de motor
kunnen vasthaken is verboden.
11
Belangrijk
Voor uw veiligheid moet u deze kleding zowel
in de zomer als in de winter dragen.
Belangrijk
Voor de veiligheid van de bijrijder moet u zich
ervan vergewissen dat ook hij/zij passende kleding
draagt.
12
“Best Practices” voor uw veiligheid
Onthoud dat u voor, tijdens en na het gebruik van uw
motorfiets een aantal eenvoudige handelingen
verricht die voor de veiligheid van personen zeer
belangrijk zijn en tevens uw motorfiets in perfecte
staat houden.
Belangrijk
Neem tijdens de inrijperiode zorgvuldig de
aanwijzingen van het hoofdstuk "Gebruiksnormen" in
deze handleiding in acht.
Het niet naleven van deze voorschriften ontheft
Ducati Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Let op
Ga nooit met de motor rijden als u niet
voldoende met de bedieningen die u tijdens het rijden
moet gebruiken bekend bent.
Verricht de controles beschreven in deze handleiding
(zie pag. 183) alvorens u de motor start.
Let op
Het niet verrichten van deze controles kan
schade aan het voertuig en ernstig letsel aan de
bestuurder en/of de eventuele bijrijder veroorzaken.
Let op
Start de motor in de buitenlucht of in een goed
geventileerde ruimte. Start de motor nooit in een
afgesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
bewusteloosheid of binnen heel korte tijd zelfs
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Neem tijdens het rijden met het lichaam een juiste
positie aan en vergewis u ervan dat de bijrijder
hetzelfde doet.
Belangrijk
De bestuurder moet de beide handen ALTIJD
op het stuur houden.
Belangrijk
De bestuurder en de passagier dienen hun
voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te
zetten.
13
Belangrijk
De passagier moet altijd met beide handen de
handgrepen van het frame onder het zadel
vasthouden.
Belangrijk
Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten
van een privé- terrein of parkeerplaats of als u de
autoweg oprijdt.
Belangrijk
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en
rijd niet in de "dode hoek " van de voertuigen die voor
u rijden.
Belangrijk
Gebruik ALTIJD en op tijd de richtingaanwijzers
om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen
of een andere rijbaan kiest.
Belangrijk
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen
kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motorfiets nooit op een ondergrond die
niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de
motorfiets hierop kan omvallen.
Belangrijk
Controleer regelmatig of er geen barsten of
sneden in de banden zitten, vooral op de zijkanten, en
of er geen verdikkingen of grote slijtageplekken te
zien zijn, hetgeen wijst op schade aan de binnenkant
van de band; vervang ze als ze ernstig beschadigd
zijn.
Verwijder steentjes of ander vuil dat in de groeven
van de band is blijven zitten.
Let op
De motor, de uitlaat en de uitlaatdempers
blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet raak
het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas
goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van
ontvlambare materialen (met inbegrip van hout,
bladeren, enz.).
14
Let op
Verwijder altijd de sleutel als u de motorfiets
onbewaakt achterlaat en bewaar de sleutel op
dergelijke wijze dat onbevoegde personen de motor
niet kunnen starten.
15
Tanken
Tank in de buitenlucht en bij uitgeschakelde motor.
Roken en het gebruik van open vuur tijdens het
tanken is verboden.
Zorg ervoor dat u geen brandstof op de motor of de
uitlaat laat lekken.
Vul tijdens het tanken de brandstoftank nooit
helemaal: het brandstofpeil moet onder de
vulopening in de holte van de dop blijven.
Zorg ervoor dat u tijdens het tanken de
benzinedampen niet inademt en dat de brandstof niet
met de ogen, de huid of de kleding in aanraking komt.
Let op
Het voertuig is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van
meer dan 10% is verboden. Het gebruik van
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de motorfiets
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
Let op
Blijf in de open lucht en raadpleeg onmiddellijk
een arts als u zich wegens het langdurig inademen
van de benzinedampen onwel voelt. Bij aanraking
met de ogen met ruim water spoelen en bij aanraking
met de huid onmiddellijk grondig met water en zeep
wassen.
Let op
Brandstof is erg ontvlambaar. Bij morsen de
verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken.
16
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig
afleggen van lange afstanden met volle bepakking.
Het goed verdelen van het gewicht van de lading op
het voertuig is uiterst belangrijk om de veiligheid van
de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden
te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op
slecht wegdek.
Let op
De maximum toelaatbare snelheid met de
zijtassen bedraagt 180 Km/h. Bovendien moet men
zich altijd aan de voorgeschreven snelheidslimieten
houden.
Let op
Overschrijd het maximaal toegestane
totaalgewicht van de motorfiets niet en houd
rekening met de hierna gegeven informatie over de
te vervoeren lading.
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Belangrijk
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo
laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van
het voertuig te worden vastgemaakt.
Belangrijk
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan
het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de
motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt.
Belangrijk
Bevestig de bagage aan de structuur van de
motorfiets. Onvoldoende bevestigde bagage kan de
motorfiets uit balans brengen.
Belangrijk
Steek geen lading tussen de frameconstructie,
aangezien deze verstrikt kan raken in bewegende
delen van de motorfiets.
17
Let op
Controleer of de bandenspanning
overeenstemt met de voorschriften en controleer of
de banden in goede staat verkeren.
Raadpleeg de paragraaf "Banden" op pag. 222.
18
Gevaarlijke producten - waarschuwingen
Gebruikte motorolie
Let op
Gebruikte motorolie kan bij langdurige aanraking
met de epidermis kanker veroorzaken. We raden u
aan om na het gebruik de handen zorgvuldig met
water en zeep te wassen als u dagelijks met
gebruikte motorolie in aanraking komt. Buiten het
bereik van kinderen bewaren.
Remstof
Maak de remmen nooit schoon met perslucht of
droge borstels.
Remvloeistof
Let op
Gelekte remvloeistof op kunststof, rubberen of
gelakte onderdelen van de motorfiets kan schade aan
deze onderdelen veroorzaken. Bedek deze
onderdelen met een schone lap alvorens u het
onderhoud aan het remsysteem verricht. Buiten het
bereik van kinderen bewaren.
Let op
De vloeistof van het remcircuit is bijtend. Was
bij aanraking met de remvloeistof de ogen en de huid
grondig met stromend water.
De koelvloeistof
De koelvloeistof van de motor bevat ethyleenglycol,
een stof die ontvlambaar is en met een onzichtbare
vlam brandt. De vlammen van brandend
ethyleenglycol zijn niet zichtbaar, maar kunnen
desondanks ernstige brandwonden veroorzaken.
Let op
Zorg ervoor dat u geen koelvloeistof van de
motor op de uitlaat of de onderdelen van de motor
laat lekken.
Deze delen kunnen dusdanig warm zijn dat de
vloeistof ontvlamt en zonder zichtbare vlammen gaat
branden. De koelvloeistof (ethyleenglycol) kan
huidirritatie veroorzaken en is bij inslikken giftig.
Buiten het bereik van kinderen bewaren. Haal de dop
nooit van de radiator als de motor nog warm is. De
koelvloeistof staat onder druk en kan brandwonden
veroorzaken.
19
Houd de handen en de kleding buiten het bereik van
de koelventilator aangezien deze automatisch
opgestart wordt.
Accu
Let op
De accu produceert ontploffingsgevaarlijke
gassen: houd hem op een afstand van vonken, open
vuur en sigaretten. Controleer tijdens het opladen van
de accu of de omgeving voldoende gelucht wordt.
20
Identificatienummer voertuig
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
motorfiets aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
We raden u aan het framenummer van uw motorfiets
in de onderstaande ruimte te noteren.
Framenr.
Fig 1
21
Identificatienummer motor
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
motorfiets aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
We raden u aan het nummer van de motor van uw
motorfiets in de onderstaande ruimte te noteren.
Motornr.
Fig 2
22
Instrumentenpaneel
(Dashboard)
Instrumentenpaneel op stuur
Het instrumentenpaneel op het stuur bevat een LCD
display (1) waarop de belangrijkste gegevens
(snelheid, toerental motor, temperatuur koelvloeistof
motor en klok) worden weergegeven.
1) LCD display.
2) WAARSCHUWINGSLAMPJE VRIJLOOP N
(GROEN).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
3) GROOT LICHT LAMPJE (BLAUW).
Gaat branden als het grootlicht is ingeschakeld.
4) WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIEDRUK
(ROOD).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het lampje moet gaan
branden bij “Key-on”, en moet een aantal seconden
na het starten van de motor uit gaan. Soms kan dit
lampje even gaan branden als de motor erg heet is
1
6 9 7 2 4 5 3 68
Fig 3
Belangrijk
Gebruik de motorfiets niet als het lampje
MOTOROLIE blijft branden. Hiermee kunt u de motor
beschadigen.
23
geworden. Het lampje moet echter uitgaan zodra het
toerental toeneemt.
5)WAARSCHUWINGSLAMPJE
BRANDSTOFRESERVE (GEEL).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt;
er zit nog ongeveer 4 liter benzine in de tank.
6) WAARSCHUWINGSLAMPJES
RICHTINGAANWIJZERS (GROEN).
Het lampje van de ingeschakelde richtingaanwijzer
gaat branden en knippert.
7) LAMPJE "DIAGNOSE MOTOR/VOERTUIG -
EOBD" (GEEL).
Gaat branden bij storingen aan de "motor en/of het
voertuig"; in enkele gevallen wordt de werking van de
motor geblokkeerd.
8) LAMPJE BEGRENZER "OVER REV" /
TRACTIECONTROLE "DTC" (ROOD).
Lampje Over rev
Geen onderbreking Off
1e drempel - eerste
toerentalwaarde voor
begrenzer (*)
Aan - VAST
Begrenzer (onderbre-
king te hoog toerental)
(*)
Aan - Knipperend
(*) telkens als de motor regeleenheid wordt
gekalibreerd, kan afhankelijk van het model een
andere "instelling" van de drempels voor de begrenzer
en de begrenzer zelf worden ingesteld.
Waarschuwingslampje In-
greep DTC
Niet ingeschakeld Off
Ingeschakelde DTC Aan - Knipperend
Opmerkingen
Onder bijzondere omstandigheden als
tegelijkertijd de lampjes Over rev en DTC gaan
branden, wordt voorrang gegeven aan de functie
Over rev.
24
10) WAARSCHUWINGSLAMPJE ABS (GEEL)
(Fig 3).
Motor uit / snelheid lager dan 5 km/h
Lampje uit Lampje knipperend Lampje vast
- ABS uitgeschakeld met functie in
menu (**)
ABS ingeschakeld maar nog niet
werkend
Motor ingeschakeld / snelheid lager dan 5 km/h
Lampje uit Lampje knipperend Lampje vast
- ABS uitgeschakeld met functie in
menu
ABS ingeschakeld maar nog niet
werkend
Motor ingeschakeld / snelheid hoger dan 5 km/h
Lampje uit Lampje knipperend Lampje vast
ABS ingeschakeld en werkend ABS uitgeschakeld met functie in
menu
ABS uitgeschakeld en functioneert
niet wegens een probleem
(**) het ABS blijft alleen uitgeschakeld bij een knipperend lampje, ook na het starten van de motor.
25
LCD - Hoofdfuncties
1) SNELHEIDSMETER.
Geeft de snelheid aan.
2) TOERENTELLER.
Geeft het motortoerental per minuut aan.
3) KLOK.
4) INDICATOR WATERTEMPERATUUR.
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de
motor.
Belangrijk
Om schade aan de motor te vermijden, gebruik
het voertuig niet als de motorfiets de maximum
temperatuur heeft bereikt.
2
3 41
Fig 4
26
Indicator voertuigsnelheid
Deze functie geeft de snelheid van het voertuig
(afhankelijk van de gekozen meeteenheid in Km/h of
mph) weer.
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie van
de werkelijke snelheid (berekend in km/h) en geeft dit
gegeven vermeerderd met 5% weer.
De maximaal weergegeven snelheid is 299 km/h (186
mph).
Boven 299 km/h (186 mph) worden streepjes
weergegeven “- - -” (niet knipperend).
Opmerkingen
Als het instrumentenpaneel geen gegevens
ontvangt, worden de streepjes "- - -" (niet knipperend)
weergegeven.
Fig 5
27
Indicator toerental motor (RPM)
Deze functie toont u het toerental van de motor.
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie over
het motortoerental en geeft de informatie weer.
De waarde wordt oplopend van links naar rechts
weergegeven, waarbij het toerental wordt
aangegeven.
Fig 6
28
Klok
Met deze functie wordt de tijd weergegeven.
De tijd wordt altijd in de volgende volgorde
weergegeven:
AM van 0:00 tot 11:59;
PM van 12:00 tot 11:59;.
Het klokje wordt bij de volgende (Key-On) gereset en
begint automatisch te tellen bij "0:00" als de
accuspanning onderbroken (Batt-OFF) en weer
hersteld wordt.
Fig 7
29
Temperatuur koelvloeistof motor
Deze functie beschrijft de werking van de
koelvloeistoftemperatuur indicator.
De temperatuureenheid kan worden gekozen (°C of
°F).
De gegevens worden als volgt weergegeven:
- als de waarde tussen - 39°C en +39°C (-38°F en
+102°F) ligt, geeft het instrumentenpaneel niet
knipperend "LO " aan;
-als de waarde tussen +40°C en +120°C (+104°F
en +248°F) ligt, geeft het instrumentenpaneel
niet knipperend het gegeven aan;
-als de temperatuur gelijk of hoger is dan +121°C
(+250°F), geeft het instrumentenpaneel
knipperend "HI " aan.
Opmerkingen
Bij een "storing" aan de sensor worden
knipperend streepjes ( "- - - ") weergegeven en gaat
tegelijkertijd het lampje "Diagnose motor/voertuig -
EOBD" branden.
Fig 8
30
Kleur achtergrond display (Automatische
afstelling)
Het instrumentenpaneel stelt automatisch de kleur
van de achtergrond aan de hand van de hoeveelheid
licht af.
De zwarte achtergrond wordt geactiveerd als de
sensor "weinig licht" ('s nachts) opmeet; de witte
achtergrond wordt echter geactiveerd als de sensor
"veel licht" (overdag) opmeet.
U kunt deze functie in het menu "setting" met de
functie "BACK LIGHT - DASHBOARD 1" op pag.
87personaliseren en eventueel een van de
modussen NIGHT of DAY permanent instellen (of de
modus AUTO opnieuw activeren).
31
Instrumentenpaneel op tank
Het instrumentenpaneel op de tank bevat een TFT-
kleurendisplay in de kuip van de tank waarop alle
reisinformatie (ingestelde rijstijl, kilometerteller,
verbruik, gemiddelde snelheid, enz.) en de menu's
"setting" voor de activering en de instelling van de
verschillende functies worden weergegeven.
1) Menu 1 (TOT, TRIP1, TRIP2, TRIP FUEL).
2) Menu 2 (CONS.AVG., CONS., SPEED AVG, AIR
en TRIP TIME), indien geactiveerd.
3) Weergave Versnelling / Vrijloop (Neutraal).
4) De icoon verwijst naar de functie die onder het
Menu 1 wordt aangegeven.
5) Weergave instelling motor (Engine) voor de rijstijl
die op het moment is ingesteld.
6) Op het moment ingestelde rijstijl (Riding Mode).
7) Weergave DTC (Traction Control) niveau voor de
ingreep op de rijstijl die op het moment is
ingesteld.
8) De icoon verwijst naar de functie die onder het
Menu 2 wordt aangegeven.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
4 5 67 8
21 3
Fig 9
32
Functieknoppen
1) BEDIENINGSKNOP.
Knop voor het weergeven en instellen van de
parameters van het instrumentenpaneel met
stand “ ”.
2) BEDIENINGSKNOP
Knop voor het weergeven en instellen van de
parameters van het instrumentenpaneel met
stand “ ”.
3) KNOP KNIPPEREN GROOT LICHT FLASH
De knop die wordt gebruikt voor het
grootlichtsignaal kan ook worden gebruikt voor
de LAP-functies.
UITSCHAKELKNOP (RESET)
De knop die wordt gebruikt voor het uitschakelen
van de richtingaanwijzers kan ook worden
gebruikt voor de functie RESET/BEVESTIGEN
van het instrumentenpaneel en de activering van
de "Riding Mode".
2
3
4
1
Fig 10
33
TFT - Parameters instellen/weergeven
Let op
Programmeer de parameters uitsluitend als de
motorfiets stilstaat. Voorkom dat u het
instrumentenpaneel aanraakt terwijl u rijdt.
Aan het einde van de controle geeft het
instrumentenpaneel als "hoofdweergave" altijd de
Kilometerteller (TOT) links en het Gemiddelde
Verbruik rechts (tenzij de functie in Menu 2
gedeactiveerd is) weer.
De "hoofdweergave" geeft de volgende informatie:
- Ingestelde rijstijl (Riding Mode);
- Weergave versnelling (GEAR);
- Menu 1: Kilometerteller (TOT);
- Menu 2 : Gemiddeld verbruik (CONS. AVG).
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
1
2
Fig 11
Met een druk op de knop (1) kunt u de volgende
functies in het menu 1 bereiken:
- TRIP1 - Dagteller 1;
- TRIP2 - Dagteller 2;
- TRIP FUEL - De afstand die met het voertuig in
reserve is afgelegd (uitsluitend indien
geactiveerd).
Met een druk op de knop (2) kunt u de volgende
functies in het menu 2 bereiken:
- CONS. - Actueel verbruik;
34
- SPEED AVG - Gemiddelde snelheid;
- TRIP TIME - Reistijd;
- AIR - Luchttemperatuur.
Met behulp van de functie "MENU 2" in het menu
Setting kunt u de weergave van het Menu 2
deactiveren.
35
Indicator totaal afgelegde ruimte
"Kilometerteller"
Deze functie maakt de weergave van de totaal
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk.
Bij Key-on gaat het systeem automatisch naar deze
functie.
Het gegeven is permanent opgeslagen en kan niet
gereset worden.
Als het gegeven de kilometerstand 199999 km (of
199999 mijl) overschrijdt, wordt het getal "199999 "
permanent weergegeven.
199999 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
0 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 12
36
Indicator gedeeltelijk afgelegde ruimte
"Trip 1"
Deze functie maakt de weergave van de gedeeltelijk
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk. Als deze
functie wordt weergegeven en u 3 seconden lang op
de knop (1) drukt, wordt de waarde op nul gezet. De
afgelegde ruimte wordt gereset en de telling wordt
automatisch bij nul hervat als het gegeven het getal
9999.9 overschrijdt.
De waarde wordt op nul gezet en de teller begint
weer bij nul te tellen (waarbij rekening wordt
gehouden met de eventueel ingestelde nieuwe
eenheden), als op een bepaald moment in het menu
Setting met behulp van de Functie "SET UNITS" een
andere eenheid in het systeem wordt ingesteld of als
de accuspanning wordt onderbroken (Battery Off).
Opmerkingen
Als u deze waarde op nul zet, worden ook de
functies "Gemiddeld verbruik", "Gemiddelde snelheid"
en "Reistijd" gereset.
9999.9 16.3
3
TRIP1 CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
1
1
Fig 13
37
Indicator gedeeltelijk afgelegde ruimte
"Trip 2"
Deze functie maakt de weergave van de gedeeltelijk
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk. Als deze
functie wordt weergegeven en u 3 seconden lang op
de knop (1) drukt, wordt de waarde op nul gezet. De
afgelegde ruimte wordt gereset en de telling wordt
automatisch bij nul hervat als het gegeven het getal
9999.9 overschrijdt.
De waarde wordt op nul gezet en de teller begint
weer bij nul te tellen (waarbij rekening wordt
gehouden met de eventueel ingestelde nieuwe
eenheden), als op een bepaald moment in het menu
Setting met behulp van de Functie "SET UNITS" een
andere eenheid in het systeem wordt ingesteld of als
de accuspanning wordt onderbroken (Battery Off).
2
9999.9 16.3
3
TRIP2 CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
1
Fig 14
38
Indicator afgelegde ruimte in reserve "TRIP
FUEL"
Deze functie maakt de weergave van de afgelegde
afstand (afhankelijk van de specifieke applicatie in Km
of in mijlen) met het voertuig in reserve mogelijk. Als
het lampje van de brandstofreserve gaat branden,
wordt ongeacht de weergegeven functie
automatisch de “TRIP FUEL” geactiveerd.
Als men blijft rijden met de reservebenzine, dan
wordt het gegeven ook na Key-Off gehandhaafd in
het geheugen.
De telling wordt automatisch onderbroken als het
voertuig niet langer met de reserveinhoud rijdt.
Als het gegeven het getal 9999.9 overschrijdt, dan
wordt de teller op nul gezet en begint de telling
opnieuw.
9999.9 16.3
3
TRIPFUEL CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 15
39
Indicator "CONS. AVG" - Gemiddeld
Verbruik
Deze functie geeft het gemiddelde verbruik van het
voertuig weer.
De berekening wordt verricht aan de hand van de
gebruikte hoeveelheid brandstof en de afstand die
sinds de laatste reset van Trip 1 afgelegd is. Dit
gegeven wordt gereset zodra u Trip 1 reset. Het
eerste gegeven is 10 seconden na de reset
beschikbaar. Tijdens de eerste 10 seconden, als nog
geen waarde beschikbaar is, worden streepjes "- -.- "
weergegeven.
Het gegeven wordt uitgedrukt in "L / 100 " (liter / 100
Km); u kunt met de functie "SET UNITS" in het menu
Setting de meeteenheden van het "Verbruik"
(gemiddeld en actueel tegelijkertijd) wijzigen van L/
100 naar Km/L.
De actieve berekeningsfase vindt plaats als de motor
gestart is. Dit geldt ook als het voertuig stilstaat (de
onderbrekingen van de rit waarbij u de motor
uitschakelt, worden niet in beschouwing genomen).
Fig 16
40
Indicator "CONS" - Actueel Verbruik
Deze functie geeft het huidige brandstofverbruik van
het voertuig aan.
De berekening wordt uitgevoerd afhankelijk van de
hoeveelheid gebruikte brandstof en de afgelegde
afstand in de laatste seconde; het gegeven wordt
uitgedrukt in "L / 100 " (liter / 100 Km); u kunt met de
functie "SET UNITS" in het menu Setting de
meeteenheden van het "Verbruik" (gemiddeld en
huidig tegelijkertijd) wijzigen van L/100 naar Km/L.
De berekening wordt alleen uitgevoerd als de motor
draait en het voertuig beweegt (er wordt geen
rekening gehouden met een onderbreking van de rit
als de snelheid gelijk aan 0 km/h is en/of de motor is
uitgeschakeld).
Tijdens de fase waarin geen berekening wordt
verricht, zullen op het display streepjes "- -.-" worden
weergegeven.
10355 16.3
3
TOT CONS.
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 17
41
Indicator "SPEED AVG" - Gemiddelde
Snelheid
Deze functie geeft de gemiddelde snelheid van het
voertuig weer. De berekening wordt verricht aan de
hand van de afgelegde afstand en de tijd die sinds de
laatste reset van Trip 1 verstreken is. Dit gegeven
wordt gereset zodra u Trip 1 reset. Het eerste
gegeven is 10 seconden na de reset beschikbaar.
Tijdens de eerste 10 seconden, als nog geen waarde
beschikbaar is, worden streepjes "- -.- " weergegeven.
De actieve berekeningsfase vindt plaats als de motor
gestart is. Dit geldt ook als het voertuig stilstaat (de
onderbrekingen van de rit waarbij u de motor
uitschakelt, worden niet in beschouwing genomen).
De berekende waarde wordt verhoogd met 5%,
zodat de gelijk is aan de snelheidsaanduiding van het
voertuig. U kunt met behulp van de functie "SET
UNITS" in het menu Setting de meeteenheden van de
"snelheid" (en de "ruimte") wijzigen van Km/h (en Km)
naar mph (en mijl).
10355 85.4
3
TOT SPEED AVG
KM/h
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 18
42
Indicator "TRIP TIME" - Reistijd
Deze functie geeft de reistijd aan. De berekening
wordt verricht aan de hand van de tijd die sinds de
laatste reset van Trip 1 verstreken is. Het gegeven
wordt gereset als u Trip 1 reset.
De actieve berekeningsfase vindt plaats als de motor
gestart is. Dit is ook het geval als het voertuig stilstaat
(tijdens de onderbrekingen van de rit waarbij u de
motor uitschakelt, wordt de tijd automatisch
stopgezet. De tijd begint weer te lopen als de actieve
telfase hervat wordt.
De teller wordt automatisch gereset en begint weer
bij nul te tellen als het gegeven de waarde 511:00
(511 uren en 00 minuten) overschrijdt.
10355 11:00
3
TOT TRIP TIME
h
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 19
43
Indicator “AIR” - Luchttemperatuur
Deze functie maakt de weergave van de
buitentemperatuur mogelijk.
Limieten weergave: -39 °C ÷ +124 °C.
In het geval van een STORING (FAULT) aan de sensor
(-40°C,+125°C of niet aangesloten) worden niet
knipperende streepjes "- - -" weergegeven en gaat het
lampje "Diagnose motor/Voertuig - EOBD" branden.
Opmerkingen
Bij een stilstaand voertuig kan de warmte van
de motor de temperatuurweergave beïnvloeden.
10355 25.3
3
TOT AIR
C
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 20
10355 ---
3
TOT AIR
C
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
Fig 21
44
Als de temperatuur daalt tot 4°C (39°F), wordt de
waarschuwing weergegeven dat ijsvorming mogelijk
is. Deze waarschuwing wordt uitgeschakeld als de
temperatuur stijgt naar 6°C (43°F).
Let op
De waarschuwing geeft het niet aan als u rijdt
op weggedeelten met ijsvorming als de temperatuur
hoger is dan 4°C (39°F); als de buitentemperatuur
"laag" is, rijd dan altijd voorzichtig, in het bijzonder op
weggedeelten die geen zonlicht ontvangen en/of
bruggen.
Fig 22
45
Indicator ingeschakelde versnelling
Met deze functie kunnen de versnellingen worden
weergegeven (A).
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie en
geeft de ingeschakelde versnelling of een "N" (vrij)
weer.
Opmerkingen
Bij een "storing" wordt een streepje "-" (niet
knipperend) weergegeven.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
A
Fig 23
46
Indicatie "Ingestelde Rijstijl"
Deze functie geeft de op het voertuig ingestelde
"Rijstijl" aan.
Er zijn DRIE "Rijstijlen" beschikbaar: SPORT,
TOURING en URBAN.
Elke rijstijl kan met behulp van de functie "RIDING
MODE" worden gewijzigd.
De "basis" die de rijstijl (SPORT, TOURING of URBAN)
(A) aanduidt, is blauw gekleurd als de parameters van
de ingestelde rijstijl default (ingesteld door Ducati)
zijn. De basis kleurt echter geel als een van de
parameters gewijzigd (gepersonaliseerd) is met
behulp van de functie "RIDING MODE" in het menu
Setting.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
A
Fig 24
47
Indicatie “LAP” functie wel / niet
geactiveerd
Deze functie geeft aan of de LAP-functie (Rondetijd)
geactiveerd is.
Als "LAP" niet wordt weergegeven, geeft dit aan dat
de functie is uitgeschakeld.
U kunt de "LAP"-functie activeren met behulp van de
Functie "LAP" in het menu Setting.
10355
LAP
16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
Fig 25
48
Functie "Riding Mode" (rijstijl wijzigen)
Met deze functie kunt u de rijstijl van het voertuig
wijzigen.
Bij elke rijstijl hoort een bepaalde werking van de
tractieregeling (DTC - Ducati Traction Control) en een
bepaalde verdeling van het vermogen van de motor
(Engine).
Druk, voor het wijzigen van de rijstijl van de motor,
één keer op de resetknop (4); op het display wordt
het menu "RIDING MODE" weergegeven.
U kunt de gewenste rijstijl selecteren door meerdere
keren op dezelfde resetknop (4) te drukken. Houd de
knop 3 seconden ingedrukt, om de gekozen rijstijl te
bevestigen.
Als de gashendel is gesloten (stilstaand voertuig),
wordt de rijstijl onmiddellijk ingesteld; als de
gashendel is geopend (rijdend voertuig), verschijnt op
het display "CLOSE THROTTLE TO ACTIVATE"; dit
bericht geeft aan dat de gashendel moet worden
gesloten; deze mededeling blijft 5 seconden
zichtbaar en als de gashendel wordt gesloten, kan
vervolgens gebruik worden gemaakt van de nieuwe
rijstijl.
Als na 5 seconden de gashendel niet gesloten is
geweest, wordt de procedure onderbroken (en vindt
geen enkele wijziging plaats).
Als het menu "RIDING MODE" geactiveerd is en u
gedurende 10 seconden niet op de resetknop (4)
drukt, zal het instrumentenpaneel automatisch deze
weergave verlaten en worden geen wijzigingen
uitgevoerd.
Let op
Ducati raadt aan om de rijstijl te wijzigen
wanneer het voertuig stilstaat. Als de rijstijl wordt
gewijzigd bij een rijdende motor, wees dan zeer
voorzichtig (het verdient aanbeveling om de rijstijl
uitsluitend bij een lage snelheid te wijzigen).
49
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN CLOSE THROTTLE TO ACTIVATE
RIDING MODE
CLOSE THROTTLE TO ACTIVATE
RIDING MODE
CLOSE THROTTLE TO ACTIVATE
RIDING MODE
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
TOURING 03 DTC
TOT
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
URBAN 03 DTC
TOT
4
4
4
4
4
4
4
4
Fig 26
50
Indicator onderhoudsbeurten
Deze functie geeft aan dat het voertuig een kilometerstand bereikt of heeft bereikt waarbij de Dealer of een
Erkende Ducati Garage moet worden bezocht voor het uitvoeren van algemeen onderhoud of het vervangen
van de olie.
Tabel met onderhoudsbeurten
Signalering Kilometer-
stand
Mijlstand countdown
-1000 Desmo
service
countdown
-1000 Oil servi-
ce
Desmo servi-
ce
Oil service
1 1000 621
211000 6835
12000 7456
323000 14291
24000 14912
435000 21748
36000 22369
547000 29204
48000 29826
659000 36661
60000 37282
771000 44117
51
Signalering Kilometer-
stand
Mijlstand countdown
-1000 Desmo
service
countdown
-1000 Oil servi-
ce
Desmo servi-
ce
Oil service
72000 44739
883000 51574
84000 52195
995000 59030
96000 59651
52
Eerste indicatie - OIL SERVICE 1000 Km
De eerste weergave wordt geactiveerd als de
totaalteller de waarde 1000 Km (600 mijl) weergeeft.
De weergave (rood) wordt bij elke Key-On 10
seconden lang in een "groot" formaat (A) geactiveerd.
Vervolgens is de weergave altijd in klein formaat (B)
zichtbaar tot de "reset" wordt uitgevoerd.
Let op
De weergave kan alleen worden gereset door
de Dealer of een Erkende Ducati Garage die ook het
onderhoud uitvoert.
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
OIL
SERVICE
A
Fig 27
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
16.3
CONS.AVG
KM/L
OIL
SERVICE
B
Fig 28
53
Indicatie resterende kilometers tot de
SERVICE wordt bereikt
Na de "eerste" reset van de weergave OIL SERVICE
(na 1000 Km) worden bij elke Key-On de ingreep die
uitgevoerd moet worden (OIL SERVICE "A" en "B" of
DESMO SERVICE "C" en "D") en het resterende aantal
kilometer weergegeven.
De weergave (A) en (C) (groen) wordt bij elke Key-On
2 seconden lang weergegeven; 1000 Km voor
drempelwaarde wordt de weergave (B) en (D)
(ambergeel) echter 5 seconden lang bij elke Key-On
weergegeven.
Let op
De weergave kan alleen worden gereset door
de Dealer of een Erkende Ducati Garage die ook het
onderhoud uitvoert.
54
10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 10500
Km 10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 1000
Km
10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 10500
Km 10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 1000
Km
BA
C D
Fig 29
55
Indicatie kilometerstand voor SERVICE
bereikt
Bij elke Key-On wordt de weergave van het soort
ingreep dat uitgevoerd moet worden (OIL SERVICE
"A" en "B" of DESMO SERVICE "C" en "D")
weergegeven, als u de drempelwaarde voor het
onderhoud bereikt.
De weergave (rood) wordt bij elke Key-On 10
seconden lang in een "groot" formaat (A) en (C)
geactiveerd. Vervolgens is de weergave altijd in klein
formaat (B) en (D) zichtbaar tot de "reset" wordt
uitgevoerd.
Het systeem geeft het soort ingreep die uitgevoerd
moet worden en het resterende aantal kilometer
weer als u de reset uitgevoerd heeft (zie de
beschrijving in de vorige paragraaf).
Let op
De weergave kan alleen worden gereset door
de Dealer of een Erkende Ducati Garage die ook het
onderhoud uitvoert.
56
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
16.3
CONS.AVG
KM/L
OIL
SERVICE
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
OIL
SERVICE
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
DESMO
SERVICE
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
16.3
CONS.AVG
KM/L
DESMO
SERVICE
A
C D
B
Fig 30
57
Indicatie Warning (Alarmen /
Signaleringen)
Het instrumentenpaneel activeert in real time een
aantal signaleringen / storingen die de correcte
functionering van het voertuig niet in gevaar brengen.
Bij Key-on (na de controle) worden één of meer reeds
geactiveerde "waarschuwingen" weergegeven.
Samen met de activering van een "warning" wordt de
weergave (ambergeel) 10 seconden lang duidelijk
zichtbaar weergegeven (A). Vervolgens wordt de
weergave in een kleiner formaat (B) weergegeven.
Als er meer waarschuwingen moeten worden
gegeven, worden deze elke 3 seconden achter elkaar
("rolling") weergegeven.
Opmerkingen
Als één of meer "waarschuwingen" actief zijn,
gaat geen enkel lampje branden.
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
LOW
BATTERY
03 DTC
TOT
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT LOW
BATTERY
16.3
CONS.AVG
KM/L
A
B
Fig 31
58
De volgende "waarschuwingen" kunnen worden
weergegeven:
- Accuspanning "laag" (LOW BATTERY);
- Traction Control "gedeactiveerd" (DTC OFF);
- Handsfree-sleutel (HF) "niet herkend";
- Batterijspanning van Handsfree-sleutel (HF)
"laag";
- Temperatuur koelvloeistof motor "hoog" (HIGH
TEMP);
- Fout ontgrendeling stuurslot;
- Stuur nog geblokkeerd (Unlock error).
59
Accuspanning "Laag"
De activering van deze “warning” (ambergeel) geeft
aan dat de accu van het voertuig bijna leeg is.
De waarschuwing wordt weergegeven bij een
accuspanning lager dan/gelijk aan 11.0 Volt.
Opmerkingen
In deze situatie raadt Ducati u aan om de accu
zo snel mogelijk met daarvoor geschikte apparatuur
op te laden, omdat het zeer waarschijnlijk is dat het
voertuig niet meer kan worden gestart.
LOW
BATTERY
Fig 32
60
Traction control (DTC) gedeactiveerd
De activering van deze "warning" (ambergeel) geeft
aan dat de DTC (Ducati Traction Control)
gedeactiveerd is.
Opmerkingen
In deze situatie raadt Ducati u aan om
voorzichtig te rijden, omdat de rij-eigenschappen van
het voertuig afwijken van de normale werking met
geactiveerde DTC.
DTC
OFF
Fig 33
61
Hands Free (HF) sleutel niet herkend
De activering van deze "warning" (ambergeel) geeft
aan dat het Handsfree-systeem de actieve sleutel
niet in de nabijheid van het voertuig heeft
gedetecteerd.
Opmerkingen
In deze situatie raadt Ducati u aan om te
controleren of de actieve sleutel zich daadwerkelijk
nabij het voertuig bevindt (en of het signaal niet wordt
onderdrukt) en of deze juist werkt.
Fig 34
62
Batterijspanning Hands Free (HF) sleutel
"Laag"
De activering van deze "warning" (ambergeel) geeft
aan dat het handsfree-systeem signaleert dat de
batterij in de actieve sleutel voor de communicatie
met en het starten van het voertuig bijna leeg is.
Opmerkingen
In dit geval raadt Ducati u aan de batterij zo snel
mogelijk te vervangen.
Raadpleeg voor het vervangen van de batterij de
paragraaf "De batterij van de actieve sleutel
vervangen" pag. 115.
Fig 35
63
Temperatuur koelvloeistof motor "Hoog"
De activering van deze "warning" (ambergeel) geeft
aan dat de temperatuur van de koelvloeistof voor de
motor hoog is.
De waarschuwing wordt geactiveerd bij een
temperatuur van 121°C (250°F).
Opmerkingen
In dit geval raadt Ducati u aan om onmiddellijk
te stoppen en de motor uit te schakelen. Controleer
of de ventilatoren functioneren.
HIGH TEMP
Fig 36
64
Storing ontgrendeling stuur - Stuur nog
altijd vergrendeld
De activering van deze "warning" (ambergeel) geeft
aan dat het Handsfree-systeem het stuurslot niet
heeft uitgeschakeld.
Let op
In deze situatie raadt Ducati u aan om het
systeem in en uit te schakelen (Key-off / Key-on)
waarbij het stuur in een uiterste stand moet worden
gehouden. Als de waarschuwing actief blijft (en het
stuurslot niet is uitgeschakeld) wendt u dan tot een
Dealer of een Erkende Ducati Garage.
UNLOCK
ERROR
Fig 37
65
Diagnostiek instrumentenpaneel
Met deze functie kunnen eventuele storingen van het
voertuig worden vastgesteld. Het
instrumentenpaneel activeert onmiddellijk eventuele
storingsmeldingen van het voertuig (STORINGEN).
Bij de Key-On worden (na de controle) één of meer
"STORINGEN" rood weergegeven (als deze zijn
geactiveerd). Samen met de activering van een
"storing" wordt de weergave (rood) 10 seconden lang
duidelijk zichtbaar weergegeven (A). Vervolgens
wordt de weergave in een kleiner formaat (B)
weergegeven.
Als er meer storingen moeten worden gegeven,
worden deze elke 3 seconden achter elkaar "rolling"
weergegeven; samen met de weergave van één of
meer storingen gaat ook altijd het lampje "Diagnose
Motor/Voertuig - EOBD" op het instrumentenpaneel
op het stuur branden.
Hier volgt de tabel met de fouten die kunnen worden
weergegeven.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 FREE
HANDS
GENERIC!
FREE
HANDS
GENERIC!
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
A
B
Fig 38
66
Let op
Raadpleeg altijd een Dealer of een Erkende Ducati Garage als één of meerdere storingen weergegeven
worden.
FOUTMELDINGEN FOUT
BBS/DTC Bedieningseenheid Black Box / Traction Control
GEAR SENSOR Versnellingssensor
FUEL SENSOR Brandstofpeilsensor
SPEED SENSOR Snelheidssensor
EXVL SYSTEM Actuator uitlaatklep
UNKNOW DEVICE Onbekend systeem
DEVICE ECU ECU werkt niet
DEVICE DSB SLAVE Instrumentenpaneel stuur werkt niet
DEVICE HANDS FREE Handsfree regeleenheid werkt niet
DEVICE BBS DTC Regeleenheid Black Box / Traction Control werkt niet
THROTTLE POSITION Verkeerde stand gasklep
ACCELER. POSITION Stand gashendel onjuist
ETV Relais Actuator of Gasklepactuator werkt niet
DEVICE DBS MASTER Instrumentenpaneel tank werkt niet
PRESSURE SENSOR Druksensor
67
FOUTMELDINGEN FOUT
ENGINE TEMP. Temperatuursensor Motor
T-AIR SENSOR Luchttemperatuursensor
FUEL INJECT. Injectierelais
COIL Bobine
INJECTOR Inspuitventiel
PICK UP Fasesensor
LAMBDA Lambdasonde
FAN RELAY Relais kleppen
CAN LINE CAN communicatielijn
BATTERY Accuspanning (HIGH of LOW)
DEVICE ABS Regeleenheid ABS werkt niet
STOP LIGHT Remlicht
ECU GENERIC Storing in ECU
KEY Communicatieprobleem HF
HANDS FREE GENERIC Storing handsfree regeleenheid
68
Menu “setting”
Met dit menu kunt u diverse functies van het voertuig
activeren/deactiveren en instellen.
Druk 3 seconden lang op de knop (2) om het "menu
setting" weer te geven.
U kunt geen andere functie laten weergeven als u
zich in dit menu bevindt.
Belangrijk
Om veiligheidsredenen kan het "setting"-menu
alleen worden bereikt bij een snelheid lager of gelijk
aan 20 km/h; als dit menu wordt weergegeven en u
de snelheid van 20 km/h overschrijdt, wordt het menu
gesloten en geeft het instrumentenpaneel
automatisch het "hoofdscherm" weer.
Het menu setting bevat de volgende functies:
- RIDING MODE
- MENU 2
- BACK LIGHT
- RPM
- PIN CODE
- LAP
- BATTERY
- CLOCK
- SET UNITS
- ABS
- EXIT
Wijs met de knop (1) of de knop (2) het bericht "EXIT"
aan en druk op de resetknop (4) om het setting menu
te kunnen afsluiten.
69
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
MENU 2
ON
OFF EXIT
1
2
2
4
2
4
1
Fig 39
70
Aanpassing "Riding Mode"
Met deze functie kan elke rijstijl worden aangepast.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu weergevenpag. 69. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "RIDING MODE"
te selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Bij het betreden van de functie worden de drie
rijstijlen op het display weergegeven. Selecteer de
rijstijl die u wilt wijzigen met behulp van de knoppen
(1) en (2) en druk ter bevestiging op de resetknop (4)
om de parameter te kunnen personaliseren.
De volgende parameters kunt u "personaliseren":
"DTC" (Ducati Traction Control) en "ENGINE" (motor).
De gewijzigde parameter wordt in het geheugen
bewaard, ook als de accuspanning wordt
onderbroken.
Zie voor het wijzigen van de parameters van de DTC
de paragraaf "DTC (Ducati Traction Control) " pag.
74.
Zie voor het wijzigen van de motor de paragraaf
"ENGINE (Regeling motorvermogen) " pag. 81.
Met de "DEFAULT" functie kunt u bovendien de door
Ducati ingestelde fabrieksparameters recupereren.
Zie voor het herstellen van de parameters die door
Ducati zijn ingesteld de paragraaf "DEFAULT (Ducati
default fabrieksinstellingen herstellen)" pag. 83.
71
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
DTC DEFAULT
TOURING
ENGINE
EXIT
1
2
4
2
4
4
1
Fig 40
72
Opmerkingen
Bij het verlaten van het Setting menu wordt in
de "hoofdweergave" de "basis" van de rijstijl (SPORT,
TOURING of URBAN) blauw weergegeven als de
parameters niet gewijzigd (gepersonaliseerd) zijn of
als u de "DEFAULT" instelling van de parameters
herstelt.
Let op
We raden u aan om de parameters uitsluitend
te wijzigen als u bekend bent met de "Setup" van het
voertuig. Gebruik de "DEFAULT" functie om de
parameters te herstellen als u ongewenst de
parameters wijzigt.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
A
Fig 41
73
Functie instelling DTC (Ducati Traction
Control)
Met deze functie kunt u het ingrijpniveau van de DTC
(Ducati Traction Control) personaliseren en eventueel
voor elke afzonderlijke rijstijl deactiveren.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven . Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "RIDING MODE"
te selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer de rijstijl die u wilt wijzigen met behulp van
de knoppen (1) en (2) en druk ter bevestiging op de
resetknop (4).
De volgende pagina betreden: selecteer nu met de
knop (1) of (2) de indicatie "DTC" en druk nogmaals op
de resetknop (4) om uw keuze te bevestigen.
Bij het betreden van de functie wordt links op het
display binnen een kader het ingestelde DTC niveau
weergegeven (bijv.: DTC 1).
Selecteer met de knop (1) of (2) het nieuwe
interventieniveau (van 1 tot 8) of eventueel de
indicatie OFF als u de Traction Control wilt
deactiveren; druk op de resetknop (4) om het bericht
"MEMORY" weer te geven als u de nieuwe instelling
gekozen heeft.
Sla nu de nieuwe instelling op door "MEMORY" te
selecteren en 3 seconden lang de resetknop (4)
ingedrukt te houden.
Het bericht "MEMORIZED" wordt 2 seconden lang
groen weergegeven en vervolgens wordt
automatisch het bericht EXIT weergegeven als het
opslaan succesvol verlopen is.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
74
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
1
2
4
21
4
4
4
4
MEMORYDTC OFF
OFF
SPORT
ENGINE
1
5
2
6
3
7
4
8EXIT
MEMORYDTC OFF
OFF
SPORT
ENGINE
1
5
2
6
3
7
4
8EXIT
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
MEMORIZEDDTC OFF
OFF
SPORT
ENGINE
1
5
2
6
3
7
4
8EXIT
MEMORIZEDDTC OFF
OFF
SPORT
ENGINE
1
5
2
6
3
7
4
8EXIT
MEMORYDTC OFF
OFF
SPORT
ENGINE
1
5
2
6
3
7
4
8EXIT
Fig 42
75
Het ingrijpen van het DTC neemt toe naarmate het niveau hoger wordt van 1 tot 8. De onderstaande tabel
geeft het DTC-niveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse rijstijlen in combinatie met de niveaus
die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld zijn en door de gebruiker gekozen kunnen worden:
DTC-NIVEAU RIJSTIJL GEBRUIK DEFAULT?
1 Sport Sportief rijden op de weg
voor ervaren bestuurders en
voor op het circuit
Dit is de default instelling
van de RIDING MODE
SPORT
2 Sport-Touring Rijden op de weg voor erva-
ren bestuurders
/
3 Touring Normaal rijden op de weg Dit is de default instelling
van de RIDING MODE
TOURING
4 Touring 2 Normaal rijden op de weg
voor minder ervaren be-
stuurders
/
5 Urban Rijden binnen de bebouwde
kom
Dit is de default instelling
van de RIDING MODE UR-
BAN
6 Urban 2 Rijden binnen de bebouwde
kom voor minder ervaren be-
stuurders
/
7 Wet Rijden op vochtig wegdek /
76
DTC-NIVEAU RIJSTIJL GEBRUIK DEFAULT?
8 Rain Rijden op nat wegdek /
77
Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De 8 niveaus van het bij uw voertuig geleverde
DTC- systeem zijn afgesteld met de banden die
behoren tot de eerste uitrusting van de motorfiets
(merk, model en karakteristieke maten). Het gebruik
van banden die afwijken van de originele exemplaren
kan de werking van het systeem beïnvloeden.
Originele banden van de motorfiets: (voor 120/70-17
- achter 240/45-17).
Als de verschillen klein zijn, bijvoorbeeld in het geval
van banden van een ander merk/model dan die van
de eerste uitrusting maar die echter wel tot dezelfde
maatklasse behoren (achter = 240/45-17; voor =
120/70-17), kan het voldoende zijn om het meest
geschikte van de beschikbare niveaus te selecteren
om de optimale werking van het systeem te
herstellen. In het geval dat banden gebruikt worden
die tot een andere maatklasse behoren of die duidelijk
afwijkende afmetingen hebben, is het mogelijk dat de
functionering van het systeem in dergelijke mate
gewijzigd wordt dat geen van de 8 beschikbare
niveaus aan de eisen voldoet. In dat geval wordt
geadviseerd om het systeem te deactiveren. Door
niveau 8 te kiezen, zal de DTC bedieningseenheid
ingrijpen bij ook maar de geringste spinning van de
achterband.
Tussen niveau 8 en niveau 1 liggen 6 tussenniveaus.
Het ingrijpen van de DTC neemt gelijkmatig af van
niveau 8 tot niveau 1.
De niveaus 1 en 2 zijn uitsluitend geschikt voor
OFFROAD en garanderen geen goede controle als de
wegligging op het asfalt afneem.
Met de niveaus 3, en 4 stelt de DTC regeleenheid de
achterband in staat om zowel te spinnen als te
slippen bij het uitkomen van de bocht; we raden aan
dat deze interventieniveaus uitsluitend op het circuit
en door zeer ervaren bestuurders gebruikt worden.
De keuze van het correcte niveau is met name
afhankelijk van 3 variabelen:
1) De wegligging (soort band, slijtage van de band,
het soort asfalt, weersomstandigheden, enz.);
2) De weg/het parcours (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid);
3) De rijstijl ("vloeiend" of "grillig").
Keuze van het niveau op grond van de wegligging:
78
Bij het zoeken van het juiste niveau moet de
wegligging van het traject/parcours nauwgezet in
aanmerking worden genomen (zie verderop,
adviezen voor het gebruik op het circuit en op de
weg).
Keuze van het niveau op grond van het type traject:
Als het traject/parcours bochten bevat die met vrijwel
dezelfde snelheid kunnen worden genomen, zal het
niet moeilijk zijn om in elke bocht een bevredigend
interventieniveau te vinden; als het traject/parcours
daarentegen een heel scherpe haarspeldbocht bevat
terwijl de andere bochten veel flauwer zijn, dan is er
een compromis nodig voor het interventieniveau (in
een haarspeldbocht zal de DTC dus meer ingrijpen
dan in andere bochten).
Keuze van het niveau op grond van de rijstijl:
De DTC zal sterker ingrijpen bij een "vloeiendere "
rijstijl waarbij de motorfiets langer schuin hangt, dan
bij een "grilligere " rijstijl waarbij de motor zo snel
mogelijk overeind gebracht wordt bij het uitkomen
van de bocht.
Tips voor het gebruik op het circuit
Geadviseerd wordt om gedurende een aantal
complete rondes niveau 8 te gebruiken (zodat de
banden warm kunnen worden) om contact te krijgen
met het systeem; vervolgens probeert u
achtereenvolgens de niveaus 7, 6 enz. uit, totdat u
het meest geschikte DTC interventieniveau
gevonden heeft (maak telkens een paar volledige
rondes, zodat de banden op temperatuur kunnen
komen).
Als het gevonden niveau in alle bochten bevalt,
behalve bij één of twee langzame bochten waarin de
ingreep te sterk is, kunt u proberen uw rijstijl iets aan
te passen door de motorfiets eerder overeind te laten
komen bij het uitkomen van langzame bochten, in
plaats van meteen een ander interventieniveau te
zoeken.
Tips voor het gebruik op de weg
Activeer de DTC, selecteer niveau 8 en rijd de
motorfiets zoals u gewoonlijk doet; als de DTC te
sterk ingrijpt, wordt geadviseerd om
achtereenvolgens de niveaus 7, 6, etc. te proberen,
totdat u het meest geschikte niveau gevonden heeft.
Bij veranderingen in de wegvastheid en/of het type
parcours en/of uw eigen rijstijl, waardoor het
ingestelde niveau niet langer bevredigend is, gaat u
over naar het volgende niveau, en zo verder totdat u
het meest geschikte niveau gevonden heeft (b.v. als
79
de ingreep van de DTC bij niveau 7 te sterk is, gaat u
over naar niveau 6; als u bij niveau 7 geen ingreep
door de DTC meer waarneemt, gaat u over naar
niveau 8).
80
Functie instelling motor ENGINE (Controle
Vermogen Motor)
Met deze functie kan het vermogen en de verdeling
van het motorvermogen worden ingesteld ENGINE.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "RIDING MODE"
te selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer met de knop (1) of (2) de rijstijl die u wilt
wijzigen en druk op de resetknop (4) om de volgende
pagina te kunnen betreden; selecteer nu met de knop
(1) of (2) de indicatie "ENGINE" en druk nogmaals op
de resetknop (4) om uw keuze te bevestigen.
Bij het betreden van de functie wordt rechts op het
display in een rechthoek de motorinstelling (ENGINE
162 HIGH, 162 LOW of 100 HP) weergegeven.
Opmerkingen
In het geval van de versies Frankrijk en Japan
worden op het display de instellingen (ENGINE HIGH,
MIDDLE of LOW) weergegeven.
Selecteer met de knop (1) of (2) een van de drie
motorinstellingen; druk op de resetknop (4) om het
bericht "MEMORY" weer te geven als u de nieuwe
instelling gekozen heeft.
Sla nu de nieuwe instelling op door "MEMORY" te
selecteren en 3 seconden lang de resetknop (4)
ingedrukt te houden.
Het bericht "MEMORIZED" wordt 2 seconden lang
groen weergegeven en vervolgens wordt
automatisch het bericht EXIT weergegeven als het
opslaan succesvol verlopen is.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
81
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
DTC MEMORY
SPORT
ENGINE
162 HIGH
EXIT
162 HIGH
162 LOW
100 HP
DTC MEMORY
SPORT
ENGINE
162 HIGH
EXIT
162 HIGH
162 LOW
100 HP
DTC MEMORY
SPORT
ENGINE
162 HIGH
EXIT
162 HIGH
162 LOW
100 HP
DTC MEMORIZED
SPORT
ENGINE
162 LOW
EXIT
162 HIGH
162 LOW
100 HP
DTC MEMORIZED
SPORT
ENGINE
162 LOW
EXIT
162 HIGH
162 LOW
100 HP
ENGINE
HIGH
HIGH
MIDDLE
LOW
1
2
4
21
4
4
4
4
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
Fig 43
82
DEFAULT functie (herstel default
parameters Ducati)
Met deze functie kunnen de door Ducati ingestelde
parameters voor de afzonderlijke rijstijlen worden
hersteld. Om de functie te kunnen betreden moet u
het "setting" menu pag. 69weergeven. Druk
vervolgens op de knop (1) of (2) om de functie
"RIDING MODE" te selecteren en druk op de
resetknop (4) om de volgende pagina te kunnen
betreden. Selecteert met de knop (1) of (2) de rijstijl
waarvan u de default parameter wilt herstellen en
druk vervolgens op de knop (4) om de volgende
pagina te kunnen betreden. Selecteer nu met de knop
(1) of (2) de indicatie "DEFAULT".
Houd nu de resetknop (4) 3 seconden lang ingedrukt
om de default parameters te herstellen. Het
herstellen van de parameters duurt ongeveer 3
seconden; gedurende deze periode wordt "PLEASE
WAIT… " (wachten a.u.b.) op het display
weergegeven. Aan het einde van de procedure
verschijnt op het display het bericht "DEFAULT OK"
om aan te geven dat de parameters zijn hersteld.
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
PLEASE WAIT...
DEFAULT OK
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
4
4
4
4
Fig 44
83
Belangrijk
Met deze procedure worden alle parameters
van alle rijstijlen hersteld.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
84
Functie Deactivering / Heractivering Menu
2
Met deze functie kunt u "OFF" het Menu 2 (B)
deactiveren / "ON" het Menu 2 (A) heractiveren.
Als u het Menu 2 deactiveert, zullen in de
"hoofdweergave" de functies gemiddeld verbruik
(CONS.AVG), actueel verbruik (CONS.), gemiddelde
snelheid (SPEED AVG), reistijd (TRIP TIME) en
luchttemperatuur (AIR) niet langer worden
weergegeven.
Deze functies blijven echter tellen en dus zijn de
gegevens up-to-date en correct als u het Menu 2
weer heractiveert.
3
TOT
KM 50355162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
10355
LAP
16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
TOT
A
B
Fig 45
85
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "MENU 2" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Op het display wordt de staat van de functie (ON
groen of OFF geel) weergegeven.
Verplaats de linkerpijl met de knop (1) of (2) naar de
nieuwe instelling en bevestig uw keuze met een druk
op de resetknop (4).
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
4
4
1 2
4
4
1
2
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
MENU 2
ON
OFF EXIT
MENU 2
ON
OFF EXIT
MENU 2
ON
OFF EXIT
MENU 2
ON
OFF EXIT
Fig 46
86
Functie instelling ondergrond
instrumentenpaneel op tank -
DASHBOARD 1
Met deze functie kunt u de "achtergrond" van het
instrumentenpaneel op de tank instellen.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "BACK LIGHT" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer met de knop (1) of (2) de functie
"DASHBOARD 1" en bevestig uw keuze met een druk
op de resetknop (4).
Zodra u de functie "DASHBOARD 1" betreden heeft,
wordt op het display de staat van de instelling (DAY,
NIGHT of AUTO groen gekleurd) weergegeven.
Verplaats de linkerpijl met de knop (1) of (2) naar de
nieuwe instelling en bevestig uw keuze met een druk
op de resetknop (4).
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
Instelling "DAY" de achtergrond van het
instrumentenpaneel kleurt "wit" voor een beter zicht
- deze instelling wordt aanbevolen in het geval van
veel licht.
Instelling "NIGHT" de achtergrond van het
instrumentenpaneel kleurt "zwart" voor een beperkt
zicht - deze instelling wordt aanbevolen in het geval
van weinig licht en/of in het donker.
Instelling "AUTO" de achtergrond van het
instrumentenpaneel wordt automatisch aangepast
naargelang de hoeveelheid licht (gemeten door een
sensor). De achtergrond is "zwart" voor een
nauwkeuriger zicht in het geval van weinig licht en
"wit" voor een beter zich in het geval van veel licht.
Opmerkingen
Als de accuspanning onderbroken en weer
hersteld wordt, zal de "AUTO" instelling van de
achtergrondverlichting altijd bij de volgende Key-On
worden geactiveerd.
87
DASHBOARD 1
NIGHT
AUTO EXIT
DAY
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
BACK LIGHT
DASHBOARD 1 DASHBOARD 2
EXIT
DASHBOARD 1
NIGHT
DAY
AUTO EXIT
DAY
DASHBOARD 1
NIGHT
AUTO EXIT
DASHBOARD 1
NIGHT
AUTO EXIT
DAY
1
2
4
4
4
1
4
4
2
Fig 47
88
Functie instelling ondergrond
instrumentenpaneel op stuur -
DASHBOARD 2
Met deze functie kan de intensiteit van de
"achtergrondverlichting" van het instrumentenpaneel
op het stuur worden ingesteld.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "BACK LIGHT" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer met de knop (1) of (2) de functie
"DASHBOARD 2" en bevestig uw keuze met een druk
op de resetknop (4).
Zodra u de functie "DASHBOARD 2" betreden heeft,
wordt op het display de staat van de instelling (MAX,
MIDDLE of MIN groen gekleurd) weergegeven.
Verplaats de linkerpijl met de knop (1) of (2) naar de
nieuwe instelling en bevestig uw keuze met een druk
op de resetknop (4).
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
De achtergrond van het instrumentenpaneel op het
stuur wordt continu op het maximum vermogen
ingesteld voor een beter zicht als u de instelling
"MAX" selecteert - deze instelling wordt aanbevolen
in het geval van veel licht.
De achtergrond van het instrumentenpaneel op het
stuur stelt continu tot 30% van het maximum
vermogen beperkt voor een beperkt zicht als u voor
de instelling "MIDDLE" kiest - deze instelling wordt
aanbevolen bij weinig licht.
De achtergrond van het instrumentenpaneel op het
stuur stelt continu tot 50% van het maximum
vermogen beperkt voor een beperkt zicht als u voor
de instelling "MIN" kiest - deze instelling wordt
aanbevolen bij weinig licht.
89
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
BACK LIGHT
DASHBOARD 1 DASHBOARD 2
EXIT
1
2
4
4
4
1
4
4
2
DASHBOARD 2
MIDDLE
MAX
MIN EXIT
DASHBOARD 2
MIDDLE
MAX
MIN EXIT
DASHBOARD 2
MIDDLE
MAX
MIN EXIT
DASHBOARD 2
MIDDLE
MAX
MIN EXIT
Fig 48
90
Functie digitale weergave toerental motor
Met deze functie kan het motortoerental (RPM)
worden weergegeven, zodat het stationair toerental
nauwkeuriger kan worden geregeld.
Om de functie te kunnen betreden moet u het menu
"setting" pag. 69, laten weergeven en met de knop (1)
of (2) de functie "RPM" selecteren. Druk vervolgens
op de resetknop (4, ) om uw keuze te bevestigen.
Op het display wordt het toerental als getal op 50 /
min nauwkeurig aangegeven.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RPM
EXIT
4250
4
4
4
Fig 49
91
Functie Activering/Deactivering LAP
(Rondetijd)
Met deze functie kan de LAP-functie worden in- en
uitgeschakeld (rondetijd).
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "LAP" te selecteren
en druk op de resetknop (4) om de volgende pagina
te kunnen betreden.
Op het display wordt de staat van de functie (ON
groen of OFF geel) weergegeven. Verplaats de
linkerpijl met de knop (1) of (2) naar de nieuwe
instelling en bevestig uw keuze met een druk op de
resetknop (4).
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
De LAP-functie wordt gedeactiveerd als u "OFF"
opslaat. De LAP-functie wordt geactiveerd als "ON"
opgeslagen is (zie de paragraaf "LAP Registratie" pag.
94).
Opmerkingen
Als de "LAP "-functie is ingeschakeld, heeft de
flash-knop (3) twee functies: het grootlichtsignaal
"flash" en Start / Stop de rondetijd.
92
1
2
4
4
4
1 2
4
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
3
Fig 50
93
Functie registratie LAP
Deze functie beschrijft hoe in de "LAP"-functie de
rondetijden worden geregistreerd.
Als de functie is ingeschakeld (zie "LAP in-/
uitschakelen" pag. 92), kan de rondetijd op de
volgende wijze worden geregistreerd:
- met een eerste druk op de flash knop (3) wordt
de "chronometer" van de eerste ronde
weergegeven, en op het instrumentenpaneel
wordt de weergave "LAP-START" knipperend 4
seconden lang weergegeven. Vervolgens wordt
de "vorige" weergave hersteld.
- Van nu af aan worden, telkens als u op de flash
knop (3) drukt, automatisch op het display 10
seconden lang het rondenummer en de rondetijd
weergegeven. Vervolgens wordt de "vorige"
weergave hersteld.
Er kunnen maximaal 30 rondetijden in het geheugen
worden opgeslagen. Het instrumentenpaneel zal,
telkens als u op de flash knop (3) drukt, de rondetijd
niet langer opslaan als het geheugen vol is.
Tegelijkertijd wordt 4 seconden lang knipperend het
bericht "LAP-FULL" op het display weergegeven tot u
de tijden reset.
Als u de LAP-functie deactiveert, zal de "ronde" die op
dat moment wordt gereden niet worden opgeslagen.
De LAP-functie wordt automatisch uitgeschakeld als
het voertuig per ongeluk uitgeschakeld wordt (key-
off) terwijl de functie geactiveerd was (als de
chronometer op dit moment loopt, zal de rondetijd
van de gereden "ronde" niet worden opgeslagen). De
chronometer zal vanaf 0 (nul) beginnen te tellen, net
zolang tot de functie uitgeschakeld wordt, als u de tijd
niet "stopt" en de chronometer een tijd van 9 minuten,
59 seconden en 99 honderdsten bereikt. Het
instrumentenpaneel toont de rondes die ontbreken
tot het geheugen "verzadigd" is als u de LAP functie
activeert en u het "geheugen" niet reset, en het aantal
opgeslagen rondes lager dan 30 (bijvoorbeeld 18
opgeslagen rondes) is (in dit geval kunnen dus nog 12
rondes worden opgeslagen). Met deze functie
kunnen alleen de geregistreerde rondetijden worden
weergegeven; ook andere gegevens worden
opgeslagen (MAX Snelheid en MAX toerental) voor
een complete weergave in de functie "LAP DATA"
(weergave opgeslagen LAP).
94
10355 16.3
3
TOT
LAP
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP START
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP FULL
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP 01 - 3’57”22
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT
LAP 30 - 2’55”32
CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
3
3
3
3
3
Fig 51
95
De opgeslagen LAP weergeven
Met deze functie kunnen de opgeslagen rondes
worden weergegeven. Om de functie te kunnen
betreden moet u het "setting" menu pag.
69weergeven. Druk vervolgens op de knop (1) of (2)
om de functie "LAP" te selecteren en druk op de
resetknop (4) om de volgende pagina te kunnen
betreden.
Selecteer de weergave "LAP DATA" met de knop (1)
of (2) en druk nogmaals op de resetknop (4) om de
pagina met de eerder geregistreerde tijden te
betreden.
Het instrumentenpaneel geeft de informatie op de
volgende wijze weer:
- links bovenaan het rondenummer dat wordt
weergegeven (bijv.: LAP N.01);
- links onderaan een rechthoek met de rondetijd
(TIME), de bereikte maximum snelheid tijdens de
ronde (SPEED MAX) en het bereikte maximum
toerental (RPM MAX);
-rechts kunt u met de knop (1) of (2) de weergaven
"NEXT" (waarmee u met elke druk op de
resetknop (4) de volgende ronde kunt
weergeven) en "PREV" (waarmee u met elke druk
op de resetknop (4) de vorige ronde kunt
weergeven) selecteren;
Selecteer "EXIT" om de functie af te sluiten en druk
op de resetknop (4).
Opmerkingen
De opgeslagen MAX snelheid is gelijk aan de
snelheid op het display (vermeerderd met 5%).
Als het geheugen geen enkel gegeven bevat, wordt
het bericht "NO LAP" weergegeven terwijl de
chronometer "-.- -.- -" aangeeft samen met rpm MAX
= - - - - - - en MAX snelheid = - - - - - -.
Opmerkingen
Als de opgeslagen tijden worden gewist en de
LAP-functie is ingeschakeld, dan wordt deze functie
automatisch uitgeschakeld.
96
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP DATA
NEXT
PREVLAP N.01
TIME: 3’55”22
SPEED MAX: 192 KM/H
RPM MAX: 6850 ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREVLAP N.30
TIME: 2’43”38
SPEED MAX: 212 KM/H
RPM MAX: 7550 ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREVLAP N.30
TIME: 2’43”38
SPEED MAX: 212 KM/H
RPM MAX: 7550 ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREVLAP N.30
TIME: 2’43”38
SPEED MAX: 212 KM/H
RPM MAX: 7550 ERASE EXIT
1
2
4
4
4
1 2
12
4
Fig 52
97
De opgeslagen LAP wissen
Met deze functie kunnen de opgeslagen rondes
worden gewist. Om de functie te kunnen betreden
moet u het "setting" menu pag. 69weergeven. Druk
vervolgens op de knop (1) of (2) om de functie "LAP"
te selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer de weergave "LAP DATA" met de knop (1)
of (2) en druk nogmaals op de resetknop (4) om de
pagina met de eerder geregistreerde tijden te
betreden.
Selecteer de aanduiding "ERASE", doorloop met de
knop (1) of (2) de opgeslagen rondes die u wilt wissen
en houd 3 seconden lang de resetknop (4) ingedrukt.
Nu worden links op het display het bericht "PLEASE
WAIT…" en vervolgens ter bevestiging het bericht
"ERASE OK" 2 seconden lang weergegeven. U zult
zien dat er geen opgeslagen gegevens beschikbaar
zijn en dat het bericht "NO LAP" wordt weergegeven.
Selecteer "EXIT" om de functie af te sluiten en druk
op de resetknop (4).
98
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
LAP
ON
OFF
LAP DATA
EXIT
1
2
4
4
4
4
1 2
4
LAP DATA
NEXT
PREVLAP N.30
TIME: 2’43”88
SPEED MAX: 212 KM/H
RPM MAX: 7550 ERASE EXIT
LAP DATA
NEXTPLEASE WAIT...
ERASE OK
PREV
ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREV
ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREVNO LAP
TIME: -’ --” ---
SPEED MAX: --- KM/H
RPM MAX: ----
NO LAP
TIME: -’ --” ---
SPEED MAX: --- KM/H
RPM MAX: ----
ERASE EXIT
LAP DATA
NEXT
PREV
ERASE EXIT
Fig 53
99
Indicator accuspanning (BATTERY)
Deze functie beschrijft de werking van de weergave
van de accuspanning.
Om de functie te kunnen betreden, moet u het menu
"setting" pag. 69, laten weergeven en met de knop (1)
of (2) de functie "BATTERY" selecteren. Druk
vervolgens op de resetknop (4) om uw keuze te
bevestigen.
Op het display wordt op de volgende wijze de
informatie gegeven:
-als de accuspanning tussen 11.8 en 14.9 Volt lig,
wordt dit niet knipperend aangegeven;
-als de accuspanning tussen 11.0 en 11.7 Volt ligt,
wordt dit knipperend aangegeven;
-als de accuspanning tussen 15.0 en 16.0 volt ligt,
wordt dit knipperend aangegeven;
100
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
BATTERY
EXIT
12.3 VOLT
4
1
2
4
4
Fig 54
101
- als de accuspanning gelijk of lager is dan 10.9
Volt, wordt "LOW" knipperend weergegeven, en
gaat het lampje "Diagnose voertuig/motor -
EOBD" branden;
- als de accuspanning gelijk of hoger is dan 16.1
Volt, wordt "HIGH" knipperend weergegeven en
gaat het lampje "Diagnose voertuig/motor -
EOBD" branden.
Opmerkingen
Als het gegeven niet beschikbaar is, worden
streepjes "- - - " weergegeven.
BATTERY
EXIT
LOW
Fig 55
102
Functie klok instellen
Met deze functie kan het klokje worden ingesteld.
Om de functie te kunnen betreden, moet u het menu
"setting" pag. 69, laten weergeven en met de knop (1)
of (2) de functie "CLOCK" selecteren. Druk vervolgens
op de resetknop (4) om uw keuze te bevestigen.
In de volgende weergave wordt "SETTING" groen
weergegeven (A); druk nu 3 seconden lang op de
resetknop (4) om de weergegeven tijd op het
instrumentenpaneel op het stuur te kunnen wijzigen.
De weergave "SETTING" wordt vervolgens grijs
weergegeven (B).
Klokje instellen
Bij het activeren van deze functie knippert de tekst
"AM";
als op de knop (2) wordt gedrukt, gaat "PM"
knipperen; met een druk op de knop (2) keert u naar
de vorige stap terug (als de tijd 00:00 is, zal 12:00
worden weergegeven als u van AM naar PM
overschakelt); als u op de knop (1) drukt, gaat de
weergave van de uren knipperen en kunnen de uren
worden ingesteld; telkens als de knop (2) wordt
ingedrukt, verspringt de tijd in stappen van 1 uur; als
de knop (2) ingedrukt wordt gehouden, verspringt de
tijd in stappen van 1 uur per seconde (als de knop
ingedrukt wordt gehouden, knipperen de uren niet).
Als u op de knop (1) drukt, gaat u over naar de
instelling van de minuten. De weergave van de
minuten gaan knipperen. Telkens als de knop (2)
wordt ingedrukt, verspringt de tijd in stappen van 1
minuut; als de knop (2) ingedrukt wordt gehouden,
verspringt de tijd in stappen van 1 minuut per
seconde.
Als u de knop (2) meer dan 5 seconden lang ingedrukt
houdt, nemen de stappen toe met 1 seconde iedere
100 ms (de cijfers van de seconden knipperen niet als
u de knop (2) ingedrukt houdt).
De instelling wordt beëindigd met een druk op de
knop (1). Op het display op de tank wordt het bericht
"SETTING" weer groen weergegeven (C).
Selecteer "EXIT" om de functie af te sluiten en druk
op de resetknop (4).
Opmerkingen
Als de accuspanning wordt onderbroken en de
spanning weer wordt hersteld, moet na de volgende
Key-on het klokje worden ingesteld (het klokje start
automatisch bij 00:00).
103
CLOCK
SETTING
EXIT
CLOCK
SETTING
EXIT
CLOCK
SETTING
EXIT
CLOCK
SETTING
EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
A4
4
4
C
B
4
Fig 56
104
Functie Meeteenheid wijzigen
Deze functie biedt u de mogelijkheid de
weergegeven meeteenheden te wijzigen.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "SET UNITS" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer nu met de knop (1) of (2) de grootheid
waarmee u de meeteenheid wilt wijzigen en druk
nogmaals op de resetknop (4).
Op het instrumentenpaneel worden de
meeteenheden weergegeven die u kunt wijzigen;
selecteer met de knop (1) of (2) de grootheid die u
wilt wijzigen en druk op wederom de resetknop (4).
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
SETTING UNITS
EXIT
TEMPERATURE CONSUMPTIONSPEED
4
1
2
4
Fig 57
105
"SPEED " instellen
Met deze functie kunt u de meeteenheden voor de
snelheid (en dus ook de afgelegde afstand) wijzigen.
Op het display wordt groen de ingestelde
meeteenheid weergegeven. Verplaats de linkerpijl
met de knop (1) of (2) naar de nieuwe instelling en
bevestig uw keuze met een druk op de resetknop (4).
Als u de instelling opslaat, zullen de eventueel
ingestelde nieuwe meeteenheden na de terugkeer
naar de hoofdweergave weergegeven worden.
1) Km/h: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- TOT, TRIP1, TRIP2, TRIP FUEL: Km
- Snelheid Voertuig en GEMIDDELDE Snelheid
(SPEED AVG): Km/h
2) mph: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- TOT, TRIP1, TRIP2, TRIP FUEL: mijl
- Snelheid Voertuig en GEMIDDELDE Snelheid
(SPEED AVG): mph.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
"TEMP. " instellen
Met deze functie kunt u de meeteenheden van de
temperatuur wijzigen.
Op het display wordt groen de ingestelde
meeteenheid weergegeven. Verplaats de linkerpijl
met de knop (1) of (2) naar de nieuwe instelling en
bevestig uw keuze met een druk op de resetknop (4).
Als u de instelling opslaat, zullen de eventueel
ingestelde nieuwe meeteenheden na de terugkeer
naar de hoofdweergave weergegeven worden.
3) °C: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
-Temperatuur van de koelvloeistof in de motor en
T_AIR: °C
4) °F: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
-Temperatuur van de koelvloeistof in de motor en
T_AIR: °F
106
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
"CONS. " instellen
Deze functie biedt u de mogelijkheid de
meeteenheden voor het Gemiddelde en Actuele
Verbruik te wijzigen.
Op het display wordt groen de ingestelde
meeteenheid weergegeven. Verplaats de linkerpijl
met de knop (1) of (2) naar de nieuwe instelling en
bevestig uw keuze met een druk op de resetknop (4).
Als u de instelling opslaat, zullen de eventueel
ingestelde nieuwe meeteenheden na de terugkeer
naar de hoofdweergave weergegeven worden.
5) Km/L: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- CONS. en CONS. AVG: km/L
6) L/100: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- CONS. en CONS. AVG: L/100
7) mpgal UK: als u deze voorwaarde instelt, zullen de
volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- CONS. en CONS. AVG: mpgal UK
8) mpgal USA: als u deze voorwaarde instelt, zullen
de volgende grootheden met deze meeteenheid
worden weergegeven:
- CONS. en CONS. AVG: mpgal USA
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
107
SETTING UNITS
EXIT
TEMPERATURESPEED
SETTING UNITS
EXIT
TEMPERATURESPEED
SETTING UNITS
EXIT
TEMPERATURESPEED
SPEED
EXIT
Km/h
mph
TEMPERATURE
EXIT
°C
°F
CONSUMPTION
EXIT
L/100 Km
Km/L
mpg (UK)
mpg (USA)
EXIT
L/100 Km
Km/L
mpg (UK)
mpg (USA)
SPEED
EXIT
Km/h
mph
TEMPERATURE
EXIT
°C
°F
SPEED
EXIT
Km/h
mph
TEMPERATURE
EXIT
°C
°F
CONSUMPTION
CONSUMPTION
CONSUMPTION
CONSUMPTION
1
1
1
2
2
2 4
4
1
2
1
1
4
4
2
4
4
4
2
4
Fig 58
108
Functie ABS deactiveren
Met deze functie kunt u het ABS systeem activeren
of deactiveren.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "ABS" te selecteren
en druk op de resetknop (4) om de volgende pagina
te kunnen betreden.
Op het display wordt de staat van de functie (ON
groen of OFF geel) weergegeven. Verplaats de
linkerpijl met de knop (1) of (2) naar de nieuwe
instelling en bevestig uw keuze door 3 seconden lang
de resetknop (4) ingedrukt te houden.
Als de 3 seconden verlopen zijn, controleert het
systeem of de aanvraag succesvol verlopen is.
Tijdens deze controletijd wordt het bericht "PLEASE
WAIT… "weergegeven.
Aan het einde van de controletijd wordt de nieuwe
situatie weergegeven.
Opmerkingen
We raden u aan de procedure nogmaals uit te
voeren als het aanvragen voor de deactivering niet
succesvol verlopen is. Als het probleem blijft bestaan,
wendt u dan tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
109
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
ABS
EXIT
OFF
ON
ABS
EXIT
OFF
ON
ABS
PLEASE WAIT...
EXIT
ABS
EXIT
OFF
ON
ABS
EXIT
OFF
ON
1
2
4
4
4
1
2
Fig 59
110
Immobilizer systeem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het
voertuig uitgerust met een elektronisch
antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert
(IMMOBILIZER) en dat automatisch wordt
ingeschakeld als u het instrumentenpaneel uitzet.
In de greep van elke sleutel zit een elektronisch
systeem dat het signaal moduleert, dat tijdens de
inschakeling door een speciale antenne onder het
zadel geproduceerd wordt.
Dit signaal is een “wachtwoord” dat varieert als de
motor wordt ingeschakeld. Dankzij dit signaal wordt
de sleutel door de regeleenheid herkend waarna u de
motor kunt starten.
111
Sleutels
Samen met het voertuig worden de volgende sleutels
geleverd:
- 1 actieve sleutel (1).
- 1 passieve sleutel (2).
Deze bevatten de code die door het "Handsfree"-
systeem wordt gebruikt om op verschillende
manieren de key-on te verrichten.
De actieve sleutel (1) is bestemd voor normaal
gebruik; met een druk op de knop (A) komt de
metalen baard naar buiten tot de stand (B) bereikt is.
Met een druk op de knop (A) kunt u de metalen baard
in de middelste stand (C) plaatsen. Laat de knop
vervolgens los om de baard in deze stand te
blokkeren.
Druk voor het opbergen van het metalen deel, dit deel
in de handgreep.
2
1
Fig 60
A
1
B
C
Fig 61
112
De actieve sleutel bevat een batterij die vervangen
moet worden als bij het inschakelen van het
instrumentenpaneel het bericht "warning" batterij
sleutel bijna leeg wordt weergegeven.
Opmerkingen
In deze situatie verdient het aanbeveling om de
batterij zo snel mogelijk te vervangen.
Als de lading onder een bepaalde waarde daalt, werkt
de sleutel alleen als passieve sleutel: in dit geval zal
op het instrumentenpaneel geen enkel bericht
worden weergegeven. Fig 62
113
Let op
Rijd niet met de sleutel (actief of passief) in het
slot van de tankdop of in het slot van het zadel; de
sleutel kan er uit schieten en mogelijk gevaar
opleveren. Bovendien kan bij stoten het mechanische
deel van de sleutel en het circuit in de sleutel
beschadigen.
Ook kunnen bij een rit in regenachtig weer, bij
ingestoken sleutel, beschadigen ontstaan aan het
circuit in de sleutel.
Laat de sleutel niet ingestoken tijdens het wassen
van het voertuig, omdat beschadigingen kunnen
ontstaan omdat de sleutel niet waterdicht is.
114
De batterij van de actieve sleutel
vervangen
Gebruik uitsluitend 3 volt lithiumbatterijen CR 2032.
Opmerkingen
Na het vervangen van de batterij hoeven de
sleutels niet opnieuw te worden geprogrammeerd.
Verwijder het metalen deel van de batterij.
Open de kunststof helften van de handgreep m.b.v.
een grote munt (een 2 Euro munt), zie de afbeelding.
Belangrijk
Plaats het muntstuk uitsluitend op het
aangegeven punt. Gebruik geen andere voorwerpen
op andere plaatsen, dan de aangegeven plaats;
hierdoor kunnen het circuit in de sleutel en/of de
bescherming worden beschadigd.
Fig 63
115
Scheid de twee kunststof helften en demonteer de
printplaat (1) VOORZICHTIG met een kleine platte
schroevendraaier, zoals in de afbeelding is
aangegeven.
Belangrijk
Plaats de punt van de platte schroevendraaier
onder de printplaat, waarbij de printplaat niet mag
beschadigen. Oefen geen kracht uit op de batterij of
de batterijhouder.
1
Fig 64
116
Verwijder de batterij (2) van de printplaat (1) en
vervang hem door een nieuw exemplaar.
Let goed op de polariteit: de pluspool (+) moet naar
boven zijn gericht.
Belangrijk
Gebruik alleen het voorgeschreven batterijtype.
Breng de printplaat (1) met de zijde met batterij (2)
weer in de kunststof helft aan.
1 2 +
Fig 65
1
2
Fig 66
117
Druk licht op de antenne (3) van de printplaat tot u een
klik hoort die aangeeft dat de printplaat is vastgezet.
Plaats de twee helften van de handgreep op elkaar en
druk op de door de pijlen aangegeven plaatsen om de
helften te sluiten.
Controleer of u een "klik" hoort die de bevestiging
ervan aangeeft; de sleutel is in dit geval goed
gesloten.
3
Fig 67
Fig 68
118
De sleutels laten bijmaken
Als u extra sleutels nodig heeft, moet u zich wenden
tot de Dealer of een Erkende Ducati Garage met de
reeds in uw bezit zijnde sleutels.
De Dealer of een Erkende Ducati Garage zal alle
nieuwe sleutels en degene die u al in uw bezit heeft
opnieuw in het geheugen opslaan.
Het kan zijn dat de Dealer of een Erkende Ducati
Garage u verzoekt te bewijzen dat u de rechtmatige
eigenaar van het voertuig bent.
Sleutels die niet worden voorgelegd voor de
programmaprocedure, worden uit het geheugen
gewist, zodat sleutels die eventueel verloren zijn
geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de
motor te starten.
Immobilizer ontgrendelingsprocedure
Met deze procedure kan de motorfiets "tijdelijk"
worden gestart als het HF-systeem (Handsfree) niet
werkt.
Opmerkingen
De functie PIN CODE moet worden geactiveerd
door de juiste 4-cijferige pincode in het
instrumentenpaneel in te voeren; anders is het niet
mogelijk om de motor bij een storing te starten.
Let op
De eigenaar van het voertuig moet de pincode
activeren (opslaan). Raadpleeg een Erkende Ducati
Dealer om de functie te laten "resetten" als er al een
pincode opgeslagen is. Om deze procedure uit te
voeren, zal de Dealer of een Erkende Ducati Garage
u vragen om te bewijzen dat u de eigenaar van het
voertuig bent.
119
Activeren PIN CODE
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "PIN CODE" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Opmerkingen
Bij de betreding van deze functie wordt het
bericht "MODIFY PIN CODE" weergegeven. Dit geeft
aan dat reeds een pincode aanwezig is en dat de
functie dus al geactiveerd is.
Als bij het betreden van de functie op het ronde
display het bericht "INSERT NEW PIN CODE" en daar
onder "vier streepjes "- - - -" groen worden
weergegeven, is al geen PIN CODE aanwezig. Voer
nu een 4-cijferige code in.
Code invoeren:
druk op de resetknop (4).
Telkens als u op de knop (2) drukt, wordt het
weergegeven cijfer verhoogd van "0" tot "9" en
vervolgens weer gewijzigd in "0"; druk op de
resetknop (4) om het cijfer te bevestigen. Herhaal de
procedure totdat het vierde cijfer is ingevoerd.
Druk nogmaals op de resetknop (4) om het bericht
"MEMORY" te laten weergeven.
Om de ingevoerde PIN op te slaan, druk de resetknop
(4) 3 seconden lang in als het bericht "MEMORY"
groen wordt weergegeven. Op het display wordt
ongeveer 2 seconden lang het bericht "MEMORIZED"
weergegeven ter indicatie dat de PIN is opgeslagen.
Vervolgens wordt automatisch het bericht "EXIT"
weergegeven.
Van nu af aan wordt, telkens als u de functie "PIN
CODE" betreedt, het bericht "MODIFY PIN CODE"
weergegeven. Nu kunt u de PIN net zo vaak wijzigen
als u wilt.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
120
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
_ _ _ _ MEMORY EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
0 _ _ _ MEMORY EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
2 _ _ _ MEMORY EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
2 5 1 8 MEMORY EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
2 5 1 8 MEMORIZED EXIT
PIN CODE
INSERT NEW PIN CODE
2 5 1 8 MEMORIZED EXIT
1
2
4
4
4 4
4
2
4
Fig 69
121
Wijzigen PIN CODE
Met deze functie kan de 4-cijferige pincode worden
gewijzigd.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
"setting" menu pag. 69weergeven. Druk vervolgens
op de knop (1) of (2) om de functie "PIN CODE" te
selecteren en druk op de resetknop (4) om de
volgende pagina te kunnen betreden.
Opmerkingen
Zodra u deze functie opent en het bericht
"INSERT NEW PIN" en de streepjes "- - - -" worden
weergegeven, dan is de functie niet geactiveerd
aangezien nog geen pincode is ingevoerd. Voer
vervolgens uw PIN in met behulp van de functie "PIN
activeren".
Als bij het betreden van de functie op het ronde
display het bericht "MODIFY NEW PIN CODE" met
daar onder "OLD PIN" en vier streepjes "- - - -" groen
worden weergegeven, is al een PIN CODE aanwezig.
Voer nu de 4-cijferige code in.
Opmerkingen
Om de pincode te wijzigen, moet de reeds
opgeslagen pincode bekend zijn.
Voer nu de "oude" PIN (OLD PIN) in.
Druk op de resetknop (4); telkens als u op de knop (2)
drukt, wordt het weergegeven cijfer verhoogd van "0"
tot "9" en vervolgens weer gewijzigd in "0"; druk op de
resetknop (4) om het cijfer te bevestigen.
Herhaal de procedure tot het vierde cijfer is
ingevoerd; druk ter bevestiging nogmaals op de
resetknop (4). Als de ingevoerde code niet juist is,
geeft het instrumentenpaneel weer de vier streepjes
"- - - -" aan en kunt u nogmaals proberen om de code
in te voeren. Het bericht "CORRECT" wordt
automatisch ongeveer 2 seconden lang groen
weergegeven als de ingevoerde code juist is .
Vervolgens worden naast het bericht "NEW PIN"
automatische de vier streepjes "- - - -" weergegeven;
voer nu de "nieuwe" 4-cijferige code in.
Druk op de resetknop (4); telkens als u op de knop (2)
drukt, wordt het weergegeven cijfer verhoogd van "0"
tot "9" en vervolgens weer gewijzigd in "0"; druk op de
resetknop (4) om het cijfer te bevestigen.
122
Herhaal de procedure tot het vierde cijfer is
ingevoerd; druk ter bevestiging nogmaals op de
resetknop (4).
Automatisch wordt het bericht "MEMORY"
weergegeven.
123
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT_ _ _ _
_ _ _ _ EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT2 5 1 8
_ _ _ _ EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT2 5 1 8
_ _ _ _ EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT2 5 1 8
_ _ _ _ EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT2 5 1 8
5 7 9 2 EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORY
CORRECT2 5 1 8
5 7 9 2 EXIT
PIN CODE
MODIFY PIN CODE
NEW PIN
OLD PIN
MEMORIZED
CORRECT2 5 1 8
5 7 9 2 EXIT
1
2
4
4
4
4
44
4
4
4
Fig 70
124
Om de ingevoerde nieuwe PIN op te slaan, druk de
resetknop (4) 3 seconden lang in als het bericht
"MEMORY" groen wordt weergegeven.
Op het display wordt ongeveer 2 seconden lang het
bericht "MEMORIZED" weergegeven ter indicatie dat
de nieuwe PIN is opgeslagen. Vervolgens wordt
automatisch het bericht "EXIT" weergegeven.
Selecteer het bericht "EXIT" en druk op de resetknop
(4) om de instelling te verlaten.
Opmerkingen
De pincode kan een oneindig aantal keren
worden gewijzigd.
125
Verlichtingsregeling
Koplampregeling
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen
of de lamp automatisch wordt uitgezet.
Bij Key-on zijn het dimlicht en het grote licht
uitgeschakeld (Off). Als u de motor start wordt
automatisch het dimlicht ingeschakeld. Nu wordt de
"normale" functionering geactiveerd: het is nu
mogelijk om van dimlicht naar groot licht en
omgekeerd om te schakelen (met de knop (3)) of om
het grootlichtsignaal "FLASH" uit te voeren (met de
knop (3)).
Als bij Key-on de motor niet ingeschakeld wordt, kunt
u hoe dan ook de lampen inschakelen door op de
linker stuurschakelaar voor het omschakelen
dimlicht/groot licht (knop (3)) te drukken; met een
"eerste" druk wordt het dimlicht ingeschakeld. Nu
kunt u met behulp van deze knop van dimlicht naar
groot licht en omgekeerd omschakelen (het
ingeschakelde dimlicht of groot licht wordt
uitgeschakeld, als binnen 60 seconden de motor niet
gestart wordt).
3
Fig 71
In het geval de koplamp ingeschakeld is voordat de
motor met de hierboven beschreven procedure
gestart wordt, dan wordt de koplamp tijdens het
inschakelen van het voertuig automatisch
uitgeschakeld en weer ingeschakeld als de motor
helemaal gestart is.
126
Richtingaanwijzers (automatisch uitschakelen)
Het instrumentenpaneel regelt het automatisch
uitschakelen van de richtingaanwijzers.
U kunt de richtingaanwijzers met de resetknop (4)
uitschakelen als u een van de beide
richtingaanwijzers heeft ingeschakeld. Als geen
handmatige "reset" plaatsvindt, schakelt het
instrumentenpaneel de richtingaanwijzers 500 meter
(0,3 mijl) nadat ze zijn ingeschakeld weer uit. De
afstand die gebruikt wordt voor het automatisch
uitschakelen wordt gemeten bij een snelheid lager
dan 80 km/h (50 mph).
Als het meten van de afstand voor het automatisch
uitschakelen wordt gestart en de snelheid wordt
hoger dan 80 km/h (50 mph), wordt de berekening
onderbroken en begint weer zodra de snelheid weer
onder de drempelwaarde komt.
4
Fig 72
127
Functie "Parking"
Met deze functie kan de functie “PARKING” worden
ingeschakeld.
Met de functie “PARKING” kan de voor- en
achterverlichting worden ingeschakeld als de
motorfiets is uitgeschakeld, zodat de motorfiets
zichtbaar is als ze geparkeerd is. De functie kan
worden ingeschakeld door binnen 60 seconden nadat
u de motorfiets heeft uitgeschakeld 3 seconden lang
op de knop (2) te drukken.
Als de functie is ingeschakeld, wordt dit gedurende 5
seconden aangegeven op het ronde display en blijft
de verlichting gedurende 2 uur branden. Na deze 2
uur wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Schakel het voertuig uit en weer in om de functie te
onderbreken (Key-On / Key-Off).
Opmerkingen
Als op een bepaald moment de functie is
ingeschakeld en de accu onverwacht wordt
losgekoppeld, schakelt het instrumentenpaneel als
de accuspanning wordt hersteld, de functie uit.
PARKING
Fig 73
2
Fig 74
128
Belangrijk
De accu raakt snel ontladen als u deze functie
vaak gebruikt. We raden u daarom aan om deze
functie uitsluitend te gebruiken als dit echt nodig is.
Ducati raadt u aan om deze functie alleen te
gebruiken als dit noodzakelijk is.
129
Indicatie "De knop indrukken om het stuur te
vergrendelen"
Deze functie geeft aan dat u de knop ingedrukt moet
houden om het stuurslot te kunnen activeren.
De weergave wordt geactiveerd als de knop (8) 1
seconde lang wordt ingedrukt.
KEEP
PRESSED
TO
LOCK
Fig 75
8
Fig 76
130
Indicatie "Stuurslot" ingeschakeld
Deze functie geeft aan dat het stuurslot is
ingeschakeld.
Binnen de eerste 60 seconden na het uitschakelen
van het voertuig kan het stuurslot worden
ingeschakeld door de "RUN"-knop naar beneden te
drukken.
Als het stuurslot juist is ingeschakeld, wordt dit
gedurende 5 seconden op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven.
Opmerkingen
Het stuurslot kan alleen worden ingeschakeld
als het stuur in de juiste stand staat.
Fig 77
131
Indicatie mogelijke "Storing" op de rode
startknop
Deze functie geeft aan dat u de toets in de "bovenste"
stand moet plaatsen om te garanderen dat het
systeem niet onderworpen wordt aan afwijkende
spanningsopname.
Belangrijk
Hierdoor zou de accu van het voertuig binnen
korte tijd kunnen leeglopen.
De signalering van eventuele storingen wordt binnen
de eerste 60 seconden na de uitschakeling van de
motor (Key-Off) weergegeven.
Als de starttoets (8) voor de uitschakeling (Key-Off)
meer dan 1 seconde lang wordt ingedrukt, activeert
het systeem de knipperende signalering "RED
SWITCH NOT RELEASED".
RED SWITCH NOT RELEASED
Fig 78
8
Fig 79
132
Als dit bericht ook wordt weergegeven nadat u de
toets (8) losgelaten heeft, moet u de toets (8)
opnieuw in de "bovenste" stand plaatsen.
Wend u in dit geval tot de Dealer of de Erkende Ducati
Garage en geef de storing door.
8
Fig 80
8
Fig 81
133
Overige functies
Met deze functie kunt u de verwarmde handgrepen
activeren en regelen.
Druk op de startknop (5) op de rechter
stuurschakelaar om het controlemenu "H.GRIPS" van
de verwarmde handgrepen te activeren.
Opmerkingen
De startknop (12) neemt uitsluitend de functie
controle verwarmde handgrepen aan als de motor is
gestart.
Er zijn twee weergaven mogelijk:
-een weergave met Menu 2 geactiveerd (Fig 82);
- een weergave met menu 2 gedeactiveerd
(Fig 83);
Als het menu geactiveerd is, kunt u de gewenste
indicatie selecteren door meerdere keren op de knop
te drukken (indicatie "OFF", "LOW", "MEDIUM" of
"HIGH").
De verwarmde handgrepen zijn gedeactiveerd als de
indicatie "OFF" vergroot wordt weergegeven.
De verwarmde handgrepen worden ingesteld op de
laagste stand als de indicatie "LOW" vergroot wordt
weergegeven.
De verwarmde handgrepen worden ingesteld op de
tussenstand als de indicatie "MEDIUM" vergroot
wordt weergegeven.
De verwarmde handgrepen worden ingesteld op de
hoogte stand als de indicatie "HIGH" vergroot wordt
weergegeven.
Zodra u de gewenste instelling heeft gekozen, hoeft
u niet meer op de knop (5) te drukken; 3 seconden
nadat u geen enkele handeling verricht, zal het
instrumentenpaneel automatisch de weergave
afsluiten en de laatst opgeslagen instelling
aanhouden.
Als bij het verlaten van het menu de verwarmde
handgrepen zijn geactiveerd, zal het
instrumentenpaneel de gebruiker met behulp van de
speciale gele icoon (rechts bovenaan als het menu 2
geactiveerd is, of links bovenaan als het menu 2
gedeactiveerd is) de instelling ("LOW", "MEDIUM" of
"HIGH") weergeven.
134
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
LOW
MEDIUM
HIGH
OFF
SPORT
03 DTC
16.3
CONS.M.
KM/L
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
MEDIUM
HIGH
L O W
OFF
SPORT
03 DTC
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
L O W
SPORT
03 DTC
03 DTC
16.3
CONS.M.
KM/L
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
M E D I U M
SPORT
03 DTC
03 DTC
16.3
CONS.M.
KM/L
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
H I G H
SPORT
03 DTC
03 DTC
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
HIGH M E D .
OFF
LOW
SPORT
03 DTC
10355
3
TOT
TOT
162 HIGH
GEAR
HIGH
OFF
LOW
MEDIUM
SPORT
03 DTC
5
5
5
5
5
5
Fig 82
135
50355
TOT
KM
TOT
162 HIGH
LOW
MEDIUM
HIGH
OFF
SPORT 03 DTC
50355
TOT
KM
TOT
162 HIGH SPORT 03 DTC
50355
TOT
KM
162 HIGH
SPORT
03 DTC
MEDIUM
HIGH
L O W
OFF
L O W
50355
TOT
KM
TOT
162 HIGH SPORT 03 DTC
3
GEAR
50355
TOT
KM
162 HIGH
SPORT
03 DTC
M E D I U M 3
GEAR
50355
TOT
KM
162 HIGH
SPORT
03 DTC
H I G H 3
GEAR
HIGH M E D .
OFF
LOW
50355
TOT
KM
TOT
162 HIGH SPORT 03 DTC
HIGH
OFF
LOW
MEDIUM
5
5
5
5
5
5
Fig 83
136
Opmerkingen
De verwarmde handgrepen functioneren
uitsluitend (en produceren dus uitsluitend warmte)
als de motor loopt.
Opmerkingen
Als de handgrepen geactiveerd zijn en de motor
wordt uitgeschakeld, zullen ook de handgrepen
tijdelijk worden "gedeactiveerd". In dit geval wordt de
indicatie echter nog altijd weergegeven. De
handgrepen worden automatisch geactiveerd zodra
de motor weer wordt gestart.
Let op
Ducati raadt u aan om de verwarmde
handgrepen NIET te gebruiken bij een
omgevingstemperatuur hoger dan 15° ÷ 20°C om
schade eraan te vermijden.
Opmerkingen
De verwarming van de handgrepen verbruikt
veel stroom. Hierdoor kan bij een laag toerental de
accu leeglopen. Als de accu onvoldoende is
opgeladen (accuspanning lager dan 11.9 Volt), zal de
verwarming van de handgrepen worden
gedeactiveerd om het startvermogen te behouden.
De handgrepen worden automatisch ingeschakeld
zodra de accuspanning de aangegeven waarde
overschrijdt.
137
Bedieningsorganen
Plaats van de bedieningsorganen op de
motorfiets
Let op
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zich bevinden die u moet
gebruiken om met de motorfiets te kunnen rijden.
Lees de beschrijvingen aandachtig door voordat u
deze bedieningsorganen gebruikt.
1) Instrumentenpaneel stuur.
2) "Handsfree"-systeem.
3) Instrumentenpaneel tank
4) Stuurschakelaar links.
5) De koppelinghendel.
6) Het pedaal voor de achterrem.
7) De stuurschakelaar rechts.
8) Draaiknop gashendel.
9) De remhendel van de voorrem.
10) Het versnellingspedaal.
5
4
3
10
6
2
7
8
9
1
Fig 84
138
"Hands free" systeem
Het handsfree-systeem bestaat uit:
1) Handsfree-blok;
2) Antenne;
3) Actieve sleutel;
4) Passieve sleutel;
5) Tankdop.
De "Handsfree" knop (7, Fig 87) bevindt zich aan de
voorkant van de tank.
1 2
4
3
5
Fig 85
139
Inschakeling "Key-on " en uitschakeling "Key-off
" van het Handsfree-systeem
Bij Key-on worden het handsfree-systeem en alle
elektronisch systemen ingeschakeld. Bij Key-off
worden het handsfree-systeem en alle elektronische
systemen uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of
de motor is uitgeschakeld. Key-on vindt plaats m.b.v.
de knop (6) op de rechter stuurschakelaar of met de
noodknop (7) op het Handsfree-blok. De Key-off vindt
plaats m.b.v. de knop (6) op de rechter
stuurschakelaar of met de knop (7) op het Handsfree-
blok.
Opmerkingen
Het gebruik van een van de twee knoppen (6) of
(7) sluit het gebruik van de andere knop niet uit: als u
de ene knop gebruikt voor de inschakeling, dan kunt
u met de andere uitschakelen en omgekeerd
6
Fig 86
7
Fig 87
140
Key-on kan alleen plaatsvinden als één van de sleutels
(3) of (4) aanwezig is of m.b.v. de pincode. Key-off kan
ook plaatsvinden zonder de sleutels (3) of (4). Key-off
vindt plaats als bij een snelheid van 0 km/h op knop
(6) op het stuur of handsfree-knop (7) wordt gedrukt;
bij een snelheid boven 0 km/h kan dit alleen m.b.v.
een druk op de Handsfree-knop (7).
Het mechanische deel (A) van de sleutel (3) wordt
gebruikt voor het openen van de tankdop en het
sluiten van het zadel en de tassen. De metalen baard
(A) van de sleutel (3) blijft verborgen in de sleutel, tot
u op de knop (B) drukt..
Opmerkingen
Als bij het voertuig in "Key-on " en "motor off" na
30 seconden de actieve sleutel (3) niet gedetecteerd
wordt, zal het voertuig automatisch uitgeschakeld
worden zonder dat de bestuurder een handeling
hoeft uit te voeren.
B3
A
Fig 88
141
Key-on/Key-off m.b.v. de rode knop op het
stuur met actieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de rode knop (6) op het stuur
op de stand HANDS FREE IN-/UITSCHAKELEN wordt
gezet en de actieve sleutel (3, Fig 85) aanwezig is.
Opmerkingen
De actieve sleutel (3) heeft een bereik van
ongeveer 1,5 m. De sleutel moet dus binnen deze
straal worden gehouden.
Key-off wordt bereikt als de rode knop (6) op het stuur
op de stand HANDS FREE IN-/UITSCHAKELEN wordt
gezet, ook zonder sleutel (3, Fig 85) en alleen als de
snelheid nul is.
6
Fig 89
142
Key-on/key-off met de toets op het blok
Handsfree met actieve sleutel. Key-on wordt bereikt
als de knop (7) op het Handsfree-blok (1, Fig 85) wordt
ingedrukt en de actieve sleutel (3, Fig 85) aanwezig
is.
Opmerkingen
De actieve sleutel (3) heeft een bereik van
ongeveer 1,5 m. De sleutel moet dus binnen deze
straal worden gehouden.
Key-off wordt bereikt als de knop (7) op het
Handsfree-blok (1, Fig 85) wordt ingedrukt, ook
zonder de sleutel (3, Fig 85).
7
Fig 90
143
Key-on/Key-off met de rode knop op het stuur
en passieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de rode knop (6) op het stuur
op de stand HANDSFREE IN-/UITSCHAKELEN wordt
gezet en de passieve sleutel (4, Fig 85) aanwezig is.
Opmerkingen
De passieve sleutel heeft een bereik van een
aantal cm, daarom moet deze sleutel in de buurt van
de antenne worden gehouden. Verwijder het zadel
voor toegang tot de antenne.
Key-off wordt bereikt als de rode knop (6) op het stuur
op de stand HANDS FREE IN-/UITSCHAKELEN wordt
gezet, ook zonder sleutel (4, Fig 85) en alleen als de
snelheid nul is.
6
Fig 91
2
Fig 92
144
Key-on/key-off met het handsfree-systeem
met passieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de knop (7) op het
handsfree-blok wordt ingedrukt en de passieve
sleutel (4, Fig 85) aanwezig is.
Opmerkingen
De passieve sleutel heeft een bereik van een
aantal cm, daarom moet deze sleutel in de buurt van
de antenne worden gehouden. Verwijder het zadel
voor toegang tot de antenne.
Key-off wordt bereikt als de knop (7) op het
Handsfree-blok (1, Fig 85) wordt ingedrukt, ook
zonder de sleutel (4, Fig 85).
7
Fig 93
2
Fig 94
145
Key-on/Key-off met pincode (uitschakelen
immobilizer)
Key-on wordt bereikt als de knop (7) op het
handsfree-blok (1, Fig 85) wordt ingedrukt, de
sleutels (3, Fig 85) en (4, Fig 85) niet aanwezig zijn en
de pincode op het dashboard wordt ingevoerd.
Key-off wordt bereikt als de knop (6) op het stuur of
de handsfree-knop (7) of motor off no key wordt
ingedrukt.
Telkens na Key-off moet bij de volgende Key-on als
geen sleutels aanwezig zijn, de pincode worden
ingevoerd. De pincode moet door de eigenaar
worden ingevoerd zodra de motorfiets is ontvangen.
Zonder pincode is de functie niet mogelijk. Als de
handsfree-knop (7) wordt ingedrukt, schakelt het
instrumentenpaneel de
instrumentenpaneelverlichting en het ronde display
in, zodat de 4-cijferige pincode kan worden
ingevoerd. Als de juiste pincode wordt ingevoerd,
wordt het instrumentenpaneel verlicht en kan de
motor worden gestart.
De pincode moet binnen 120 seconden worden
ingevoerd; gedurende deze periode vindt
automatisch Key-off plaats.
7
Fig 95
146
PINCODE invoeren om voertuig te deblokkeren
Met deze functie kan het voertuig "tijdelijk" worden
ingeschakeld als het HF-systeem (Handsfree-
systeem) "haperingen" vertoont.
Druk op de Handsfree "noodknop" (7) om de functie
te kunnen activeren als u het voertuig niet met behulp
van de normale startknop kunt inschakelen.
Zodra u op de knop gedrukt heeft, wordt op het
display het bericht "INSERT PIN CODE" met daar
onder vier streepjes "- - - -" groen weergegeven. Nu
kunt u de 4-cijferige PIN code invoeren.
Code invoeren:
Druk op de resetknop (4).
telkens als u op de knop (2) drukt, wordt het
weergegeven cijfer verhoogd van "0" tot "9" en
vervolgens weer gewijzigd in "0".
Druk op de resetknop (4) om het cijfer te bevestigen;
herhaal de procedure tot u het vierde cijfer heeft
ingevoerd. Druk ter bevestiging nogmaals op de
resetknop (4).
Als de ingevoerde code niet juist is, geeft het
instrumentenpaneel weer de vier streepjes "- - - -" aan
en kunt u nogmaals proberen om de code in te
voeren.
Opmerkingen
Het invoeren van de code kan een oneindig
aantal keren worden uitgevoerd; het
instrumentenpaneel dooft automatisch na 120
seconden nadat een poging is gedaan om de code in
te voeren.
Als de code juist is ingevoerd, gaat gedurende 3
seconden de code op het display knipperen en wordt
het bericht "CORRECT" weergegeven. Na deze 3
seconden herstelt het instrumentenpaneel de
"normale" weergave (waarbij alle aanwijzingen actief
blijven).
Vanaf dat moment is het mogelijk om het voertuig
met de startknop (Key-on) te starten.
Opmerkingen
Starten is mogelijk, totdat het voertuig wordt
uitgeschakeld (Key-off); als bij de volgende
startpoging het probleem nog steeds aanwezig is,
moet - om het voertuig "tijdelijk" te kunnen starten -
de procedure vanaf het begin worden herhaald.
147
Belangrijk
Raadpleeg een Erkende Ducati Garage om het
probleem zo snel mogelijk te laten verhelpen als u het
voertuig op deze manier moet starten.
148
PIN CODE
INSERT PIN CODE
_ _ _ _
0 _ _ _
2 _ _ _
2 _ _ _
2 5 _ _
PIN CODE
INSERT PIN CODE
2 5 1 8 CORRECT
2 5 1 _
2 5 _ _
2 5 1 _
2 5 1 8
1
2
4
4
2
4
4
4
2
2
2
4
Fig 96
149
Schakelaar links
1) Stuurkolomschakelaar, keuzebediening verlichting,
met twee standen:
(A) iedere keer dat u de schakelaar omlaag drukt
schakelt u om van dimlicht naar dimlicht en groot
licht ;.
(B) opzij gedrukt = grootlichtsignaal (FLASH),
functie "Start-Stop lap".
2) Knop = richtingaanwijzer met drie standen:
middelste stand = uitgeschakeld;
stand = linksaf;
stand = rechtsaf.
3) Uitschakelknop richtingaanwijzers, inschakeling
functie "Riding mode " en menunavigatie.
4) Knop ( ) = claxon.
5) Knop voor menunavigatie, doorlopen display en
resetten TRIP1 en TRIP2.
6) Knop voor menunavigatie, doorlopen display.
5
64
2
1
1
A
B
3
Fig 97
150
De koppelinghendel
De koppelinghendel (1) is voorzien van een knop (2)
waarmee u de afstand tussen de hendel zelf en de
knop op het stuurhelft kunt afstellen. Deze afstand is
afgesteld op 10 klikken van de knop (2). Als rechtsom
wordt gedraaid, wordt de hendel verder van de
gashendel verwijderd. Andersom, naar links, zet u
hem dichterbij. De transmissie van de motor naar de
koppeling en dus het aandrijfwiel wordt onderbroken
op het moment dat u de koppelinghendel (1) intrekt.
Het gebruik van de koppelinghendel is heel belangrijk
tijdens alle rijfasen, maar vooral tijdens de startfase.
Let op
De koppelinghendel dient te worden afgesteld
terwijl de motorfiets stilstaat.
Belangrijk
Als u de koppelinghendel op een correcte
manier gebruikt, gaat de motor langer mee en
voorkomt u beschadigingen aan de transmissiedelen.
2 1
Fig 98
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de zijstandaard
uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als
de koppelinghendel is ingetrokken en de motor in de
versnelling staat (in dit geval moet de zijstandaard
ingeklapt zijn).
151
De stuurschakelaar rechts
1) Rode IN-/UITSCHAKEL-knop.
2) Zwarte START-knop.
De schakelaar (1) heeft drie gebruiksstanden:
A) in het midden: RUN OFF. In deze stand kan de
motor niet worden gestart en zijn alle elektrische
systemen uitgeschakeld.
B) omlaag gedrukt: IN-/UITSCHAKELEN. In deze
stand kan het systeem ingeschakeld (key-on) en
uitgeschakeld (key-off) worden.
C) omhoog gedrukt: RUN ON. Alleen in deze stand
kan de motor worden gestart door de zwart knop (2)
in te drukken.
1
2
Fig 99
AB
2
1
C
Fig 100
152
De gashendel
Met de draaibare knop (1) op de rechterkant van het
stuur worden de kleppen van het gasklephuis
geopend.
Als de knop wordt losgelaten, keert deze automatisch
terug in de oorspronkelijke minimum stand.
1
Fig 101
153
De hendel van de voorrem
Als men de hendel (1) in de richting van de gashendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt.
De bedieningshendel (1) is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en
de knop op het stuur kan afstellen.
Deze afstand is afgesteld op 10 klikken van de knop
(2).
Door de hendel naar rechts te draaien, zet u hem
verder van de gasknop af. Andersom, naar links, zet
u hem dichterbij.
2
1
Fig 102
154
Het achterrempedaal
Om met de achterrem te remmen, trapt men het
pedaal (1) met de voet in.
Dit remsysteem werkt hydraulisch.
1
Fig 103
155
Het versnellingspedaal
De ruststand van het versnellingspedaal (1) bevindt
zich in het midden (N), waarnaar hij automatisch
terugkeert; de neutrale stand wordt gesignaleerd
door het waarschuwingslampje N (2, Fig 3) dat gaat
branden op het instrumentenpaneel.
Het pedaal kan worden verzet:
- naar beneden = het pedaal indrukken om in de
1e versnelling te komen en om terug te
schakelen. Hierdoor gaat het
waarschuwingslampje N op het
instrumentenpaneel uit;
- naar boven = het pedaal omhoog laten komen
om de 2e en respectievelijk de 3e, 4e, 5e en 6e
versnelling in te schakelen.
Een pedaalstand bedient telkens een versnelling.
N
2
1
3
4
5
6
Fig 104
156
De stand van het versnellingspedaal en het
achterrempedaal afstellen
De stand van versnellingspedaal en achterrempedaal
kan aan de behoeften van elke bestuurder worden
aangepast.
Ga voor het afstellen van deze pedalen als volgt te
werk:
Het versnellingspedaal
Blokkeer de stang (1) en haal de contramoeren (2) en
(3) los.
Opmerkingen
De moer (2) is voorzien van links schroefdraad.
Draai de stang (1) met behulp van een steeksleutel
op het zeshoekige gedeelte tot het
versnellingspedaal in de gewenste stand staat.
Draai beide contramoeren tegen de veerpoot aan.
312
Fig 105
157
Het pedaal voor de achterrem
De contramoer (7) losdraaien.
Aan de regelschroef (6) van het pedaal draaien totdat
deze in de gewenste stand staat.
De contramoer (7) vastdraaien.
Met de hand op het pedaal controleren of deze een
speling van ongeveer 3 ÷ 6 mm vertoont voordat u
ermee remt.
Als de speling niet correct is, past u de lengte van het
pompstangetje op de volgende manier aan:
De contramoer (10) op het pompstangetje losdraaien.
Het stangetje (8) op de vork (9) vastdraaien voor meer
speling en losdraaien voor minder speling.
De contramoer (10) vastdraaien en de speling
opnieuw controleren.
6
910
8
7
Fig 106
158
De belangrijkste elementen
en mechanismen
Plaats van deze elementen op de
motorfiets
1) Dop op de brandstoftank.
2) Zadelslot.
3) Zijstandaard.
4) Achteruitkijkspiegels.
5) Stelmechanisme voor de voorvork.
6) Stelmechanisme voor schokdemper achter.
7) Katalysator.
8) Uitlaatdemper.
9) Stopcontact.
4
4 7 8
1
2
9
36
6
9
5
5
Fig 107
159
Dop op benzinetank
Opmerkingen
Plaats de metalen baard van de actieve sleutel
in de middelste stand om de tankdop te openen en
de sluiten.
Openen
Open het klepje (1) op en steek de actieve of passieve
sleutel in het slot.
De sleutel 1/4 slag naar rechts draaien om het slot te
openen.
De dop openmaken (2).
Sluiten
De dop (2) sluiten met de sleutel en hem goed op zijn
plaats aanbrengen.
Verwijder de sleutel en verwijder het
beschermdekseltje (1) voor het slot.
1
Fig 108
2
Fig 109
160
Opmerkingen
De dop kan alleen worden gesloten als de
sleutel in het slot steekt.
Let op
Controleer na het tanken altijd of de dop goed
aangebracht en dichtgedraaid is.
161
Zadelslot
U kunt het zadel verwijderen voor toegang tot de
ruimte en de apparatuur eronder door aan het slot (1)
te draaien.
Het zadel demonteren
Steek de actieve of passieve sleutel in het slot (1),
draai de sleutel rechtsom en duw hem tegelijkertijd
omlaag in de buurt van de grendel om het
ontgrendelen van de contactpen te
vergemakkelijken.
Trek het zadel naar achteren om de bevestigingen aan
de voorkant los te maken.
1
OPEN
0
1/4
Fig 110
Fig 111
162
Helmkabeltje
Opmerkingen
Het helmkabeltje zit in de gereedschapsset.
Haal het kabeltje door de helm en steek het uiteinde
ervan in de pen (3). Laat de helm hangen en
hermonteer het zadel.
Let op
Dit systeem dient voor het veilig opbergen van
de helm wanneer de motorfiets geparkeerd is. Laat
de helm tijdens het rijden nooit hangen: dit kan
hinderen bij het sturen van de motorfiets, waardoor
u het risico loopt de macht over het stuur te verliezen.
3
2
Fig 112
163
Hermonteer het zadel
Zorg ervoor dat alle voorwerpen in de ruimte onder
het zadel goed opgeborgen en bevestigd zijn. Schuif
de beugels (4) aan de onderkant van het zadel in de
uitspringende delen (5) van het frame en duw daarna
achter op het zadel, tot u het zadelslot hoort klikken.
Controleer of het zadel stevig aan het frame is
bevestigd en haal de sleutel uit het slot.
5
4
Fig 113
164
De zijstandaard
Belangrijk
Maak uitsluitend gebruik van de zijstandaard om
de motorfiets tijdens een korte stilstand te
ondersteunen. Voordat u de zijstandaard gebruikt,
controleert u of het oppervlak waarop u deze wenst
te zetten stevig en vlak genoeg is.
Op zachte grond, kiezelstenen, door de zon verhit
asfalt enz. kan de geparkeerde motorfiets omvallen.
Parkeer de motorfiets altijd met het achterwiel naar
de voet van de helling gekeerd als u op een helling
parkeert.
Om de zijstandaard open te klappen, drukt u met uw
voet (terwijl u beide handen op het stuur van de
motorfiets houdt) tegen de standaard (1) en duwt u
deze helemaal uit. Laat de motorfiets naar links
overhellen om de standaard op de grond te zetten.
Om de standaard weer in de "ruststand" te zetten
(horizontale stand), buigt u de motorfiets naar rechts
en haalt u tegelijkertijd de standaard (1) met de wreef
van de voet omhoog.
1
2
Fig 114
Let op
Niet op de motorfiets blijven zitten als deze op
de zijstandaard geparkeerd is.
Opmerkingen
Wij raden u aan om regelmatig te controleren of
het systeem waarmee de zijstandaard in de ruststand
blijft zitten (twee in elkaar gedraaide trekveren) en de
veiligheidssensor (2) goed functioneren.
165
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de zijstandaard
uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als
de koppelinghendel is ingetrokken en de motor in de
versnelling staat (in dit geval moet de zijstandaard
ingeklapt zijn).
166
Stopcontact
De motorfiets is voorzien van twee 12V contacten die
worden beschermd door een zekering die in de
zekeringendoos achter is aangebracht. Op deze
contacten kunnen ladingen van maximaal 4A (als u de
beide contacten tegelijkertijd gebruikt) of 8A (als u
een enkel contact gebruikt) worden aangesloten.
Het contact (1) bevindt zich onder het stuur, terwijl
het contact (2) is aangebracht onder het achterframe.
Belangrijk
Laat bij uitgeschakelde motor niet gedurende
lange tijd de accessoires aangesloten, omdat
hierdoor de accu van de motorfiets kan ontladen.
1
2
Fig 115
167
Zijtassen Ducati Monteren
Breng de steunen (1) van de tas (2) aan in de drie
zittingen (A) op de motorfiets.
2
A
1
Fig 116
168
Zijtassen gebruiken
Openen
Open de tas door de twee scharnieren (B) in
tegengestelde richting te trekken en de buitenste
klep omlaag te bewegen.
Belangrijk
We raden u aan om de snelheid van 180 Km/h
(112 mph) NIET te overschrijden als de zijtassen op
de motorfiets zijn aangebracht. Bovendien moet u
zich altijd aan de voorgeschreven snelheidslimieten
houden.
Let op
De zijtassen zijn uitsluitend geschikt voor lichte
bagage: iedere tas kan maximaal 5 kg (11 lb) (K)
bagage vervoeren. De controle over de motor neemt
af als het gewicht te groot is.
B
Fig 117
KK
Fig 118
169
Het vaste deel van de tas is voorzien van riemen (C)
waarmee u de bagage kunt vastzetten.
Let op
Verspreid de bagage in gelijke mate over de
tassen. Plaats daarbij de zwaardere elementen zo
dicht mogelijk op de motorfiets om het voertuig niet
uit balans te brengen.
Belangrijk
Bescherm bij regen de inhoud van de tassen
met behulp van de waterdichte zakken die in de
tassen zijn aangebracht.
C
Fig 119
170
Sluiten
Sluit de zijtas door de buitenste klep omhoog te
bewegen en te sluiten waarbij u de beide scharnieren
(B) sluit.
B
Fig 120
171
Demonteren
Demonteer de zijtas door de sleutel rechtsom te
draaien, zie de afbeelding.
Druk op de tas en haal hem omhoog door aan het
handvat (A) te trekken.
Let op
Maak de zijtassen schoon met warm water, een
neutraal reinigingsmiddel en een zachte doek. U kunt
de scharnieren reinigen met zeep en een zachte
borstel. Spoel ze af met schoon water. Maak geen
gebruik van agressieve reinigingsmiddelen en erg
harde hulpmiddelen. Scharnieren die moeilijk
openen, kunnen soepeler worden door een klein
beetje talk aan te brengen.
A
Fig 121
172
De waterdichte zak gebruiken
Bescherm bij regen de inhoud van de zijtassen met
behulp van de waterdichte zakken (1) die in de tassen
zijn aangebracht.
Om de inhoud tegen water te beschermen, moet u
de rand van de zakken driemaal omvouwen en
vervolgens de bevestiging (2) vastzetten aan de zijde
tegenover de gevouwen zijde, zie (Fig 123).
1
Fig 122
2
Fig 123
173
Breng de zak (1) ALTIJD met de gevouwen zijde naar
boven gericht in de zijtas aan.
1
Fig 124
1
Fig 125
174
Voorvork afstellen
De vork van de motorfiets is in de uitgestrekte fase
(terugkeer), bij het samendrukken van de telescopen
en bij de voorspanning van de veer regelbaar.
De afstelling verricht u met behulp van de externe
stelschroeven.
1) om de hydraulische schokdemping in de uit-
beweging (Fig 126)te wijzigen;
2) om de voorspanning van de binnenste veren te
wijzigen (Fig 126);
3) om de hydraulische schokdemping (Fig 127)in de
in-beweging af te stellen.
Plaats de motorfiets stevig op de zijstandaard. Draai
aan de knop (1) aan het uiteinde van de elke
vorktelescoop om de hydraulische rem in
uitbeweging bij te stellen. Draai met een platte
schroevendraaier aan de stelknop (3) op het uiteinde
van elke vorktelescoop om de in-beweging van de
hydraulische af te stellen. De demping wordt
geregeld met een draai aan de knop (1) en de
stelschroeven (3). Door de schroef helemaal aan te
draaien tot deze vastzit, wordt stand "0" voor een
maximale demping verkregen. Tel het aantal slagen
door vanuit deze stand linksom aan de schroef te
draaien.
175
1
A
2
Fig 126
- +
3
Fig 127
Om de voorspanning van de interne veer in iedere
veerpoot te wijzigen, draai vanuit de stand helemaal
open (rechtsom) met een steeksleutel 22 mm aan de
zeskantige stelschroef (2, Fig 126).
Een complete slag rechtsom vanaf de markering
(A, Fig 126), komt overeen met 1 mm
veervoorspanning, voor een totaal van 15 mm,
hetgeen overeenkomt met 15 complete slagen.
De STANDAARD afstellingen vanuit de stand
helemaal dicht zijn:
- in-beweging: anderhalve slag;
- uit-beweging: anderhalve slag.
- Voorspanning veer: HELEMAAL GEOPEND
(linksom).
Let op
Stel de stelschroeven van de beide stelen op
gelijke wijze af.
176
Achterdemper afstellen
De achterdemper is voorzien van uitwendige
bedieningsorganen om de wielophanging van de
motorfiets afhankelijk van de belasting af te stellen.
Met de stelschroef (1, Fig 128), bij de onderste
schokdemperbevestiging aan de vork, regelt u de
hydraulische schokdemping tijdens de uit-beweging
(terugkeren in ruststand).
Met de knop (2, Fig 129) links op de motorfiets wordt
de voorspanning van de buitenste veer van de
schokdemper geregeld.
1
Fig 128
2
Fig 129
177
Met de knop (3, Fig 130), op het expansievat van de
schokdemper wordt de hydraulische schokdemping
tijdens de in-beweging afgesteld. Draai de
stelknoppen (1) of de knoppen (2) en (3) rechtsom om
de schokdemping of de voorspanning ter verhogen;
andersom wordt de waarde lager.
STANDAARD afstelling; vanaf de geheel gesloten
positie (met de klok mee) losdraaien:
- stelknop (1) 12 klikken;
- knop (2) HELEMAAL OPEN (linksom);
- stelknop (3) 25 klikken.
Stel de voorspanning van de schokdemper achter af
op de maximum waarde als u van plan bent met een
bijrijder en bagage te gaan rijden om zo het
dynamische gedrag van de motorfiets te verbeteren
en eventuele interferentie met de grond te vermijden.
Het kan zijn dat het hiervoor nodig is de hydraulische
schokdemping in uitbeweging af te stellen.
Let op
De schokdemper bevat gas onder hoge druk,
hetgeen ernstige problemen kan veroorzaken als
onervaren personen hem demonteren.
3
Fig 130
De waarden van de tabel zijn indicatief en zijn
gebaseerd op een bestuurder die gekleed 80-90kg
weegt en een passagier die gekleed 70-80kg weegt.
178
Voorvork
Range Default Sport Touring Urban
Alleen bestuurder Compressie 0 ÷ 3 1,5 0,5 1 1,5
Extensie 0 ÷ 3 1,5 1 1,5 1,5
Voorspanning 0 ÷ 15 0 4 1 0
Bestuurder en pas-
sagier
Compressie 0 ÷ 3 1,5 0 0,5 1
Extensie 0 ÷ 3 1,5 1,5 1,5 1,5
Voorspanning 0 ÷ 15 0 7 4 2
Schokdemper achter
Alleen bestuurder Compressie 0 ÷ 40 25 6 15 25
Extensie 0 ÷ 24 12 4 9 12
Voorspanning 0 ÷ 28 0 20 10 0
Bestuurder en pas-
sagier
Compressie 0 ÷ 40 25 4 6 15
Extensie 0 ÷ 24 12 6 8 10
Voorspanning 0 ÷ 28 0 28 20 15
179
Veer voor persoonlijk aangepaste ijkingen
Opmerkingen
Om de veer van de schokdemper achter geheel
aan de gebruiker aan te passen, kunnen twee
verschillende soorten veren worden besteld:
- voor een gebruiker met een gewicht van circa 120
Kg raden we het gebruik aan van de veer art.
36640321A;
- voor een gebruiker met een gewicht van circa 150
Kg raden we het gebruik aan van de veer art.
36640331A.
De aanbevolen montage voor de beschreven
gewichten moet altijd verricht worden met de
voorspanning draaiknop/schroef op nul. Op deze
manier heeft u de beschikking over 10 mm
voorlading.
Let op
Wend u tot een erkende Ducati dealer om de
veren te bestellen en te laten monteren.
180
Gebruiksvoorschriften
Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de motorfiets
Maximum toerental
Voorgeschreven draaisnelheid tijdens inrijden en
normaal gebruik:
1) tot 1000 km;
2) van 1000 tot 2500 km.
Tot 1000 km
Tijdens de eerste 1000 km dient men de toerenteller
te controleren: het toerental van 5.500÷6000
min-1mag absoluut niet worden overschreden.
Tijdens de eerste inrij-uren van de motorfiets verdient
het aanbeveling de belasting en het toerental
voortdurend te wijzigen, binnen de voorgeschreven
limieten.
Met name wegen met veel bochten en hellingen,
waarop de motor, de remmen en de ophangingen
goed kunnen inlopen, zijn geschikt.
Tijdens de eerste 100 km is voorzichtigheid is
geboden en met name tijdens het remmen: voorkom
dat u bruusk en lang remt om het wrijvingsmateriaal
op de remblokjes de kans te geven gelijkmatig af te
slijten. Om alle mechanische delen tegelijkertijd de
kans te geven hun bewegingen op elkaar af te
stemmen en met name om de belangrijkste
motororganen nooit in gevaar te brengen, raden wij
aan niet bruusk te versnellen en de motor niet te lang
op het hoogste toerental te laten draaien. Voorkom
dit met name op hellingen.
Wij raden bovendien aan de ketting vaak te
controleren en indien nodig te smeren.
181
Van 1000 tot 2500 Km
Men kan de prestaties van de motor nu gaan
opdrijven, zonder dat u het toerental van 7000 min-1
overschrijdt.
Belangrijk
Tijdens de inrijperiode dient men het
onderhoudsprogramma strikt na te leven en de
garantiecontroles die in het boekje staan uit te laten
voeren. Het niet naleven van deze voorschriften
ontheft Ducati Motor Holding S.p.A. van elke vorm
van aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
De motor gaat langer mee als u dit voorschrift naleeft,
waardoor de noodzaak voor reviseren en afstellingen
zal afnemen.
0÷1000 Km 1000 ÷ 2500 Km
Fig 131
182
Controleren voor het starten
Let op
Als u de motor niet inspecteert voordat u
vertrekt, kan deze zwaar beschadigd raken en lopen
bestuurder en bijrijder kans op ernstige
verwondingen.
Voordat u begint te rijden, dient u de volgende punten
te controleren:
- DE BRANDSTOF IN DE TANK
Controleren hoeveel brandstof er in de tank zit.
Eventueel bijtanken (pag. 196).
- HET MOTOROLIEPEIL
Kijk in het peilglas om het oliepeil in de
koppakking te controleren. Eventueel bijvullen
(pag. 225).
- KOPPELING- EN REMVLOEISTOF
Controleer hoeveel vloeistof er in elk reservoir zit
(pag. 199).
- KOELVLOEISTOF
Het peil van de vloeistof in het expansievat
controleren; eventueel bijvullen (pag. 198).
- STAAT VAN DE BANDEN
De spanning en de slijtage van de banden
controleren (pag. 222).
- DE FUNCTIONERING VAN DE BEDIENINGEN
Controleren of de hendels en pedalen van
remmen, koppeling, gas en versnelling correct
werken.
- LAMPEN EN SIGNALEN
Controleren of de lampen voor verlichting en
signalering goed werken en of de claxon goed
functioneert. Als de lampen stuk zijn, dient u
deze te vervangen (pag. 218).
- SLOTEN
Controleer of de tankdop (pag. 160) aangedraaid
is en het zadel (pag. 162) vastgezet is.
- ZIJSTANDAARD
Controleer of de zijstandaard goed opent en sluit
en controleer er de stand van (pag. 165).
183
Waarschuwingslampje ABS
Na Key-on blijft het ABS-lampje (9) branden.
Als de snelheid hoger wordt dan 5 km/h; gaat het
lampje uit om de juiste werking van het ABS aan te
geven.
Let op
Stel in het geval van onregelmatigheden het
vertrek uit en neem contact op met een Dealer of een
Erkende Ducati Garage.
9
Fig 132
184
ABS
Controleer of de meetwielen voor (1) en achter (2)
goed schoon zijn.
Let op
Als de meetvenstertjes bedekt zijn, werkt het
ABS-systeem niet correct. Op erg modderige wegen
is het raadzaam om het ABS-systeem uit te schakelen
omdat deze plots verkeerd kan gaan werken.
Let op
Door langdurige vervuiling kan het ABS worden
uitgeschakeld.
1
Fig 133
2
Fig 134
185
De motor starten / uitschakelen
Let op
Zorg ervoor dat u de bedieningsorganen kent
die u tijdens het rijden nodig heeft.
Let op
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
bewusteloosheid of binnen zeer korte tijd zelfs een
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Verricht met de actieve of passieve sleutel de "key-
on" (inschakeling van het Handsfree-systeem en alle
elektrische systemen) door de rode schakelaar (1) aan
de rechterzijde van het stuur naar beneden te
drukken.
Het instrumentenpaneel op het stuur initialiseert en
controleert de systemen door alle lampjes van buiten
naar binnen een aantal seconden lang in te schakelen.
Na deze controle blijven alleen het groene lampje N
(2) en het rode lampje (3) branden.
1
1
Fig 135
2 3
Fig 136
186
Let op
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
starten onmogelijk maakt.
Als na 10 seconden na key-on de motor nog niet loopt
en de actieve sleutel niet wordt gesignaleerd, wordt
het voertuig automatisch uitgeschakeld "key-off".
Opmerkingen
Men kan de motorfiets starten als de
zijstandaard uitgeklapt is en de koppeling in zijn vrij
staat, of als de koppeling is ingeschakeld en de
koppelinghendel ingetrokken wordt (in dit geval moet
de zijstandaard ingeklapt zijn).
Druk de rode schakelaar (1) omhoog, zodat de zwarte
drukknop (4) bereikbaar wordt.
Druk de knop (4) in om de motor te starten.
1
4
4
1
Fig 137
Belangrijk
Breng de motor niet op een hoog toerental als
deze koud is. Wacht tot de olie warm is en tot alle
punten die dit nodig hebben hiermee zijn gesmeerd.
Het rode oliedruklampje moet enige seconden na het
starten van de motor doven.
Om de motor uit te schakelen moet u de rode toets
(1) op het stuur op RUN OFF zetten.
187
Opmerkingen
Zie tevens "Handsfree-systeem" voor het
inschakelen van het Handsfree-systeem en alle
elektronische systemen.
188
De motorfiets starten en ermee rijden
1) De koppeling ontkoppelen met de
bedieningshendel.
2) Met de punt van uw voet en een besliste
beweging de versnellingshendel induwen om
deze in eerste versnelling te zetten.
3) Gas geven met de gashendel, tegelijkertijd
langzaam de koppelingshendel loslaten; de
motorfiets begint te rijden.
4) De koppelingshendel helemaal loslaten en gas
geven.
5) Om over te schakelen naar een hogere
versnelling, de gashendel helemaal sluiten voor
een lager toerental, de koppelingshendel
intrekken, het versnellingspedaal naar boven
duwen en de koppelingshendel loslaten. U kunt
als volgt van een hogere naar een lagere
versnelling terugschakelen: laat de gashendel
los, trek de koppelinghendel in, geef even gas om
alle tandwielen te synchroniseren, schakel terug
naar een lagere versnelling en laat de
koppelinghendel los.
Gebruik de bedieningen op passende wijze en tijdig:
op een helling, wanneer de motorfiets snelheid
mindert, dient u onmiddellijk naar een lagere
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
onderwerpt u het hele voertuig (en niet alleen de
motorfiets) aan vreemde overbelastingen.
Let op
Niet bruusk gas geven: u kunt de motor
"verzuipen" en de transmissiedelen forceren. Laat de
koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan tot
oververhitting en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.
Let op
Door langdurige vervuiling kan het ABS worden
uitgeschakeld.
Remmen
Op tijd de snelheid laten afnemen, terugschakelen
om op de motor af te remmen en vervolgens remmen
met beide remmen.
Voordat de motorfiets stilstaat, de koppelinghendel
intrekken om te voorkomen dat de motor plotseling
afslaat.
189
ABS systeem
Voor remmen in moeilijke situaties is veel
rijdeskundigheid nodig.
Remmen is een van de moeilijkste en gevaarlijkste
momenten tijdens het besturen van een tweewieler:
het gevaar voor vallen of ongevallen is op dit moment
immers aanzienlijk groter dan in alle andere gevallen.
Als het voorwiel wordt geblokkeerd, ontbreekt de
stabiliserende werking van de wrijvingselementen,
waardoor men de controle over het voertuig verliest.
Om de volledige remkracht van de motorfiets in alle
noodsituaties, op moeilijke terreinen of in moeilijke
klimaatomstandigheden te benutten, werd het ABS-
systeem ontwikkeld om blokkering van de wielen
tegen te gaan. Dit is een hydraulisch-elektronisch
mechanisme dat de druk in het remcircuit beheert op
het ogenblik waarop de sensor die op het wiel zit de
ABS signaleert dat het wiel wordt geblokkeerd. De
onmiddellijke drukafname zorgt ervoor dat het wiel
blijft draaien en het contact met het wegdek niet
verliest. De ABS-besturing zorgt ervoor dat de druk in
het circuit weer normaal wordt en dat het voertuig
dus weer remt, en herhaalt deze drukcyclus totdat
het probleem volledig is verdwenen.
Als het mechanisme tijdens het remmen in werking
treedt, kan dit worden waargenomen door een lichte
pulserende weerstand in het rempedaal en de
remhendel.
De gescheiden voor- en de achterremcircuits worden
door afzonderlijke bedieningsorganen op de
motorfiets bediend. Het ABS-systeem is dus geen
integraal remsysteem dat tegelijkertijd de voor- en de
achterrem beheert. Indien u dit wenst, kan het
systeem worden uitgeschakeld op het
instrumentenpaneel m.b.v. de "Functie deactivering
ABS" pag. 109.
190
Let op
Het gebruik van slechts een enkele rem verlaagt
het remvermogen van uw motorfiets. Rem niet te
bruusk en niet te hard; de wielen kunnen hierdoor
blokkeren, waardoor u mogelijk de macht over uw
motorfiets verliest. Als het regent of wanneer men
over glad wegdek rijdt, is het remvermogen
aanzienlijk minder. Rem in deze gevallen zachtjes en
voorzichtig. Door plotselinge bewegingen te maken,
kan het zijn dat u de macht over het voertuig verliest.
Op lange en steile hellingen is het beter op de motor
af te remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en kort te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en neemt het remvermogen
aanzienlijk af. Een lagere of hogere bandenspanning
dan voorgeschreven vermindert ook het
remvermogen, de hanteerbaarheid en de wegligging
van de motorfiets.
191
De motorfiets stilzetten
Snelheid verminderen, terugschakelen en de
gashendel loslaten.
Naar de eerste versnelling terugschakelen en dan de
versnelling in de neutrale stand zetten.
Remmen en de motorfiets tot stilstand brengen.
Schakel de motor uit door de rode schakelaar (1)
omlaag te drukken.
1
1
Fig 138
192
Parkeren
Zet de uitgeschakelde motorfiets op de zijstandaard.
Zet het stuur rechtsom of linksom in de uiterste
stand. U kunt het stuurslot activeren als deze
handeling binnen 60 seconden na het uitschakelen
van de motor verricht.
Als u het stuurslot binnen deze tijd wilt activeren,
draai het stuur helemaal naar links of helemaal naar
rechts, duw de rode schakelaar (1) wederom naar
beneden en houd hem 3 seconden lang ingedrukt.
Na een seconde wordt 2 seconden lang op het
display het bericht "KEEP PRESSED FOR LOCK"
weergegeven. Vervolgens wordt het stuurslot
geactiveerd. Als het stuurslot op juiste wijze is
geactiveerd, wordt op het display het bericht
"STEERING LOCKED" weergegeven.
Als het stuurslot echter niet geactiveerd wordt, zal na
5 seconden op het display het bericht "RED SWITCH
NOT RELEASED" worden weergegeven..
Laat de toets nu los en probeer het stuurslot
nogmaals binnen 60 seconden na Key-off te
activeren.
Wend u tot een erkende Ducati garage als u het
stuurslot niet kunt activeren.
1
1
Fig 139
193
Druk de knop (2, Fig 140), minstens 3 seconden lang
in: op het ronde display van het instrumentenpaneel
wordt 5 seconden lang het bericht weergegeven dat
de functie is ingeschakeld (Fig 141). De lampen
blijven nu 2 uur lang branden. Na deze tijd wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Opmerkingen
Als de accuspanning onverwacht wordt
onderbroken terwijl de functie "Parking" is
ingeschakeld, dan zal het instrumentenpaneel bij de
inschakeling deze functie deactiveren.
Belangrijk
De accu raakt snel ontladen als u deze functie
vaak gebruikt. We raden u daarom aan om deze
functie uitsluitend te gebruiken als dit echt nodig is.
2
Fig 140
PARKING
Fig 141
194
Let op
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem
warm blijft, ook nadat de motor is uitgezet; raak het
uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas
goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van
ontvlambare materialen (met inbegrip van hout,
bladeren, enz.).
Let op
Sloten of vergrendelingssystemen die beletten
dat de motorfiets kan worden verplaatst (bijv.
schijfremsloten, kettingtandwielsloten, enz...) zijn
bijzonder gevaarlijk en kunnen de motorfiets, de
bestuurder en de passagier in gevaar brengen.
195
Tanken
Niet te veel brandstof in de tank doen. Het
brandstofpeil moet onder de vulopening in de holte
van de dop blijven.
Gebruik brandstof met een laag loodgehalte en een
minimum octaangetal RON 95. Er mag geen benzine
in de dopholte blijven staan.
Let op
Het voertuig is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van
meer dan 10% is verboden. Het gebruik van
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de motorfiets
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
Max level
Fig 142
196
Meegeleverde accessoires
Onder het zadel (1) zit de gereedschapsset (2) en in
de ruimte eronder bevindt zich de handleiding voor
gebruik en onderhoud.
De gereedschapsset bevat:
- zekeringentang;
- twee anti-diefstal kabeltjes voor de helm;
- schroevendraaier;
- handgreep voor schroevendraaier;
- buissleutel 14/16 mm;
- steeksleutel 8/10 mm;
- stang 6 mm;
- inbussleutel 3 mm;
- inbussleutel 4 mm;
- inbussleutel 5 mm.
- inbussleutel 6 mm.
Verwijder het zadel voor toegang tot de ruimte (zie
"Zadel demonteren" op pag. 162).
2
1
Fig 143
197
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden
Vervanging luchtfilter
Belangrijk
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage voor het onderhoud aan het luchtfilter.
Controle en eventueel bijvullen van het
koelvloeistofpeil
Controleer de hoeveelheid koelvloeistof in het
expansievat aan de rechterkant van het voertuig. Zet
het stuur in de uiterste linker stand en controleer of
het vloeistofpeil tussen het MIN- en het MAX-
merkteken op de zijkant van het expansiereservoir
staat. Als het niveau onder het MIN komt, moet er
bijgevuld worden. Draai de vuldop (1) los en vul
antivriesmiddel ENI Agip Permanent Spezial toe
zonder aan te lengen tot u het MAX peil heeft bereikt.
Draai de dop (1) vast.
MAX
MIN
1
Fig 144
198
Met dit mengsel worden de beste
bedrijfsomstandigheden bereikt (de vloeistof begint
pas te bevriezen bij -20 °C/-4 °F).
Inhoud koelvloeistofcircuit: 2,5 dm3 (liter).
Let op
Om de koelvloeistof bij te vullen dient de
motorfiets koud te zijn en het voertuig perfect recht
te staan.
Het peil mag niet onder het streepje MIN op de
betreffende tanks dalen.
Als er te weinig vloeistof in zit, kan er lucht in de
leidingen komen waardoor het systeem niet langer
naar behoren zal functioneren.
Om de vloeistof bij te vullen of met de tussenpozen
te vervangen die voorgeschreven zijn in de tabel voor
Regelmatig onderhoud, weergegeven in het
Garantieboekje, dient men zich tot een Dealer of een
Erkende Ducati Garage te wenden.
Belangrijk
Om de 4 jaar is het raadzaam de leidingen te
laten vervangen.
MIN MIN
Fig 145
MAX
MIN
Fig 146
199
Rem- en koppelingvloeistof
Remsysteem
Wend u tot een Dealer of een Erkende Ducati Garage
om het remsysteem te laten controleren en
eventueel het mechanisme te laten ontluchten als u
teveel speling op de rempedaal of -hendel opmerkt
en de remblokken in goede staat verkeren.
Let op
Remvloeistof en koppelingolie zijn schadelijk
voor kunststof en gelakte delen, zorg er dus voor dat
hier geen vloeistof op valt.
Hydraulische olie is bijtend en kan schade en letsel
veroorzaken. Meng geen verschillende kwaliteiten
met elkaar. Controleer of alle pakkingen en dichtingen
perfect afsluiten.
Let op
Hydraulische olie is bijtend en kan schade en
verwondingen veroorzaken. Meng geen
verschillende kwaliteiten met elkaar. Controleer of
alle pakkingen en dichtingen perfect afsluiten.
Koppelingsysteem
Als de speling van de bedieningshendel te groot is en
de motorfiets springt of stopt bij het schakelen, kan
er lucht in de leiding zitten. Neem contact op met een
Dealer of met een Erkende Ducati Garage om het
systeem te laten controleren en/of te laten
ontluchten.
Let op
Het peil van de remvloeistof in de tank neemt
toe naarmate het wrijvingsmateriaal van de
remschijven verslijt: overschrijd de voorgeschreven
waarde nooit (3 mm boven het min peil).
200
De slijtage van de remblokken controleren
Controleer de slijtage van de remblokken door de
opening tussen de twee klauwhelften.
Vervang de beide remblokken als op een of beide
remblokken slechts ongeveer 1 mm
wrijvingsmateriaal is achtergebleven.
Let op
Een slijtage van het wrijvingsmateriaal buiten de
aangegeven limiet veroorzaakt de aanraking van de
metalen steun met de remschijf waardoor de
efficiëntie van de rem afneemt. Dit is van invloed op
de integriteit van de remschijf en de veiligheid van de
bestuurder.
Belangrijk
Neem contact op met een Dealer of een
Erkende Ducati Garage om de remblokken te laten
vervangen.
MIN
Fig 147
MIN
Fig 148
201
De scharnierpunten smeren
Regelmatig de hulzen van de startkabels controleren.
Ze mogen nergens platgedrukt zijn en er mogen geen
scheurtjes in de kunststof buitenkant zitten.
Controleer of de kabels zonder problemen bewegen
door de hendel in te trekken: als ze haperen of stroef
bewegen, dienen ze te worden vervangen door een
Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Om deze problemen te vermijden, raden we u aan om
in het geval van de gaskabel de bediening te openen
door de twee schroeven (1) los te draaien. Smeer
vervolgens het uiteinde van de kabels en de spindel
(2) in met het vet SHELL Advance Grease of Retinax
LX2.
Let op
Sluit de bediening zorgvuldig waarbij de kabels
in de spindel moet vallen.
Het deksel monteren en de schroeven (1) vastzetten
met een aanhaalkoppel van 10 Nm.
1
Fig 149
2
Fig 150
202
Voor een optimaal in- en uitklappende zijstandaard
dient deze eerst zorgvuldig te worden
schoongemaakt en dan op alle wrijvingspunten te
worden ingevet met vet van het type SHELL Alvania
R3.
203
De vrije slag van de gashendel afstellen
In elke stuurstand moet de gashendel een vrije slag
hebben, gemeten op de omtrek van de rand van de
hendel, van 1,5÷2,0 mm.
Stel, indien noodzakelijk, de gashendel af met behulp
van de speciale stelschroeven (1 en 2) ter hoogte van
het balhoofd aan de linkerzijde van het voertuig.
stelschroef (1) draait de gashendel open; stelschroef
(2) sluit hem.
Trek de beschermhoezen van de stelschroeven en
draai de contramoeren (3) los.
Stel de speling op correcte wijze af door in gelijke
mate aan de beide stelschroeven te draaien: rechts
voor meer speling; naar links voor minder speling.
Draai aan het einde van de afstelling de contramoeren
(3) vast bedek de stelschroeven met behulp van de
beschermkappen.
Š
Š
1,5÷2 mm
Fig 151
2
1
3
Fig 152
204
De accu opladen
Voor het opladen is het raadzaam de accu uit de
motorfiets verwijderen.
Belangrijk
De accu bevindt zich in de holte tussen de
schermkappen. Wend u voor de demontage ervan
altijd tot een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Verwijder de linker schermkap (1) door het volgende
los te draaien:
-de schroef (2) voor de bevestiging aan de zijkant
met de ruimte met de elektrische componenten;
- de schroef (3) voor de bevestiging aan de
bovenkant met de ruimte met de elektrische
componenten;
- de schroef (4) voor de bevestiging aan de
onderkant met de centrale schermkap;
12
3
4
Fig 153
205
- de schroef (5) voor de bevestiging van de
centrale schermkap met de linker schermkap;
- de schroeven (6) en verwijder de deksel voor de
bevestiging van de accu (7).
5
Fig 154
6
7
Fig 155
206
Haal de accu (8) van zijn plaats. Koppel altijd eerst de
negatieve klem (-) los en draai de schroeven (9) los.
Verwijder de positieve kabel (10), de positieve kabel
van de ABS (11) van de positieve klem en de
negatieve kabel (12) van de negatieve klem.
Let op
De accu produceert ontploffingsgevaarlijke
gassen: houd deze dan ook op afstand van
warmtebronnen
Let op
Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
Laad de accu op 0,9 A gedurende 5÷10 uur op.
Laad de accu op in een goed geluchte ruimte. Sluit de
draden van de acculader aan op de aansluitklemmen:
rood op de positieve pool (+) en zwart op de
negatieve pool (-).
912
108 11
Fig 156
Belangrijk
Sluit de accu op de acculader aan alvorens u
deze activeert: door de eventuele vonkvorming ter
hoogte van de accupolen kan het gas in de accucellen
ontploffen. Maak altijd eerst de rode pluspool vast (+).
207
Plaats de positieve kabel van het ABS systeem (11)
boven op de positieve kabel (10) en breng de schroef
(9) aan.
10
9
11
Fig 157
208
Sluit de positieve kabel (10), die u eerst met de ABS
kabel (11) gecombineerd heeft, aan op de positieve
pool van de accu en de negatieve kabel (12) op de
negatieve pool van de accu. Breng vervolgens de
andere schroef (9) aan.
Draai de schroeven (9) van de klemmen vast met een
aanhaalmoment van 5 Nm ±10% en breng rondom
de klemmen van de accu een beetje vet aan om
oxidatie te voorkomen.
Hermonteer de accu (8) op de steun en plaats de
kabels (10) en (11) zoals aangegeven is in (Fig 159).
912
108 11
Fig 158
11
8
10
Fig 159
209
Hermonteer de deksel voor de bevestiging van de
accu (7) en zet de deksel vast door de schroeven (6)
vast te draaien met een aanhaalmoment van 10 Nm
±10%.
6
7
Fig 160
210
Hermonteer de linker schermkap (1) op de volgende
wijze:
-breng de schroef (2) aan voor de bevestiging aan
de zijkant met de ruimte met de elektrische
componenten;
-breng de schroef (3) aan voor de bevestiging aan
de bovenkant met de ruimte met de elektrische
componenten;
-breng de schroef (4) aan voor de bevestiging aan
de onderkant met de centrale schermkap;
12
3
4
Fig 161
211
-breng de schroef (5) aan voor de bevestiging van
de centrale schermkap met de linker schermkap.
Draai de schroeven (2, Fig 161), (3, Fig 161),
(4, Fig 161), en (5, Fig 162) aan met een
aanhaalmoment van 10 Nm ±10%.
5
Fig 162
212
Opladen en bijladen in de winter van de
accu
Uw voertuig is voorzien van een connector (1) waar u
een speciale acculader (2) (kit acculader art.
69924601A - verschillende landen, kit acculader art.
69924601AX - uitsluitend voor Japan, China en
Australië), verkrijgbaar bij onze dealers, op kunt
aansluiten.
Opmerkingen
De elektrische installatie van het model is op
dergelijke wijze ontworpen dat bij uitgeschakeld
instrumentenpaneel het verbruik erg laag is.
Desondanks loopt de accu uit zichzelf een beetje
leeg. Dit fenomeen is fysiologisch en wordt beïnvloed
door de omgevingsomstandigheden en door de tijd
waarin de motor "Niet Gebruikt" wordt.
1
Fig 163
2
Fig 164
213
Belangrijk
Als de accu niet met de speciale acculader op
een minimum spanningswaarde gehouden wordt, zal
sulfatering optreden. Dit proces is onherstelbaar en
veroorzaakt de achteruitgang van de prestaties van
de accu.
Opmerkingen
Tijdens de periodes waarin de motorfiets
(indicatief meer dan 30 dagen) niet gebruikt wordt,
raden we u aan om de speciale Ducati acculader (kit
acculader art. 69924601A - verschillende landen, kit
Acculader art. 69924601AX - uitsluitend voor Japan,
China en Australië) te gebruiken. Deze acculader is
voorzien van inwendige elektronica die de spanning
en de correcte laadstroom van 1.5 Ampère/uur
waarborgt. Sluit de acculader aan op de diagnose
connector in de staart van de motor.
Opmerkingen
Het gebruik van acculaders die niet door Ducati
goedgekeurd zijn, kan schade aan de elektrische
installatie van de motor veroorzaken. De garantie dekt
schade aan de accu niet als blijkt dat deze schade
wegens de bovenstaande redenen en dus vanwege
verkeerd onderhoud veroorzaakt is.
214
De spanning van de aandrijfketting
controleren
Belangrijk
Richt u voor het opspannen van de
transmissieketting tot een Dealer of een Erkende
Ducati Garage.
Draai aan het achterwiel tot u de stand gevonden
heeft waarin de ketting het meest is opgespannen.
Plaats het voertuig op de zijstandaard. Duw de ketting
op het meetpunt naar beneden en laat hem
vervolgens los.
Meet de afstand op tussen het bovenste profiel van
het "venster" en het midden van de kettingstift.
Deze afstand moet 9 ÷ 11 mm zijn.
Belangrijk
Stel de ketting af zodat de gemeten waarde
binnen de aangegeven waarden valt als de
aandrijfketting te slap of te strak is opgespannen.
9 ÷ 11 mm
Fig 165
215
Let op
Voor de veiligheid van de bestuurder en de
passagier is het zeer belangrijk dat de bouten van de
voorvork (1) op de juiste wijze zijn vastgezet.
Belangrijk
Een niet goed gespannen ketting veroorzaakt
een snelle slijtage van het aandrijfmechanisme.
1
Fig 166
216
De aandrijfketting smeren
Op de drijfketting zitten O-ringen die de glijdende
elementen tegen weersinvloeden beschermen en de
smering langer behouden.
Om deze ringen tijdens het schoonmaken niet te
beschadigen, gebruikt u liefst speciaal hiervoor
bestemde oplosmiddelen, maar geen
hogedrukreiniger (met stoom).
Droog de ketting met perslucht of met
vochtabsorberend materiaal en smeer elk
kettingelement met SHELL Advance Chain of
Advance Teflon Chain.
Belangrijk
Het gebruik van verkeerde smeermiddelen kan
schade aan de ketting, het grote tandwiel en het
kleine motortandwiel tot gevolg hebben.
217
Vervangen van lampen groot licht en
dimlicht
Controleer, alvorens u een doorgebrand lampje
vervangt, of het nieuwe lampje voldoet aan de
spanningswaarde en het vermogen beschreven in de
paragraaf "Elektrische Installatie" pag. 245.
Controleer altijd of het nieuwe lampje functioneert
alvorens u de gedemonteerde onderdelen op hun
plaats aanbrengt.
In de afbeelding is de opstelling van het dimlicht (LO),
grootlicht (HI) en het led-stadslicht (1) aangegeven.
Koplamp
Belangrijk
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage voor het vervangen van het lampje voor het
dimlicht/grote licht.
1
LO
HI
Fig 167
Let op
Het is mogelijk dat de lens van de koplamp
beslaat als u de motorfiets tijdens de regen of na een
reiniging gebruikt. De condens in de koplamp kan
worden verwijderd door de koplamp een korte tijd aan
te zetten.
218
De hoogte van de koplamp afstellen
Controleer of de koplamp perfect gericht is door de
motorfiets met de juiste bandenspanning en iemand
op het zadel perfect loodrecht met de lengteas op
een afstand van 10 meter voor een wand of een
scherm te zetten. Teken op de muur een horizontale
lijn ter hoogte van het midden van de koplamp en een
verticale lijn op de lengtelijn van het voertuig.
Controleer dit indien mogelijk tijdens de schemering.
Zet het dimlicht aan:
de bovenste scheidingslijn tussen de donkere zone
en de verlichte zone op de muur mag niet hoger dan
9/10 komen van de hoogte vanaf de vloer tot aan het
midden van de koplamp.
Opmerkingen
De hierboven beschreven meetprocedure is
opgenomen in de “Italiaanse Voorschriften”
betreffende het berekenen van de maximale
afstelhoogte van de lichtbundel. Pas de procedure
dus aan de wettelijke voorschriften aan van het land
waar de motorfiets wordt gebruikt.
10 m
9
10
xx
Fig 168
219
De verticale richting van de koplamp kunt u corrigeren
met behulp van de schroeven (1). De horizontale
richting kunt u corrigeren met de schroef (2).
1
Fig 169
2
Fig 170
220
De achteruitkijkspiegels afstellen
Stel de spiegel met de hand af door op de punten (A)
te drukken.
A
Fig 171
221
Tubeless banden
Spanning voorband:
2,50 bar (alleen bestuurder) - 2,6 bar (met passagier
en/of tassen).
Spanning achterband:
2,50 bar (alleen bestuurder) - 2,6 bar (met passagier
en/of tassen).
De bandenspanning wijzigt naar aanleiding van de
buitentemperatuur en de hoogte;
meet de spanning en pas deze aan telkens als u in
gebieden rijdt met grote temperatuur- en
hoogteverschillen.
Belangrijk
De bandenspanning moet bij "koude banden"
worden gemeten en afgesteld. Om de ronde vorm
van de wieldop van het voorwiel te behouden,
verhoogt u op erg oneffen wegdek de
bandenspanning met 0,2÷0,3 bar.
De (Tubeless) banden repareren of vervangen
Als er een klein gaatje komt in een band zonder
luchtkamer, duurt het een hele tijd voordat deze
helemaal leegloopt omdat hij vrij lekvast is.
Controleer dus goed of er geen lekken in een band
zitten die een beetje is leeggelopen.
Let op
Vervang de band als deze lek is. Monteer een
nieuwe band van hetzelfde merk en type als de
oorspronkelijke band. Controleer goed of u de
stofdopjes op de ventielen goed vastgeschroefd
heeft, zodat de lucht er tijdens het rijden niet uit kan
lopen. Gebruik nooit banden met een luchtkamer: de
band kan onverwachts klappen met zware gevolgen
voor de bestuurder en de bijrijder als dit voorschrift
wordt overschreden.
Als een band wordt vervangen, dient het wiel
vervolgens te worden uitgebalanceerd.
Let op
De tegengewichten van de wielen niet
verwijderen of verplaatsen.
222
Opmerkingen
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage om de banden te laten vervangen zodat u er
zeker van bent dat de wielen op de juiste manier
worden ge(de)monteerd. Er zijn enkele elementen
van het ABS-systeem op gemonteerd die op een
bepaalde manier (sensoren, meetwielen) afgesteld
moeten worden.
223
Minimumdiepte van het loopvlak
Meet op het meest versleten punt de minimum
diepte (S, Fig 172) van het loopvlak op; deze mag niet
minder dan 2 mm zijn en moet altijd aan de
plaatselijke voorschriften voldoen.
Belangrijk
Controleer regelmatig of er geen barsten of
sneden in de banden zitten, vooral op de zijkanten, en
of er geen verdikkingen of grote slijtageplekken te
zien zijn, hetgeen wijst op schade aan de binnenkant
van de band; vervang ze als ze ernstig beschadigd
zijn.
Verwijder steentjes of ander vuil dat in de groeven
van de band is blijven zitten.
S
Fig 172
224
Controle motoroliepeil
Het motoroliepeil is zichtbaar door middel van het
peilglas ( 1) op de koppelingdeksel. Controleer het
oliepeil als het voertuig perfect recht staat en de
motor koud is. Het peil moet tussen de streepjes op
het kijkglas staan. Vul de olie bij met SHELL Advance
Ultra 4 motorolie als het peil laag is. Verwijder de
vuldop (2) en vul olie bij tot het aangegeven peil.
Steek daarna de dop er weer op.
Belangrijk
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage om de motorolie en de oliefilters te laten
vervangen met de in het Garantieboekje opgenomen
tabel voor regelmatig onderhoud voorgeschreven
regelmaat.
2
1
Fig 173
225
Viscositeit
SAE 15W-50
De overige in de tabel weergegeven
viscositeitwaarden kunnen worden gebruikt als de
gemiddelde temperatuur van het gebied, waarin de
motorfiets wordt gebruikt, binnen de aangeduide
limietwaarden ligt.
10
Unigrade
Multigrade
0 10 20 30 40 C
40
20W–40 20W–50
15W–40 15W–50
10W–40
10W–30
10W
20W
20
30
Fig 174
226
De bougies reinigen en vervangen
De bougies vormen een belangrijk element van het
voertuig en dienen regelmatig te worden
gecontroleerd.
Bij deze gelegenheid dient tevens te worden
gecontroleerd of de motor goed functioneert.
Neem contact op met een Dealer of een Erkende
Ducati Garage om de bougie te laten controleren en
eventueel te laten vervangen.
Fig 175
227
Algemene reiniging
Opmerkingen
Om de metalen en gelakte delen mooi glanzend
te houden, moet de motorfiets regelmatig gewassen
en gereinigd worden. De regelmaat hangt af van de
manier waarop en op welke wegen met de motorfiets
gereden wordt. Gebruik hiertoe speciale producten,
liefst biologisch afbreekbaar, en vermijd bijtende of
schurende reinigings- of oplosmiddelen.
Maak voor het reinigen van het plexiglas en het zadel
uitsluitend gebruik van water en een neutraal
reinigingsmiddel.
Maak de aluminium onderdelen regelmatig met de
hand schoon. Gebruik uitsluitend specifieke
reinigingsproducten voor aluminium die geen
schuurmiddelen of soda bevatten.
Opmerkingen
Gebruik geen schuursponsjes of krabbers maar
gebruik uitsluitend zachte doeken.
Het recht op garantie over de motorfiets vervalt als
onvoldoende onderhoud vastgesteld wordt.
Belangrijk
Was de motorfiets niet onmiddellijk nadat u
ermee heeft gereden om “kringen” van te snel
opdrogende producten op de nog warme
oppervlakken te vermijden.
Spuit niet met heet of onder hoge druk staand water
op de motorfiets.
Door het gebruik van hogedrukreinigers kunt ernstige
schade aan de veerelementen, de velgen, de
elektrische componenten, de dichtingen van de
veerelementen, luchtopeningen en uitlaat en
condens in de koplamp veroorzaken of kunnen
ernstige storingen ontstaan waardoor het voertuig
onveilig wordt en niet meer aan de
veiligheidsvoorschriften voldoet.
Als bepaalde motordelen bijzonder vuil zijn of er zit
olie of vet op, gebruik dan een ontvettingsmiddel en
zorg ervoor dat dit niet met transmissieorganen
(ketting, klein en groot tandwiel enz...) in aanraking
komt.
Spoel het voertuig af met lauw water en droog alle
delen met een zeem.
228
Let op
Na het wassen kan het voorkomen dat de
remmen minder goed werken. Smeer geen vet of olie
op de remschijven; hierdoor kan het remvermogen
van de motorfiets afnemen. Reinig de remschijven
met een oplosmiddel dat geen vet bevat.
Let op
Door een reinigingsbeurt, regen of vocht kan de
koplamp beslaan. Het is mogelijk de condens in de
koplamp te verwijderen door hem een korte tijd aan
te zetten.
Reinig de meetwielen van het ABS-remsysteem
zorgvuldig om de optimale werking van het systeem
te garanderen. Gebruik geen bijtende producten om
de meetwielen en sensoren niet te beschadigen.
Opmerkingen
Maak geen gebruik van alcohol of derivaten
ervan voor het reinigen van het instrumentenpaneel.
Let goed op de velgen aangezien ze onderdelen van
bewerkt aluminium bevatten; maak ze iedere keer dat
u uw motorfiets gebruikt schoon en maak ze droog.
Let op
Maak de zijtassen schoon met warm water, een
neutraal reinigingsmiddel en een zachte doek. U kunt
de scharnieren reinigen met zeep en een zachte
borstel. Spoel ze af met schoon water. Maak geen
gebruik van agressieve reinigingsmiddelen en erg
harde hulpmiddelen. Scharnieren die moeilijk
openen, kunnen soepeler worden door een klein
beetje talk aan te brengen.
229
De motorfiets een lange tijd niet gebruiken
Als de motorfiets een lange tijd niet wordt gebruikt,
raden wij u aan de volgende handelingen uit te
voeren:
- de motorfiets helemaal reinigen;.
- de brandstof uit de tank aftappen;
- breng via de bougie-openingen een beetje
motorolie in de cilinders aan en draai de motor
handmatig een paar slagen om het
beschermende laagje over de binnenwanden te
verdelen;
- de motorfiets op de hoofdstandaard zetten;
- de accu losmaken en eruit halen.
Indien de motorfiets langer dan een maand niet
gebruikt wordt, dient men de accu te controleren en
eventueel op te laden of te vervangen.
Bedek de motorfiets met een speciaal zeil dat de lak
niet beschadigt en geen condens vasthoudt.
Dit zeil kunt u bij Ducati Performance kopen.
Belangrijke waarschuwingen
In sommige landen (Frankrijk, Duitsland, Engeland,
Zwitserland, enz.) zijn er plaatselijke milieu- en
lawaaivoorschriften.
Voer regelmatig de eventueel voorgeschreven
controles uit en gebruik alleen originele Ducati
reserveonderdelen, in overeenstemming met de
voorschriften die in de verschillende landen van
kracht zijn.
230
Geprogrammeerd
onderhoudsplan
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die door de dealer verricht moeten
worden
Lijst met handelingen met soort in-
greep
(regelmaat kilometer/mijl of tijd *)
Km. x1000 1 12 24 36 48 Tijd (maan-
den)
mijl x1000 0,6 7,5 15 22,5 30
Het storingengeheugen uitlezen met de DDS en de up-
date van de software versies voor de regeleenheden
controleren
12
Controleer of eventuele technische updates en terug-
roepcampagnes beschikbaar zijn 12
Motorolie en filter vervangen 12
Reiniging aanzuigfilter motorolie -
Controle en/of afstelling kleppenspeling -
Vervanging distributieriemen 60
De bougies vervangen -
Vervanging luchtfilter -
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 12
De rem- en koppelingvloeistof verversen 36
231
Lijst met handelingen met soort in-
greep
(regelmaat kilometer/mijl of tijd *)
Km. x1000 1 12 24 36 48 Tijd (maan-
den)
mijl x1000 0,6 7,5 15 22,5 30
De slijtage van de remblokken en remschijven controle-
ren. Indien nodig vervangen 12
De bevestiging van de veiligheidscomponenten contro-
leren (schroeven flens remschijven, schroeven remklau-
wen, moeren achter- en voorwiel, moeren rondsel en se-
cundaire tandkrans)
12
Spil achterwiel controleren en smeren -
Controle spanning en smering ketting 12
De slijtage van de aandrijving (ketting, rondsel en tand-
krans) en de sloffen van de ketting controleren 12
Visuele controle afdichtingen voorvork en schokdemper
achter 12
Olie voorvork verversen -
Controle bewegingsvrijheid en bevestiging zijstandaard
en middenbok (indien aanwezig) 12
Controle schuurplekken, speling en vrijheid van de be-
weging en plaats van de zichtbare bedieningskabels en
elektrische bedrading
12
Controle koelvloeistofpeil 12
232
Lijst met handelingen met soort in-
greep
(regelmaat kilometer/mijl of tijd *)
Km. x1000 1 12 24 36 48 Tijd (maan-
den)
mijl x1000 0,6 7,5 15 22,5 30
Verversing koelvloeistof 48
De functionering van de elektro-ventilatoren controleren 12
Controle bandenspanning en slijtage 12
De acculading controleren 12
Controle stationair toerental 12
De functionering van de elektrische beveiligingen (sensor
zijstandaard, schakelaars voor- en achterrem, motor stop-
schakelaar, sensor versnelling/vrijloop) controleren
12
Controle verlichting en signaalinrichtingen 12
Indicatie Service met de DDS resetten -
Testrit van het voertuig met controle van de beveiligings-
systemen (bijv. ABS en DTC) 12
Lichte reiniging van het voertuig 12
Het formulier van de onderhoudsbeurt in de Documen-
tatie (Onderhoudsboekje) invullen 12
233
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die door de eigenaar verricht
moeten worden
Opsomming van de handelingen met soort ingreep (regelmaat kilometer/
mijl of tijd*)
Km. x1000 1
mijl x1000 0,6
Maanden 6
Controle motoroliepeil
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren
Controle bandenspanning en slijtage
Controle spanning en smering ketting
Controle remblokken. Ga indien nodig naar de dealer voor de vervanging
234
Technische kenmerken
Gewicht
Bedrijfsklaar zonder vloeistoffen en accu:
216 Kg.
Gewicht compleet beladen: 400 kg.
Let op
De motorfiets zal minder goed renderen en de
handelbaarheid neemt af waardoor u er de controle
over kunt verliezen als u de motorfiets zwaarder
belast dan voorgeschreven is.
235
Afmetingen
825 ± 20
130 ± 20
1580 ± 20
2235 ± 20
770 ± 20
1400 ± 20
305 ± 20
Fig 176
236
Brandstof
BRANDSTOF TYPE
Brandstoftank inclusief een reserve van
4 dm3
Loodvrije benzine met een minimum oc-
taangetal van minstens RON 95
17 dm3 (liter)
Oliecarter en filter SHELL - Advance 4T Ultra 4 dm3 (liter)
Remcircuit voor/achter en koppeling SHELL Advance Brake DOT 4 -
Beschermmiddel voor elektrische con-
tacten
Spray voor de behandeling van elektrische
installaties
SHELL Advance Contact Cleaner
-
Voorvork SHELL Advance Fork 7.5 of Donax TA 720 cc (per stang)
Koelvloeistofcircuit ENI Agip Permanent Spezial Antivries (niet
aanlengen, puur gebruiken)
2,5 dm3 (liter)
Belangrijk
Het is niet toegestaan additieven voor brandstof of smeermiddelen te gebruiken. Het gebruik van
dergelijke brandstoffen kan ernstige schade aan de motor en de onderdelen van het voertuig veroorzaken.
Let op
Het voertuig is uitsluitend compatibel met brandstof met een maximum ethanolgehalte van 10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10% is verboden. Het gebruik van dergelijke
brandstof kan ernstige schade aan de motor en de onderdelen van de motorfiets veroorzaken. U verliest het
recht op garantie als u benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10% gebruikt.
237
Motor
Testastretta 11°, in "L" geplaatste tweecilinder,
distributie 4 kleppen per cilinder, vloeistofgekoeld.
Boring mm:
106
Slag mm:
67,9
Totale cilinderinhoud, cm3:
1198,4
In-beweging verhouding:
11,5±0,5:1
Maximum vermogen op de as (95/1/EG), kW/PK:
119 kW/162 PK bij 9.500 min-1
Max. koppel op de as (95/1/EG):
13 kgm/128 Nm bij 8.000 min-1
Maximum toerental, min -1:
10.800
Belangrijk
In geen enkele rijconditie mag men de
voorgeschreven snelheidsbeperkingen
overschrijden.
238
Distributie
DESMODROMISCH met vier kleppen per cilinder,
aangedreven door acht tuimelaars (vier open en vier
dicht) en door twee frontale distributie-assen.
aandrijving motoras met cilindertandwielen, poelies
en tandriemen.
Schema van de desmodromische distributie
1) Tuimelaar voor openen (of tuimelaar boven);
2) Stelschroef tuimelaar boven;
3) Stelschroef tuimelaar voor sluiten (of onder);
4) Drukveer tuimelaar onder;
5) Tuimelaar voor sluiten (of onder);
6) Distributie-as;
7) Klep.
6
1
2
2
2 1
5
3
5
4
7
Fig 177
239
Prestaties
U behaalt de maximale snelheid bij elke versnelling
uitsluitend als u de voorschriften voor het inrijden
stipt naleeft en regelmatig het voorgeschreven
onderhoud uitvoert.
Belangrijk
Het niet naleven van deze norm ontslaat Ducati
Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Bougies
Merk: NGK
Type: MAR9A-J
Voeding
MITSUBISHI indirecte elektronische inspuiting.
Ovaal gasklephuis (overeenkomstige diameter):
56 mm.
inspuitventielen per cilinder: 1
Openingen per inspuitventiel: 12
Benzine: 95-98 RON.
Let op
Het voertuig is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van
meer dan 10% is verboden. Het gebruik van
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de motorfiets
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
240
Remmen
Antiblokkeersysteem met gescheiden remsysteem,
geregeld met Hall-sensoren met aflezing op de
meetwielen op de beide wielen:
de ABS kan gedeactiveerd worden.
Voor
Met twee halfzwevende geperforeerde schijven.
Remmateriaal: staal.
Materiaal van de koppelingklok: aluminium
Diameter remschijf: 320 mm.
Hydraulisch bedieningsorgaan: hendel op rechterkant
van stuur.
Merk remklauwen: BREMBO.
Type: M4.34a (remklauw met 4 zuigers Ø 34)
Wrijvingsmateriaal: TT 2182 FF
Type pomp: PR18/19.
Achter
Met vaste, geperforeerde stalen schijf.
Diameter remschijf: 265 mm.
Hydraulisch bedieningsorgaan: pedaal aan
rechterkant.
Merk: BREMBO
Type: PF 30/32a (zwevende remklauw met 2 zuigers
Ø 30 / Ø 32).
Wrijvingsmateriaal: Toshiba TT2182 FF.
Type pomp: PS 13.
Let op
De vloeistof van het remcircuit is bijtend.
Was bij aanraking met de remvloeistof de ogen en de
huid grondig met stromend water.
241
Overbrenging
Natte koppeling door linker hendel op stuur bediend.
Overbrenging tussen motor en drijvende
versnellingsas door middel van rechte tandwielen.
Verhouding motortandwiel/koppelingtandwiel: 33/61
Constante aangrijping, 6 versnellingen, met pedaal
aan linkerkant.
Verhouding motortandwiel uitgang versnelling/
achterste koppelingtandwiel: 15/43
Totale verhoudingen:
1e 15/37
2e 17/30
3e 20/27
4e 22/24
5e 24/23
6e 25/22
Kettingoverbrenging tussen versnelling en
achterwiel:
Merk: DID
Type: HV2 525
Afmeting: 5/8"x1/16"
aantal schakels:118
Belangrijk
De motorfiets is goedgekeurd met de hier
vermelde verhoudingen; deze mogen dus niet
worden gewijzigd.
Als u de motorfiets wenst aan te passen voor
speciale trajecten of wedstrijden, stelt Ducati Motor
Holding S.p.A. zich beschikbaar om andere
verhoudingen, die van de standaard geleverde
verhoudingen afwijken, te leveren; raadpleeg
hiervoor een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Let op
Raadpleeg voor het vervangen van het
achterste tandwiel de Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Als dit component niet correct wordt vervangen, kan
dit uw veiligheid ernstig in gevaar brengen en de
motorfiets onherroepelijk beschadigen.
Frame
Raamwerkconstructie: buizen van staal ALS450.
Achterframe van gegoten aluminium.
Stuurbalhoek: 28°.
Stuurhoek: 34° links / 34° rechts.
242
Naloop: 130 mm:
Wielen
Lichtmetalen velgen met veertien spaken.
Voor
Afmeting: MT 3,50x17".
Achter
Afmeting: MT 8,00x17".
Banden
Lichtmetalen velgen met veertien spaken.
Voor
"Tubeless” radiaalband.
Afmeting: 120/70-ZR17
Achter
"Tubeless” radiaalband.
Afmeting: 240/45-ZR17
Ophangingen
Voor
Hydraulische vork met omgekeerde telescoop,
uitwendige afstelling voor de in- en uitbeweging van
de hydraulische schokdemping en de voorspanning
van de veren in de veerpoten.
Doorsnede dragende buizen: 50 mm.
Afwijking wiel: 120 mm.
Achter
De schokdemper, die in extensie en compressie
verstelbaar is en voorzien is van afstandsregeling
voor de voorspanning van de veer, is aan de
bovenzijde bevestigd aan het frame en aan de
onderzijde aan een lichtmetalen vork. De vork draait
rond de steekas, die door motor en frame steekt.
Dit systeem maakt het voertuig uiterst stabiel.
Slag schokdemper: 59,5 mm.
Afwijking wiel: 120 mm.
Uitlaat
Monoblok roestvrijstalen demper met aluminium
uiteinden.
Geïntegreerde katalysator met twee
lambdasensoren.
Verkrijgbare kleuren
Race Titanium
Chrome Grey code 928.F891 (PALINAL).
Ondergrond 2K zwart code 873.A002 (PALINAL).
243
Transparant 2K code 923I1831 (PALINAL).
Racing Black frame en zwarte velgen.
244
Elektrische installatie
Deze bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen.
Koplamp:
lamp dimlicht type: 1xH7 blue vision (12V- 55W);
lamp groot licht type: 1xH1 (12V-55W);
stadslicht: LEDS (12V-2,4W).
Elektrische bedieningen op het stuur.
Richtingaanwijzers: voor: LEDS (13,5V-2,9W).
Claxon.
Schakelaars remlichten.
Accu, 12V-10 Ah, hermetisch afgesloten.
WISSELSTROOMDYNAMO 12V-430W.
MASTER ZEKERING, beschermd met zekering van
30A op het startrelais, achter de accu (C, Fig 180).
Startmotor: 12V-0,7 kW.
Achterlicht, remlicht en richtingaanwijzers achter:
stadslicht: (13,5V-0,6W);
remlicht: LEDS (13,5 V-2,8W);
richtingaanwijzers achter: LEDS (13,5V-2,06W).
Kentekenplaatverlichting: LEDS (13,5V-0,67W).
Opmerkingen
Raadpleeg voor het vervangen van de lampen
de paragraaf "Lampen groot licht en dimlicht
vervangen".
245
Zekeringen
Ter bescherming van de elektrische componenten
zijn twaalf zekeringen aanwezig in de zekeringkast
voor en achter en één op het startrelais. In elke
zekeringendoos bevindt zich een reserve zekering.
Zie de tabel voor informatie over het gebruik en het
amperage.
De zekeringendozen linksachter (A,Fig 178) en
rechtsachter (B,Fig 179) bevinden zich in de ruimte
onder het zadel.
Verwijder het zadel voor toegang tot de zekeringen
(zie "Zadel demonteren" op pag. 162).
De zekeringen kunnen worden bereikt door het
beschermdeksel omhoog te plaatsen; op het
oppervlak zijn de montagevolgorde en het amperage
aangegeven.
12
3
4
5
6
7
A
Fig 178
1 2 3 4 5
B
Fig 179
246
Legenda zekeringendozen linksachter (A)
Pos Gebruikers Waarde
1 Diagnose 7,5 A
2 Fans 10 A
3 Zekering ABS 1 30 A
4 Zekering ABS 2 25 A
5 Navigatiesysteem/Stroomaansluiting/Alarm 10 A
6 Zekering ABS 7,5 A
7 Verwarmde handgrepen 5 A
Legenda zekeringendoos rechtsachter (B)
Pos Gebruikers Waarde
1 Relais openen gasklep 15 A
2 Injectie 20 A
3 Key-sense 15 A
4 Regeleenheid 5 A
5 Instrumentenpaneel 10 A
247
Opmerkingen
Demonteer de linker schermkap voor toegang
tot de hoofdzekering.
Het hoofdzekering (C) bevindt zich in de nabijheid van
de accu op het startrelais (D). Om de zekering te
bereiken moet het beschermdeksel (E) worden
verwijderd.
Een doorgebrande zekering kunt u herkennen aan
een onderbroken geleider in de zekering (F).
Belangrijk
Om mogelijke kortsluitingen te voorkomen,
dient u de zekering te vervangen terwijl de
startsleutel op OFF staat.
Let op
Voorkom dat u zekeringen monteert die andere
prestaties leveren dan is bepaald. Overtreding van dit
voorschrift kan schade aan het elektrisch systeem of
zelfs brand tot gevolg hebben.
DC
E
Fig 180
F F
Fig 181
248
Legenda bedradingsschema elektrische
leiding/injectie
1) De stuurschakelaar rechts
2) Immobilizer
3) Handsfree-relais
4) Handsfree
5) Zekeringendoos rechts
6) Rechterklep
7) Linkerklep
8) Relais kleppen
9) Brandstofpomprelais
10) Relais ride-by-wire (ETV)
11) Motorregeleenheid (EMS)
12) Zekeringendoos links
13) Ophalen gegevens / diagnose
14) Startmotor
15) Met zekering beschermd relais
16) Accu
17) Massa bedrading
18) Schakelaar
19) Wisselstroomdynamo
20) Benzinepomp
21) Brandstofniveau
22) Richtingaanwijzer rechtsachter
23) Achterlicht
24) Richtingaanwijzer linksachter
25) Voertuigregeleenheid (BBS)
26) Diefstalalarm
27) Uitlaatklepactuator
28) Versnellingssensor
29) Snelheidssensor achterwiel
30) ABS-besturing
31) Gashendelsensor (APS)
32) Actuator potentiometer / ride-by-wire (TPS/
ETV)
33) Fasesensor
34) Verticale MAP-sensor
35) Horizontale MAP-sensor
36) Motortemperatuur
37) Luchttemperatuursensor
38) Verticale lambdasonde
39) Horizontale lambdasonde
40) Schakelaar oliedruk
41) Remlicht achter
42) Schakelaar zijstandaard
43) Koppelingschakelaar
44) Remlicht voor
45) Verticaal hoofdinspuitventiel
46) Horizontaal hoofdinspuitventiel
47) Horizontale bobine
48) Verticale bobine
249
49) Schakelaar links
50) Claxon
51) Snelheidssensor voorwiel
52) Richtingaanwijzer linksvoor
53) Instrumentenpaneel op stuur
54) Instrumentenpaneel tank.
55) Richtingaanwijzer rechtsvoor
56) Navigatie systeem
57) Groot licht / dimlicht
58) Stadslicht
59) Contact achter
60) Regeleenheid verwarmde handgrepen
61) Verwarmde handgrepen
62) Contact voor
Kabelkleuren: legenda
B Blauw
W Wit
V Paars
BK Zwart
Y Geel
R Rood
LB Lichtblauw
GR Grijs
G Groen
BN Bruin
O Oranje
P Roze
Opmerkingen
Het bedradingsschema zit achteraan in dit
boekje.
250
Geheugensteuntje voor
onderhoudsbeurten
Geheugensteuntje voor onderhoudsbeurten
KM NAAM
DUCATI SERVICE
KILOMETERSTAND DATUM
1000
15000
30000
45000
60000
251
Cod. 913.7.234.1D
Stampato 09/2013
BW Bk
FREE
PUSH
RW
OFF
RUN
RBk
RW
OFF
RUN
RBk
34 52
1 8
21 21
1 2 3 4 5 6 7
1212
1-34 35-68
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4
30A
+-
4
3
1
2
1
2
1
21
2
Led
+
-
2 1
10
11
26
15
16
17
19
21
2
3
20
13
23
12
8
1
18
22
25
9
24
4
5
6
7
14
1
2
3
4
5
6
Led
dx
sx
1
2
1
2
431
21
2
HALL
2 1
RB
OFF
PUSH
OFF
PUSH
TURN HORN PASSING
8 4 2 1 3 5 6
RB BY R
SET UPSET DOWN
PUSH
FREE
Bk R
PUSH
FREE
RB
OFF
PUSH
HI BEAM
RB BW BO
Bk Gr
N
L
R
RB
C
Br
7
123
V
123
O
321 4 321 4
+ +
3
1
2
456
-+
H
GFC
B
AD E
1 2 3 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18
4 5 HALL
21
8
2
7
3
1
6
4
5
11
1
17
16
12
6
2
5
7
15
4
10
18
19
3
13
14
8
9
20
1
2
1
2
3
4
3
1
2
6
5
1 coil Horizontal
2 Injector Horizontal main
3 Injector Horizontal top
5 ETV Gnd
6 ETV Source
7 ETV Motor +
8 ETV Motor -
9 ETV Relay
11
12
13
14
15 SideStandsw
16 Cluth Sw
17 Radiator Fan Relay
10 Power Gnd
18 Power Gnd
19
20
21
22
23 Quick Shift
25 Starter sw
24 Brakesw
27 Injector Vertical Main
28 O2 heater Horizontal
29 O2 heater Vertical
30 Starter Relay
31 Fuel Pump Relay
32 Neutral Sw
33 STop Sw
34 Control Gnd
35 Battery Monitor
45
60 Self Shut-down
62 Communication Line A
36 Air Temp Sens.
38 CranK Angle Sens +
39 Signal Speed sens rear
40 Signal Speed sens Front
41 Oil Press sw
42
43 V supply APS (Sub)
44 Battery
46 Signal Map Sensor Horizontal
47 CranK Angle Sens -
48 Sensor Supply 5V
49 V supply TPS
50 Signal APS (sub)
51 Can Low
52
53 Engine Temp. Sens.
54 Signal O2 Sensor H
55 Sensor Gnd
56 TPS Gnd
57 Signal Tps (sub)
58 APS (sub) gnd
59 Can High
61 Communication Line B
63 Signal O2 Sens ( vertical)
64
65 Gnd APS ( main)
66 Signal APS ( main)
67 V supply APS ( main)
68 Signal Tps Main
Bn/W
Bk
Bn/W
Bk
Gr/BkGr/Y
VM
OM
3
HV
R/Y
Bk
R/Bk
BkBk
B/Bk
Y
YY
Bk
Bk
R
R
B/Bk
R/Y RR/Y
W/Bk
Bk
W/Bk
Bk
4 Injector Vertical top
STARTER ENGINE STOP UNLOCK
Can Low
Can HI
In Left/Right indicator
Menu Input
Passing_Start_stop_lap
HI Beam input
Claxon Out
SnS Gnd
Claxon Input
Key_sense
VBatt1
Vbatt2
Gnd1
Gnd2
Can Low
Can Hi
Out Stop Light
M+
M-
Key sense
Gnd
Vbatt
26 coil Vertical
37 Signal Map Sensor Vertical
Out Left Rear Indicator
Out Right Rear Indicator
In ABS Lamp
In ON/OFF ABS
In Sign exup
Out Sns Gnd
5V Sns Vcc
In Fuel Sensor
In Gear Sensor
In speed sensor
Menu confirm_Off indicator
Front left ind out
Front right ind out
SnS 5V
Front Speed
In Quick shift
n.c
n.c
brake sw
Pilot light out Position light
Gr/Bk
Gr
B/Y
Br
O
B
B/W
Gr Br O
B
B/W
B/Y
V/Bk
W/Bk
G/Bk
Y/Gr
Gr/R
Bk
Gr/G
Gr/Bk
Gr/G
P/Bk
Lb
W/B
Bk
Bk
Gr/B
P/Y
n.c
Bk
Gr/G
G/Y Bn/W R/Bk
R/Bn
Lb/R
Lb/Bk Bk
Lb/G W/O
Bk
Lb/Bk
Lb/Y B/Bk
Bn/Bk
P/Bk
Bk
W/B
G/B
G/O
Bn/B
Bn/R
Bn/Y
W/Y
G/W Bn/V O/BK OG/W
G/Y
G/V
Bk/Y Bk/O
Bk/W
Bk/V O/G
R/Y
O/B
W
Y
Gr/Bk
Gr/G
R/Y
R/Y
R/Bk
R
Bn Bn R/V R/V
R/Gr
R/Bk
R/G
Lb/Bk Bn/Bk Lb/G
R/GR/G
Bk Bk
Bn/W R/Bn
Y/W
Y
Bk
Bk
Bk
Bn/W Bn/W
P/Y G/Y
G/Y
Bk/V
Bk/VBk/V
Bk/V
Bk/V
Bk/V
Bk/V
G/B G/W Bn/V Bn/V
G/W G/O
Bk/Y
Bn/Y
O/G
O/B
Lb/R
Lb/Bk
Bk/W
Bn/B
G/BK
Bk/O
Bn/R
O
Gr/Bk
Gr/Bk
Gr/G
W/G
W/Bk
Gr/R
Y
Bn/R
Y/B
Bk/B
Bk/O
Bk/W
Y/G
R/Bk
G/V
W/B
R/Y
Bn/W
Bk
R
R
R/Y
Bk
Bk/W
Bk/O
Y/B
Bn/R
Y/G
Bn/R
Bk/B
Bk
V/Bk
B
A
R/W
1
2
SC
Bn/R
G
Bn/R
B
B
n.c.
Bk/B
Gr/R
Gr/R
W
W
Bk
W/Bk W/Y
R/W
R/Y
Bk
R
Gr/G
R
diretto
Key
Gnd
Out-pilot light
Led
R/W
R/B
Y
Lb
Bk
In Unlock hands free
Out unlock hands free
R/Bk
P/Bk R
R
Y
Lb
IN-pilot light
R/B
N.C.
Bk
Hi Beam
Low Beam
Immo light out
Ntc fuel sensor
Can Hi
Key Sense
nc
Gnd
Can Low
Immo Input alarm
Tair Input
Gr/G
Gr/Bk
R/Bk
Bk
Bk
nc
Y/Gr
Y/W
Bk
Bk
Gr/Bk
Gr/G
R/Bk
Bn/R
Bn/R
G
n.c.
R/Y
R/Y
n.c.
Y
Bk
R/B
R/B
R/Y
R/Y
n.c.
n.c.
n.c.
n.c.
n.c.
nc
3 1 2
n.c.
n.c.
Bk
B/V
B/V
G/V
Lb/Y
R/Bk R/Bk
G/V
Bk
R/W
Bn
R/V R/Y
Etv
Inj
Ecu
Dash
R
R/Bk
R
RR/Gr
R/Y R/Y
R/Y
R/B
R/Y
R
R/B
Grip heather
R/B
R/B
V/O
Bk Bk
V/W
W/Bk
W/G
Gr/R
Bk
R/B
Y
Gr/R
Y
Bk
W/Bk
Bk
R/B
01 02
03
04
05
06 07
08 09 10
11
12
13
14 15
DIAVEL STRADA
16
17
18 19
20
23
22
21
24
59
25
26
2728293031
32
3334
3536
37
3839
41 40
42
4344
45
464748
49
50
51
61
52
53
54
55
62
56
57
58
cod. 913.7.234.1D
250


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Ducati Diavel Strada - 2014 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Ducati Diavel Strada - 2014 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 3,36 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info