22
NL
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.4.5 Het gras maaien
Beginnen met maaien:
– zet de gashendel in de “SNEL” stand;
– zet het maaidek in de hoogste stand;
– schakel de messen in (☛ 4.9);
– begin heel langzaam en voorzichtig te rijden op de grasgrond, zoals reeds eerder
beschreven is;
– stel de juiste rijsnelheid en maaihoogte in (☛ 4.8) afhankelijk aan de toestand van
het gazon (lengte, dichtheid en vochtigheid van het gras).
Bij het maaien van hellingen dient de rijsnelheid verminderd
te worden om de veiligheidscondities te garanderen (
☛
1.2 - 5.5).
Het is in ieder geval verstandig om, elke keer als er een afname in het aantal toeren
van de motor wordt waargenomen, de snelheid te vertragen, denk eraan dat er nooit
een mooi maaibeeld verkregen wordt als de rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de
hoeveelheid gras.
Ontkoppel de messen en zet het maaidek in de hoogste stand als er over een obstakel
heen moet worden gereden.
5.4.6 Het legen van de opvangzak
Het legen van de opvangzak kan alléén worden uitgevoerd als de
messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan slaat de motor af.
Zorg dat de zak niet te vol raakt om verstopping van het uitwerpkanaal te voorkomen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak
vol is; voer dan het volgende uit
– ontkoppel de messen (☛ 4.7) zodat het signaal
stopt;
– neem snelheid af;
– zet de koppeling in de vrije stand (N) (☛ 4.22 -
Mechanische aandrijving ofwel 4.32 -
Hydrostatische aandrijvin) en stop met rijden;
– schakel de handrem in op hellingen;
– trek de hendel (1) naar boven en kiep de zak
om voor het legen;
– sluit de zak op zo’n manier zodat deze zich
vastkoppelt aan de veerhaak (2).
OPMERKING
̆
!
LET OP!