68
Werking met afstandsbediening
HET APPARAAT AANZETTEN
Steek de stekker in het stopcontact.
Druk op de knop ON/OFF (17) van de afstandsbediening (bij inschakeling start de airconditioner
met de laatste functie die vóór uitschakeling ingesteld was).
Druk op de toets MODE (18) om de gewenste functie te selecteren:
KOELING (COOL)
ONTVOCHTIGING (COOL)
ALLEEN VENTILATIE (FAN)
Een pijl op de display geeft de geselecteerde functie aan.
KOELFUNCTIE (COOL)
Ideaal bij warm en drukkend weer, om de ruimte af te koelen en te ventileren.
Bedien voor de koelfunctie de knoppen om de gewenste temperatuur te selecteren. De display
geeft de ingestelde temperatuur weer.
Wijzig de ventilatiesnelheid met behulp van de knop FAN (16) van de afstandsbediening:
AUTO: als u wilt dat het apparaat automatisch de beste ventilatiesnelheid kiest, op basis van de
temperatuur die u op de digitale display hebt ingesteld.
HIGH: wanneer u het maximale vermogen van het apparaat wenst, zodat zo snel mogelijk de
gewenste temperatuur wordt bereikt.
MED: wanneer u een laag geluidsniveau wenst, met sowieso een goed comfortniveau
LOW: wanneer u zo weinig mogelijk geluid wenst
Twee pijltjes op de display geven respectievelijk “COOL” en de ventilatiesnelheid aan.
De meest geschikte temperatuur voor vertrekken in de zomerperiode varieert tussen 24 en 27°C. Het
wordt in elk geval afgeraden om een veel lagere temperatuur dan de buitentemperatuur in te stellen.
ONTVOCHTIGINGSFUNCTIE (DRY)
Ideaal om de vochtigheid in de omgeving te verlagen en op die manier temperatuurstijgingen
en –dalingen te voorkomen (tussenseizoen, vochtige vertrekken, regenperiode, enz.).
Bij de ontvochtigingsfunctie, kiest het apparaat automatisch de ventilatiesnelheid.
Twee pijltjes op de display van de afstandsbediening geven respectievelijk “DRY” en “AUTO” aan.
ALLEEN VENTILATIEFUNCTIE (FAN)
Bij de ventilatiefunctie kan de ventilatiesnelheid wordt ingesteld met behulp van de knop “FAN” (16).
De ventilatiesnelheid kan gekozen worden uit: (LOW/MED/HIGH).
Twee pijltjes op de display geven de functie “FAN” en de ingestelde snelheid aan.
Bij deze bedrijfswijze is het niet mogelijk om de functie “AUTO” te selecteren.
INSTELLING VAN DE TIMER
Met de timer kan de uitgestelde in- of uitschakeling van het apparaat ingesteld worden; op die
manier wordt energie bespaard en worden de werkingsperiodes geoptimaliseerd.
Hoe moet de uitgestelde uitschakeling geprogrammeerd worden
• Druk bij ingeschakelde airconditioner op de knop TIMER (19): de display geeft de uren, il
simhet knipperende “h”symbool en een “TIMER OFF” aangeeft weer.
• Stel de gewenste tijd van uitschakeling in met de toetsen (van 30 minuten tot 24 uur). Bin-
nen de eerste 10 uur kunnen intervallen van een half uur gekozen worden. Bij tijden van meer
dan 10 uur, vindt de selectie per heel uur plaats.
• Druk opnieuw op de knop TIMER om de gemaakte selectie te bevestigen. Een geluidssignaal
en het knipperen van het controlelampje “H” bevestigen dat de programmering van de timer
heeft plaatsgevonden. Met het verstrijken van de tijd, geeft de display van de afstandsbedie-
ning de resttijd weer, terwijl op de display van de airconditioner het controlelampje “H” ” blijft
knipperen.