SLEEP-FUNCTIE (FIG. 22)
Deze functie is nuttig tijdens de nacht, omdat de werking van het
apparaat geleidelijk aan wordt verminderd.
Om deze bedrijfswijze correct in te stellen:
• Selecteer de bedrijfswijze (koeling, ontvochtiging of smart)
zoals hiervoor uitgelegd.
• Druk op de toets . Het apparaat werkt met de eerder geko-
zen bedrijfswijze.
De SLEEP functie houdt het vertrek op de optimale temperatuur
en vermijdt een overmatige verhoging of verlaging van de tem-
peratuur of de vochtigheidsgraad met een geluidsarme werking.
De ventilatiesnelheid is altijd op het minimumvermogen, terwijl
de omgevingstemperatuur of de vochtigheidsgraad geleidelijk
aan variëren afhankelijk van de welzijnsbehoeften.
Bij de bedrijfswijze “koeling”, neemt de temperatuur na 60 minu-
ten 1°C en na 2 uur nog een graad toe.
Bij de bedrijfswijze “ontvochtiging”, wordt de ontvochtigingsca-
paciteit van het apparaat twee maal elk uur.
Bij beide bedrijfswijzen wordt het apparaat na 8 uur uitgescha-
keld.
IONISATORFUNCTIE (ALLEEN BIJ SOMMIGE MODELLEN) (FIG. 23)
De ionisator is een elektronisch onderdeel dat negatieve ionen
aan de omgeving afgeeft.
Het is bewezen dat er in schone en aangename omgevingen
altijd een overvloed aan negatieve ionen aanwezig is, terwijl in
omgevingen met bedompte lucht een overvloed aan positieve
ionen aanwezig is.
De ionisator bepaalt de juiste verhouding tussen de twee soorten
ionen, door het stof dat eventueel in de lucht aanwezig is te
reduceren waardoor een aangenaam gevoel van welzijn wordt
verkregen.
Met deze toets wordt de ionisator geactiveerd die bij sommige
modellen aanwezig is.
De toets kan bij alle bedrijfswijzen geactiveerd worden.
SWING-FUNCTIE (FIG. 24)
De SWING-functie zorgt voor het draaien van de ribben van het
rooster zodat de afgegeven lucht gelijkmatig over het vertrek
verdeeld wordt.
Door één maal op de SWING-toets te drukken, beginnen de rib-
ben afwisselend naar voren en naar achteren te bewegen. Als
opnieuw op de toets wordt gedrukt, stoppen de ribben in de
positie waarin ze zich bevinden.
Bij de volgende bediening van de toets beginnen ze weer naar
voren en naar achteren te bewegen.
Als het apparaat wordt uitgeschakeld, gaan de ribben dicht,
ongeacht de positie waarin ze zich bevinden.
81
22
23
24