BEDRIJFSWIJZE KOELING (FIG. 13)
Ideaal bij warm en drukkend weer, om de ruimte af te koelen en
te ontvochtigen.
Om deze functie correct in te stellen:
•Druk herhaaldelijk op de MODE toets tot het symbool van de
koeling verschijnt.
• Kies de te bereiken temperatuur door op de toetsen + of - te
drukken totdat de gewenste waarde verschijnt.
• Kies de gewenste ventilatiesnelheid door te drukken op de
FAN toets. Er zijn 4 snelheden beschikbaar:
Lage snelheid: wanneer u zo weinig mogelijk
geluid wenst
Gemiddelde snelheid: als u het geluidsniveau
laag wilt houden, met sowieso een goed com-
fortniveau
Hoge snelheid: om zo snel mogelijk de gewenste
temperatuur te bereiken
Automatische snelheid: het apparaat kiest auto-
matisch de beste ventilatiesnelheid, op basis van
de temperatuur die op het display is ingesteld.
De meest geschikte temperatuur voor vertrekken in de zomerpe-
riode varieert tussen 24 en 27°C. Het wordt in elk geval afgera-
den om een veel lagere temperatuur dan de buitentemperatuur
in te stellen.
BEDRIJFSWIJZE ONTVOCHTIGING (FIG. 14)
Ideaal om de vochtigheid in de omgeving te verlagen (tussen-
seizoen, vochtige vertrekken, regenperiode, enz.).
Plaats het apparaat in het vertrek zonder de luchtafvoerslang
aan te brengen.
Om deze bedrijfswijze correct in te stellen:
• Druk herhaaldelijk op de MODE toets tot het symbool van de ont-
vochtiging verschijnt. Druk vervolgens op de toetsen + of – totdat
op het display de gewenste vochtigheidsgraad verschijnt.
Gelijktijdig gaat het ventilatiecontrolelampje “auto” branden
omdat het apparaat automatisch de meest geschikte snelheid
kiest. Het aan de omgeving onttrokken water wordt verzameld in
de tank aan de achterkant van de airconditioner.
Wanneer de tank vol is, onderbreekt het apparaat zijn werking
en op het display verschijnt het opschrift “ ” (Full tank); in dit
geval moet de tank verwijderd en geleegd worden (fig. 15).
Zodra de lege tank weer is aangebracht, start het apparaat
weer op.
Dankzij de slang voor continu-afvoer is het mogelijk de geprodu-
ceerde condens af te voeren zonder periodiek het bakje te hoe-
ven ledigen.
Breng de slang met snelkoppeling aan zoals getoond in fig. 16.
N.B.: Controleer of het koppelstuk in de koppeling is ingebracht
opdat de continu-afvoer correct kan werken. Druk op de flens
van de koppeling om de slang af te koppelen.
77
13
14
15
16