76
Voordat reinigings- of onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd, dient u het
apparaat uit te schakelen met de toets
ON/STAND-BY (A) of, bij modellen met
afstandsbediening, met de ON/OFF knop;
haal vervolgens altijd de stekker uit het stop-
contact.
REINIGING VAN BUITENKANT
Wij adviseren om het apparaat te reinigen
met een vochtige doek en af te drogen met
een droge doek. Om veiligheidsredenen
mag de airconditioner niet met water wor-
den gewassen.
Voorzorgsmaatregelen
Gebruik nooit benzine, alcohol of oplosmidde-
len voor de reiniging. Spuit nooit insectenwe-
rende vloeistoffen of gelijkaardige producten.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTERS
Om een goede efficiency van uw aircondi-
tioner te behouden adviseren wij om het stof-
filter wekelijks te reinigen in de periode waa-
rin het apparaat gebruikt wordt.
Het filter is ter hoogte van het afzuigrooster
gesitueerd.
Ga voor het reinigen van het filter als volgt te
werk:
1. Verwijder het stoffilter door het van bovenaf
uit te trekken (figuur G en H).
2. Gebruik een stofzuiger om het op het filter
afgezette stof te verwijderen. Als het filter
zeer vuil is, het in lauw water onderdom-
pelen en meerdere keren afspoelen. De
temperatuur van het water mag niet war-
mer dan 40°C zijn. Na het wassen, laat u
het filter drogen. Plaats het vervolgens
weer in zijn zitting.
CONTROLES BIJ BEGIN SEIZOEN
Controleer of het netsnoer en het stopcon-
tact niet beschadigd zijn en controleer of de
aardleiding doeltreffend is.
CONTROLES AAN EINDE SEIZOEN
Verwijder de dop om het interne circuit volle-
dig te legen (figuur I).
Laat het restwater volledig afvloeien in een
teiltje. Breng hierna de dop weer aan.
Reinig het filter en laat het goed drogen alvo-
rens het weer aan te brengen.
G
Reiniging
H
I