46
REINIGING EN ONDERHOUD
Een frequent onderhoud voorkomt het ontstaan van rook en
vieze geurtjes tijdens de bereiding. Laat geen vet ophopen in
de oven.
Vóór elke reinigings- of onderhoudsbeurt, de stekker uit het
stopcontact trekken en het apparaat laten afkoelen.
Maak de deur, de binnenste onderdelen en de gelakte of ge-
verniste oppervlakken schoon met een oplossing met reinigin-
gsproduct; droog goed af.
Voor de schoonmaak van de binnenkant van de oven, worden
nooit producten gebruikt die het aluminium aantasten (spuit-
bussen). Kras de wanden niet met puntige of scherpe voorwer-
pen, om de antikleeflaag niet te beschadigen.
Gebruik voor de schoonmaak van de buitenkant altijd een vo-
chtige spons.
Vermijd het gebruik van schurende producten die de laklaag
kunnen beschadigen.
Let op dat geen water of vloeibare zeep in de openingen bove-
naan de oven sijpelen.
Probeer geen vorken, messen of scherpe voorwerpen in de ope-
ningen bovenaan en aan de zijkant van de oven te steken.
Dompel het apparaat nooit onder in water; niet afwas-
sen onder een waterstraal.
Alle accessoires worden gewassen met de hand of in de
vaatwasmachine.
Haal de lade van de bodem van de oven. Was hem met de
hand. Indien het vuil hardnekkig is, de lade spoelen met een
warm zeepsop en zo nodig voorzichtig op wrijven zonder te
krassen.