Installatievoorschrift
Combifort®
29
Noteer de gemeten waarde op de servicekaart op het toestel. Vergelijk de gemeten tijd met
de waarde(n) gemeten bij het in bedrijf stellen en/of de voorgaande jaarlijkse inspecties
(zie servicekaart op het toestel).
Als de gemeten tijd buiten de toleranties valt, inspecteer dan het luchttoevoer- en rookgas-
afvoersysteem plus de warmtewisselaar (16) van het toestel op vervuiling en reinig deze als
dat nodig mocht blijken (zie 5.2).
3. Meting CO
2
-gehalte rookgassen
Beschikt u over een CO
2
-meetapparaat met een nauwkeurigheid < 0,2%, dan kunt u het
CO
2
-percentage van de rookgassen controleren.
a. Meet eerst het CO
2
-percentage op laagstand. Het toestel zal starten op een hoger
vermogen en zal daarna drie minuten lang op laag vermogen branden.
b. Na vijf minuten kunt u het CO
2
-gehalte op de hoogste stand meten.
De gemeten waarden dienen binnen de grenzen te liggen zoals die in figuur 27 zijn
vermeld.
c. Noteer de gemeten waarden op de
servicekaart aan de binnenzijde van het
toestel. Vergelijk deze met de waarden die
zijn gemeten bij het in bedrijf stellen van het
toestel en/of bij voorgaande inspecties.
d. Bij grotere afwijkingen raadpleeg de brochure
Combifort® ‘Instellen en Afregelen’ of
neem contact op met Daalderop.
4. Inspectie van de ionisatiestroom
De ionisatiestroom van de brander (14) kan worden uitgelezen via het serviceprogramma
van de regelunit (26). Raadpleeg het Combifort® Servicehandboek sectie ‘Instellen en
Afregelen’ voor de toegangsprocedure tot het serviceprogramma. De ionisatiestroom
dient bij zowel laag- als hoogstand groter dan 42 te zijn. Bij afwijkingen moet de
ionisatiepen worden gecontroleerd (zie 5.2).
5. Inspectie van de sifon
Verwijder jaarlijks de beker van de sifon (24) onderaan het toestel en controleer of zich
daarin aluminiumoxide gevormd heeft. Is dit het geval dan dient de warmtewisselaar (16)
eventueel gereinigd te worden (zie 5.2).
5.2 ONDERHOUD
Groot onderhoud omvat het volgende:
1. Reiniging van het uitlaatgietstuk (25)
2. Inspectie van de branderunit
3. Reiniging van de warmtewisselaar
4. Luchttoevoer/ rookgasafvoersysteem
Noteer de verrichte inspecties en werkzaamheden
op de servicekaart aan de voorkant van de
isolatieschalen.
1. Reiniging van het uitlaatgietstuk
a. Verwijder het uitlaatgietstuk (25) en de verdringer-
buis met daarop de rookgasverdringer (17),
b. Inspecteer het uitlaatgietstuk op vervuiling,
c. Reinig deze zonodig.
LET OP!
Advies: spoel jaarlijks de be-
staande riolering door
in verband met mogelijke
slibvorming.
ADVIES!
Leg alle condensleidingen onder
afschot om ernstige vervuiling
te voorkomen. Tevens is het
aan te raden om drie maanden
na de installatie de sifon van
aluminium-oxide te ontdoen. In
deze periode wordt het meeste
oxide in het rookgasafvoer-
kanaal gevormd.
LET OP!
Er wordt dringend aangeraden
bij de werkzaamheden aan de
verdringerbuis of de rookgasver-
dringer een stofmasker met een
P3 filter te gebruiken.
CO
2
(%) O
2
(%)
Hoogstand 8,9 - 9,5 4,0 - 5,0
Laagstand 8,1 - 8,6 5,5 - 6,5
CO
2
-GRENZEN
Figuur 27: CO
2
-grenzen
Figuur 28: Demontage branderunit
07.94.12.018.01