10
HET TOESTEL MAG IN GEEN GEVAL OP HET 230 VOLT NET
AANGESLOTEN WORDEN! DIT ZOU DE DEFINITIEVE VERNIETIGING
VAN DE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE ELEMENTEN TOT
GEVOLG HEBBEN EN ZOU GROOT GEVAAR VOOR DE GEBRUIKER MET
ZICH MEE BRENGEN.
8. Gasondichtheid
Wij adviseren om bij de controle van de gasdichtheid een elektronische, voor het type
goedgekeurde gasdetektor te gebruiken. Bij een storing moet het ventiel van het
stroomvoorzieningsnet gesloten worden. Daarna moet de hulp van een installateur, de
vakhandelaar of een gespecialiseerde technicus ingeroepen worden.
9. Bevestiging van het toestel in het keukenblad
Voor de inbouw van het toestel moet al naargelang het toestelmodel (zie typeplaatje aan
het toestel) een vrije ruimte worden geschapen met de op afbeeldingen 1 – 6 aangegeven
maten. De positie van deze vrije ruimte kan afhankelijk van de gewenste installatie worden
gekozen.
Daarbij moet een minimale afstand van 400 mm t.o.v. de meubels die zich boven de
kookplaat bevinden (hangkasten enz.) aangehouden worden.
Het toestel rust op het frame in het keukenblad. Het moet met behulp van de meegeleverde
schroeven en 4 bevestigingsdelen stevig aan het keukenblad vastgeschroefd worden (zie
afbeelding 1). Voor de bevestiging mogen de gasleidingen, de kranen of delen van de
brander niet worden gebruikt.
Aan de onderzijde van het toestel moet een vrije ruimte met een hoogte van minstens 10
mm overblijven voor een goede doorstroming van de koellucht.
Voor de warmteafvoer van de kookplaat zijn onder de kookplaat ventilatieopeningen met
een vrije doorsnede van minstens 7,5 cm
2
noodzakelijk. De minimale breedte van de
ventilatieopeningen is 5 mm, dus de opening moet minstens 150 x 5 mm zijn.
De positie van de ventilatieopeningen kan zich afhankelijk van de inbouwsituatie aan de
zijkant, vooraan, achteraan of onderaan bevinden.
Afb. 1 Uitsparing in het keukenblad