11
Aansluiten
• Zorg ervoor dat het apparaat is uitgeschakeld. De
temperatuurregelaar moet op “MIN” worden ingesteld. De
controlelampjes moeten gedoofd zijn.
• Waarborg datde apparaatspanning (zie typeplaatje) en de
netspanning overeenkomen.
• Sluit de stekker alleen aan op een correct geïnstalleerde
en geaarde contactdoos met.
Instructies voor gebruik (afbeelding 3)
Thermostaat
De thermostaat (IV) is een temperatuur-afhankelijke schake-
laar.
Functieschakelaar
Verwarming
De warmteafgifte wordt bepaald door de vermogennstellingen.
Maximaal 3 instellingen kunnen worden geselecteerd om de
warmteafgifte te optimaliseren:
Functieschakelaar I = 750 W
Functieschakelaar II = 1250 W
Functieschakelaar I + II = 2000 W
Ventilator
U kunt de ventilator (III) onafhankelijk van de verwarming
gebruiken.
Bediening
U kunt het toestel gebruiken voor het volgende gebruiken:
a) Setting the heater appliance to three levels.
De thermostaat moet voor dat doel worden ingeschakeld.
b) De ventilator aanzetten.
De thermostaat moet voor dat doel worden ingeschakeld.
c) De verwarming en de ventilator aanzetten.
De thermostaat moet voor dat doel worden ingeschakeld.
d) De kamertemperatuur instellen.
e) Een kamer boven het vriespunt houden.
OPMERKING:
De controlelampjes van de functieschakelaar geven de
modus aan.
De kamer op de gewenste temperatuur brengen
1. Draai de knop van de thermostaat naar de “MAX”-positie.
2. Schakel één of beide functieschakelaars van de verwarming
in. De controlelampjes in de schakelaar zullen branden.
3. Nadat de gewenste kamertemperatuur is bereikt, draai de
knop van de thermostaat langzaam terug totdat het toestel
uitgeschakeld wordt. De controlelampjes zullen doven.
OPMERKING:
De thermostaat handhaaft de ingestelde temperatuur van de
kamer. Het verwarmingstoestel en eventueel de ventilator zullen
in het proces automatisch worden in- en uitgeschakeld worden.
Vorstbescherming
OPMERKING:
De vorstbescherming is afhankelijk van de grootte van de
kamer.
1. Draai de knop van de thermostaat zover mogelijk naar de
“MIN”-positie.
2. Schakel beide functieschakelaars van de verwarming in.
In deze positie, zal het verwarmingstoestel de temperatuur
constant boven het vriespunt houden.
Uitschakelen
1. Schakel de functieschakelaar uit. De controlelampjes zullen
doven.
2. Draai de temperatuurregelaar zover mogelijk naar de
“MIN”-positie.
3. Trek de stekker uit de wandcontactdoos.
Oververhittingsbescherming
Het toestel is met een oververhittingsbescherming uitgerust,
die in geval van oververhitting automatisch het toestel zal
uitschakelen.
• Schakel de functieschakelaar uit. Draai de temperatuur-
regelaar naar de “MIN”-positie. Haal de stekker uit het
stopcontact. Laat het toestel voor ongeveer 10 minuten
afkoelen voordat u het opnieuw gebruikt.
• Is het toestel oververhit geraakt? Controleer of de lucht-
inlaat of ventilatieopeningen op de kachel zijn geblokkeerd.
Indien nodig, hef de blokkade op.
• In het geval dat de oververhittingsbescherming het toestel
na een korte periode uitgeschakeld, is er waarschijnlijk een
defect. Schakel het toestel weer uit en trek de stekker uit
het stopcontact.
• Laat het toestel door de verkoper of onze service controle-
ren.
Reiniging
WAARSCHUWING:
• Trek vóór de reiniging altijd de netsteker uit de contact-
doos en wacht totdat het apparaat afgekoeld is.
• Dompel het apparaat nooit onder water. Dit zou tot een
elektrische schok of brand kunnen leiden.
LET OP:
• Gebruik géén draadborstel of andere schurende voor-
werpen.
• Gebruik geen scherpe of schurende reinigingsmiddelen.
• Veeg de stof op het toestel met een droge doek af.
• Een vochtige doek (geen natte) kan voor het verwijderen
van vlekken worden gebruikt.