27
BEKNOPTE GEBRUIKSAANWIJZING
I
S N E L H E I D S R E G E L A A R / ” C R U I S E ”
Tijdelijke overschrijding van de ingestelde kruissnelheid
Tijdens de werking van de snelheidsregelaar kunt u de
snelheid verhogen door het gaspedaal in te trappen
(bijvoorbeeld om een auto in te halen). De snelheid die
op het display wordt aangegeven, knippert.
Om vervolgens terug te keren naar de ingestelde kruis-
snelheid, hoeft u slechts het gaspedaal los te laten.
Wijzigen van een geprogrammeerde kruissnelheid,
terwijl deze actief is
U kunt de snelheid die bij B wordt aangegeven op de
volgende manier instellen:
- Druk op de toets 4 om de snelheid te verhogen.
- Druk op de toets 2 om de snelheid te verlagen.
Let op: bij kort drukken, wijzigt u de snelheid in
stappen van 1 km/uur, bij even ingedrukt houden, in
stappen van 5 km/uur.
De snelheidsregelaar wordt uitgeschakeld in de
volgende gevallen:
- Of door het rempedaal of het koppelingspedaal in te trappen.
- Of als het ESP of het ABS in werking treedt.
- Of door op de toets 3 te drukken.
Let op: de snelheidsregelaar wordt uitgeschakeld als
de schakelhendel in de vrij- of neutraalstand staat.
Met deze handelingen verschijnt de
informatie «OFF» op het display B.
De ingestelde snelheid wordt hiermee niet gewist: deze
wordt nog steeds op het display weergegeven.
De snelheidsregelaar wordt opnieuw ingeschakeld
in de volgende gevallen:
- Opnieuw inschakelen van ingestelde snelheid:
Druk na het uitschakelen op de toets 3.
Uw auto hervat automatisch de eerder geprogram-
meerde snelheid (deze verschijnt op het display B).
Opmerking: als de tevoren geprogrammeerde snel-
heid veel hoger is dan de actuele snelheid, zal de
auto accelereren tot die geprogrammeerde snelheid.
- Programmeren van de actuele snelheid:
Druk de toets
2 of 4 even in als de auto de gewenste
snelheid eenmaal heeft bereikt.
De aanduiding “
OFF” wordt niet meer weergegeven op
het display.
De functie wordt uitgeschakeld in de volgende gevallen:
- Door de knop van de stand “
CRUISE” in de stand 0
te zetten.
- Door de motor af te zetten.
De tevoren geselecteerde snelheid wordt niet opgeslagen.
In geval van een storing verschijnt er een melding
terwijl er een geluidssignaal klinkt en het SERVICE-
lampje brandt.
Raadpleeg een CITROËN erkend bedrijf.
Gebruik deze voorziening niet op drukke wegen, op een ongelijkmatig wegdek, op gladde
wegen of onder andere omstandigheden die het rijden bemoeilijken.
De bestuurder moet oplettend blijven en altijd de volledige controle hebben over de auto.
Houd uw voeten in de buurt van de pedalen. Gebruik de snelheidsregelaar alleen als de rijomstandigheden
dit toelaten.