1. Verstelling in lengterichting
Til de bedieningsstang omhoog en
verschuif de stoel tot de gewenste
instelling is bereikt.
2. Lendensteun
Draai de knop tot de gewenste in-
stelling is bereikt.
3. Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Beweeg de hendel net zo lang om-
hoog of omlaag tot de gewenste in-
stelling is bereikt.
4. Kanteling van de rugleuning
Bedien de hendel en stel de hoek
van de rugleuning in.
Het is mogelijk de rugleuning over een
hoek van 45° naar achteren te verstellen
door deze te kantelen tot een vergrendel-
stand; door de hendel omhoog te bewe-
gen kunt u de rugleuning ontgrendelen.
5. Toegang tot de achterzitplaatsen
Om achter in of uit te kunnen stappen
beweegt u de hendel naar voren zodat
de rugleuning wordt neergeklapt en u
de stoel naar voren kunt schuiven.
Bij het terugplaatsen van de stoel
neemt deze automatisch de oor-
spronkelijke stand in.
Controleer of de stoel goed vergren-
deld is.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Zorg dat deze geplaatst en correct
afgesteld zijn.
6. Hoofdsteun
Trek de hoofdsteun omhoog om
deze hoger te zetten. Druk de knop
in en druk de hoofdsteun omlaag om
deze te laten zakken.
De instelling is correct als de boven-
kant van de hoofdsteun gelijk ligt
met de bovenzijde van het hoofd.
De hoek van de hoofdsteun is even-
eens instelbaar.
Druk de ontgrendelknop in en trek
de hoofdsteun omhoog om de
hoofdsteun te verwijderen.
Beweeg om de hoofdsteun in hori-
zontale richting te verstellen de voet
van de hoofdsteun naar voren en
naar achteren tot de gewenste in-
stelling is bereikt.